32 428 Derde aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Nr. 7 VERSLAG

Vastgesteld 7 oktober 2010

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

  

ALGEMEEN

2

Artikel 1 (Wijziging Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

3

Onderdeel A

3

Artikel 2.01 (Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers)

3

Onderdeel C

3

Artikel 2.10 (Pensioenwet ambtenaren BES)

3

Onderdeel M

4

Artikel 6.7 (Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES)

4

Onderdelen O en HH

5

Artikelen 9.3 en 12.15 (Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES en Wet maritiem beheer BES)

5

Onderdelen U, V, X en Z

5

Artikelen 11.21 11.22. 11.26 en 11.28 (Wet algemene ouderdomsverzekering BES, Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES, Wet minimumlonen BES, Wet ongevallenverzekering BES)

5

Onderdelen U en V

6

Artikelen 11.21 en 11.22 (Wet algemene ouderdomsverzekering BES en Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES)

6

Onderdeel U

6

Artikel 11.21 (Wet algemene ouderdomsverzekering BES)

6

Onderdelen T, U, V, Z en CC

6

Artikelen 11.18, 11.21, 11.22, 11.28 en 11.32 (Cessantiawet BES, Wet algemene ouderdomsverzekering BES, Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES, Wet ongevallenverzekering BES en Wet ziekteverzekering BES)

6

Onderdeel W

6

Artikel 11.23 (Wet arbeid vreemdelingen BES)

6

Onderdeel IJ

7

Artikel 11.27 (Wet ondernemingspensioenfondsen BES)

7

Onderdeel II

8

Artikel 12.19 (Luchtvaartwet BES)

8

Onderdeel JJ

8

Artikel 12.22 (Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES)

8

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Derde Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Graag willen zij de regering een aantal vragen voorleggen.

Ook de leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Derde Aanpassingswet BES. Zij hebben slechts op een punt enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en de nagekomen nota van wijziging. Zij spreken hun waardering uit voor het vele en gedegen werk dat ook in het kader van deze Derde Aanpassingswet wederom is verricht. Naar hun mening wordt met het wetsvoorstel op verantwoorde wijze vorm gegeven aan de in verband met de overgang naar de nieuwe staatkundige verhoudingen noodzakelijke aanpassing van de wet- en regelgeving betreffende de door het wetsvoorstel bestreken terreinen. Zij hebben slechts enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van deze aanpassingsvoorstellen. Deze leden merken op dat er nog onvoldoende duidelijkheid is over de motivering van de keuze voor toepassing van Nederlandse wetgeving enerzijds en aangepaste wetgeving voor de BES eilanden anderzijds. Deze leden vragen de regering om een overzicht waar de motivering van deze keuzes helder uit blijkt.

Hetzelfde geldt voor de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De leden van de fractie van de ChristenUnie spreken hun bezorgdheid uit over het feit dat er een steeds grotere ongelijkheid dreigt te ontstaan tussen enerzijds de positie van de burgers op de BES-eilanden en de burgers in het Europese deel van Nederland en anderzijds de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de bestuurders op de BES-eilanden en de bestuurders in de lokale gemeenten in het Europese deel van Nederland. Zij vragen de regering naar aanleiding van de aanpassingsvoorstellen om een transparante juridische legitimering voor twee verschillende soorten burgers en bestuurders in één land.

Volgens de resolutie 1 541 (XV) van de Algemene Vergadering van 1960, houdt integratie met de besturende mogendheid in dat er sprake moet zijn van volledige gelijkheid tussen de mensen van het niet-zelfbesturend gebied (de BES-eilanden) en die van de onafhankelijke staat (Nederland). Kan de regering met zekerheid zeggen dat Nederland niet in de problemen komt met internationale verdragen over de rechten van de mens en handvest VN zelfbeschikkingsrecht? Zo ja, waarop is die zekerheid dan gebaseerd, zo vragen de leden van de fractie ChristenUnie.

Artikel 1 (Wijziging Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Onderdeel A

Artikel 2.01 (Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers)

Het brengen van de positie van de Rijksvertegenwoordiger onder het recht van het Europese deel van het Koninkrijk betekent dat er een onderscheid komt in rechtspositie tussen de Rijksvertegenwoordiger en de lokale politieke ambtsdragers. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke grond dit verschil te rechtvaardigen is. Deze leden vragen waarom ervoor gekozen is een aparte rechtspositieregeling voor de Rijksvertegenwoordiger op te stellen en niet aan te sluiten bij de Ambtenarenwet. In vervolg daarop vragen deze leden waarom de belastingheffing over de bezoldiging van de Rijksvertegenwoordiger bij AMvB wordt geregeld en niet in de wet is opgenomen.

Zij vragen, nu de belastingheffing over de bezoldiging van de Rijksvertegenwoordiger zal plaatsvinden volgens de regels van het Europese deel van het Koninkrijk juist ter voorkoming van dubbele heffing. op welke wijze ook voor andere burgers de dubbele heffing kan worden voorkomen. Welke voorstellen zijn in voorbereiding om de nog steeds aanwezige dubbele heffing in de toekomst te voorkomen, zo vragen deze leden.

Onderdeel C

Artikel 2.10 (Pensioenwet ambtenaren BES)

Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat, als het overleg tussen de bonden van overheidspersoneel en werkgevers er niet toe leidt dat een pensioenovereenkomst tot stand komt, er bij ministeriële regeling een overgangssituatie wordt gecreëerd?

In de memorie van toelichting spreekt de regering over aanpassingen van de Pensioenwet en de privatisering van de pensioenregeling. Daartoe is overleg met de bonden noodzakelijk en dit zal niet gerealiseerd zijn voor de transitiedatum. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke termijn het overleg met de bonden tot een resultaat zal leiden. Op welke wijze wordt er in voorzien dat wel recht wordt gedaan aan de betrokkenen als het land Nederlandse Antillen wordt opgeheven terwijl er nog geen overeenstemming is met de bonden over de nieuwe regeling, zo vragen deze leden. Daarnaast willen zij weten of er na het akkoord nog een nieuwe aanpassingswet komt om dit akkoord met de bonden wettelijk te regelen.

De leden van de ChristenUnie vragen waarom er is gekozen voor een privaatrechtelijk pensioenfonds voor ambtenaren van de BES eilanden en er niet is aangesloten bij de Nederlandse situatie waarin sprake is van een publiekrechtelijk pensioenfonds. Wat verandert hierdoor voor de deelnemers die nu bij het Algemeen Pensioenfonds Nederlandse Antillen (APNA) zitten? Worden deze deelnemers ook gekend in het besluit om over te gaan op een privaatrechtelijk fonds, zo vragen genoemde leden.

Het nieuw in te stellen pensioenfonds zal bestuurd worden door een pensioenbestuur. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wie dit pensioenbestuur vormen en op welke wijze deze bestuurders worden gekozen. Zij leden vragen voorts wie de wettelijke vertegenwoordigers van de werkgevers en werknemers zijn bij het pensioenfonds.

Wat wordt er geregeld voor de deelnemers aan het pensioenfonds die op de transitiedatum niet op de BES-eilanden verblijven, maar daar wel rechten hebben opgebouwd, zo vragen deze leden.

Wanneer beslist de minister of er overgangsrecht moet worden ingesteld en is daar een uiterste datum aan gekoppeld, zo vragen de leden van de fractie ChristenUnie. Wordt de ministeriële regeling, die het overgangsrecht vaststelt, voorgehangen?

De regering stelt dat aan de huidige Antilliaanse regelingen vanaf de transitiedatum geen nieuwe rechten kunnen worden ontleend. De genoemde leden vragen wat er met een nieuw verzoek gebeurt als er op deze datum nog geen Pensioenovereenkomst is gesloten.

De VUT-regeling wordt afgeschaft. Wanneer er op de transitiedatum nog geen pensioenakkoord ligt, volgt er overgangsrecht. Hierin is de VUT-regeling niet opgenomen. Betekent dit, zo vragen deze leden, dat de VUT regeling hoe dan ook op de transitiedatum wordt afgeschaft, terwijl er mogelijk nog onderhandelingen gaande zijn. Zij vragen waarom er hier niet voor gekozen is om gebruik te maken van het overgangsrecht.

Artikel 1, 7 onderdeel F. lid 1.1 bepaalt dat er bij algemene maatregel van bestuur nadere criteria kunnen worden vastgesteld voor de aanwijzing van een zodanige rechtspersoon. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom dit criterium niet in de wet wordt verankerd.

Artikel 27 derde lid bepaalt dat bij ingang van het pensioen op de pensioendatum niet meer dan 70% van de laatst vastgestelde pensioengrondslag mag bedragen. Bij maximale overschrijding vindt geen verdere pensioenopbouw plaats. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom deze beperking is ingevoerd, terwijl het hierbij gaat om een privaatrechtelijke regeling.

Artikel 58 vijfde lid schrijft voor dat het fonds niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het niet nakomen van betalingsverplichtingen door een lichaam. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier het wetsvoorstel erin voorziet dat werknemers worden beschermd door wanbetaling van een lichaam.

Artikel 58 zesde lid bepaalt dat de opgebouwde pensioenrechten tijdelijk naar beneden worden bijgesteld. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom bij dit onderdeel niet de dezelfde uitgangspunten worden gehanteerd zoals verankerd in de Nederlandse Pensioenwet. Waarom is bijvoorbeeld de verplichting om een herstelplan op te stellen niet opgenomen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar aanleiding van artikel 112a waarom er uitgegaan wordt van een «kan bepaling» bij ministeriële regeling. Daarnaast vragen deze leden of de regels van overgangsrecht met betrekking tot pensioenaanspraken die zijn opgebouwd op grond van de pensioenlandsverordening en de daaraan gekoppelde rechten van duurtetoeslag te zijner tijd (na akkoord bonden) in de wet kunnen worden verankerd.

Onderdeel M

Artikel 6.7 (Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES)

De leden van de fractie ChristenUnie vragen of de regering overweegt een bepaalde termijn vanaf de transitiedatum af te spreken waarbinnen de instellingen en administrateurs orde op zaken kunnen stellen alvorens artikel 35 wordt gehandhaafd.

Onderdelen O en HH

Artikelen 9.3 en 12.15 (Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES en Wet maritiem beheer BES)

De leden van de PvdA-fractie lezen dat het voorliggende wetsvoorstel bepalingen bevat over natuurbeheer. Naar aanleiding hiervan vragen deze leden of natuurgebieden op een van de BES-eilanden aanspraak kunnen maken op het (Nederlands) Nationaal Park? Biedt een dergelijke status extra bescherming voor waardevolle en kwetsbare natuurgebieden op deze eilanden? Is er wetgeving nodig om een dergelijke status mogelijk te maken? Wat is de mening van de regering over de wenselijkheid van dergelijke wetgeving? Wat is het budget dat beschikbaar is voor beheer en onderhoud van natuurgebieden op de eilanden? Zou de status van Nationaal Park van betekenis kunnen zijn voor dit budget? Is ook overigens voldoende beschermingswetgeving geïmplementeerd om de belangen van natuurbeheer en natuurbescherming te laten meewegen bij vraagstukken rondom ruimtelijke ordening buiten eventuele Nationale Parken? Is het waar dat de thans op de BES-eilanden geldende wetgeving in strijd is met de wettelijke verplichting onder de huidige Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer (LGO) tot het hebben van moderne wetgeving en dat adequate eilandelijke wet- en regelgeving op het gebied van natuurbescherming en handhaving van bestaande regelingen ontbreekt? Zo ja, wat gaat de regering doen om na het ingaan van de nieuwe verhoudingen een einde te maken aan deze situatie? Is gemoderniseerde regelgeving in voorbereiding die wel voldoet aan de eisen van de momenteel geldende Landsverordening Grondslagen Natuurbeheer en de straks geldende Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES? In hoeverre hebben parkorganisaties in de huidige situatie de mogelijkheid om te beschikken over gebruikersgelden? Is het waar dat de inkomsten voor natuurbeheer uit het toerisme ontoereikend zijn? In hoeverre wordt er gewerkt aan duurzame financiering van natuurbeheer op de BES-eilanden?

Onderdelen U, V, X en Z

Artikelen 11.21 11.22. 11.26 en 11.28 (Wet algemene ouderdomsverzekering BES, Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES, Wet minimumlonen BES, Wet ongevallenverzekering BES)

De leden van de fractie ChristenUnie vragen wanneer het duidelijk wordt welke instantie(s) belast zal worden met de betaalbaarstellingen van ouderdompensioenen of weduwen- en wezenpensioen. Voorts vragen deze leden welke instantie(s) momenteel belast is (zijn) met de betaalbaarstelling en waarom dit in de toekomst niet voortgezet kan worden. Zij vragen wanneer uitkeringsgerechtigden zowel op de eilanden als in Nederland of daarbuiten op de hoogte worden gebracht van de veranderingen.

Deze leden vragen waarom niet gekozen is voor een gedifferentieerd ouderdomspensioen of weduwen- en wezenpensioen voor de BES-eilanden. Zij vragen vervolgens op welke manier de hoogte van genoemde uitkeringen wordt berekend en vastgesteld. Is al bekend hoe hoog de tegemoetkoming voor de algemene ouderdomsverzekering BES wordt, dit toegerekend per eiland. Daarnaast vragen deze leden of de hoogte van de tegemoetkoming jaarlijks wordt vastgesteld.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen in hoeverre door toepassing van artikel 11.26 eerste lid op den duur zich substantiële verschillen in de hoogte van minimumloon tussen de verschillende BES-eilanden voordoen.

Onderdelen U en V

Artikelen 11.21 en 11.22 (Wet algemene ouderdomsverzekering BES en Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES)

Er wordt geregeld dat de mogelijke aanwijzing van andere organen die het ouderdomspensioen of het weduwen- of wezenpensioen betaalbaar kunnen stellen, geschiedt bij ministeriële regeling, aldus de leden van de VVD-fractie. Dit omdat er op dit moment onduidelijkheid is over het feit of de betaalbaarstelling van ouderdomspensioenen door andere organen dan door de minister van Sociale en Werkgelegenheid kan plaatsvinden. Waar heeft die onduidelijkheid betrekking op? Welke aspecten spelen bij de keuze een rol? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

Onderdeel U

Artikel 11.21 (Wet algemene ouderdomsverzekering BES)

Er zal voor de algemene ouderdomsverzekering een toeslag worden ingevoerd, die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden. Wat zijn de verwachtingen ten aanzien van het toekennen van deze toeslag, vragen de leden van de VVD-fractie. In hoeverre zal daar gebruik van worden gemaakt? Is de verwachting dat de prijsniveaus in de loop der jaren naar elkaar zullen toegroeien en het systeem van de toeslag beëindigd kan worden? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

Onderdelen T, U, V, Z en CC

Artikelen 11.18, 11.21, 11.22, 11.28 en 11.32 (Cessantiawet BES, Wet algemene ouderdomsverzekering BES, Wet algemene weduwen en wezenverzekering BES, Wet ongevallenverzekering BES en Wet ziekteverzekering BES)

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering te motiveren waarom de uitvoering van de sociale verzekeringsregelingen op de BES-eilanden niet valt onder de verantwoordelijkheid van zelfstandige bestuursorganen op de eilanden. Daarnaast vragen deze leden waarom voor de uitvoering niet gekozen is voor een constructie waarbij het bestuurscollege belast is met de directe aansturing. Immers, zo merken deze leden op, die verantwoordelijkheid ligt momenteel wel bij de bestuurscolleges van de BES-eilanden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een toelichting op artikel 11.32 onderdeel 1 subonderdelen 1 en 2, tweede lid: «Voor zover het loon per dag meer heeft bedragen dat een door Onze minister vastgesteld bedrag blijft het bij de toepassing van de eerste zin buiten aanmerking».

Onderdeel W

Artikel 11.23 (Wet arbeid vreemdelingen BES)

Wat betreft de aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen BES vragen de leden van de CDA-fractie of voorbeelden kunnen worden gegeven van specifieke situaties waarin kan worden afgeweken van de verplichting om een vacature vooraf te melden.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het toezicht op de juiste uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen BES is geregeld, zowel bezien naar werkgevers als naar het eilandsbestuur.

In artikel 7 van deze wet wordt de termijn voor een tewerkstellingsvergunning op maximaal drie jaar gesteld met inbegrip van de verleningen. De leden van de fractie ChristenUnie vragen of een persoon na die drie jaar voor een andere functie opnieuw een tewerkstellingsvergunning kan aanvragen om wederom drie jaar te werken op een van de eilanden, zodat de persoon wel onafgebroken op de eilanden verblijft, maar in een nieuwe functie.

De leden van de fractie ChristenUnie willen een toelichting op de keuze om in een algemene maatregel van bestuur te regelen dat in een aantal specifieke situaties afgeweken kan worden van de verplichting om de vacature te melden aan het eilandsbestuur en van de weigeringsgrond dat op de lokale arbeidsmarkt arbeidskrachten beschikbaar zijn. Daarnaast vragen deze leden waarom deze specifieke situatie niet in de wet zelf wordt verankerd. Zij vragen om een opsomming van mogelijke specifieke situaties per BES-eiland.

Onderdeel IJ

Artikel 11.27 (Wet ondernemingspensioenfondsen BES)

Hoewel onderdeel IJ bij nota van wijziging is vervallen, willen de leden van de VVD-fractie er toch vragen over stellen, omdat dit onderdeel, bij wijze van noodscenario, wel bij ministeriële regeling zal worden ingevoerd. In hoeverre is het «denkbaar» dat het financieel toetsingskader (FTK) na 3 tot 5 jaar volledig is ingevoerd? Is dat het einddoel of is het ook denkbaar dat dat financieel toetsingskader dan niet is ingevoerd, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wanneer zal de plicht tot waardeoverdracht bij verandering van werkgever worden geïntroduceerd? Waar hangt het van af of dit ook werkelijk wordt verplicht?

De leden van de CDA-fractie hebben geconstateerd dat de regering een aantal onderdelen van het advies van De Nederlandse Bank (DNB) inzake (toezicht op de uitvoering van) de Wet ondernemingspensioenfondsen BES niet heeft overgenomen. DNB heeft op enkele onderdelen gepleit voor verdergaande regeling. De regering heeft daar niet voor gekozen, op grond van het uitgangspunt van beleidsarme omzetting in de overgangsfase. De leden van de CDA-fractie vragen of na de overgangsfase wel zal worden voldaan aan hetgeen DNB heeft voorgesteld.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de in Nederland geldende principes voor een goed pensioenfondsbestuur niet integraal van toepassing zijn en waarom er (op grond daarvan) niet de eis wordt gesteld dat er een verantwoordingsorgaan wordt ingesteld.

De leden van de fractie ChristenUnie vragen of schematisch kan worden weergegeven welke onderdelen uit de Nederlandse Pensioenwet van kracht worden voor het ondernemingspensioenfonds BES en welke onderdelen niet.

Zij vragen of het realistisch is om te verwachten dat binnen 3 tot 5 jaar de ondernemingspensioenfondsen BES het volledig FTK hebben ingevoerd. Wat gebeurt er als deze termijn niet wordt gehaald en wat zijn de consequenties voor de deelnemers als het FTK niet tijdig wordt ingevoerd? Houden ze daarmee onzekerheid over hun aanspraken, zo vragen genoemde leden.

De regering neemt diverse aanbevelingen van DNB over de ondernemingspensioenfondsen niet over, met als argument dat het een beleidsarme overgang wil realiseren en alleen noodzakelijke regelingen wil overnemen die bepalend zijn voor het goed functioneren van het stelsel. Hoe weegt de regering dan wat noodzakelijk en niet noodzakelijk is?

Uit de memorie van toelichting blijkt dat de regering niet gekozen heeft om een oplopende buffereis voor het vereist eigen vermogen van het pensioenfonds op te nemen. Een van de genoemde argumenten is dat deze eis voortvloeit uit Europese regels en die zouden niet gelden op de BES. De genoemde leden vragen of de regering zich bewust is van de problemen met de dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen die wel onder Europees recht vallen en waarom het invoeren van een oplopende buffereis niet als noodzakelijk wordt aangemerkt als het wel bijdraagt aan de stabiliteit van een fonds.Waarom wordt de uitbreiding van het handhavinginstrumentarium niet als noodzakelijk aangemerkt terwijl ook dit advies van DNB bijdraagt aan de stabiliteit van het pensioenstelsel, zo vragen deze leden.

Zij vragen waarom ervoor gekozen is om bijzonder nabestaandenpensioen alleen uit te keren als de echtscheiding of de ontbinding van het huwelijk op of na 1 augustus 1990 heeft plaatsgevonden. Waarop is deze datum gebaseerd en welke bepalingen gelden voor nabestaanden van wie het huwelijk voor die datum ontbonden is, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie ChristenUnie vragen of het ondernemingspensioenfonds BES ook moet rekenen met dezelfde parameters als de Nederlandse fondsen, zoals een historisch lage rekenrente. Voorts vragen zij of het klopt dat er vooralsnog een berekeningsformule met een vaste rekenrente van 4% wordt gehanteerd. Wat zijn de gevolgen in de situatie dat de feitelijke rente veel lager is, zo vragen deze leden.

Onderdeel II

Artikel 12.19 (Luchtvaartwet BES

De regering spreekt in de memorie van toelichting over de mogelijkheid voor de houders van documenten om zich in te schrijven bij een Arubaans of Curaçaos register. Dat zou gunstiger kunnen zijn omdat men dan na vijf jaar niet aan nieuwe Nederlandse eisen hoeft te voldoen. De leden van de ChristenUnie vragen welke soort nieuwe eisen er zouden kunnen zijn waaraan de genoemde houders van documenten dan niet zouden hoeven te voldoen zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid in de luchtvaart.

Onderdeel JJ

Artikel 12.22 (Wet aansprakelijkheid bestuurders, rijbevoegdheid en rijvaardigheid BES)

Hoewel onderdeel JJ bij nota van wijziging is vervallen, willen de leden van de VVD-fractie er toch vragen over stellen, omdat dit onderdeel wel bij ministeriële regeling zal worden ingevoerd. De verkeersveiligheid blijft een decentrale aangelegenheid, zo staat in de memorie van toelichting. Zo mogen de eilanden onder meer zelf bepalen welke regels zij stellen omtrent rijbewijzen. Wat betekent dat voor de geldigheid in Nederland voor een rijbewijs dat op Bonaire, Sint Eustatius of Saba is behaald? Is dat rijbewijs ook in Nederland geldig?

Daar de verkeersveiligheid een decentrale aangelegenheid is zal onder andere niet op wetsniveau worden vastgelegd wat het maximale toegestane percentage alcohol is. De openbare lichamen kunnen hun eigen beleid hierin bepalen. Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een nadere motivering van deze keuze. Het gaat hier toch om een belangrijk aspect van de wegenverkeerswetgeving, zo menen zij.

Overigens hoe verhoudt de zinsnede op bladzijde 31, waar wordt gesteld dat de verkeersveiligheid een decentrale aangelegenheid is zich tot de zinsnede op bladzijde 35, waar wordt gesteld dat de drie openbare lichamen «voorshands»zelf verantwoordelijk zullen blijven voor zaken rond verkeersveiligheid? Wat is de bedoeling? Is op termijn een verandering voorzien? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Beek, W.I.I. van (VVD), Fng voorzitter, Gent, W. van (GL), Bommel, H. van (SP), Halsema, F. (GL), Staaij, C.G. van der (SGP), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Krom, P. de (VVD), Hijum, Y.J. van (CDA), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Brinkman, H. (PVV), Pechtold, A. (D66), Raak, A.A.G.M. van (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Rouwe, S. de (CDA), Elissen, A. (PVV), Bosman, A. (VVD), Recourt, J. (PvdA), Schaart, A.H.M. (VVD), Lucassen, E. (PVV) en Hachchi, W. (D66).

Plv. leden: Steur, G.A. van der (VVD), Peters, M. (GL), Bashir, F. (SP), Dibi, T. (GL), Dijkgraaf, E. (SGP), Wolbert, A.G. (PvdA), Spekman, J.L. (PvdA), Toorenburg, M.M. van (CDA), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Çörüz, C. (CDA), Voordewind, J.S. (CU), Helder, L.M.J.S. (PVV), Schouw, A.G. (D66), Dijk, J.J. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Kuiken, A.H. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Azmani, M. (VVD), Dijksma, S.A.M. (PvdA), Weekers, F.H.H. (VVD), Fritsma, S.R. (PVV) en Koşer Kaya, F. (D66).

Naar boven