32 419 Tweede aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland – B (Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – B)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 oktober 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onderdeel C wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Artikel 10.5 wordt als volgt gewijzigd:» vervangen door: Ingevoegd wordt een artikel 10.5, luidende:.

2. Na onderdeel D wordt ingevoegd onderdeel Da, luidende:

Da

In artikel 7.6, vierde lid, wordt na «artikel 33, lid 1a, van de Wet op het voortgezet onderwijs» ingevoegd: en als bedoeld in artikel 80, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES.

3. In de onderdelen G, H, I, K en L wordt «Wet op het voortgezet onderwijs BES» telkens vervangen door: Wet voortgezet onderwijs BES.

4. In de onderdelen K en L wordt «Wet op het primair onderwijs BES» telkens vervangen door: Wet primair onderwijs BES.

B

Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Artikel 10.9 komt als volgt te luiden:» vervangen door: Ingevoegd wordt een artikel 10.9, luidende:.

2. In artikel 41, tweede lid, wordt «artikel 38, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 37, tweede en derde lid.

3. In artikel 42, eerste lid, wordt «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: op 10 oktober 2010.

4. In artikel 42, tweede lid, wordt « op de dag voorafgaande aan de transitie, of op grond van artikel 4 van de Leerplichtwet BES, zoals dat artikel op het tijdstip van de transitie» vervangen door: op 9 oktober 2010 of op grond van artikel 4 van de Leerplichtwet BES, zoals dat artikel op 10 oktober 2010.

5. In artikel 43 wordt «op de dag voorafgaande aan de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.» vervangen door: op 9 oktober 2010.

C

In onderdeel E wordt artikel 18 als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: op 10 oktober 2010.

2. In het tweede lid wordt «het tijdstip van de transitie geacht toestemming verleend te zijn op grond van deze wet tot het einde van de periode die bij verlening van de machtiging is bepaald met een maximum van tien jaar vanaf het tijdstip van de transitie.» vervangen door: 10 oktober 2010 geacht toestemming verleend te zijn op grond van deze wet tot het einde van de periode die bij verlening van de machtiging is bepaald met een maximum van tien jaar vanaf 10 oktober 2010.

3. In het derde lid wordt «op het tijdstip van de transitie» vervangen door: op 10 oktober 2010

D

Onderdeel F, vervalt.

E

Onderdeel G wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Artikel 10.12 komt als volgt te luiden:» vervangen door:

Ingevoegd wordt een artikel 10.12, luidende:.

2. Artikel 1.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. Onze Minister kan de raad subsidiëren voor de uitoefening van zijn taken.

2. In het vijfde lid wordt «Voor zover toepassing van het vierde lid zijn» vervangen door: Voor zover het vierde lid van toepassing is, zijn.

3. Artikel 2.1.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel d vervalt «alsmede».

2. Aan het slot van onderdeel e wordt de punt vervangen door: , alsmede

2. Toegevoegd wordt een nieuw onderdeel, luidende:

f. de opleiding bijdraagt aan het tot stand komen van een samenhangend aanbod met het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs dat wordt bekostigd op grond van de Wet voortgezet onderwijs BES.

4. In artikel 2.1.2, tweede lid, wordt na «in aanmerking komt, indien» ingevoegd «mede gezien de arbeidsmarktomstandigheden» en vervalt de tweede volzin.

5. In artikel 2.2.1, tweede lid, vervallen de onderdelen i, j en m, en worden de onderdelen k en n verletterd tot de onderdelen i en j.

6. Artikel 2.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid vervalt telkens «volgens bij ministeriële regeling te geven voorschriften».

2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: In dat geval worden bij ministeriële regeling daaromtrent voorschriften gegeven.

7. In artikel 2.4.1 vervalt in de eerste volzin «volgens bij ministeriële regeling te geven voorschriften» en wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: In dat geval worden bij ministeriële regeling daaromtrent regels gegeven.

8. Na artikel 2.2.5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.2.6. Voorziening in huisvesting door het openbaar lichaam

De eilandsraad of het bestuurscollege draagt overeenkomstig de artikelen 129 tot en met 147 van de Wet voortgezet onderwijs BES zorg voor de voorzieningen in de huisvesting van instellingen op het grondgebied van het openbaar lichaam.

9. Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt aan het slot «en».

2. In het eerste lid wordt na onderdeel c ingevoegd een nieuw onderdeel, luidende:

d. de uitvoeringsinstantie, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES, en.

3. In het tweede lid wordt «bedoeld in onderdelen a, b of c» vervangen door: bedoeld in de onderdelen a, b, c of d.

4. In het derde lid wordt «onderdelen b tot en met d» vervangen door: onderdelen b tot en met e.

10. In artikel 3.3, tweede lid, onderdeel a, wordt na «artikel 3.2, eerste» ingevoegd: en derde.

11. Artikel 3.5, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. Onze Minister verstrekt het expertisecentrum onderwijszorg subsidie.

12. Artikel 4.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid worden een tweede en derde lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

3. Het bestuurscollege stelt de regeling, bedoeld in het tweede lid, dan wel een wijziging daarvan niet vast dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de bevoegde gezagsorganen en met de onderwijsvakbonden of, bij het ontbreken daarvan, met een representatief te achten vertegenwoordiging van het personeel. Artikel 101 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is niet van toepassing op de vaststelling dan wel wijziging van de regeling, bedoeld in het tweede lid.

2. Voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

3. Het bestuurscollege stelt de regeling, bedoeld in het tweede lid, dan wel een wijziging daarvan niet vast dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de bevoegde gezagsorganen en met de onderwijsvakbonden of, bij het ontbreken daarvan, met een representatief te achten vertegenwoordiging van het personeel. Artikel 101 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is niet van toepassing op de vaststelling dan wel wijziging van de regeling, bedoeld in het tweede lid.

13. Artikel 4.1.6 vervalt.

14. Artikel 7.2.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 7.2.4. Kwalificatiestructuur

Bij ministeriële regeling kunnen opleidingen uit de kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 7.2.4, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, aanwijzen die in de openbare lichamen kunnen worden verzorgd.

15. In artikel 7.4.8 komt het vierde lid als volgt te luiden:

4. Onze Minister kan modellen voor diploma's en certificaten vaststellen.

16. In artikel 11.1, tweede lid, wordt «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: op 10 oktober 2010.

17. Na artikel 11.1a worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 11.1a. Overgangsregeling bekostiging

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van artikel 2.2.2.

Artikel 11.1b. Voorziening in de huisvesting voor de jaren 2011 tot en met 2015

In afwijking van artikel 2.2.6 en met van overeenkomstige toepassingverklaring van de artikelen 136 tot en met 147 van de Wet voortgezet onderwijs BES, geldt gedurende de jaren 2011 tot en met 2015 artikel 167a, tweede tot en met negende lid, van de Wet primair onderwijs BES voor de voorziening in de huisvesting van uit 's Rijks kas bekostigde instellingen.

18. In artikel 11.2 wordt «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: op 10 oktober 2010.

19. Na artikel 11.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11.6a. Continueren oude bepalingen voor zover de nieuwe nog niet in werking treden

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip blijven de bepalingen van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES zoals die is komen te luiden op 10 oktober 2010, van kracht voor zover de regeling van de daarin opgenomen onderwerpen niet is vervangen door de inwerkingtreding van overeenkomstige onderwerpen in deze wet.

F

Onderdeel H wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Artikel 10.13 komt als volgt te luiden:» vervangen door: Ingevoegd wordt een artikel 10.13, luidende:.

2. Het opschrift «Hoofdstuk 1. Basisonderwijs» wordt vervangen door: HOOFDSTUK I. BASISONDERWIJS.

3. Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt aan het slot «en».

2. In het eerste lid wordt na onderdeel c ingevoegd een nieuw onderdeel, luidende:

d. de uitvoeringsinstantie, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES, en.

3. In het tweede lid wordt « bedoeld in onderdelen a, b of c» vervangen door: bedoeld in de onderdelen a, b, c of d.

4. In het derde lid wordt «onderdelen b tot en met d» vervangen door: onderdelen b tot en met e.

4. In artikel 27, tweede lid, onderdeel a, wordt na «artikel 3.2, eerste» ingevoegd: en derde.

5. Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid worden een tweede en derde lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

3. Het bestuurscollege stelt de regeling, bedoeld in het tweede lid, dan wel een wijziging daarvan niet vast dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de bevoegde gezagsorganen en met de onderwijsvakbonden of, bij het ontbreken daarvan, met een representatief te achten vertegenwoordiging van het personeel. Artikel 101 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is niet van toepassing op de vaststelling dan wel wijziging van de regeling, bedoeld in het tweede lid.

6. Artikel 68, derde lid, komt als volgt te luiden:

3. De in het eerste lid bedoelde bekostiging is voor wat betreft de materiële instandhouding verwerkt in de bedragen, bedoeld in de artikelen 101 dan wel 164, en 103.

7. Artikel 69, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Onze Minister verstrekt het expertisecentrum onderwijszorg subsidie.

8. In artikel 97, vierde lid, tweede volzin, wordt «worden tevens nadere voorschriften gegeven» vervangen door «kunnen tevens nadere voorschriften worden gegeven» en wordt «alsmede voorschriften omtrent» vervangen door: alsmede omtrent.

9. In artikel 110, vierde lid, wordt «worden op een bij ministeriële regeling vast te stellen wijze in mindering gebracht» vervangen door: kunnen op een bij ministeriële regeling vast te stellen wijze in mindering worden gebracht.

10. In artikel 156, eerste lid, wordt «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: op 10 oktober 2010.

11. In artikel 160 wordt «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,» vervangen door: op 10 oktober 2010.

12. Artikel 161 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid alsmede de lidaanduiding van het eerste lid vervallen.

2. «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,» wordt vervangen door: op 10 oktober 2010.

13. Aan artikel 164 wordt een zesde lid toegevoegd, luidende:

6. Tot de datum van inwerkingtreding van artikel 101 worden verwijzingen naar artikel 101 gelezen als verwijzingen naar artikel 164.

14. In artikel 165 vervalt «artikel 164, eerste lid, dan wel».

15. Na artikel 167 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 167a. Voorziening in de huisvesting voor de jaren 2011 tot en met 2015

1. In afwijking van de artikelen 78 tot en met 84 en met overeenkomstige toepassing van artikel 87 gelden de voorschriften van het tweede tot en met negende lid voor de voorziening in de huisvesting van uit 's Rijks kas bekostigde scholen.

2. Onze Minister verstrekt voor de jaren 2011 tot en met 2015 aan elk van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba een bijzondere uitkering als bedoeld in artikel Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ten behoeve van de uitvoering van een door hem vast te stellen plan voor de voorziening in de huisvesting van uit 's Rijks kas bekostigde scholen voor basisonderwijs, scholen voor voortgezet onderwijs en instellingen voor beroepsonderwijs, alsmede voor de voorziening in de huisvesting van kinderopvang.

3. Het plan vermeldt voor elk jaar welke scholen, instellingen voor beroepsonderwijs of kinderopvangvoorzieningen in dat jaar voor een voorziening in de huisvesting in aanmerking worden gebracht, onder vermelding van de daarvoor beschikbare bedragen. Het plan geeft aan welk deel van het bedrag dat nodig is voor de voorzieningen in de huisvesting wordt gedekt uit de bijzondere uitkering en welk deel uit de vrije uitkering.

4. Onze Minister stelt het plan vast in overeenstemming met de bestuurscolleges van de openbare lichamen en na overleg met de bevoegde gezagsorganen van de scholen, de instellingen en met de besturen van de kinderopvangvoorzieningen.

5. Onze Minister besluit jaarlijks in overeenstemming met de bestuurscolleges van de openbare lichamen in hoeverre het plan wijziging behoeft.

6. Indien een voorziening in de huisvesting die voor het desbetreffende jaar niet in het plan is opgenomen, geen uitstel kan lijden, kan Onze Minister het plan wijzigen dan wel de bijzondere uitkering verhogen.

7. Het plan dan wel de wijziging daarvan wordt aan de bevoegde gezagsorganen van scholen, instellingen en aan de besturen van de kinderopvangvoorzieningen en in de Staatscourant bekend gemaakt.

8. Overeenkomstig het plan brengt de eilandsraad of het bestuurscollege jaarlijks de voorzieningen die voor het daaropvolgende jaar in het plan zijn opgenomen, voor bekostiging in aanmerking.

9. Het bestuurscollege verantwoordt jegens Onze Minister de bijzondere uitkering in een bijlage bij de jaarrekening, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Uit de bijlage blijkt op welke wijze de uitkering is aangewend en de rechtmatigheid daarvan.

10. Onze Minister kan nadere regelen stellen omtrent de in de bijlage te verstrekken informatie voor zover deze nodig is voor een beoordeling van besteding van de bijzondere uitkering.

Artikel 167b. Continueren oude bepalingen voor zover de nieuwe nog niet in werking treden

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip blijven de bepalingen van de Wet primair onderwijs BES zoals die is komen te luiden op 10 oktober 2010, van kracht voor zover de regeling van de daarin opgenomen onderwerpen niet is vervangen door de inwerkingtreding van overeenkomstige onderwerpen in deze wet. De vorige volzin is niet van toepassing op de onderwerpen geregeld in de artikelen 14, 16 en 18 van de Wet primair onderwijs BES zoals die is komen te luiden op 10 oktober 2010.

G

Onderdeel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Artikel 10.14 komt als volgt te luiden:» vervangen door: Ingevoegd wordt een artikel 10.14, luidende:.

2. In artikel 1, eerste lid, wordt de begripsomschrijving van «uitvoeringsinstantie» vervangen door:

uitvoeringsinstantie: een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die wordt bekostigd voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 5, tweede lid;.

3. In artikel 4, tweede lid, wordt «een startkwalificatie WSKJ» vervangen door: instroom in het regulier onderwijs.

4. Artikel 5, eerste lid, aanhef, komt als volgt te luiden:

1. Elk openbaar lichaam houdt een projectbureau in stand dat tot taak heeft:.

5. Artikel 5, tweede lid, aanhef, komt als volgt te luiden:

2. Elk openbaar lichaam bekostigt een uitvoeringsinstantie die tot taak heeft:.

6. In artikel 9, tweede lid, vervalt onderdeel e en wordt onderdeel f verletterd tot onderdeel e.

7. Aan artikel 11 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het eerste lid komt een gedetineerde deelnemer niet in aanmerking voor een kanstrajecttoelage.

8. Na artikel 12 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a. Zorgstuctuur

1. De uitvoeringsinstantie is aangesloten bij een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 26 van de Wet primair onderwijs BES, in artikel 67 van de Wet voortgezet onderwijs BES en artikel 3.2.van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES.

2. De artikelen 3.2 tot en met 3.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES zijn van overeenkomstige toepassing.

9. In artikel 13 wordt de bestaande tekst aangeduid als eerste lid en wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

2. De kosten van een sociaal kanstraject bedragen niet meer dan een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag.

10. In artikel 15 vervallen het tweede en derde lid, alsmede de tweede volzin van het vierde lid. In het vierde lid wordt «bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door «bedoeld in het eerste lid». In het vijfde lid vervalt: het bestuurscollege.

11. Artikel 17, eerste lid, komt als volgt te luiden:

1. Onze Minister verstrekt jaarlijks, binnen het raam van de door de begrotingswetgever beschikbaar gestelde middelen, per openbaar lichaam een bijzondere uitkering als bedoeld in artikel 91 van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba ter tegemoetkoming in de kosten van de activiteiten van het projectbureau en van de uitvoeringsinstantie.

12. Na artikel 17 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17a. Verantwoording bijzondere uitkering

1. Het bestuurscollege verantwoordt jegens Onze Minister de bijzondere uitkering in een bijlage bij de jaarrekening, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Uit de bijlage blijkt op welke wijze de uitkering is aangewend en de rechtmatigheid daarvan.

2. Onze Minister kan nadere regelen stellen omtrent de in de bijlage te verstrekken informatie voor zover deze nodig is voor een beoordeling van besteding van de bijzondere uitkering.

13. Na artikel 21 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 21a. Overgangsbepaling

Degene die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet deelneemt aan een kanstraject als bedoeld in de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES, zoals die wet is komen te luiden op 10 oktober 2010, is deelnemer in de zin van deze wet.

H

Onderdeel J wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Artikel 10.15 komt als volgt te luiden:» vervangen door: Ingevoegd wordt een artikel 10.15, luidende:.

2. In artikel 1.1, eerste lid, wordt in alfabetische rangschikking ingevoegd:

eigen openbaar lichaam: het openbaar lichaam waar de ouders van de studerende wonen of een van diens ouders woont, tevens het openbaar lichaam waar de studerende een opleiding volgt,.

ander openbaar lichaam: het openbaar lichaam waar de ouders van de studerende wonen of een van diens ouders woont, niet zijnde het openbaar lichaam waar de studerende een opleiding volgt,.

3. In artikel 1.3, aanhef, wordt na «de studiefinanciering BES» ingevoegd: en de opstarttoelage.

4. In artikel 1.4, aanhef, en onderdeel b, wordt «de aanvraag» vervangen door: de eerste aanvraag.

5. In artikel 1.8 wordt na «de studiefinanciering BES» telkens ingevoegd: en de opstarttoelage.

6. In artikel 2.1 vervallen het derde en vierde lid, onder vernummering van het vijfde lid tot derde lid.

7. In artikel 2.2, tweede lid, wordt in de tabel in de eerste kolom na «Beroepsonderwijs» ingevoegd «opleiding niveau 3 of 4» en vervalt in de derde kolom «of gift».

8. In artikel 2.3, eerste lid, onder c, wordt na «de studiefinanciering BES» ingevoegd: of de opstarttoelage.

9. In artikel 2.3 wordt het tweede lid vernummerd tot derde lid en wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. De aanvraag voor een opstarttoelage wordt ingediend in de periode gelegen tussen 1 mei en de aanvang van de opleiding.

10. In artikel 2.5 wordt in het tweede lid «voor de datum van aanvang van het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft» vervangen door: voor de datum van aanvang van het studiejaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

11. Artikel 2.5, derde lid, komt als volgt te luiden:

3. De opstarttoelage wordt slechts toegekend indien zij betrekking heeft op een nog niet aangevangen studiejaar.

12. In het opschrift van artikel 2.6 vervalt «; vorm opstarttoelage».

13. Artikel 2.6, vierde en vijfde lid, vervallen.

14. In artikel 2.9, tweede lid, wordt «beroepsonderwijs in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door: een beroepsopleiding niveau 3 of 4 in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

15. In artikel 3.2, vijfde lid, wordt «per 1 januari van het kalenderjaar» vervangen door: per 1 januari volgend op het kalenderjaar.

16. Aan artikel 4.13, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Op het ogenblik van beëindiging van het recht op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 wordt de schuld van een studerende met betrekking tot de opstarttoelage van rechtswege omgezet in een lening.

17. In artikel 4.13, tweede lid wordt «het kalenderjaar waarin de studerende is opgehouden studerende te zijn.» vervangen door: het kalenderjaar waarin de studerende is opgehouden studiefinanciering BES te genieten.

18. Artikel 4.13, derde lid, vervalt.

19. Artikel 4.13, vierde lid, komt als volgt te luiden:

3. De in het eerste of tweede lid bedoelde lening wordt rentedragend met ingang van het tijdstip van de daar bedoelde omzetting.

20. In artikel 5.1, tweede lid, onderdeel b vervalt: of van de opstarttoelage.

21. In artikel 5.1, derde lid, eerste volzin, vervalt «of van de opstarttoelage, of d,».

22. Het opschrift «HOOFDSTUK 6. UITBETALING, VERREKENING EN INVORDERING» wordt vervangen door: HOOFDSTUK 6. UITBETALING EN INVORDERING.

23. In het opschrift van artikel 6.1 vervalt «en verrekening».

24. In artikel 6.1 wordt het eerste lid vernummerd tot vierde lid, en wordt het tweede lid vernummerd tot derde lid.

25. In artikel 6.1 worden een nieuw eerste en tweede lid ingevoegd, luidende:

1. De uitbetaling van de studiefinanciering BES vindt plaats per kalendermaand. Onze Minister kan op aanvraag van de studerende die buiten het eigen openbare lichaam gaat studeren, vaststellen dat hem, voorafgaand aan de aanvang van de studie, eenmalig het bedrag van ten hoogste de eerste drie maanden studiefinanciering BES als voorschot wordt uitbetaald.

2. De uitbetaling van de opstarttoelage vindt eenmalig plaats, maar kan op aanvraag van de studerende gespreid plaatsvinden.

26. In artikel 6.1, vierde lid, wordt «regels worden gesteld» vervangen door: nadere regels worden gesteld.

27. In artikel 8.2 vervalt «of toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen».

28. Artikel 9.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 9.2. Studietoelagen verstrekt voor 10 oktober 2010

Studietoelage die is verstrekt onder de werking van de Landsstudietoelagenregeling of van de Wet studiefinanciering BES zoals die wet op 10 oktober 2010 is komen te luiden, wordt beheerst door de bepalingen van de Landsstudietoelagenregeling zoals die luidde op 9 oktober 2010. Een schuld die voortvloeit uit studietoelage als bedoeld in de vorige volzin, is vanaf 10 oktober 2010 een schuld jegens Onze Minister.

