32 430 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet teneinde een korting te kunnen toepassen op de toeslag voor de echtgenoot die jonger is dan 65 jaar

C VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 8 december 2010

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven de volgende vragen en opmerkingen aan de regering voor te leggen.

CDA

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel en hebben nog een aantal vragen.

Voor mensen ouder dan 65 jaar met een partner jonger dan 65 jaar kan de partnertoeslag gekort worden afhankelijk van het gezamenlijke inkomen. De partnertoeslag bedraagt voor de populatie die onder het regime valt van vóór 1 februari 1994 30%, voor de populatie daarna 50%. De generieke korting bedraagt 8% van de partnertoeslag. Betekent dit bij het regime van vóór 1 februari 1994 een korting van 8% van de 30% en voor de populatie daarna een korting van 8% van 50%? Als dit zo is, is dit dan niet een vorm van leeftijddiscriminatie?

Bij de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer heeft de minister aangegeven dat de korting overeenkomt met twee weken werken. Kan de regering aangeven welk percentage oudere werkzoekenden, die vaak geen werkervaring hebben, op korte termijn daadwerkelijk werk vindt? Als de jongere partner werk zou vinden, is het dan niet zo dat dit inkomen gekort wordt op de partnertoeslag? Hoeveel zou een jongere partner moeten gaan verdienen om de maximale korting op de toeslag incl. de door het werken gekorte toeslag te compenseren? Vind de minister dit voor deze groep een reële optie?

Een van de argumenten voor de korting is de gestegen levensverwachting. Is het niet zo dat door de gestegen levensverwachting de AOW-leeftijd verhoogd gaat worden naar 66 jaar en later eventueel 67 jaar? Deze verhoging vindt niet plotseling plaats, maar mensen hebben de tijd om aan de wijziging te wennen en eventueel andere maatregelen nemen. Is de stijging van de levensverwachting nu plotseling zo groot dat met aanpassing, dus verminderen van de Rijksuitgaven, geen moment meer gewacht kan worden?

In het op 4 juni 2010 door de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) gesloten Pensioenakkoord worden ook voorstellen gedaan voor de toekomstbestendigheid van de AOW. Het Pensioenakkoord koppelt de ontwikkeling van de AOW aan de ontwikkeling van de aanvullende pensioenen. In het Akkoord staat te lezen: «De aanpassingen van de AOW in de eerste pijler en de arbeidspensioenen in de tweede pijler dienen op elkaar te zijn afgestemd door in beide pijlers rekening te houden met de stijgende levensverwachting. De AOW moet tevens een robuuster fundament voor het integrale stelsel worden.» Verderop: «De AOW-uitkering zal met ingang van 2011 worden gekoppeld aan de ontwikkeling van de verdiende lonen. De budgettaire gevolgen hiervan kunnen worden opgevangen door een geleidelijke beperking van de fiscale ouderenkortingen en de AOW-tegemoetkoming.»

Hoe verhoudt zich de nu voorgestelde wijziging tot het Pensioenakkoord? Blijft dit Akkoord in stand of vinden de sociale partners in de STAR dat dan ook het Pensioenakkoord niet meer geldt?

De Tweede Kamer heeft op 23 november 2010 het wetsvoorstel aangenomen. Volgens de nota naar aanleiding van het verslag zal de Sociale Verzekeringsbank (SVB) kort na de accordering door de Tweede Kamer de klanten die al een AOW-toeslag ontvangen en de klanten die in de nabije toekomst een AOW-toeslag ontvangen, informeren over de wetswijziging en de gevolgen daarvan, onder voorbehoud van accordering van de Eerste Kamer. Heeft het SVB haar klanten al geïnformeerd? Vindt de regering het niet erg laat, zeker omdat de klanten ook nog moeten reageren als zij menen dat de korting niet of niet volledig zou moeten worden toegepast?

PvdA

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van bovengenoemd wetsontwerp en hebben nog enige vragen.

De voorspelbaarheid en eenvoud van de AOW is in het geding met dit wetsontwerp, zegt niet alleen de Raad van State. Kan de regering nog eens toelichten waarom voor een dergelijk bedrag de wetgever een principieel punt van de AOW wil aantasten, te meer daar de doelgroep zelf geen enkele schuld draagt voor de ontstane tekorten op de begroting van zijn ministerie.

In de toelichting op de wet wordt gesproken over de houdbaarheidsproblematiek. Bedoelt de regering daarmee te zeggen dat de AOW in de huidige vorm, inclusief de al genomen maatregelen die ingaan in 2015, niet houdbaar is op termijn?

Is ook overwogen deze maatregel alleen te laten ingaan voor nieuwe gevallen of was van meet af aan duidelijk dat de opbrengst dan te laag zou zijn?

De minister stelt in de toelichting dat de bezuiniging uitgevoerd moet worden binnen de begroting van zijn ministerie en dat koopkracht en participatie moeten worden ontzien. Afgezien van het feit dat het wetsvoorstel wel (enige) invloed heeft op de koopkracht en dit koopkrachtargument dus niet zo heel sterk is, rijst de vraag of de minister nog alternatieven heeft overwogen om het gevraagde bedrag bij elkaar te krijgen. En omdat deze wet een principiële wijziging van de AOW betreft: heeft de minister overwogen naar het kabinet te gaan om de vraag te bespreken of een principiële wijziging opweegt tegen bezuinigingen buiten zijn portefeuille.

Acht de regering het verantwoord dergelijke maatregelen in de Eerste Kamer te laten aannemen 10 dagen voor de ingangsdatum, los van de vraag of de SVB in staat is deze maatregel op tijd in te voeren. Krijgt de wet niet een trekje van terugwerkende kracht.

Wat gebeurt er als de wet niet wordt aangenomen? Zijn er dan alleen onnodige kosten gemaakt of zijn er dan ook nog andere gevolgen. En waarom neemt de regering in deze tijd waarin geld zo schaars is het risico om kosten te maken die wellicht niet gemaakt hadden hoeven worden?

Is het juist dat de SVB inmiddels brieven verstuurd waarin de korting van 8% wordt aan-gekondigd? En vindt de regering dat niet over de rand van het bestuurlijk betamelijke, zelfs als meegewogen wordt dat in die brieven het voorbehoud met betrekking tot aanname door de Eerste Kamer is gemaakt.

SP

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zijn om meerdere redenen niet gelukkig met dit voorstel. Ten eerste omdat het voor mensen met een klein aanvullend pensioen tot wel drie procent van het inkomen kan schelen; ten tweede omdat de overheid zich hiermee onbetrouwbaar toont, en ten derde omdat het reeds per 2011 moet ingaan en daarmee getroffenen zich op geen enkele wijze financieel op deze aderlating hebben kunnen voorbereiden.

Deze leden hebben in deze fase van de behandeling echter ook nog enkele vragen.

Mensen met een inkomen tot 110 procent wettelijke minimumloon (WML) worden ontzien. De relatief grootste inkomensdaling vindt echter plaats bij de categorie daar vlak boven, vooral mensen met een klein aanvullend pensioen dus. Nu zitten de pensioenfondsen ook reeds in de hoek waar de klappen vallen. Kan de regering aangeven wat – los van deze ingreep in de AOW – de koopkrachtverwachting is van de aanvullende pensioenen voor 2011? Wat is hier het gemiddelde en wat zijn de marges?

Bij de behandeling van het voorstel in de Tweede Kamer heeft de minister aangegeven dat de korting overeenkomt met twee weken werken. Kan de regering aangeven welk percentage werkzoekende 60-plussers op korte termijn daadwerkelijk werk vindt?

ChristenUnie / SGP

De leden van de fracties van ChristenUnie en SGP hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen over het voorstel en willen hun zorg uitdrukken over het tempo van invoering en de zorgvuldigheid in de richting van betrokken rechthebbenden.

De leden van beide fracties zouden meer exacte gegevens willen hebben met betrekking tot de doelgroep. Om hoeveel partners jonger dan 65 jaar gaat het in de periode 2011–2015? Hoeveel van deze partners hebben in de afgelopen tien jaar een inkomen uit arbeid gehad? Hoeveel van deze partners zijn beschikbaar voor de arbeidsmarkt?

Vervolgens willen de leden van beide fracties graag weten waarom er niet voor is gekozen om partners in de leeftijd vanaf 55 jaar of vanaf 60 jaar van deze maatregel uit te zonderen. Partners jonger dan 55 of in ieder geval 60 jaar hebben immers rekening kunnen houden met de afschaffing van de heffingskorting vanaf 2015.

Wat zijn de inhoudelijke redenen om af te wijken van het sinds 1995 gehanteerde perspectief dat tot 2015 bestaande rechten onaangetast zouden blijven? Uit oogpunt van zorgvuldig bestuur dat vertrouwen houdt en rechtszekerheid onder de bevolking bevordert vinden de leden van de fracties onze fracties dit geen fraaie figuur.

Kunnen deze leden beschikken over documentatie waaruit blijkt dat de SVB een mogelijkheid ziet deze maatregel vanaf 1 januari uit te voeren? Is er ook documentatie die op het tegenovergestelde wijst?

GroenLinks

De leden van de fractie van GroenLinks zijn bezorgd over de gevolgen van de korting op de partnertoeslag die de regering al per 1 januari 2011 wil invoeren, met name voor mensen met lage inkomens. Deze leden willen graag van de regering weten waarom zij, nu zij wèl gekozen heeft voor een inkomensafhankelijke korting, de grens niet hoger heeft gelegd?

Is het juist, dat mensen met een aanvullend pensioen van 1 500 euro per jaar al geraakt worden door de korting?

De minister heeft tijdens de wetsbehandeling in de Tweede Kamer aangegeven te willen investeren in een gericht arbeidsreïntegratiebeleid voor de partners van AOW-gerechtigden die vanaf 2015 hun toeslag verliezen.

Welke stappen gaat de regering in dit opzicht concreet hiertoe ondernemen? Is daarbij ook sprake van samenwerking met sectoren waar arbeidstekorten zijn en dreigen, zoals de zorgsector?

Is de regering tevens bereid om ten aanzien van de groepen die al per 2011 hun toeslag zien verminderen, eveneens maatregelen te treffen ter ondersteuning van hun arbeidsmarktreïntegratie? Zo ja, welke stappen? Zo nee, waarom niet?

D66 / OSF

De leden van de fracties van D66 en OSF hebben met enige reserve kennis genomen van de plannen betreffende de toepassing van een korting op de toeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet voor een echtgenoot jonger dan 65 jaar. De huidige economische en maatschappelijke omstandigheden vereisen reorganisatie, ook voor wat de sociale zekerheid betreft. Dientengevolge onderkennen de fractieleden de noodzaak van aanpassingen van de Algemene Ouderdomswet. De fractieleden hebben echter twijfels bij het vooruitlopen op de meer structurele maatregelen die in 2015 zullen ingaan.

De Raad van State noemt in zijn advies bij dit voorstel van wet dat de Algemene Ouderdomswet wordt gekarakteriseerd door voorspelbaarheid en eenvoud, mede vanwege het feit dat het een basispensioenregeling voor iedere ingezetene inhoudt, ongeacht iemands status, inkomen of arbeidsverleden. Voorts wordt daarbij opgemerkt dat deze hoofdregel enigszins aangetast wordt door de mogelijkheid van de partnertoeslag. Het korten op deze (voorzienbare) toeslag staat natuurlijk haaks op deze voorspelbaarheid, te meer nu de korting met zo weinig tijd van voorbereiding en gewenning voor de te treffen partners van AOW gerechtigden moet worden gerealiseerd. Doordat de laagste inkomens worden uitgezonderd van de korting wordt bovendien controle van het gezamenlijk inkomen van AOW gerechtigde en zijn/haar partner noodzakelijk, wat ten koste gaat van de eenvoud van de regeling.

Zou het gezien de twee genoemde nadelen, de zeer onverwachte inkomensteruggang voor de getroffenen en het verder compliceren van de regelgeving, niet meer voor de hand hebben gelegen andere bezuinigingsmogelijkheden te zoeken?

Graag zien de leden van de commissie de antwoorden van de regering uiterlijk op 10 december 2010 tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), vicevoorzitter, Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Kneppers-Heijnert (VVD), Van Driel (PvdA), voorzitter, Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Westerveld (PvdA), Leijnse (PvdA), Staal (D66), Thissen (GroenLinks), Russell (CDA), Goyert (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Elzinga (SP), Quik-Schuijt (SP), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Strik (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Flierman (CDA).

Naar boven