32 412 Voorstel van wet van de leden Verhoeven en Van Tongeren tot wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met het verruimen van de bevoegdheid van gemeenten om vrijstelling te verlenen van de verboden met betrekking tot de zondag en een aantal feestdagen

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 4 december 2012

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de initiatiefnemers en de regering om de vragen uiterlijk 10 januari 2013 te beantwoorden.

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefwetsvoorstel. Deze leden hebben, gezamenlijk met de leden van de PvdA-fractie, vragen aan de initiatiefnemers en de regering naar aanleiding van het ontbreken van een overgangsbepaling.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefvoorstel dat beoogt de bevoegdheid van gemeenten om vrijstelling te verlenen van de verboden met betrekking tot de zondag en een aantal feestdagen te verruimen. Zij wensen een tweetal vraagpunten voor te leggen, waarvan een vraagpunt gezamenlijk met de leden van de VVD-fractie. Deze leden hebben vragen aan zowel de initiatiefnemers als de regering. Deze leden zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het initiatiefvoorstel. Deze leden hebben enkele vragen aan de initiatiefnemers.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en zij hebben daarover een aantal opmerkingen en een aantal vragen aan de initiatiefnemers.

De leden van de fractie van D66 verwelkomen het initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Verhoeven en Van Tongeren. Dit voorstel legt door een wijziging van de Winkeltijdenwet de verantwoordelijkheid voor winkelopenstelling op zondag bij gemeenten. Door het schrappen van de toerismebepaling krijgen gemeenten de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen voor het verbod op winkelopenstelling op zon- en/of feestdagen. De initiatiefnemers willen hiermee recht doen aan de veranderende leef- en arbeidspatronen en vinden dat het aan de gemeente is om te beoordelen of openstelling wenselijk is. Deze leden sluiten zich aan bij deze motivering, maar hebben nog enkele vragen met het oog op voorgenomen maatregelen met betrekking tot gemeenten, en over de inwerkingtreding.

De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen dit initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Verhoeven en Van Tongeren van harte. Ook hechten de leden eraan hun grote waardering uit te spreken voor de initiatiefnemers die zich de moeite hebben getroost als medewetgever te willen optreden. Het initiatiefrecht is een groot en te koesteren goed in de Nederlandse democratische rechtsstaat.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling, maar ook met grote zorg kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover een aantal vragen aan de initiatiefnemers.

Het lid van de fractie van de SGP heeft met gemengde gevoelens kennisgenomen van het initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Verhoeven en Van Tongeren. Het mag bekend verondersteld worden dat de SGP bezwaren van principiële, sociale, economische en maatschappelijke aard heeft tegen uitbreiding van zondagsarbeid. Echter, wanneer zou blijken dat dit initiatiefvoorstel voldoende steun krijgt in de Eerste Kamer, is het van belang om ondanks deze bezwaren dit wetsvoorstel inhoudelijk op zijn merites te beoordelen. Deze overweging brengt de fractie van de SGP tot enkele aandachtspunten en vragen. Het betreft enkele vragen aan de initiatiefnemers en aan de regering.

VVD en PvdA

Overgangsrecht

De leden van de fracties van VVD en PvdA constateren dat als het voorstel wordt aangenomen er een fase kan ontstaan dat winkels in de tussenliggende fase gesloten zullen moeten worden op zon- en feestdagen. Immers, bestaande regelingen tot vrijstelling komen te vervallen en een overgangsbepaling ontbreekt in het huidige voorstel. Gemeenten zullen een nieuwe verordening moeten vaststellen om winkels de mogelijkheid te bieden om op zon- en feestdagen open te kunnen zijn en dat laatste is veelal niet nodig omdat het benodigde beleid door gemeenten reeds is bepaald. Gaan de initiatiefnemers ervan uit dat de gemeenten in staat zijn voor 1 juli 2013, de vermoedelijke inwerkingtredingsdatum, hun nieuwe verordening ingevoerd te hebben? Zo niet, wat is dan de situatie? Moeten de winkels dan weer dicht op zondag? Op welke wijze denken initiatiefnemers en de regering in de richting van gemeenten in de continuïteit van de opening van winkels op zon- en feestdagen te kunnen voorzien? Mocht sluiting in voorkomende gevallen toch aan de orde zijn, wie is er dan aansprakelijk voor de gederfde inkomsten volgens de initiatiefnemers en de regering?