I

Onderdeel K wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «Artikel 10.16 komt als volgt te luiden:» vervangen door: Ingevoegd wordt een artikel 10.16, luidende:.

2. Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel c, vervalt aan het slot «en».

2. In het eerste lid wordt na onderdeel c ingevoegd een nieuw onderdeel, luidende:

d. de uitvoeringsinstantie, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES, en.

3. In het tweede lid wordt « bedoeld in onderdelen a, b of c» vervangen door: bedoeld in de onderdelen a, b, c of d.

4. In het derde lid wordt «onderdelen b tot en met d» vervangen door: onderdelen b tot en met e.

3. Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijftiende lid tot vierde tot en met zeventiende lid, worden na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

2. Indien het bevoegd gezag een leraar benoemt of tewerkstelt zonder benoeming voor uitsluitend het geven van middelbaar algemeen voortgezet onderwijs of het geven van onderwijs in de eerste drie leerjaren van het hoger algemeen voortgezet onderwijs of van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, is het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, niet van toepassing en volstaat in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, het bezit van het getuigschrift van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat:

  • 1°. de betrokkene in het kader van die opleiding met goed gevolg ten minste 30 studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, heeft besteed aan voorbereiding op het geven van onderwijs in een met zijn opleiding inhoudelijk overeenkomend vak in die leerjaren, en

  • 2°. is voldaan aan de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 86, eerste lid, voor zover die van toepassing zijn op dat onderwijs.

3. Bij ministeriële regeling bepaalt Onze Minister op grond van welke bacheloropleidingen als bedoeld in het eerste lid onderwijs verzorgd kan worden in daarbij aan te wijzen vakken.

2. In het zesde lid, eerste volzin, wordt «vijfde lid» vervangen door: zevende lid.

3. In het achtste lid wordt «vijfde lid is het derde lid» vervangen door: zevende lid is het vijfde lid.

4. In het negende lid wordt «vierde lid, het vijfde lid en het zesde lid» vervangen door: zesde lid, het zevende lid en het achtste lid.

5. In de aanhef van het twaalfde lid wordt «derde tot en met zesde lid en het negende lid» vervangen door: vijfde tot en met achtste lid en het elfde lid.

6. In het dertiende lid wordt «tiende lid» vervangen door: twaalfde lid.

4. Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder aanduiding van de bestaande tekst als eerste lid worden een tweede en derde lid toegevoegd, luidende:

2. Voor de salarissen en toelagen van het personeel wordt een regeling vastgesteld bij eilandsbesluit.

3. Het bestuurscollege stelt de regeling, bedoeld in het tweede lid, dan wel een wijziging daarvan niet vast dan nadat daarover op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de bevoegde gezagsorganen en met de onderwijsvakbonden of, bij het ontbreken daarvan, met een representatief te achten vertegenwoordiging van het personeel. Artikel 101 van de Wet materieel ambtenarenrecht BES is niet van toepassing op de vaststelling dan wel wijziging van de regeling, bedoeld in het tweede lid.

5. In artikel 111, eerste lid, wordt «Artikel 80, tweede tot en met vijfde en dertiende en veertiende lid» vervangen door: Artikel 80, vierde tot en met zevende en vijftiende en zestiende lid.

6. Artikel 150, eerste lid, komt als volgt te luiden:

Onze Minister verstrekt het expertisecentrum onderwijszorg subsidie.

7. In artikel 206, derde lid, wordt «op de dag voor het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: op 9 oktober 2010.

8. In artikel 207, aanhef, wordt «op het tijdstip van de transitie, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba» vervangen door: op 10 oktober 2010.

9. Artikel 208 komt als volgt te luiden:

Artikel 208. Voorziening in de huisvesting voor de jaren 2011 tot en met 2015

1. In afwijking van de artikelen 129 tot en met 135 en met overeenkomstige toepassing van artikel 138 gelden gedurende de jaren 2011 tot en met 2015 de voorschriften van artikel 167a, tweede tot en met negende lid, van de Wet primair onderwijs BES voor de voorziening in de huisvesting van uit 's Rijks kas bekostigde scholen.

2. Gedurende de jaren 2011 tot en met 2015 is het eerste lid tevens van toepassing op de Saba Comprehensive School.

3. Met ingang van het jaar 2016 is, in afwijking van artikel 128, afdeling II van titel III van deze wet tot het tijdstip, genoemd in artikel 207, onderdeel d, van overeenkomstige toepassing op de Saba Comprehensive School.

10. Artikel 209 komt als volgt te luiden:

Artikel 209. Overgangsgrondslag bekostiging

1. Onverminderd de artikelen 153, eerste lid, 155, tweede lid,156, eerste en tweede lid en 157, tweede lid, omvat, tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, de bekostiging van een school voor de personeels- en exploitatiekosten, alsmede voor de kosten van de zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte, een door Onze Minister vast te stellen bedrag.

2. Onverminderd de artikelen 149, 153, eerste lid, 155, tweede lid, 156, eerste en tweede lid, en 157, tweede lid, omvat de bekostiging van de personeelskosten, de exploitatiekosten en de kosten van de zorg voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte van het tijdstip, bedoeld in het eerste lid af, tot het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 152, 154, 156, derde tot en met zesde lid, en 159, eerste lid, het product van het aantal leerlingen en een jaarlijks bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag. Het bedrag heeft betrekking op een kalenderjaar. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven over het tijdstip en de wijze waarop de bekostiging wordt berekend, alsmede de wijze waarop de bekostiging wordt vastgesteld.

11. Na artikel 214 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 214a. Continueren oude bepalingen voor zover de nieuwe nog niet in werking treden

Tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip blijven de bepalingen van de Wet voortgezet onderwijs BES zoals die is komen te luiden op 10 oktober 2010, van kracht voor zover de regeling van de daarin opgenomen onderwerpen niet is vervangen door de inwerkingtreding van overeenkomstige onderwerpen in deze wet.

J

Onderdeel L vervalt.

B

Na artikel I wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

De Monumentenwet BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Voor artikel 1 wordt ingevoegd:

Hoofdstuk 1. Begripsbepaling

B

In artikel 1 worden, onder vervanging aan het slot van onderdeel f van de punt door een puntkomma, na onderdeel f zeven nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

  • g. «maritiem archeologisch erfgoed»: alle onder water gelegen, vóór tenminste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde alsmede de terreinen welke van belang zijn vanwege de daar aanwezige voornoemde zaken;

  • h. «schip»: een schip als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet maritiem beheer BES;

  • i. «binnenwateren»: de binnenwateren, bedoeld in artikel 1, onderdeel k, van de Wet maritiem beheer BES;

  • j. «rede»: de rede, bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet maritiem beheer BES;

  • k. «territoriale zee»: de territoriale zee, bedoeld in artikel 1, onderdeel m, van de Wet maritiem beheer BES;

  • l. «aansluitende zone»: de aansluitende zone, bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van de Wet maritiem beheer BES;

  • m. «exclusieve economische zone»: de exclusieve economische zone, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet maritiem beheer BES.

C

Na artikel 1 wordt ingevoegd:

Hoofdstuk 2. Monumenten en stads- en dorpsgezichten

D

Na artikel 9 wordt ingevoegd:

Hoofdstuk 3. Maritiem archeologisch erfgoed

Artikel 9a

1. Er is een Meldpunt maritiem archeologisch erfgoed. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wijst een instelling aan waar het meldpunt wordt ondergebracht.

2. Maritiem archeologisch erfgoed dat is gelegen in de binnenwateren, de territoriale zee of de aansluitende zone van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba, wordt opgenomen in een openbare lijst die wordt aangehouden en beheerd door het Meldpunt maritiem archeologisch erfgoed, onder vermelding van ten minste de nauwkeurige plaats, de aard en de voornaamste kenmerken van het betrokken erfgoed.

3. Een ieder die een zaak in een gebied als bedoeld in het tweede lid aantreft waarvan hij weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat het maritiem archeologisch erfgoed betreft, meldt dit onverwijld bij het Meldpunt maritiem archeologisch erfgoed.

4. Het is verboden zonder of in afwijking van een daartoe strekkende ontheffing van het bestuurscollege maritiem archeologisch erfgoed of onderdelen hiervan dat zich bevindt in de binnenwateren of de territoriale zee, op te graven, te verwijderen, te verplaatsen, te beschadigen of anderszins te verstoren.

5. Het opgraven, verwijderen, verplaatsen, beschadigen of anderszins te verstoren van maritiem archeologisch erfgoed of onderdelen hiervan dat zich bevindt in de aansluitende zone, wordt aangemerkt als een verboden handeling als bedoeld in het vierde lid.

6. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan, het Meldpunt maritiem archeologisch erfgoed gehoord, een ontheffing verlenen van een verbod als bedoeld in het vijfde lid.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.

Artikel 9b

1. Bij de monumenteneilandsverordening worden nadere regels gesteld met betrekking tot de zorg voor het maritiem archeologisch erfgoed dat zich bevindt in de binnenwateren van het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius, onderscheidenlijk Saba en de territoriale zee rondom een openbaar lichaam.

2. De monumenteneilandsverordening bevat in elk geval regels ten aanzien van:

  • a. de wijze waarop een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, vierde lid, wordt aangevraagd, ter inzage wordt gelegd en wordt beoordeeld;

  • b. de advisering door deskundigen ten aanzien van een aanvraag en de eisen die aan deze aanvraag worden gesteld;

  • c. de voorwaarden waaronder een ontheffing wordt verleend en de hieraan te verbinden beperkingen en voorschriften, met inachtneming van de internationale normen voor omgang met maritiem archeologisch erfgoed;

  • d. de opstelling en uitvoering van een beheersplan.

E

Voor artikel 10 wordt ingevoegd:

Hoofdstuk 4. Handhaving, sancties en toezicht

F

In artikel 10, eerste lid, wordt «artikelen 5 en 7» vervangen door: artikelen 5, 7, 9a en 9b.

G

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van deze wet» vervangen door «van hoofdstuk 2» en wordt «in deze wet» vervangen door: in dat hoofdstuk.

2. In het tweede lid wordt «bij deze wet» vervangen door: in het eerste lid.

H

Na artikel 12 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 12a

Hij die handelt in strijd met de voorschriften gegeven bij of krachtens artikel 9a, zesde lid, of artikel 9b, tweede lid, onderdeel c, begaat een overtreding en wordt gestraft met geldboete van ten hoogste de vijfde categorie.

Artikel 12b

1. Hij die opzettelijk handelt in strijd met een verbod gegeven in artikel 9a, vierde en vijfde lid, begaat een misdrijf en wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van ten hoogste de zesde categorie dan wel met beide straffen.

2. Handelen als bedoeld in het eerste lid, voor zover niet opzettelijk begaan, is een overtreding en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een jaar of met geldboete van de vijfde categorie dan wel met beide straffen.

3. Bij herhaling van een overtreding als bedoel in het eerste lid kan de geldboete worden verhoogd tot ten hoogste de keren van herhalen te vermenigvuldigen met ten hoogste het bedrag van een geldboete van de derde categorie.

I

Na artikel 13 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

1. De met het toezicht belaste personen, bedoeld in artikel 51 van de Wet maritiem beheer BES, zijn bevoegd schepen aan of vast te houden, indien het vermoeden bestaat dat er in strijd is of wordt gehandeld met het bepaalde in artikel 9a, vierde, vijfde of zesde lid.

2. De artikelen 52 en 56 tot en met 61 van de Wet maritiem beheer BES zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13b

1. De met het toezicht belaste personen, bedoeld in artikel 51 van de Wet maritiem beheer BES, zijn bevoegd tot het stilleggen van werkzaamheden in de binnenwateren, de reden, de territoriale zee of de exclusieve economische zone waarbij er in strijd wordt gehandeld met het bepaalde in artikel 9a, vierde en vijfde lid, en met het bepaalde krachtens artikel 9b, eerste lid.

2. De artikelen 52, 63, eerste, tweede en derde lid, 64, 65 en 66 van de Wet maritiem beheer BES zijn van overeenkomstige toepassing.

J

Na artikel 13a wordt ingevoegd:

Hoofdstuk 5. Slotbepaling

C

Na artikel IA wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IB

De Wet maritiem beheer BES wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 53, eerste lid, vervalt «artikel 32, vierde, vijfde of zesde lid,».

B

In artikel 62 vervalt «32, vierde en vijfde lid, 33, eerste lid,».

C

In artikel 80, derde lid, vervalt «artikel 32, zesde lid, artikel 33, tweede lid, onderdeel c,».

D

In artikel 81, eerste lid, vervalt «artikel 32, vierde en vijfde lid,».

D

In artikel 16.1, eerste lid, van de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: waarbij aan de inwerkingtreding van artikelen of onderdelen daarvan uit hoofdstuk 10 terugwerkende kracht kan worden verleend tot en met 1 januari 2011.

E

Aan artikel II wordt voor de punt aan het slot ingevoegd: , met dien verstande dat de artikelen IA en IB in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

Onderdeel A, subonderdeel A, punt 1, subonderdeel B, punt 1, subonderdeel E, punt 1, subonderdeel F, punt 1, subonderdeel G, punt 1, subonderdeel H, punt 1, en subonderdeel I, punt 1.

Deze wijzigingen zijn technisch van aard en vloeien voort uit het feit dat aanvankelijk in de (eerste) Aanpassingswet BES artikelen waren gereserveerd voor de wijziging van een aantal onderwijswetten. Deze reserveringen zijn is uiteindelijk vervallen.

Onderdeel A, subonderdeel A, punt 2

De wijziging is technisch van aard en vloeit voort uit een wijziging van artikel 80 van de Wet voortgezet onderwijs BES.

Onderdeel A, subonderdeel A, punten 3 en 4

Hier is een onjuiste citeerwijze van de WPO BES en de WVO BES gecorrigeerd.

Onderdeel A, subonderdeel B, punt 2

Dit betreft een technische correctie: er werd verwezen naar een onjuist artikel.

Onderdeel A, subonderdeel B, punten 3, 4 en 5, subonderdeel C, subonderdeel E, punten 16 en 18, subonderdeel F, punten 10, 11 en 12, subonderdeel H, punt 26, en subonderdeel I, punten 7 en 8

In het wetsvoorstel kon het tijdstip van de transitie nog niet concreet worden ingevuld. Dit is inmiddels wel het geval.

Onderdeel A, subonderdelen D en J, onderdeel B en onderdeel C

Artikel I van het wetsvoorstel houdt een wijziging in van de (eerste) Aanpassingswet BES. Ten onrechte is de zelfstandige wijziging van de Monumentenwet BES daarin opgenomen. Dit is hersteld door deze wijziging over te brengen naar een nieuw ingevoegd artikel IA. Datzelfde geldt voor de wijziging van de Wet maritiem beheer BES, die thans is ondergebracht in een artikel IB.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 2 sub 1

Artikel 1.5.1 voorzag in een grondslag voor een ministeriële regeling voor de subsidiëring van de Raad onderwijs arbeidsmarkt. De grondslag voor deze regeling is komen te vervallen. Het gaat immers maar om één subsidieontvanger per eiland. De subsidievoorwaarden kunnen beter in de subsidiebeschikking worden geïndividualiseerd.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 2 sub 2

Het betreft een tekstuele verbetering.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 3

De toevoeging van onderdeel f aan artikel 2.1.1, tweede lid, dat opleidingen moeten bijdragen aan een samenhangend aanbod met het vmbo, bevordert dat de leerlingen van het vmbo kunnen doorstromen naar het middelbaar beroepsonderwijs. Daar waar een instelling niet verbonden is aan een VO-school, zal de opleiding samen met de VO-school moeten zorgen voor een samenhangend aanbod van vmbo en mbo.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 4

De grondslag voor een ministeriële regeling, bedoeld in het vierde lid van artikel 2.1.1, vervalt. Die regeling zag op de wijze waarop wordt vastgesteld dat er geen voldoende behoefte meer bestaat aan een opleiding. Dit onderwerp is niet geschikt voor een algemeen geldende regeling aangezien de situatie op de onderscheiden eilanden zeer verschilt. Thans is sprake van een individuele beoordeling door de minister waarbij maatwerk wordt geleverd, in ieder geval rekening houdend met de arbeidsmarktomstandigheden.

Onderdeel A, subonderdeel E, punten 5 en 8

De bekostiging van de huisvesting van het beroepsonderwijs maakte in het wetsvoorstel deel uit van de bekostiging van de instellingen door het ministerie van OCW. Thans wordt dit, net als bij het primair en het voortgezet onderwijs, een verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam. De bekostiging zal worden gefinancierd uit de vrije uitkering. Met de onderhavige wijziging van artikel 2.2.1, tweede lid, en worden de huisvestingscomponenten uit de rijksbijdrage aan de instelling gehaald. Met het ingevoegde artikel 2.2.6 wordt de huisvesting een verantwoordelijkheid gemaakt van het openbaar lichaam.

Onderdeel A, subonderdeel E, punten 6 en 7

Artikel 2.2.3 maakt aanvullende bekostiging mogelijk, uit te werken in een ministeriële regeling. De tekst is zodanig gewijzigd dat de ministeriële regeling pas tot stand hoeft te komen als van de mogelijkheid van aanvullende bekostiging daadwerkelijk gebruik zal worden gemaakt.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 9, subonderdeel F, punt 3, en subonderdeel I, punt 2

Met deze wijzigingen zijn de uitvoeringsinstanties, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet sociale kanstrajecten jongeren BES, opgenomen in de opsomming van deelnemers aan het samenwerkingsverband voor de zorg.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 10, en subonderdeel F, punt 4

Omdat het zorgplan ook aandacht moet besteden aan de wijze waarop het samenwerkingsverband zijn doelstelling realiseert, wordt thans ook verwezen naar het derde lid van artikel 3.2.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 11, subonderdeel F, punt 7, en subonderdeel I, punt 6

Met deze wijzigingen is het verlenen van subsidie aan de expertisecentra onderwijszorg imperatief geworden.

Onderdeel A, subonderdeel E, punten 12 en 13, subonderdeel F, punt 5, en subonderdeel I, punt 4

De rechtspositie van het onderwijspersoneel wordt geregeld in de Wet materieel ambtenarenrecht BES. De salarissen en toelagen worden echter geregeld bij eilandsbesluit. Omdat de bevoegde gezagsorganen in het bijzonder onderwijs geen partij zijn in het overleg op decentraal niveau wordt in de voorgestelde bepaling geregeld dat voor de vaststelling of wijziging van salarissen en toelagen op overeenstemming gericht overleg moet worden gevoerd met de bevoegde gezagsorganen en de onderwijsvakbonden dan wel een representatief te achten vertegenwoordiging van het personeel.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 14

Duidelijker is geformuleerd dat de aanwijzing van opleidingen in de kwalificatiestructuur bij ministeriële regeling geschiedt.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 15

Het is de bedoeling de modellen van diploma's en certificaten voor de beroepsopleidingen in het Europese deel van Nederland en voor de BES gelijkvormig te maken. Nu die modellen voor het Europese deel van Nederland nog in ontwikkeling zijn, kan vaststelling nog niet plaatsvinden. Daarom is de opdracht om de modellen vast te stellen, omgezet in een mogelijkheid daartoe.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 17 (artikel 11.1a)

Omdat er thans onvoldoende gegevens zijn om de wettelijke bekostigingssystematiek toe te passen, zal de bekostiging voorlopig worden geregeld bij of krachtens amvb.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 17 (artikel 11.1b), subonderdeel F, punt 15 (artikel 167a), en subonderdeel I, punt 9

Gezien de slechte bouwkundige staat van de gebouwen die voor het geven van onderwijs of als kinderopvangvoorzieningen worden gebruikt zal het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in de komende 5 jaren investeren in de verbetering van de huisvesting, waaronder inventaris. De bekostiging van de voorzieningen in de huisvesting, die in het wettelijke systeem een verantwoordelijkheid is van de openbare lichamen, wordt gemaakt tot een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het ministerie en de openbare lichamen. De gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt vormgegeven door in de Wet primair onderwijs BES te voorzien in artikel (167a) dat het volgende inhoudt:

  • 1. De «normale» bepalingen over de bekostiging van voorzieningen in de huisvesting worden voor PO, VO en WEB gedurende de jaren 2011–2015 buiten werking gesteld.

  • 2. De minister van OCW stelt voor die jaren een huisvestingsplan vast voor de scholen voor PO en VO, voor de instellingen voor beroepsonderwijs en voor de kinderopvang. Omdat dat plan ook beslag legt op (eigen) middelen van de openbare lichamen, moet dat plan in overeenstemming met de bestuurscolleges van de openbare lichamen worden vastgesteld. Uiteraard moet met de belanghebbenden (de scholen/instellingen en de kinderopvangvoorzieningen) vooraf overleg worden gepleegd.

  • 3. In het plan wordt per eiland en per school, instelling of kinderopvangvoorziening aangegeven wie welk bedrag krijgt voor welke verbetering van de huisvesting.

  • 4. Het plan is de basis voor de bekostiging van de voorzieningen in de huisvesting door de openbare lichamen en tevens de basis voor een bijzondere uitkering van het ministerie van OCW aan de openbare lichamen. De voorzieningen in de huisvesting worden door de openbare lichamen gefinancierd uit de bijzondere uitkering van het ministerie van OCW en de vrije uitkeringen van de openbare lichamen. In het plan wordt per school, instelling of kinderopvangvoorziening aangegeven hoeveel deze krijgt en hoeveel daarvan uit 's Rijks kas komt, en hoeveel uit de kas van het openbaar lichaam.

  • 5. Het ministerie van OCW verstrekt aan de openbare lichamen een bijzondere uitkering waarmee de uitvoering van het plan mede kan worden gefinancierd.

  • 6. Het plan geldt voor 5 jaar maar kan jaarlijks worden bijgesteld om te kunnen voorzien in onvoorziene omstandigheden.

De hier geschetste uitwerking is neergelegd in artikel 167a van de WPO BES. Dat artikel ziet echter niet alleen op het PO, maar ook op VO, beroepsonderwijs en kinderopvang. De onderscheiden wetten beperken zich tot het buiten werking stellen van de «normale» regeling van de huisvesting en verwijzen daarbij voor de tijdelijke regeling naar artikel 167a WPO BES. Voor de bekostiging van de huisvesting van de kinderopvang is niet voorzien in een wettelijke regeling. Er hoeft dan ook niet van een wet (tijdelijk) te worden afgeweken.

Onderdeel A, subonderdeel E, punt 19, subonderdeel F, punt 14 (artikel 167b), en subonderdeel I, punt 10

De nieuwe wettelijke bepalingen treden gefaseerd in werking. Om te voorkomen dat er een gat valt met betrekking tot bepalingen die niet op 1 januari 2011 in werking treden, is bepaald dat tot een nog te bepalen datum de overeenkomstige bepalingen van de per 10 oktober 2010 in wetten omgezette landsverordeningen van kracht blijven. Die nader te bepalen datum is het moment waarop het overgrote deel van de inhoudelijke bepalingen in werking zullen treden, naar huidig inzicht 1 augustus 2011. Dan vervallen alle bepalingen uit de omgezette landsverordeningen.

Onderdeel A, subonderdeel F, punt 1

Het betreft een technische correctie.

Onderdeel A, subonderdeel F, punt 6

Teneinde misverstand te voorkomen wordt in artikel 68 expliciet bepaald dat de bekostiging voor materiële instandhouding ten behoeve van leerlingen met specifieke onderwijsbehoefte is verwerkt in de «algemene» bekostiging voor materiële instandhouding. Het is dus geen zichtbare component in de bekostiging.

Onderdeel A, subonderdeel F, punt 8

Vooralsnog is het niet noodzakelijk om voorschriften te geven als bedoeld in de tweede volzin van artikel 97, vierde lid. Om die reden wordt de verplichting om voorschriften te geven, vervangen door de mogelijkheid om dat te doen.

Onderdeel A, subonderdeel F, punt 9

Vooralsnog is het niet noodzakelijk om voorschriften te geven over het in mindering brengen van inkomsten van het bevoegd gezag. Om die reden wordt de verplichting om voorschriften te geven, vervangen door de mogelijkheid om dat te doen.

Onderdeel A, subonderdeel F, punten 13 en 14

In deze onderdelen is ervoor gezorgd dat de verwijzingen die thans betrekking hebben op artikel 101 van de WPO BES, welk artikel nog niet in werking treedt, wordt vervangen door verwijzingen naar artikel 164 dat artikel 101 tijdelijk vervangt.

Onderdeel A, subonderdeel G, punten 2 en 5

De definitie van «uitvoeringsinstantie» is aangescherpt met de eis dat er sprake moet zijn van een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid. Dit werkt door in artikel 5, tweede lid, aanhef.

Onderdeel A, subonderdeel G, punten 3 en 6

Omdat er geen mbo niveau 1 wordt aangeboden, kan een kanstraject niet leiden tot een startkwalificatie WSKJ. Daarom is deze bepaling nu anders vorm gegeven door het doel van de kanstrajecten te omschrijven als leidend tot instroom in het regulier onderwijs.

Onderdeel A, subonderdeel G, punt 4

Thans is omschreven dat het projectbureau – conform de huidige situatie – een overheidsorgaan is.

Onderdeel A, subonderdeel G, punt 7

Sociale kanstrajecten staan ook open voor gedetineerden. Omdat zij niet in de kosten van hun levensonderhoud hoeven te voorzien, zijn zij uitgesloten van de kanstrajecttoelage.

Onderdeel A, subonderdeel G, punt 8

De uitvoeringsinstantie neemt op gelijke voet als de instellingen voor beroepsonderwijs en de scholen voor basisonderwijs voor voortgezet onderwijs, deel in het samenwerkingsverband dat er toe dient de zorgstructuur goed te laten functioneren. In de WPO BES, de WVO BES en de WEB BES is de zorgstructuur, uitgaande van het type onderwijs dat in die wet wordt geregeld, uitgewerkt. Hoewel de wettelijke basis in drie wetten is neergelegd gaat het om één zorgstructuur met één samenwerkingsverband en één expertisecentrum.

De zorg is er op gericht leerlingen van scholen en deelnemers van beroepsonderwijs en, nu nog, sociale kanstrajecten de steun te geven die zij gezien hun problematiek nodig hebben.

De specifieke zorg moet er toe leiden dat leerlingen of deelnemers niet uitvallen. Als men daarin slaagt, zal er geen behoefte meer zijn aan sociale kanstrajecten. Vooralsnog is er reden om de uitvoeringsinstantie van de sociale kanstrajecten te laten deelnemen aan de eilandelijke zorgstructuur. Omdat de kanstrajecten, naar mag worden verwacht, na verloop van tijd zullen ophouden te bestaan, zijn de bepalingen omtrent de zorgstructuur van overeenkomstige toepassing verklaard.

Onderdeel A, subonderdeel G, punt 9

Het maximum van de kosten van een sociaal kanstraject was in het wetsvoorstel niet aangegeven. Dit maximum wordt nu bij ministeriële regeling vastgesteld.

Onderdeel A, subonderdeel G, punten 10 en 12

De bijzondere uitkering is geregeld in artikel 17, terwijl de verantwoording daarvan in artikel 15 was opgenomen. Uit een oogpunt van inzichtelijkheid zijn de desbetreffende bepalingen uit artikel 15 overgebracht naar artikel 17a.

Onderdeel A, subonderdeel G, punt 11

Dit onderdeel herstelt een onjuiste redactie van artikel 17, eerste lid.

Onderdeel A, subonderdeel G, punt 13

In artikel 21a wordt nu bepaald dat iedereen die op 31 december 2010 deelneemt aan een kanstraject op basis van de (in een wet omgezette) landsverordening, automatisch deelnemer is aan een sociaal kanstraject op grond van de nieuwe wet.

Onderdeel A, subonderdeel H, punt 2

In de definitiebepaling is nu aangegeven wat wordt verstaan onder het «eigen» en een «ander» openbaar lichaam.

Onderdeel A, subonderdeel H, punten 3 en 5

In de artikelen 1.3 en 1.8 was verzuimd te regelen dat deze artikelen ook zien op de opstarttoelage. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel A, subonderdeel H, punt 4

Omdat in artikel 1.4, naast de nationaliteitseis, ook eisen worden gesteld aan de woonplaats op het moment van aanvragen, is het voor een studerende die buiten de BES gaat studeren en daar tijdelijk met zijn studie stopt, niet meer mogelijk zijn studie met behoud van studiefinanciering BES te vervolgen. Omdat dit een niet bedoeld effect geeft, is dit nu anders geformuleerd.

Onderdeel A, subonderdeel H, punten 6, 24, 25 en 26

Het derde en vierde lid van artikel 2.1 zoals opgenomen in het wetsvoorstel, regelen niet de toekenning, maar de uitbetaling van studiefinanciering BES en de opstarttoelage, en horen daarom bij nader inzien niet in hoofdstuk 2, maar in hoofdstuk 6 thuis. De twee leden worden thans ondergebracht in artikel 6.1, dat de uitbetaling regelt.

Tevens is in het nieuwe eerste lid van artikel 6.1 (het oude derde lid van artikel 2.1) geëxpliciteerd dat het voorschot dat op de studiefinanciering BES kan worden verleend, beperkt blijft tot de eerste drie maanden.

Onderdeel A, subonderdeel H, punten 7, 12, 13 en 14

In het wetsvoorstel is bepaald dat de opstarttoelage open staat voor alle mbo-opleidingniveaus. Bij nadere overweging is er nu voor gekozen dit te beperken tot de niveaus 3 en 4. Op die manier worden de jongeren die een opleiding niveau 1 of 2 volgen, gemotiveerd om in de eigen regio een opleiding te volgen. Een opleiding in de eigen regio sluit beter aan op de lokale arbeidsmarkt. In de regio kan de opleiding op deze niveaus in de «eigen» taal worden gegeven, wat de kans op succes vergroot.

Onderdeel A, subonderdeel H, punt 8

Hier is een technische verbetering aangebracht.

Onderdeel A, subonderdeel H, punten 9 en 11

De opstarttoelage kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend. De enigszins verwarrende bepaling daaromtrent in het derde lid van artikel 2.5 is nu vervangen door een tweetal bepalingen: artikel 2.3, tweede lid, en artikel 2.5, derde lid. Artikel 2.3, tweede lid, regelt in welke periode de opstarttoelage kan worden aangevraagd. Het nieuwe derde lid van artikel 2.5 regelt dat de opstarttoelage betrekking moet hebben op een studiejaar dat nog niet begonnen is.

Onderdeel A, subonderdeel H, punt 10

Studiefinanciering BES kan, in tegenstelling tot de opstarttoelage, met terugwerkende kracht worden toegekend. Die terugwerkende kracht kan echter niet verder gaan dan het begin van het studiejaar waarvoor wordt aangevraagd. De tekst van artikel 2.5, tweede lid, gaf dat niet helder aan; dit is thans verduidelijkt.

Onderdeel A, subonderdeel H, punt 15

Hier is een technische verbetering aangebracht.

Onderdeel A, subonderdeel H, punten 16 tot en met 19

In artikel 4.13 was niet duidelijk geregeld op welk moment de schuld die met betrekking tot de opstarttoelage bestaat, wordt omgezet in een lening waarvoor de soepele terugbetalingsvoorwaarden gelden. Dit wordt nu geëxpliciteerd. Het derde lid kan daarmee vervallen.

Onderdeel A, subonderdeel H, punten 20 en 21

De vorm van de opstarttoelage kan niet foutief worden vastgesteld. Deze wordt altijd in de vorm van een lening verstrekt. Deze grond om een beschikking te herzien is daarom uit artikel 5.1, tweede lid geschrapt.

De herzieningstermijn voor «andere, nader gebleken feiten of omstandigheden» was abusievelijk vastgesteld op 5 jaar, terwijl dit 18 maanden had moeten zijn. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel A, subonderdeel H, punten 22 en 23

Deze wijzigingen zijn technisch van aard en vloeien voort uit het feit dat in hoofdstuk 6 geen bepalingen opgenomen zijn over «verrekening».

Onderdeel A, subonderdeel H, punt 27

Het betreft een technische wijziging. De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen is een onderdeel van de Faillissementswet. In de Faillissementswet BES is dit niet het geval, waardoor er van een onjuiste verwijzing sprake was. Dit is nu hersteld.

Onderdeel A, subonderdeel H, punt 28

Aan artikel 9.2 is nu toegevoegd dat schulden die voor 10 oktober 2010 zijn aangegaan, schulden jegens de minister van OCW zijn.

Onderdeel A, subonderdeel I, punten 3 en 5

De wijziging van artikel 80 van de WVO BES en van artikel 7.6, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betreft de wijziging die bij Wet van 29 april 2010 (Stb. 2010, 185) is doorgevoerd in de Wet op het voortgezet onderwijs en de WHW (bijbehorende memorie van toelichting: Kamerstukken II 2009/10, 32 270, nr. 3). De wijziging houdt een uitbreiding in van de mogelijkheden om tot leraar te worden benoemd in het voortgezet onderwijs. Het betreft de bevoegdheid om onderwijs te verzorgen in uitsluitend het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs en de eerste drie leerjaren van het hoger algemeen voortgezet onderwijs en van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs. Hiertoe zullen universiteiten een educatieve minor aanbieden in een aantal wetenschappelijke bacheloropleidingen. Het met goed gevolg doorlopen van deze bacheloropleiding en, daarbinnen, van deze educatieve minor, leidt tot de verlangde onderwijsbevoegdheid.

Onderdeel A, subonderdeel I, punt 10

Ingevoegd is een eerste lid dat bepaalt dat de minister tot een nader te bepalen tijdstip de hoogte van de bekostiging zonder wettelijke normering vaststelt. Het ligt in het voornemen om voor de eerstkomende jaren de exploitatiekosten van de scholen over het jaar 2009 als uitgangspunt te nemen. Dit is nodig omdat er thans onvoldoende gegevens zijn om de wettelijke bekostigingssystematiek toe te passen.

Het tweede lid – dat de materiële inhoud bevat van het artikel zoals opgenomen in het wetsvoorstel – bevat door de invoeging van het eerste lid, thans het bekostigingsregime dat gaat gelden als de periode waarin het eerste lid geldt is beëindigd. In dit artikellid zijn nog enige technische wijzigingen aangebracht en is aangegeven dat de bekostiging ook betrekking heeft op de kosten van zorgleerlingen.

Onderdeel D

In dit onderdeel is de mogelijkheid geboden dat artikelen of onderdelen daarvan uit hoofdstuk 10 van de (eerste) Aanpassingwet BES – dat de onderwijsbepalingen bevat – kunnen terugwerken tot en met 1 januari 2011.

Onderdeel E

Artikel I is een wijziging van (eerste) Aanpassingwet BES. Die wijziging komt tot stand door de inwerkingtreding van artikel I. Dat artikel kan onmiddellijk na plaatsing in het Staatsblad in werking treden. Omdat het niet de bedoeling is dat de artikelen IA en IB op datzelfde moment in werking treden, voorziet artikel II er in dat de in artikelen IA en IB op een nader te bepalen tijdstip in werking treden.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven