32 438 Wijziging van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de Gemeentewet in verband met het onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften brengen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en enkele technische verbeteringen

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 10 november 2010

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met reserve kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Zij stellen vast dat de grondslag van het wetsvoorstel volgens de memorie van toelichting bestaat uit het oplossen van het probleem dat door de prioritering bij het Openbaar Ministerie (OM) is ontstaan. Dat wil zeggen dat de noodzaak tot dit wetsvoorstel niet lijkt te worden gevonden in een verbetering van de opsporing en sanctionering van het onverzekerd rijden. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat opsporing en sanctionering daar moeten plaatsvinden waar dit het beste kan. Het gaat immers om de effectiviteit van de opsporing en de daaruit voortvloeiende vermindering van het aantal overtredingen van de wet. Deze leden zien wel enig voordeel in dit wetsvoorstel ten aanzien van de ontlasting van de strafrechtsketen en de beoogde efficiëntievoordelen. De vraag is of de regering deze voordelen ook daadwerkelijk kan realiseren. Voornoemde leden vernemen graag nader wat het standpunt van de regering hierover is en met name welke onderbouwing de regering daarvoor heeft. Voorts vragen deze leden wat de maatschappelijke schade is van het onverzekerd rijden. Deze informatie is immers nuttig voor de afweging tussen het huidige systeem en het door de regering voorgestelde systeem. Daarbij vragen zij wat het effect zal zijn van een intensivering van de opsporing (op welke wijze dan ook) voor het Waarborgfonds Motorverkeer en de daaraan naar veronderstelling van deze leden gekoppelde afdracht door de verzekeraars en derhalve de verzekeringspremie. De aan het woord zijnde leden hebben nog wel enkele vragen. Zij zien met belangstelling uit naar de antwoorden van de regering op de gestelde vragen en geplaatste opmerkingen.

Met belangstelling hebben de leden van de PvdA-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Naar aanleiding van genoemd wetsvoorstel hebben deze leden enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de doelstelling de handhaving van de verzekeringsplicht van artikel 30, tweede lid, Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) te intensiveren, maar betwijfelen of de regering daarvoor de juiste weg wil bewandelen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben in dit stadium op een aantal punten behoefte aan nadere toelichting.

Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij steunen het uitgangspunt dat ook de Wam goed gehandhaafd moet worden, maar hebben over de uitvoering wel een aantal vragen.

2. Versterking handhaving WAM

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat met het onderhavige wetsvoorstel het aantal onverzekerde motorrijtuigen in Nederland van circa 243 000 tot minder dan de helft daarvan kan worden teruggebracht. Deze leden vragen de regering waar deze voorspelling op is gebaseerd. Daarnaast verzoeken zij de regering nader in te gaan op de stelling in de memorie van toelichting dat het onderhavige wetsvoorstel uitzicht biedt op uitbreiding van de handhaving naar 100 procent van de overtreders. Voornoemde leden vragen welke middelen nodig zouden zijn om hetzelfde effect in de huidige situatie te bereiken. Kan de regering de genoemde doelgroepen ten aanzien van snelheidsovertredingen en onverzekerd rijden nader toelichten?

De aan het woord zijnde leden lezen in de memorie van toelichting dat onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) van de geldsommen die voor 30 zaken op grond van de WAM moeten worden betaald uiteindelijk 75 procent wordt geïnd door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). De aan het woord zijnde leden vragen waar de regering dit percentage op baseert. Overigens vragen deze leden wat dit wetsvoorstel betekent voor de werkzaamheden en kosten van het CJIB. De regering stelt het volgende naar aanleiding van de opmerking van de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak over de vrees dat van de dreiging van een boete onvoldoende afschrikwekkende werking uitgaat en dat eventuele hechtenis daar uitkomst biedt. In de memorie van toelichting staat dat de handhaving via de Wahv naar verwachting wel een adequate afschrikkende werking heeft doordat het boetebedrag de kosten van het afsluiten van een verzekering sterk overstijgt. De aan het woord zijnde leden merken op dat in de huidige wet de geldboete die kan worden opgelegd ook al veel hoger is dan de kosten van de verzekering. Deze leden verzoeken de regering om de afschrikwekkende werking van het onderhavige wetsvoorstel nader te motiveren en aan te geven waarom in het wetsvoorstel de pakkans stijgt.

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat door deze wijziging het innen van de boete ten gevolge van het overtreden van de verzekeringsplicht motorrijtuigen eenvoudiger wordt. Zij begrijpen echter niet goed hoe de handhaving van de verzekeringsplicht motorrijtuigen verbeterd wordt. In de memorie van toelichting lezen deze leden dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) dezelfde taken ten aanzien van de handhaving behoudt als die hij had opgrond van de WAM. Hoe kan toch de handhaving verbeterd worden? Of zit het voordeel van dit voorstel alleen in het innen van de boete?

De aan het woord zijnde leden delen de mening van de Raad voor de rechtspraak dat voor recidivisten geen strengere aanpak mogelijk is. Voor deze groep overtreders is deze wijziging een gunstige verandering. Wordt deze leemte die in deze wet ontstaat, namelijk dat recidivisten niet strenger kunnen worden aangepakt, gecompenseerd door de verwachting dat meer overtreders minder makkelijk hun boete kunnen ontwijken? Is dat in eerste instantie ook het uitgangspunt en de aanleiding geweest van deze wetswijziging?

Is bekend wat de reden is dat vier procent van de voertuigen niet geregistreerd staat bij het Centraal Register Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (CRWAM)? Is dit in bijna alle gevallen te wijten aan de eigen naar van het vervoermiddel of kan ook de verzekeraar in gebreke zijn gebleven? Is er overleg met de Bond voor verzekeraars om te voorkomen dat verzekeraars verzuimen de CRWAM op de hoogte te brengen van de afgesloten verzekering, als blijkt dat in veel gevallen de verzekeraar niet altijd zorgvuldig zijn werk heeft gedaan? Wat is de uitkomst van dat overleg?

De leden van de PVV-fractie lezen dat er behoefte is aan een versterking van de handhaving van de verzekeringsplicht. Een op de vier auto’s wordt jaarlijks gecontroleerd op de aanwezigheid van een motorrijtuigenverzekering. In het wetsvoorstel wordt gekozen voor versterking van de handhaving via de bestuursrechtelijke weg. In het nieuwe wetsvoorstel zal overtreding van artikel 30 lid 2 WAM steeds «beboet» worden met een «boete» van € 380. Deze leden vragen of het de bedoeling is om herhaalde overtreding van artikel 30 lid 2 Wam altijd af te doen met een administratiefrechtelijke «boete». Uit de memorie van toelichting blijkt namelijk dat strafrechtelijke handhaving ook na inwerkingtreding van het voorstel mogelijk blijft. Wanneer wordt geschakeld van het instrument «administratiefrechtelijke handhaving» naar het instrument van de «strafrechtelijke handhaving»? Welke recidiveregeling zal worden gehanteerd voor de eisen van het OM in de strafzaken? Bij voornoemde leden heerst de vrees dat er bij onmogelijkheid van ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig een onvoldoende afschrikwekkende werking van het nieuwe wetsvoorstel uit zal gaan en de recidive ten aanzien van het niet verzekeren van een motorrijtuig zal gaan toenemen. Graag ontvangen de leden een reactie op dit punt van zorg.

De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering dat het van belang is dat de plicht om een verzekering af te sluiten voor een motorrijtuig nagekomen wordt. Wanneer de RDW een aanmaning stuurt, die onbeantwoord blijft, is de overheid gehouden te handhaven. Het OM moet dan vervolging instellen. Dit stelt eisen aan de verwerkingscapaciteit. Voornoemde leden delen de mening van de regering dat een beter handhavingsresultaat kan worden bereikt wanneer artikel 30 WAM onder regime van de Wahv wordt gebracht. Bestuursrechtelijke handhaving heeft veel praktische voordelen. Het ontlast de strafketen en biedt ten opzichte van de transactie efficiëntievoordelen voor de handhaving.

Zowel de Raad van State als de Raad voor de rechtspraak wijzen op een beperking van de sanctiemogelijkheden. Op grond van de Wahv kan slechts één boete worden opgelegd. Ook bij herhaling kan slechts dezelfde boete worden opgelegd, terwijl er in het strafrechtelijke traject meer mogelijkheden zijn om afschrikwekkend op te treden. De aan het woord zijnde leden vragen de regering hierop in te gaan en aan te geven hoe ook in het bestuursrechtelijke regime voldoende afschrikwekkend opgetreden kan worden.

De leden van de SP-fractie steunen de doelstelling van dit wetsvoorstel om de verplichting een motorrijtuig te verzekeren veel beter te handhaven. Volledige handhaving van deze verplichte verzekering is een goed streven. Begrijpen deze leden het goed dat de capaciteit van de politie, het OM en de rechterlijke macht tekort schiet om de huidige verplichting goed te handhaven en dat het administratiefrechtelijk handhaven van de WAM, via de Wahv, uit louter «praktische overwegingen» gebeurt? Hoe groot is nu eigenlijk het capaciteitstekort bij de politie, het OM en de rechterlijke macht? Met welke capaciteit zou onder de huidige regels volledige handhaving wel mogelijk zijn?

De aan het woord zijnde leden constateren dat bij herhaalde overtreding van de verplichting een motorrijtuig te verzekeren de strafrechter een hogere straf kon opleggen. Dat is bij administratiefrechtelijke handhaving niet mogelijk. Deze leden vinden het heel goed dat de kans dat iemand tegen de lamp loopt fors toeneemt, maar vinden wel dat in geval van recidive een hogere straf moet worden opgelegd. Het niet verzekeren van een motorrijtuig is geen lichte overtreding, waardoor een ander persoon ernstig in de problemen kan komen. De regering stelt in de memorie van toelichting dat strafrechtelijke handhaving van de verzekeringsplicht mogelijk blijft en dat dit aan de orde kan zijn bij «ernstige» recidive. Wat wordt er bedoeld met «kan»? En wanneer is er sprake van «ernstige» recidive? Graag ontvangen deze leden een toelichting op dit punt.

Voornoemde leden wijzen er op dat er soms sprake is van zogenoemde «katvangers», mensen die een aantal kentekens op hun naam laten zetten met het doel een ander uit de wind te houden. Ook voor diegenen moet het snel duidelijk worden dat dit zo niet verder kan. Het heeft geen enkele zin de CJIB-boetes (onder de Wahv) op te laten stapelen. Hoe wordt daarin voorzien?

Het komt de leden van de D66-fractie voor dat het aantal beschikbare wegen – het gewone strafprocesrecht, de Wet OM-afdoening, de bestuurlijke strafbeschikking en de Wahv – enigszins het karakter van een doolhof heeft. Dat wordt nog versterkt door de omstandigheid dat de regering, na een poging gedaan te hebben enige lijn aan te brengen in de keuze voor een sanctiestelsel, daar in het huidige wetsvoorstel weer even gemakkelijk vanaf wijkt. In het nader rapport merkt de regering bij implicatie op, dat artikel 30 WAM, anders dan andere strafbare feiten, zich naar zijn aard wel leent voor afdoening op grond van de Wahv. Geldt dit alleen voor het tweede lid van artikel 30 of ook voor het eerste en vierde lid? Ook benadrukt de regering dat handhaving op grond van de Wahv door dezelfde instanties wordt uitgevoerd als strafrechtelijke handhaving. Is er dan geen aanleiding de criteria voor de keuze van sanctiestelsels zodanig te herzien, dat daarvan niet steeds op praktische gronden hoeft te worden afgeweken?

Ook hebben de leden van de D66-fractie behoefte aan een geactualiseerde, consistentie visie van het kabinet op de lange termijn. Met de Raad van State zijn zij van mening dat het uiterst inconsistent zou zijn om nu over te gaan op bestuursrechtelijke handhaving van de verzekeringsplicht in de WAM, en deze op termijn weer te vervangen door strafrechtelijke.

In dit verband duidt de regering het onderhavige voorstel in het nader rapport aan als «een in beginsel tijdelijke regeling». Het komt deze leden voor, dat het voor de hand zou liggen dit beginsel in de wet vast te leggen. Dat hebben zij echter niet aangetroffen.

De aan het woord zijnde leden zijn van mening, dat bij de keuze van een sanctiestelsel ook de karakteristieken van de doelgroep een rol moeten spelen. De voor een «open context» kenmerkende omstandigheid, dat alle burgers met de handhaving van rechtsregels te maken kunnen krijgen, achten zij te weinig zeggend. Op dit punt zien zij een belangrijk verschil tussen verkeersvoorschriften en de verzekeringsplicht. Het is voor iedere burger, hoe oppassend ook, vrijwel onmogelijk om nooit een verkeersovertreding te begaan. Daar staat tegenover dat iedere oppassende, gezagsgetrouwe burger zonder meer zal voldoen aan de verzekeringsplicht. Reeds dat maakt het niet voor de hand liggend om de verzekeringsplicht onder de Wahv te brengen. Ook de regering merkt op, dat onverzekerde kentekenhouders gemiddeld genomen tot een andere doelgroep behoren dan bijvoorbeeld de snelheidsovertreder. Gaarne vernemen voornoemde leden wat de karakteristieken van de doelgroep van onverzekerde kentekenhouders zijn. Zij achten die informatie van belang om te kunnen bezien of de Wahv wel voldoende mogelijkheden voor sanctionering bevat.

In dit verband wijst de regering erop, dat strafrechtelijke sanctionering mogelijk blijft. In het nader rapport suggereert de regering dat daarvan met name gebruik gemaakt zal worden bij recidivisten. Gaarne vernemen zijn in welke mate in de planning van het OM en de rechtbanken daarin is voorzien.

De leden van de D66-fractie hebben er goede nota van genomen, dat de regering voornemens is de strafbepaling van artikel 30, tweede lid, WAM op te nemen in de bijlage bij de Wahv. Zij vragen de regering waarom het onderhavige wetsvoorstel daarin dan niet voorziet. Kennelijk geeft de regering de voorkeur aan de omweg van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van die wet. Die omweg heeft bepaald niet de voorkeur van de fractie van D66. Zij wijzen erop dat artikel 2, vijfde lid, Wahv een schoolvoorbeeld is van de wijze van regelgeving, die in de op 21 maart 2006 in de Eerste Kamer aangenomen motie-Jurgens ten zeerste wordt afgekeurd.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten hoe de keuze voor de bestuursrechtelijke weg zich verhoudt tot de kabinetsnota sanctiestelsels (Kamerstukken II 2008/09 31 700-VI, nr. 69) gezien het feit dat in het onderhavige geval alle burgers met de handhaving van deze rechtsregel te maken kunnen krijgen en er van een bijzondere toezichtsrelatie geen sprake is. Dat de handhaving van de Wahv door dezelfde instanties wordt uitgevoerd als de strafrechtelijke handhaving kan toch niet bepalend zijn gezien het feit dat er wel degelijk aanzienlijke verschillen bestaan ten opzichte van de strafrechtelijke handhaving van de verzekeringsplicht door deze actoren?

Deze leden vragen wat het feit betekent dat de regering op grond van praktische argumenten, prioriteitsstelling en de beperkte verwerkings- en zittingscapaciteit van het OM en de rechterlijke macht de verzekeringsplicht niet langer strafrechtelijk maar administratiefrechtelijk wil handhaven, dat voor toekomstige andere gevallen prioriteitstelling of capaciteitstekorten bij het OM of de rechterlijke macht eveneens reden kunnen vormen om af te wijken van de principiële keus zoals neergelegd in de kabinetsnota sanctiestelsel? De Raad van State noemt de bestuurlijke strafbeschikking als alternatief voor de afdoening met een administratieve sanctie op grond van de Wahv. Deze leden verzoeken de regering nader toe te lichten waarom zij van mening is dat, afgezien van het feit dat invoering van de bestuurlijke strafbeschikking komend jaar nog niet kan plaatsvinden, de bestuurlijke strafbeschikking geen beter alternatief is voor het handhaven van de verzekeringsplicht.

De leden van de SGP-fractie kunnen niet goed duidelijkheid krijgen over de samenstelling van de groep van 243 000 mensen die onverzekerd rondrijden. Kan in een duidelijk schema aangegeven worden welke groepen intussen nu wel en niet verzekerd zijn en in welk stadium de behandeling is van de groepen die (nog) niet verzekerd zijn?

In het wetsvoorstel wordt de stelling ingenomen dat de wetswijziging uitzicht biedt op uitbreiding van de handhaving naar 100 procent van de overtreders. Graag ontvangen de aan het woord zijnde leden uitleg over de wijze waarop dat volgens de regering in de nieuwe situatie wel het geval zou zijn, terwijl dit in de huidige situatie niet mogelijk bleek. Vergt de handhaving ook in de nieuwe situatie geen stevige inspanning, omdat niet altijd bereid zullen zijn te betalen of alsnog een verzekering af te sluiten?

3. Verhoging en indexering maximale geldsom

Begrijpen de leden van de VVD-fractie het wetsvoorstel goed dat onder de systematiek van de Wahv een administratieve sanctie kan worden opgelegd van € 380, terwijl onder de huidige wet op dit feit nu maximaal een geldboete van de tweede categorie (€ 3 800) staat of vervangende hechtenis. Deze leden nemen aan dat de hoogte van de boete in relatie staat tot de gewenste afschrikkende werking en de «vergelding» waarop de samenleving recht heeft. Hoe verhoudt zich het een en ander tot het nieuwe wetsvoorstel?

4. Financiële paragraaf

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat volgens de raming de meeropbrengsten circa € 105 miljoen bedragen, waarbij er van wordt uitgegaan dat de RDW in het eerste jaar 400 000 vorderingsbrieven verstuurt. Deze leden verzoeken de regering hier nader op in te gaan. Hoe komt de regering aan deze berekening? Als er 243 000 onverzekerde voertuigen zijn, hoe komt de regering dan aan het genoemde aantal vorderingsbrieven? Een mogelijk te snelle berekening van voornoemde leden leert dat per onverzekerd voertuig bij een opbrengst van € 105 000 000 een boete van € 432 zou moeten worden geïncasseerd. Dat is hoger dan de maximale boete die de regering voornemens is toe te laten. Zien deze leden het goed dat als de afschrikwekkende werking zijn werk zou doen, er binnen korte tijd helemaal geen inkomsten meer gegenereerd worden? Betekent dat dan niet ook dat als het OM in de huidige situatie en met de huidige bevoegdheden en boetehoogtes werk zou maken van de opsporing en sanctionering het probleem zichzelf binnen korte tijd oplost?

De regering stelt in de memorie van toelichting dat enerzijds de strafrechtelijke 30 WAM-zaken zullen wegvallen bij de kantonrechter en dat anderzijds het aantal Wahv-zaken bij de kantonrechter zal toenemen. Het verwachte effect voor de rechtbanken is ondertussen dat minder zaken aan de kantonrechter worden voorgelegd. De aan het woord zijnde leden verzoeken de regering dit nader te motiveren. Daarnaast vragen deze leden in te gaan op de opmerking van de Raad voor de rechtspraak dat er netto sprake zal zijn van een beperkte besparing, nu de gemiddelde kosten van een kantonzaak hoger worden omdat het vooral lichte goedkope zaken zullen zijn die wegvallen en er zwaardere zaken bijkomen.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de regering minder kantonzaken ten gevolge van dit wetsvoorstel verwacht. Hoeveel minder kantonzaken zullen dat per saldo zijn?

De leden van de CDA-fractie vragen welke personele gevolgen er zijn door de overheveling naar bestuursrechtelijke handhaving bij OM, RDW en CJIB. Is het ook duidelijk hoeveel extra personeel de RDW nodig zal hebben?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regering enige informatie verstrekt over de kosten en baten van de invoering van het onderhavige wetsvoorstel. Daaruit leiden zij af, dat het voorstel nauwelijks noemenswaardige positieve gevolgen voor de gerechten zal hebben. Met betrekking tot de kosten wordt melding gemaakt van een bedrag van circa € 2,5 miljoen aan invoeringskosten en 26 fte structureel bij vooral de RDW. Welk bedrag is met die 26 fte gemoeid? De aan het woord zijnde leden zouden dat bedrag graag vergelijken met de kosten die gemoeid zouden zijn met een intensivering van de strafrechtelijke handhaving op de huidige manier. Hoe groot zijn de kosten om op deze wijze het aantal onverzekerde motorrijtuigen terug te brengen met 50 procent?

5. Overige

De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering in te gaan op de opmerking van de Raad voor de rechtspaak over het feit dat hoger beroep uitsluitend nog bij het Gerechtshof Leeuwarden zal kunnen worden ingesteld. De Raad kon gezien het korte tijdsbestek nog niet aangeven wat de consequenties zullen zijn van de verschuiving van appelzaken. Deze leden verzoeken de regering zo mogelijk op deze consequenties in te gaan.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de Raad voor de rechtspraak verbaasd is dat het wetsvoorstel niet ter consultering is voorgelegd, maar slechts ter kennisneming. Kan de regering deze keuze toelichten?

De leden van de D66-fractie wijzen erop dat indien het wetsvoorstel tot wet zal worden verheven tegen een administratieve sanctie beroep kan worden ingesteld bij de officier van justitie en vervolgens bij de kantonrechter. Gaarne ontvangen zij enige informatie over deze procedures in de gevallen waarin de Wahv nu reeds van toepassing is; bijvoorbeeld in het jaar 2009. In hoeveel procent van de ontvankelijke beroepszaken zijn beroepen door de officier van justitie gegrond verklaard? In hoeveel procent van de ongegrond verklaarde beroepen is vervolgens beroep bij de kantonrechter ingesteld? Hoeveel procent van de ontvankelijke beroepen is door de kantonrechter geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard? Kan daarbij een uitsplitsing gemaakt worden naar de gevallen waarin de kantonrechter de gronden, genoemd in artikel 9, tweede lid, Wahv honoreerde?

De voorzitter van de commissie,

De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,

Puts


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rouvoet, A. (CU), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Brinkman, H. (PVV), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Dibi, T. (GL), Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Steur, G.A. van der (VVD), Recourt, J. (PvdA), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Helder, L.M.J.S. (PVV) en Taverne, J. (VVD).

Plv. leden: Slob, A. (CU), Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. Van (CDA), Sterk, W.R.C. (CDA), Dille, W.R. (PVV), Elissen, A. (PVV), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Halsema, F. (GL), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Pechtold, A. (D66), Burg, B.I. van der (VVD), Hachchi, W. (D66), Spekman, J.L. (PvdA), Liefde, B.C. de (VVD), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Azmani, M. (VVD), Bontes, L. (PVV) en Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD).

Naar boven