32 451 Wijziging van de Wet milieubeheer (kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 november 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In het voorgestelde artikel 15.51, derde lid, wordt «Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit» vervangen door: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 2. In het voorgestelde artikel 15.52, eerste volzin, wordt «de inrichtingen, bedoeld in dat lid, gezamenlijk» vervangen door: de inrichtingen die behoren tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie.

B

Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

Artikel 20.2, eerste lid, wordt, als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen d tot en met f worden geletterd e tot en met g.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. houdende vaststelling van de hoeveelheid emissies, bedoeld in artikel 15.51, derde lid.

Toelichting

Onderdeel A

onder 1

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is de ambtsopvolger van de in het wetsvoorstel genoemde Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

onder 2

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is al gemeld dat de kleinere glastuinbouwbedrijven niet volledig onder het voorgenomen systeem zullen vallen (Kamerstukken II 2009/10, 32 451, nr. 3, blz. 10). Bij nadere beschouwing is gebleken dat de formulering van het voorgestelde artikel 15.52 van de Wet milieubeheer niet geheel met dat uitgangspunt in overeenstemming is. Daarin is nu voorzien.

Alleen de glastuinbouwbedrijven die behoren tot een bij algemene maatregel aangewezen categorie vallen onder de vergoedingsverplichting. Gedacht wordt aan glastuinbouwbedrijven die 305 ton CO2 of meer uitstoten. Zoals al in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is opgemerkt heeft dit betrekking op naar verwachting circa de helft van de glastuinbouwbedrijven die gezamenlijk circa 95 procent van de CO2-emissie van de glastuinbouwsector voor hun rekening nemen.

Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten. Bij de berekening van de administratieve lasten die voortvloeien uit het wetsvoorstel is reeds uitgegaan van de beperking tot de grotere glastuinbouwbedrijven (zie de memorie van toelichting, Kamerstukken II 2009/10, 32 451, nr. 3, blz. 12–13).

B

Het vaststellen van de hoeveelheid emissies, bedoeld in het voorgestelde artikel 15.51, derde lid, van de Wet milieubeheer heeft geen direct gevolg voor individuele glastuinbouwbedrijven. Het is de vraag of het vaststellen van de hoeveelheid emissies moet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het is niet (direct) gericht op rechtsgevolg. Indien het geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is, staat daargegen geen beroep open.

Indien het vaststellen van de hoeveelheid emissies moet worden aangemerkt als besluit van algemene strekking en er dus beroep tegen open staat, zijn er een aantal argumenten om dat beroep uit te sluiten.

Over de vaststelling van de hoeveelheid emissies wordt overleg gepleegd met de glastuinbouwsector.

De betrokken bewindspersonen zijn vrij in het vaststellen van de hoeveelheid emissies. Dat is een politieke keuze. Gelet op die ruimte afwegingsvrijheid is het niet goed denkbaar en voorts niet wenselijk dat de rechter dat toetst. Bovendien zou een mogelijkheid van beroep de uitvoerbaarheid van het voorgestelde kostenvereveningssysteem schaden. Voor een goede uitvoering daarvan is het van belang dat de hoeveelheid emissies zo spoedig mogelijk duidelijk wordt.

Tegen besluiten die een verplichting inhouden een vergoeding te betalen omdat de vastgestelde hoeveelheid emissies is overschreden staat uiteraard wel beroep open.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven