32 419 Tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland – B (Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – B)

F BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2011

Bij de behandeling van de Aanpassingswet BES 2-B op 1 februari 2011 heb ik u toegezegd dat ik voor de nieuwe bijzondere gemeenten van ons land, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, een onderwijsagenda1 zou opstellen. Deze agenda treft u hierbij aan.

In de week van 20 tot en met 25 maart heb ik een bezoek gebracht aan Caribisch Nederland. Ik heb op de eilanden scholen bezocht en gesproken met de besturen van de openbare lichamen. Directe aanleiding voor mijn bezoek was de gezamenlijke onderwijsconferentie van mijn ministerie en de drie eilanden op 25 maart te Bonaire. Tijdens deze conferentie is de onderwijsagenda besproken en vastgesteld.

Bij al mijn gesprekken werd ik getroffen door de inzet van allen die bij het onderwijs betrokken zijn. Ik heb ook geconstateerd dat er brede steun is voor de aanpak van de verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijs zoals die is neergelegd in de onderwijsagenda, maar dat er ook vragen en zorgpunten zijn. De zorg heeft in de eerste plaats betrekking op het tempo van het verbeteringstraject. Hoewel de ambities worden gedeeld, is van verschillende kanten benadrukt dat rekening moet worden gehouden met de beginsituatie en dat gedurende het proces goed de vinger aan de pols moet worden gehouden om te waarborgen dat de gestelde doelen en het tijdpad ook realistisch zijn. Ik heb afgesproken dat dit een punt van aandacht zal zijn tijdens de jaarlijkse evaluatie.

In veel gesprekken werd aandacht gevraagd voor de financiële positie van de scholen. De hoogte van de huidige bekostiging is gebaseerd op gegevens over de bekostiging in het jaar 2009 die mijn ministerie en de scholen ter beschikking stonden. Ik heb onder meer geconstateerd dat in de grondslag voor de uitgaven van de scholen per 1 januari jl. veranderingen zijn opgetreden. Mijn uitgangspunt ten aanzien van de bekostiging van de scholen, ook in Caribisch Nederland, is dat deze sober, maar toereikend moet zijn. Ik heb daarom opdracht gegeven tot het laten uitvoeren van een aanvullend onderzoek naar de adequate hoogte van de bekostiging en streef ernaar de scholen nog voor de aanvang van het komend schooljaar te informeren over de conclusies die ik aan de uitkomsten van dat onderzoek verbind. De scholen moeten in staat zijn, ook budgettair, om hun reguliere onderwijstaken goed te kunnen uitvoeren. Ook heb ik toegezegd dat ik passende maatregelen zal treffen zodat scholen niet in liquiditeitsproblemen zullen komen.

In de onderwijsagenda is aangegeven dat rekening moet worden gehouden met de bijzondere context van de eilanden. Dit is in veel van de gesprekken benadrukt. Eén van de opbrengsten van mijn bezoek is dat deze specifieke context mij veel duidelijker is geworden. Die context wordt niet alleen bepaald door de verschillende cultuur en de geschiedenis, ook van de eilanden onderling, maar ook door de grote geografische afstand van Europees Nederland. Dit laatste alleen al maakt dat de wijze waarop ondersteuning van scholen plaatsvindt, zal moeten verschillen van de wijze waarop dit voor min of meer vergelijkbare scholen in Europees Nederland zou plaatsvinden.

In de gesprekken is ook benadrukt dat scholing, werving en behoud van leerkrachten een belangrijk thema voor het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs is. Daarom werkt mijn ministerie samen met de scholen aan een plan van aanpak voor het lerarenbeleid. De uitgangspunten hiervoor zijn tijdens de onderwijsconferentie verkend.

Mede naar aanleiding van het debat met de Tweede Kamer heb ik in mijn gesprekken op de eilanden zeer nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de problematiek van de zwangere tienermeisjes. Mijn gesprekspartners onderkennen allen de noodzaak om voor deze groep tot een passende aanpak te komen waarbij afronding van de schoolloopbaan een belangrijk element is.

De onderwijsagenda1 is door alle schoolbesturen van de eilanden en door de besturen van de openbare lichamen ondertekend. Het nieuw aangetreden bestuur van het openbaar lichaam van Sint-Eustatius heeft mij een white paper1 overhandigd dat is opgesteld naar aanleiding van een gezamenlijke bijeenkomst met de schoolbesturen op het eiland. Hierin wordt onder meer aandacht gevraagd voor de rol die het eilandsbestuur kan vervullen op het terrein van het onderwijs. Ik heb benadrukt dat de school verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs, maar dat het openbaar lichaam een ondersteunende rol kan vervullen. Ik zal ook via videoconferencing regelmatig bestuurlijk overleg met de eilandbestuurders voeren.

De vele gesprekken die ik heb gevoerd en de inbreng tijdens de onderwijsconferentie geven mij het vertrouwen dat de uitvoering van de onderwijsagenda in goede samenwerking zal worden opgepakt en zal bijdragen aan het gezamenlijke doel: het realiseren van goed onderwijs voor alle kinderen in Caribisch Nederland.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 148365.

Naar boven