PvdA

Positie werknemers

Zoals bekend ontvangen werknemers toeslagen voor zondagarbeid. De leden van de PvdA-fractie merken op dat het kan zijn dat zondagarbeid, bij het aannemen van dit initiatiefvoorstel, door werkgeversorganisaties als «gewoon» wordt beschouwd. Daarmee bestaat het risico dat de toeslagen onder druk komen en mogelijk in de toekomst zullen gaan verdwijnen. Onderkennen de initiatiefnemers en de regering dit risico? Is de regering bereid om dit op korte termijn met werkgeversorganisaties te bespreken zodat er tijdens de behandeling meer duidelijkheid komt over het standpunt van werkgeversorganisaties ten aanzien van de (toekomstige) toeslagen voor zondagarbeid? Op welke wijze denken de initiatiefnemers en de regering vast te kunnen houden aan de toeslagen voor werknemers voor zondagarbeid?

PVV

Kleine ondernemers

Kleine ondernemers geven aan dat zij geen vrije dagen meer over houden als het aantal koopzondagen toeneemt. De initiatiefnemers geven aan dat deze ondernemers dan de winkel op een andere dag, bijvoorbeeld de maandag of dinsdag, gesloten kunnen houden. De leden van de PVV-fractie merken op dat deze suggestie niet mogelijk is voor ondernemers die een winkelpand huren in een winkelcentrum. In huurovereenkomsten gesloten tussen winkeliers en de eigenaar van een winkelcentrum zijn namelijk minimale verplichte openingstijden opgenomen. De totale minimale verplichte openingstijd per week bedraagt vaak 53 uur, zonder de extra koopzondag van 5 uur. Als een winkelier niet voldoet aan deze verplichte openingstijden, wordt er een boete opgelegd. Een gebruikelijke boete is 500 euro.

Deze huurovereenkomsten zijn allen gesloten voor de op handen zijnde wetswijziging. Als dit initiatiefvoorstel wordt aangenomen, ligt een verruiming van de openingstijden in het verschiet. Voor kleine ondernemers kan dit grote werkdruk veroorzaken. De ondernemer kan dan, na de extra koopzondag, de winkel op maandag niet gesloten houden, zonder dat er een boete wordt opgelegd. Moet er niet voor de kleine ondernemer een regeling worden getroffen dat verplichte minimale openingstijden 53 uur per week plus één extra koopzondag per maand is? En dat er geen boete opgelegd mag worden indien men minimaal 53 uur per week en één koopzondag per maand open is?

SP

Belangenafweging aangaande het wetsvoorstel

De leden van de SP-fractie leggen de initiatiefnemers in drie onderdelen (A-C) een aantal samenhangende opmerkingen en vragen voor. Eerst constateren zij dat het wetsvoorstel niet slechts onbeperkte zondagopenstelling van winkels mogelijk maakt (hiernaar verwijst de titel van het wetsvoorstel) doch ook onbeperkte openstelling in de avond en nacht (van 22.00 tot 06.00 uur) – dit volgt immers uit de combinatie van artikel 2 uit de huidige wet en het voorgestelde artikel 3.

A. Macro-economische inkomens en detailhandelsomzet

Door variatie van de winkeltijden (openingsuren per week) kan het winkelen al dan niet aangenamer worden en kan er al dan niet een omzetherverdeling plaats vinden tussen klassen winkeliers (over beide punten later meer), doch bij een gegeven macro-economische groei en een gegeven macro-economisch inkomen van huishoudens zal door variatie van de winkeltijden de totale detailhandelsomzet nauwelijks variëren. Immers, bij gegeven vaste lasten en overige lasten van huishoudens zou de totale detailhandelsomzet slechts kunnen variëren door variatie van de besparingen.

De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers of zij bereid zijn deze stelling als uitgangspunt voor de discussie te nemen (schriftelijk en plenair). Zo nee, dan vragen zij op welk punt of welke punten de initiatiefnemers deze stelling bestrijden.

B. Belangen

Bij dit onderdeel geven de leden van de SP-fractie in een aantal punten (B-1 t/m B-5) een opsomming van de belangen en belangentegenstellingen die spelen ten aanzien van het wetsvoorstel. Bij ieder punt geven zij een belangenafweging. Punt B-6 geeft een totale belangenafweging.

B-1. Belangen van huishoudens

De belangen op het terrein van winkelopeningstijden zijn voor huishoudens niet homogeen. Voor huishoudens gelden één of meerdere van de volgende belangen:

  • 1. Op elke gewenste tijd kunnen winkelen: alle dagen, dag en nacht.

  • 2. Voor degenen die in de nabijheid van winkels wonen: op gezette tijden (zie artikel 2 van de huidige wet) rust in de straat.

  • 3. Gezette tijden (veelal op zondag) waarop men in ruimer dan huishoudelijk verband bij elkaar kan komen. (Veel families hebben vaste bijeenkomsten op de zondag bij ouders of grootouders. Op de zondag werkende detaillisten en hun personeel kunnen hier niet aan deelnemen.)

  • 4. Voor velen, en vooral voor ouderen, «dagelijkse aankopen» te kunnen doen op loopafstand (voor een groep ouderen telt naast de aankoop ook het contact). Voor veel ouderen betekent nabijheid van winkels dat zij minder snel aangewezen zijn op een verzorgingstehuis. Kunnen winkelen op loopafstand is eveneens belangrijk voor ouders met kleine kinderen.

  • 5. Variatie in het levensritme in termen van de dagen van een week (over de gewenstheid van de mate daarvan kan verschillend worden gedacht).

Ten aanzien van punt 3 zijn, wat betreft de omvang van het belang, de volgende feiten relevant (deze zijn, tenzij anders vermeld, ontleend aan het Hoofdbedrijfschap Detailhandel – HBD):2

  • In 2011 waren er 120 000 detailhandelsbedrijven (met volgens het CBS 127 000 vestigingen) waar in totaal 822 000 personen werkzaam waren, waarvan 680 000 werknemers.3 Het aantal werkzame personen in deze sector beslaat 11% van het totaal.4 Ruim 50% van de bedrijven wordt gedreven door één persoon en in ruim 40% van de bedrijven zijn 2–10 personen werkzaam.

Ten aanzien van punt 4 zijn, wat betreft de omvang van het belang, de volgende feiten relevant (tenzij anders vermeld, ontleend aan het HBD):

  • In 2011 was ruim de helft van de winkels gevestigd in de hoofdwinkelcentra. Ongeveer een kwart van de winkels is solitair gelegen: niet in een winkelcentrum. (Het zijn m.n. deze 25% solitair gelegen winkels waar ouderen en ouders met kleine kinderen op aangewezen zijn – in het bijzonder voor de dagelijkse aankopen.)

  • Ruim 50% van de aankopen bij de detailhandel betreft dagelijkse aankopen. Dit is (in 2010) € 2 520 per hoofd van de bevolking;5 d.w.z. bijna € 50 per week.

  • Naast ouders met kleine kinderen (op 15 juni 2012 waren er ruim een half miljoen kinderen tot de leeftijd van 3 jaar) maakten op 1 december 2011 1,5 miljoen ouderen van 65–75 jaar en 1,2 miljoen ouderen van 75 jaar en ouder deel uit van de bevolking.6 (Punt 4 betreft dus ruim 3 miljoen mensen.)

  • Begin 2010 hadden drie op de tien huishoudens geen auto. Bij de 20% laagste inkomens had 62% geen auto. Bij de leeftijdsgroep 65–75 had 49% geen auto en bij de groep >75 jaar was dit 64%.7

  • In 2012 had 21% uit de leeftijdsgroep 65–75 jaar nooit een PC gebruikt.8

De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers of zij bereid zijn de bovenstaande cijfers als uitgangspunt voor de discussie te nemen (schriftelijk en plenair). Zo nee, dan vragen zij over welke cijfers / afwijkende informatie de initiatiefnemers beschikken (met bronverwijzing).

Afweging. De genoemde belangen zijn strijdig (1 contra 2–4).9 De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het eerste belang niet opweegt tegen de andere.

Delen de initiatiefnemers deze analyse van belangen of zien zij nog andere belangen binnen deze categorie? Kunnen zij aangeven waarom zij hier eventueel tot een andere belangenafweging komen?

B-2. Belangen van winkeliers (detaillisten)

Winkeliers (detaillisten) hebben evenmin homogene belangen ten aanzien van de winkelopeningstijden:

  • 1. Belang kleine winkeliers: (a) zelfstandig blijven (bij een gegeven rendabele omzet moet de omzet dan ten minste gelijk blijven); (b) redelijke werktijden (bij voorkeur <50 uur per week, inclusief administratie).

  • 2. Belang grootwinkelbedrijven: maximaal renderende omzet per m2 winkeloppervlakte. Deze neemt ceteris paribus toe naarmate: (a) hun marktaandeel per vestiging toeneemt; (b) de winkeltijden (openingstijden per week) toenemen tot op het punt waar de marginale kosten (sterk bepaald door loonkosten) net onder de marginale opbrengsten liggen → maximale openstelling tot op het punt waar de marginale kosten (sterk bepaald door loonkosten) net onder de marginale opbrengsten liggen.

Ten aanzien van deze punten zijn de volgende cijfers relevant:

  • Zoals reeds gemeld wordt ruim 50% van de detailhandelsbedrijven gedreven door ieder één persoon en in ruim 40% van de bedrijven zijn 2–10 personen werkzaam.

  • Het grootbedrijf in de detailhandel (>100 werknemers) maakt 0,3% van het totaal uit, doch met ruim de helft van het aantal werknemers in de detailhandel.10

De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers of zij bereid zijn de bovenstaande cijfers als uitgangspunt voor de discussie te nemen (schriftelijk en plenair). Zo nee, dan vragen zij over welke cijfers / afwijkende informatie de initiatiefnemers beschikken (met bronverwijzing).

Afweging. Overleving van de kleine, met name solitair gelegen winkels is essentieel voor het eerder genoemde belang van ouderen en ouders met kleine kinderen (zie B-1.4). Grootwinkelbedrijven hebben een enorm belang bij het wetsvoorstel. Dit geldt omgekeerd voor de kleine winkeliers: zij zullen worden weggeconcurreerd. Dit behoort, naar het oordeel van de leden van de SP-fractie, niet de taak van de overheid te zijn. De volgende alinea geeft een toelichting hierop.

Grootwinkelbedrijven kunnen zich vrijwel onbeperkte openingstijden permitteren (thans van vaak 13 uur per dag, en in sommige plaatsen 7 dagen per week, dat wil zeggen 91 uur per week). Door het wetsvoorstel zouden daar nog nachtelijke openingstijden bij kunnen komen. Dergelijke openingstijden zijn voor kleine winkeliers sociaal gezien (huiselijk leven) en fysiek gezien onhaalbaar. Met door de overheid geïnstigeerde (vrijwel) onbeperkte winkelopeningstijden worden zij dus uitgeput en weggeconcurreerd. Een gemeente die dit zorgelijk acht (redenerend vanuit het wetsvoorstel) lijkt de mogelijkheid te hebben de winkelopeningstijden te beperken. Dit is echter slechts zeer beperkt het geval omdat winkeliers in gemeente X met beperkte openingstijden, omzet gaan verliezen aan winkeliers in gemeente Y met onbeperkte openingstijden doordat mensen met een auto daar kunnen gaan winkelen. Zo gaan de winkeliers uit gemeente X omzet en de impliciete concurrentieslag verliezen.

Delen de initiatiefnemers deze analyse van belangen of zien zij nog andere belangen binnen deze categorie? Kunnen zij aangeven waarom zij hier eventueel tot een andere belangenafweging komen?

B-3. Religieuze en culturele belangen

Het is bekend dat sommigen (nog steeds een zeer belangrijke minderheid) uit religieuze overwegingen tegen zondagopenstelling van winkels zijn.11

Afweging. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat waar deze belangen niet strijdig zijn met hogere belangen de religieuze belangen gerespecteerd dienen te worden.12 In het geval van het onderhavige wetsvoorstel is er volgens de leden van de SP-fractie echter geen hoger belang dat strijdig is met zondagsluiting van winkels. Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom zij hier eventueel tot een andere belangenafweging komen?

B-4. Algemeen belang

Onder (B-1) werd reeds aangegeven dat voor ouderen de nabijheid van winkels voor dagelijkse aankopen belangrijk is. Daardoor zijn zij ook minder snel aangewezen op een verzorgingstehuis (nog afgezien van de sociale contacten in de winkel heeft 2/3 van de ouderen boven 75 jaar geen auto). Uiteindelijk levert de kleinwinkelstructuur zo ook een maatschappelijke besparing aan zorgkosten op.

Onderschijven de initiatiefnemers dit punt van algemeen belang?

B-5. Gemeentelijke autonomie

In het wetsvoorstel wordt gekozen voor maximale gemeentelijke autonomie (subsidiariteit / autonomie in eigen kring). Dat klinkt uiterst sympathiek. De leden van de SP-fractie onderschrijven maximale gemeentelijke autonomie waar deze niet strijdig is met hogere belangen of waar deze niet inadequaat werkt. (Daarom moeten bijvoorbeeld milieumaatregelen niet primair genomen worden op gemeentelijk of nationaal niveau doch op internationaal niveau – de fracties van de initiatiefnemers onderschrijven dit met die van de SP.)

In het onderhavige geval werkt de gemeentelijke autonomie helaas niet adequaat (anders gezegd, het is een schijnautonomie). Immers, zoals reeds aangegeven onder B-2, zodra één gemeente kiest voor zondags- of nachtopenstelling, zijn de omliggende gemeentes in het belang van hun winkeliers vrijwel gedwongen om te volgen – enzovoorts. Immers, volgen zij niet dan gaan hun lokale winkeliers op den duur ten onder.

Kunnen initiatiefnemers deze gedachtegang volgen? Stemmen zij er ook mee in? Zo nee, op welk punt niet?

B-6. Afweging van de belangen B-1 tot en met B-5

Doorgaans is na een belangenafweging op specifieke terreinen een daaropvolgende belangenafweging tussen die terreinen vrij lastig. In de onderhavige kwestie doet zich dit probleem echter niet voor omdat bij ieder van de terreinen B-1 tot en met B-5 de analyse en de belangenafweging in dezelfde richting wijst, namelijk dat eerder dan een verruiming van de winkelopenstellingstijden deze juist ingeperkt zouden moeten worden. Bij onderdeel C gaan de leden van de SP-fractie hier verder op in.

C. Gelimiteerde winkelopenstelling voor allen: twee alternatieven

De leden van de SP-fractie opperen de mogelijkheid om voor alle winkels in Nederland de maximale openingstijd per winkel, per week op 45 uur te stellen. Daarbinnen zijn er dan twee nader te bediscussiëren varianten, en wel als volgt nader gespecificeerd.

(1) De winkeltijden zijn gelimiteerd (45 uur per winkel per week). Daarbinnen is er enerzijds gemeentelijke autonomie ten aanzien van de avond/nacht- en de zondagopenstelling. Binnen die door de gemeente gestelde kaders kunnen de individuele winkeliers vrijelijk hun openingstijden kiezen (sommigen zullen de vroege ochtend meenemen en anderen de vooravond of nacht (indien deze binnen het kader vallen). Sommigen kunnen kiezen voor sluiting op zondag, zelfs al valt de zondag binnen het betreffende gemeentelijke kader. Nachtelijke openstelling zal vrij automatisch beperkt blijven vanwege de omzet (binnen 45 uur).

Dit alternatief zorgt ervoor dat het grootwinkelbedrijf niet bevoordeeld wordt boven het kleinwinkelbedrijf. Het treedt ook niet in de intergemeentelijke concurrentie tussen winkeliers.13 Het houdt zo ook de kleinwinkelstructuur in stand ten behoeve van ouderen en ouders met kleine kinderen. Het legt een kwantitatief geringere, doch toch nog steeds een beperking op aan de familiale zondag (B-1.3), dat wil zeggen voor vooral werknemers voor zover zij gehouden zijn te werken op de zondag, en aan de algemene variatie in het levensritme (B-1.5), al dan niet uit religieuze overwegingen (B-3). Voorts zal de totale werkgelegenheid in de branche niet wijzigen. Dit alternatief ligt het dichtst bij het voorstel van de initiatiefnemers (het enige verschil is de 45-uurs limiet die echter zeer grote voordelen heeft).

(2) De andere mogelijkheid sluit de zondag uit van het kader dat gemeentes kunnen stellen ten behoeve van de belangen B-1.3, B-1.5 en B.3. Ook binnen dit alternatief blijft de kleinwinkelstructuur in stand, met alle genoemde voordelen van dien.

De leden van de SP-fractie ontvangen graag het commentaar van de initiatiefnemers op deze twee alternatieven.

D66

Opschalen gemeenten

De leden van de D66-fractie constateren dat in het regeerakkoord is afgesproken om gemeenten op te schalen tot een grootte van ten minste honderdduizend inwoners. Het valt niet uit te sluiten dat de aard van gemeenten daardoor zal veranderen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een huidige gemeente waar een overwegende meerderheid is tegen een openstelling op zondag, samengevoegd wordt met andere gemeenten, waardoor deze groep geen meerderheid meer vormt. De leden van de D66-fractie vragen de initiatiefnemers met het oog op deze opschaling om hun vertrouwen in het lokale draagvlak aanvullend te motiveren.

VNG leidraden en inwerkingtreding

In hun brief van 29 oktober 2012 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer14 spreken de initiatiefnemers de wens uit dat de VNG met leidraden zal komen om de complexe belangenafweging op lokaal niveau te ondersteunen, nog voor een eventuele inwerkingtreding van de wet. De leden van de D66-fractie vragen hoe dit overleg vordert. Zullen deze leidraden op tijd klaar zijn? Wat is de zienswijze van de initiatiefnemers op een eventueel voornemen van de regering om met de inwerkingtreding te wachten totdat deze leidraden gereed zijn?

GroenLinks

Besluitvormingsproces

De leden van de fractie van GroenLinks juichen het huidige kabinetsstandpunt om de wettelijke winkelsluiting op zondagen, inclusief het voor veel verwarring zorgende toerismeregime, los te laten. De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook kennisgenomen van het grote enthousiasme van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor dit initiatiefwetsvoorstel. De VNG veronderstelt goed onderling overleg waarin de belangen van lokale overheden, middenstanders en consumenten tegen elkaar worden afgewogen. Hoe krijgt dit besluitvormingsproces vorm, ook in de gevallen waarin de lokale overheid stelselmatig weigerachtig is hier het initiatief in te nemen, zo vragen deze leden zich af.

Effecten wetsvoorstel

De leden van de GroenLinks-fractie vragen tot slot enig inzicht in de effecten van dit wetsvoorstel. In hoeverre krijgt de Nederlandse economie een boost, in hoeverre voorziet dit voorstel in een behoefte van middenstanders en in hoeverre genieten werknemers op dit moment en onder deze economische omstandigheden voldoende vrijheid om incidenteel en/of structureel zondagse werkzaamheden te weigeren?

ChristenUnie

Onderbouwing wetsvoorstel

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de initiatiefnemers welk probleem dit initiatiefwetsvoorstel oplost.

Financiële aspecten

Kunnen de initiatiefnemers een macro-economische schatting geven van de financiële voor- en nadelen van openstelling van winkels op zondag?

Sociale gevolgen

Kunnen de initiatiefnemers aangeven of de sociale gevolgen van dit wetsvoorstel ook in kaart zijn gebracht?

Werkgelegenheid

Wat zijn de werkgelegenheidseffecten van meer koopzondagen?

Draagvlak

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de initiatiefnemers overleg gevoerd hebben met vertegenwoordigers van de detailhandel en vertegenwoordigers van godsdienstige groepen? Hoe wegen zij de grote onrust in deze kringen?

Belangenafweging

Deze leden constateren dat in de memorie van toelichting het volgende wordt gesteld: «Indieners gaan ervan uit dat gemeenten in de besluitvorming hieromtrent rekening zullen houden met de sociale, economische en maatschappelijke belangen van zowel consumenten als ondernemers.»»15 Kunnen de initiatiefnemers aangeven welke criteria zij gemeenten meegeven met betrekking tot het afwegen van de verschillende belangen?

Welvaartsbegrip

Voorts lezen deze leden in de memorie van toelichting: «In zijn rapport naar aanleiding van het wetsvoorstel van het huidige kabinet hanteert het CBP een breed welvaartsbegrip, waarin niet alleen geld een rol speelt.»16 Kunnen de initiatiefnemers aangeven waarom het CBP het begrip «zondagsrust» niet binnen het welvaartsbegrip opneemt? Zijn zij het met deze argumentatie eens en zo ja, waarom?

