32 452 EU-voorstel Richtlijn seizoenarbeiders COM(2010)379

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 februari 2012

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ter informatie de stand van zaken met betrekking tot de onderhandelingen over het voorstel voor de seizoenswerkersrichtlijn.

In het Algemeen Overleg van 28 oktober 2010 (Kamerstuk 32 452, nr. 6) over bovengenoemd voorstel zijn vijf aandachtspunten voor de onderhandelingen geformuleerd. Het betreft:

  • a. de mogelijkheid om een aanvullend document met arbeidsmarktgegevens als bijlage bij de verblijfsvergunning te voegen, ten behoeve van de handhaving;

  • b. het behoud van de tewerkstellingsvergunningsplicht bij een verblijf korter dan drie maanden;

  • c. een maximale verblijfstermijn van seizoenswerk van vierentwintig weken;

  • d. de voorwaarden van de verblijfsvergunning inzake passende huisvesting en arbeidvoorwaarden;

  • e. de eenmaligheid van toelating (géén multiple-entry).

Ten aanzien van seizoenswerk door derdelanders kan in algemene zin gesteld worden dat er voor het vervullen van vacatures in de land- en tuinbouw voldoende mensen in Nederland of binnen de Europese Unie aanwezig zijn die dit laaggeschoolde werk kunnen doen. Het is daarom van belang dat toetsing op de arbeidsmarkt mogelijk blijft. Dit laat de richtlijn ook toe. In het bovengenoemde AO is geconstateerd dat het kabinet het standpunt van het parlement deelt dat het voorstel voor de richtlijn strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel, maar dat, aangezien de onderhandelingen zijn gestart, het kabinet zich maximaal zal inspannen om de tekst van het voorstel aan te passen. Voorwaarde voor instemming met het voorstel is dan ook dat op genoemde vijf gebieden deze aanpassing daadwerkelijk wordt gerealiseerd.

Stand van zaken en uitkomst onderhandelingsproces

Na ruim een jaar onderhandelen in de Raad kan ik – op basis van de laatste tekst van het voorstel – met betrekking tot bovengenoemde punten de volgende tussenstand opmaken.

Ad.a: aanvullend document

Een eerdere bepaling waarin de mogelijkheid van een aanvullend document met arbeidsmarktgegevens was vastgelegd, is in het laatste voorstel weer geschrapt. Nederland heeft bij het Deense voorzitterschap een amendement ingediend dat het mogelijk moet maken het aanvullende document als voorwaarde te kunnen stellen bij seizoenswerkers.

Ad.b: tewerkstellingsvergunning

De seizoenswerker moet voor verblijf langer dan drie maanden een verblijfsvergunning aanvragen. Als hij een verblijfsvergunning aanvraagt dan zal het principe van de «enkele aanvraagprocedure» gelden. De eis voor een tewerkstellingsvergunning vervalt en zoals hierboven is geschetst, zal in de richtlijn de mogelijkheid van een aanvullend document met arbeidsmarktgegevens moeten worden opgenomen.

Als de seizoenswerker voor een verblijf korter dan drie maanden verblijf aanvraagt, stelt de concept-richtlijn in een overweging dat de eis voor een tewerkstellingsvergunning behouden mag blijven. Ik zet er op in dat de eis te beschikken over een tewerkstellingsvergunning expliciet in de hoofdtekst van de richtlijn wordt opgenomen.

Ad.c: termijn seizoensarbeid

In de tekst is nu opgenomen dat lidstaten de maximale duur van seizoenswerk kunnen vaststellen. Die duur dient te liggen tussen vijf maanden en negen maanden. Hier ligt mogelijk een discussiepunt met het Europees Parlement, dat een voorkeur heeft voor een standaardtermijn van zes maanden (zesentwintig weken) voor alle lidstaten, terwijl deze in Nederland nu op vierentwintig weken ligt. De vierentwintig-wekentermijn is voor Nederland relevant omdat er zo geen aanspraak op WW kan ontstaan.

Ad.d: huisvesting

De aanvrager van een seizoenswerkersvergunning is verplicht om bij de aanvraag bewijs te overleggen dat de huisvesting adequaat is, conform nationale regelgeving en/of gebruik. Bovendien is neergelegd dat de seizoenswerker wat betreft de arbeidsvoorwaarden recht heeft op gelijke behandeling met nationale onderdanen. Bij de aanvraag om de seizoenswerkersvergunning moet ook een arbeidscontract worden overgelegd, waaruit blijkt dat de arbeidsvoorwaarden voldoen aan het nationale recht en/of collectieve arbeidsovereenkomsten of praktijken. Dit punt is daarmee afdoende geregeld.

Ad.e: multiple entry visum (de eenmaligheid van toelating)

De dwingende bepaling inzake een multiple-entry visum is gewijzigd in een facultatieve. Het oorspronkelijke voorstel stelde verplicht dat een seizoenswerker met één toelatingsbeslissing voor drie verblijfsperioden toegang kreeg. Bijvoorbeeld in jaar 2012 toegang van juni tot en met september en vervolgens wederom toelating voor de jaren 2013 en 2014.

Omdat dit zich niet verhoudt met de arbeidsmarkttoets heeft Nederland ingezet op wijziging van deze bepaling. De bepaling inzake multiple entry visum is succesvol gewijzigd in een facultatieve bepaling.

Conclusie

Ik concludeer dat in de Raadsonderhandelingen vier van de vijf Nederlandse aandachtspunten zijn overgenomen. Wat betreft de voorwaarde van het aanvullend document met arbeidsmarktgegevens heeft Nederland een amendement ingediend, waarover nog onderhandeld zal worden. Naast de vijf bovengenoemde aandachtspunten vind ik het belangrijk dat in de tekst is opgenomen dat lidstaten zelf kunnen bepalen welke werkzaamheden zij als seizoenswerk definiëren. Daarnaast blijft de maximale termijn voor verblijf van seizoenswerkers een punt van aandacht in verband met de voorkeur van het Europees Parlement de termijn op standaard zesentwintig weken te stellen.

Onder het huidige Deense voorzitterschap worden de onderhandelingen over het voorstel voor de seizoenswerkersrichtlijn voortgezet. De Nederlandse inzet blijft om alle vijf de aandachtspunten te realiseren. Indien zich nieuwe relevante ontwikkelingen voordoen, zal ik u conform afspraak informeren.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven