De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel 2.80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.80a
Een aanbestedende dienst verbindt de naleving van het bepaalde in het op 29 juni 1949
te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende bepalingen ter regeling van arbeidsvoorwaarden
(Verdrag nr. 94 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar tweeëndertigste
zitting) als voorwaarde aan de uitvoering van overheidsopdrachten voor diensten, voor
overheidsopdrachten voor werken en voor overheidsopdrachten voor leveringen die bijkomende
diensten of installatiewerkzaamheden inhouden.
Toelichting
De positie van de overheid als aanbestedende dienst is onderwerp van IAO Verdrag nr.
94 (gepubliceerd in Staatsblad 1951, 541). Dit verdrag, dat door Nederland is geratificeerd, beoogt te voorkomen dat aanbesteding
door overheden leidt tot concurrentie ten koste van gebruikelijke lonen en arbeidsomstandigheden.
In Nederland zal bij aanbesteding in veel gevallen een algemeen verbindend verklaarde
cao van kracht zijn. Als de cao algemeen verbindend is verklaard, dan geldt hij voor
allen in de betreffende sector. Niet alle bedrijfstak-cao’s worden echter verbindend
verklaard. Dit geldt voor zo’n dertig procent van de bedrijfstak-cao’s. Het IAO Verdrag
nr. 94 verplicht de centrale overheid om (door middel van een zogeheten labour clause)
erop toe te zien dat ook de lonen en arbeidsomstandigheden van de bedrijfstak-cao
van toepassing zijn op werknemers van bedrijven aan wie zij bepaalde diensten uitbesteedt.
In de nota naar aanleiding van het verslag (maart 2011) stelde de Minister dat de
Aanbestedingswet niet het juiste kader is om dit te regelen: «De Europese aanbestedingsrichtlijnen
zien op de aanbestedingsrechtelijke verplichtingen van de overheid als geheel; de
verplichtingen van IAO-verdrag nr. 94 betreffen uitsluitend de centrale overheid».
Deze stelling is feitelijk onjuist: IAO Verdrag nr. 94 richt zich inderdaad tot de
centrale overheid maar stelt expliciet dat de lidstaat kan besluiten ook lagere overheden
te binden aan de bepalingen van het Verdrag. Juist in geval van Nederland ligt dat
erg voor de hand, daar taken die voorheen enkel door de centrale overheid uitgevoerd
werden, door delegatie en decentralisatie van centrale overheidstaken naar het lagere
niveau, meer en meer op lokaal overheidsniveau plaatsvinden. De nieuwe Aanbestedingswet
is daarom juist de plek om de implementatie van IAO Verdrag nr. 94 vorm te geven.
De Minister stelde tevens dat de verantwoordelijkheid voor de naleving van IAO Verdrag
nr. 94 eigenlijk bij sociale partners ligt. Inderdaad hebben sociale partners de eigen
verantwoordelijkheid goede cao’s af te sluiten en toe te zien op de naleving daarvan.
Maar IAO Verdrag nr. 94 ziet op de specifieke publieke overheidstaak om de markt ten
voorbeeld te dienen door bij aanbestedingen en concessies duidelijk te maken dat de
beste arbeidsvoorwaardelijke bepalingen uit CAO’s nageleefd moeten worden: «The idea behind the adoption of an ILO standard on labour clauses in public contracts
is that public authorities, in contracting for the execution of construction works,
or for the supply of goods and services, should concern themselves with the working
conditions under which the operations in question are carried out. The concern stems
from the fact that government contracts are usually awarded to the lowest bidder and
that contractors may be tempted, in view of the competition involved, to economize
on labour costs. In such contexts, it is generally recognized that governments should
not be seen as entering into contracts involving the employment of workers under conditions
below a certain level of social protection, but, on the contrary, as setting an example
by acting as model employers».
Het gaat het dus niet om de inhoud van de cao-bepalingen, maar om de publieke taak
van de overheid om de markt tot voorbeeld te dienen en concurrentie op cao-loon te
voorkomen. Deze overheidsverantwoordelijkheid staat los van en naast die van sociale
partners.
Hamer