32 440 Nieuwe regels omtrent aanbestedingen (Aanbestedingswet 20..)

R HERDRUK1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 mei 2013

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben kennisgenomen van de brief van de minister van Economische Zaken van 28 maart 2013 ter beantwoording van een brief van 15 maart 2013 met daarin een vraag van de leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PVV-fractie, de leden van de D66-fractie en het lid van de OSF-fractie, over hoe de datum van inwerkingtreding van de Aanbestedingswet3 zich verhoudt tot de vaste verandermomenten.4 Naar aanleiding hiervan hebben de leden van de SP-fractie, mede namens het lid van de OSF-fractie, nog een nadere vraag die is gesteld in de brief aan de minister van 12 april 2013.

In een brief van de commissie aan de minister van Economische Zaken van 18 februari 2013 zijn door de leden van de fracties van de PvdA en de ChristenUnie in het kader van toezegging T01606 twee vragen gesteld over de evaluatie van de Aanbestedingswet 2012. Deze vragen zijn mede gesteld namens de leden van de fractie van GroenLinks.

De minister heeft op 8 mei 2013 gereageerd op zowel de brief van 12 april 2013 als op de brief van 18 februari 2013.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, W. de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 12 april 2013

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 28 maart 2013 ter beantwoording van een brief van 15 maart 2013 met daarin een vraag van de leden van de SP-fractie, mede namens de leden van de PVV-fractie, de leden van de D66-fractie en het lid van de OSF-fractie, over hoe de datum van inwerkingtreding van de Aanbestedingswet5 zich verhoudt tot de vaste verandermomenten.6 Naar aanleiding van uw brief hebben de leden van de SP-fractie, mede namens het lid van de OSF-fractie, nog een nadere vraag.

De leden van de SP-fractie, mede namens het lid van de OSF-fractie, zijn het met u eens dat er bij het onderhavige wetsvoorstel. c.q. de ingevoerde wet, »hoge c.q. buitensporige private of publieke kosten van vertragingen of vervroeging»7 in het geding zijn. Niet wordt betwist dat dit een uitzonderingsgrond voor de vaste verandermomenten (VVM) op kan leveren. Bij de onderhavige wet heeft de regering echter niet voldaan aan de conditie voor deze grond, namelijk dat deze dan in de memorie van toelichting moet zijn opgenomen. De deze conditie betreffende tekst luidt: «Afwijking van VVM is slechts mogelijk als een bewindspersoon in de toelichting bij een wetsvoorstel of voorstel voor een AMvB of ministeriële regeling duidelijk aangeeft welke uitzonderingsgrond wordt gehanteerd en waarom.»8 Een toelichting bij een lagere regeling (in casu een AMvB – daarop wijst u in uw brief) levert uiteraard niet de genoemde conditie voor de wet waarop de lagere regeling berust. Onderschrijft u deze uiteenzetting van de leden van de SP-fractie, mede namens het lid van de OSF-fractie?

De leden van de fractie van de SP, mede namens het lid van de OSF-fractie, kijken met belangstelling uit naar uw beantwoording. De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken verzoeken u om deze brief uiterlijk 10 mei 2013 van beantwoording te voorzien.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, E.M. Kneppers-Heynert

BRIEF AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Den Haag, 18 februari 2013

Op 8 februari 2013 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken uw brief ontvangen inzake de aspecten waarvan bij de behandeling van de Aanbestedingswet 20129 is toegezegd10 dat ze bij de evaluatie van de wet betrokken zullen worden.11 De commissie heeft uw brief besproken in haar vergadering van 12 februari 2013 en besloten om toezegging T01606 als deels voldaan aan te merken (voldaan voor wat betreft het zenden van een brief over aspecten die worden meegenomen in de evaluatie; openstaand voor wat betreft het daadwerkelijk evalueren van die aspecten). De status van de toezegging wordt te zijner tijd opnieuw besproken na ontvangst van de betreffende evaluatie. Voorts kijkt de commissie met belangstelling uit naar de door u in uw brief aangekondigde informatie over welke overige – naast de reeds toegezegde – aspecten zullen worden meegenomen in de evaluatie. Naar aanleiding van uw brief hebben de leden van de fracties van PvdA en ChristenUnie nog enkele vragen. De leden van de fractie van GroenLinks hebben zich bij deze vragen aangesloten.

De leden van de fractie van de PvdA, mede namens de leden van de GroenLinks-fractie, constateren dat tijdens de plenaire behandeling is toegezegd om in de evaluatie de toegankelijkheid van overheidsopdrachten voor het midden-en kleinbedrijf en zzp'ers mee te nemen. In dit kader is ook toegezegd om een nulmeting te houden om te weten te komen hoe groot het aandeel van mkb'ers en zzp'ers nu is, zodat over twee jaar kan worden beoordeeld of er inderdaad sprake is van een stijging. Kunt u nogmaals bevestigen dat een dergelijke nulmeting zal worden gehouden? Kunt u aangeven wanneer de Kamer de uitkomsten van deze nulmeting tegemoet kan zien?

De leden van de fractie van de ChristenUnie, mede namens de leden van de GroenLinks-fractie, merken op dat op 23 oktober 2012 bij de plenaire behandeling van de Aanbestedingswet 2012 ook is toegezegd om de elementen uit het onderzoek van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandigingen Overheidsdiensten voor zover die van toepassing zouden zijn, mee te nemen in de evaluatie. Het rapport van deze onderzoekscommissie is op 30 oktober 2012 verschenen.12 In uw brief van 8 februari 2013 stelt u dat indien het rapport van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandigingen Overheidsdiensten conclusies bevat die relevant zijn voor de evaluatie van de Aanbestedingswet, die conclusies zullen worden meegenomen in de evaluatie. Deze leden vragen u om nader op dit punt in te gaan. Welke elementen uit het rapport van de onderzoekscommissie acht u relevant voor de evaluatie van de Aanbestedingswet? Op welke wijze bent u voornemens om deze mee te nemen in de evaluatie?

De leden van genoemde fracties zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet. De commissie verzoekt u om de vragen in deze brief uiterlijk 18 maart 2013 te beantwoorden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, E.M. Kneppers-Heynert

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 mei 2013

In uw brief van 13 april 2013 (kenmerk: 150980.10u) hebben de leden van de SP-fractie, mede namens het lid van de OSF-fractie een nadere vraag gesteld over hoe de datum van inwerkingtreding van de Aanbestedingswet zich verhoudt tot de vaste verandermomenten (VVM).

De genoemde leden gaven aan dat afwijking van de VVM slechts mogelijk is als een bewindspersoon in de toelichting bij een wetsvoorstel of voorstel voor een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling duidelijk aangeeft welke uitzonderingsgrond wordt gehanteerd en waarom. Verder gaven zij aan dat zij van mening zijn dat een toelichting bij een lagere regeling niet de genoemde conditie oplevert voor de wet waarop de lagere regeling berust. De genoemde leden vroegen of ik deze uiteenzetting onderschrijf.

Op het moment dat een memorie van toelichting bij een wetsvoorstel wordt opgesteld is niet bekend of en op welke datum het desbetreffende wetsvoorstel zal worden aanvaard en in werking kan treden. De inwerkingtreding is immers (mede) afhankelijk van de duur van de parlementaire behandeling. Bij het opstellen van een memorie van toelichting kan in de regel dan ook niet worden voorzien of afwijking van de VVM noodzakelijk zal zijn. Om de nodige flexibiliteit ten aanzien van de datum van inwerkingtreding te behouden, is in de Aanbestedingswet 2012 zoals gebruikelijk, bepaald dat de wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De ratio van de VVM-systematiek is het bieden van transparantie over de inwerkingtredingsdatum van nieuwe regelgeving. In het beleid voor VVM, zoals vastgelegd in de brief inzake het kabinetsplan aanpak administratieve lasten van 11 december 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, nr. 309), is niet vastgelegd dat alleen van de VVM kan worden afgeweken als dit specifiek in de memorie van toelichting bij een wetsvoorstel is aangekondigd. Het is immers mogelijk dat de wenselijkheid om af te wijken van de VVM pas blijkt in de loop van het wetgevingsproces. Indien vaststelling van het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet wordt gedelegeerd naar een koninklijk besluit, is de nota van toelichting bij dat besluit de plek om in te gaan op de motivering voor eventuele afwijking. Deze werkwijze is bij inwerkingtreding van de Aanbestedingswet 2012 gevolgd.

Graag maak ik van de gelegenheid gebruik eveneens te reageren op de twee vragen die zijn gesteld in uw brief van 8 februari 2013 inzake de evaluatie van de Aanbestedingswet (kenmerk: 150980.07u). De leden van de PvdA-fractie vroegen, mede namens de leden van de Groenlinks-fractie of ik kan bevestigen dat een nulmeting zal worden uitgevoerd naar het aandeel van het MKB bij overheidsopdrachten. Dat is inderdaad het geval. De uitkomsten van deze nulmeting zullen naar verwachting eind 2013 beschikbaar zijn. In reactie op de vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie, mede namens de leden van de GroenLinks-fractie, inzake het rapport van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering/Verzelfstandigingen Overheidsdiensten kan ik aangeven dat dit rapport geen conclusies bevat die relevant zijn voor de evaluatie van de Aanbestedingswet.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

in verband met toevoeging van de uitgaande brief van 18 februari 2013

X Noot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Witteveen (PvdA) (vice-voorzitter), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), vac. (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV)

X Noot
3

Kamerstukken 32 440

X Noot
4

Kamerstukken I 2012/13, 32 440, Q

X Noot
5

Kamerstukken 32 440.

X Noot
6

Kamerstukken I 2012/13, 32 440, Q.

X Noot
7

Kamerstukken II 2009/10, 29 515, 309, p. 2.

X Noot
8

Kamerstukken II 2009/10, 29 515, 309, p. 3.

X Noot
9

Kamerstukken 32440.

X Noot
10

Toezegging T01606 op www.eerstekamer.nl

X Noot
11

Kamerstukken I 2012/13, 32 440, O.

X Noot
12

Kamerstukken I 2012/13, C.

Naar boven