Positie kleine winkelier

Hoe wordt de kleine winkelier, die vaak al zes dagen in de week werkt, beschermd in deze ongelijke concurrentiestrijd tegen de grote winkelketens met veel personeel?

Hoe worden kleine winkeliers in winkelcentra beschermd tegen verhuurders die openstelling op zondag afdwingen? Hoe staat deze dwang van verhuurders in verhouding met de vrijheid van ondernemen die de initiatiefnemers voor ogen hebben?

Positie werknemers

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben berichten ontvangen dat mogelijk de zondagstoeslag voor werknemers op de tocht komt te staan. Is hierover overleg met de sociale partners geweest? Graag ontvangen deze leden hierop een reactie van de initiatiefnemers.

Als deze toeslag verdwijnt dan treedt normalisering van het werken op zondag op. De positie van werknemers kan in het gedrang komen omdat (een gevoel van) werkdwang kan ontstaan. Hoe worden deze werknemers hiertegen beschermd?

SGP

Belangenafweging

Nu wordt voorgesteld de bevoegdheid voor openstelling van winkels op zondag bij gemeenten te leggen, is het van belang dat recht gedaan wordt aan de belangen van de meest betrokkenen, namelijk de winkeliers en het winkelpersoneel. Het lid van de SGP-fractie constateert dat in de Tweede Kamer veel aandacht gevraagd is voor hun positie, en dat die aandacht terecht is gezien de huidige praktijk, waar in diverse gemeenten blijkt dat er geen of nauwelijks aandacht voor hun belangen was.

De enige toezegging die initiatiefnemers hebben gedaan wordt gevormd door een brief, waarin de initiatiefnemers zelf ook het belang onderstrepen van een zorgvuldige afweging van alle genoemde belangen. Het lid van de SGP-fractie heeft naar aanleiding hiervan enkele vragen aan de initiatiefnemers. Waarom zijn de initiatiefnemers niet bereid deze belangen in de wet op te nemen, zodat betrokkenen zich rechtstreeks op de wet kunnen beroepen, in plaats van op een brief? Op welke wijze kunnen belanghebbende (kleine) winkeliers en winkelpersoneel, zich verweren tegen besluitvorming waarin hun belangen niet zijn gewogen, anders dan via de gang naar de rechter?

Positie werknemers

Het lid van de SGP-fractie constateert dat werknemers, volgens de Arbeidstijdenwet, het recht hebben om zondagsarbeid te weigeren. Zijn de initiatiefnemers bereid om in het kader van deze wijziging van de Winkeltijdenwet, waardoor de positie van winkelpersoneel onder druk komt te staan, de belangen van winkelpersoneel van een nadere toelichting te voorzien, in die zin dat hun rechtspositie, ook in geval van weigering van zondagsarbeid, expliciet wordt vermeld, eventueel met verwijzing naar de Arbeidstijdenwet?

Voor het werken in winkels op zondag worden gewoonlijk toeslagen op het salaris in

cao's afgesproken. Het lid van de SGP-fractie constateert dat, direct na aanvaarding van het initiatiefvoorstel door de Tweede Kamer, ten aanzien van de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden van werkgeverszijde is verwoord dat werken op zondag nu normaal zal worden. Vandaar dat reeds aangekondigd is dat werkgevers met toeslagen willen stoppen. Hebben de initiatiefnemers kennisgenomen van deze reactie en wat is hun oordeel hierover? Zijn de initiatiefnemers bereid mede naar aanleiding hiervan, alsnog de belangen van betrokkenen expliciet te borgen in de Winkeltijdenwet?

Positie winkeliers

Het lid van de fractie van de SGP merkt op dat in de praktijk nu reeds blijkt dat winkeliers in winkelcentra, die van een gehuurd pand gebruik (moeten) maken, gedwongen worden de winkels op zondag te openen op straffe van een boete. Als de mogelijkheden van winkelopenstelling verruimd worden is de kans groot dat meer winkelcentra besluiten open te gaan. Dat heeft tot gevolg dat winkeliers die dat niet willen zullen worden gedwongen door de verhuurder. De vrijheid van de een heeft dan dwang voor de ander tot gevolg. Het lid van de SGP-fractie heeft in het licht hiervan enkele vragen.

Wat is de mening van de initiatiefnemers over het feit dat winkeliers in winkelcentra door winkeliersverenigingen of door projectontwikkelaars (contractueel) gedwongen worden hun winkel op zon- en feestdagen open te stellen, soms zelfs op straffe van dwangsommen of boetes? Op welke wijze willen de initiatiefnemers gedwongen openstelling tegengaan en voorkomen dat winkeliers die om principiële, economische, sociale en/of maatschappelijke redenen hun winkel gesloten willen houden geconfronteerd worden met boetes of dwangsommen? Zijn de initiatiefnemers bereid om de belangen van winkeliers te waarborgen in die zin dat winkeliers onder geen voorwaarde gedwongen kunnen worden om op zondag de winkel te openen?

Handhaving

Het lid van de SGP-fractie constateert dat volgens dit wetsvoorstel gemeenten zelf besluiten mogen nemen over het aantal koopzondagen in hun gemeente. Vervolgens is handhaving van dat besluit een belangrijk item. Dit lid heeft hierover enkele vragen aan de initiatiefnemers.

Op welke wijze voorziet dit wetsvoorstel in adequate handhaving, dan wel op welke wijze kunnen individuele winkeliers of groepen winkeliers handhaving van de gemeentelijke verordening vorderen? Zijn de initiatiefnemers bereid om de belangen van winkeliers nader te omschrijven in die zin dat winkeliers onder geen voorwaarde gedwongen kunnen worden om op zondag de winkel te openen en dat dit ook niet kan en mag worden afgedwongen door middel van boetes?

Zijn de initiatiefnemers zich bewust van de niet onwaarschijnlijk te noemen mogelijkheid dat wanneer een gemeente besluit dat de winkels in die gemeente op zondag open mogen zijn, een naburige gemeente zich genoodzaakt kan weten eveneens een dergelijk besluit te nemen? Hoe beoordelen zij in dit verband de vrijheid van zo'n gemeente?

Vragen aan regering

Het lid van de SGP-fractie zou het zeer op prijs stellen om tevens van de regering te vernemen op welke wijze de hiervoor benoemde belangen van winkeliers en werknemers in het wetsvoorstel afdoende worden gewaarborgd. Indien de regering van oordeel is dat dit wetsvoorstel noch de bestaande wetgeving in toereikende mate bedoelde belangen waarborgt, welke wetgevingsinitiatieven stelt zij zich dan voor te nemen voordat het initiatiefvoorstel in werking zou kunnen treden?

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kneppers-Heynert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heynert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Noten (PvdA) (vice-voorzitter), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Smaling (SP), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV)

X Noot
2

Daarbij steunt het HBD op basisgegevens van het CBS.

X Noot
4

CBS, 2010. (Statline, laatste cijfers. van 3 september 2012 [10nov2012]).

X Noot
6

CBS, Statline, voor kinderen: op 11 november 2012 laatst gewijzigde cijfer van 15 juni 2012; voor ouderen: op 11 november 2012 laatst gewijzigde cijfer van 23 december 2011.

X Noot
7

CBS (2012) (Jacqueline van Beuningen, Hermine Molnár-in ’t Veld en Ilona Bouhuijs),Personenautobezit van huishoudens en personen, Sociaaleconomische trends, 1e kwartaal 2012, http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/69B7DBF3-BA02–4B1F-90D0–40F362C6C4E1/0/2012k1v4p34art.pdf

X Noot
8

CBS, Statline (cijfer 23 oktober 2012).

X Noot
9

Voor degen die op onbeperkte tijden willen kunnen winkelen (B-1,1) zal punt B-1.5 minder tellen.

X Noot
11

Zoals historisch gezien met religieuze overwegingen wel vaker het geval is, steken daar culturele overwegingen achter. In dit geval de onder (B-1) genoemde gezette tijden en variatie van het levensritme (de zevende dag).

X Noot
12

Dat voor sommigen er geen hoger belang is dan het religieus belang respecteren de leden van de SP-fractie opnieuw, doch zonder daarmee in te stemmen.

X Noot
13

Intergemeentelijk winkelverkeer zal wederzijds zijn.

X Noot
14

Kamerstukken II 2012/13, 32 412, nr. 18.

X Noot
15

Kamerstukken II 2009/10, 32 412, nr. 3, p. 9.

X Noot
16

Kamerstukken II 2009/10, 32 412, nr. 3, p. 11.

Naar boven