32 404 Programma hoogfrequent spoorvervoer

Nr. 123 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2024

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 9 april 2024 inzake de Tiende Voortgangsrapportage Programma Hoogfrequent Spoorvervoer over de tweede helft van 2023 (Kamerstuk 32 404, nr. 121).

De staat heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Postma

De adjunct-griffier van de commissie, Wiendels

Vraag 1

Overweegt u versoberingen in de doelstellingen of verkleining van de scope van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS)? Zo ja, welke?

Antwoord 1

Zoals eerder aangegeven in antwoorden naar aanleiding van de vorige Voortgangsrapportage (VGR)1 is het beeld dat versobering van de doelstellingen van PHS onwenselijk is, te meer omdat blijkt uit de Integrale Mobiliteitsanalyse (IMA) dat deze knelpunten alleen maar toenemen. Het is aan het nieuwe kabinet om besluiten te nemen over mogelijke versoberingen of verkleining van de scope.

Vraag 2

Welke opbrengsten verwacht u van scherpere kostenbeheersing en programmanagement?

Antwoord 2

Een scherpere kostenbeheersing en programmamanagement zullen er vooral voor zorgen dat de kosten niet verder stijgen.

Vraag 3

Neemt u alle aanbevelingen van de Auditdienst Rijk (ADR) onverkort over? Zo nee, op welke punten niet en waarom niet?

Antwoord 3

Ja, de aanbevelingen van de ADR worden overgenomen. Over de voortgang wordt in de VGR’s gerapporteerd.

Vraag 4

Wat gaat u doen in het kader van de constatering van de ADR dat niet alle informatie beschikbaar is om de stand van de post onvoorzien binnen het programma eenduidig en betrouwbaar te kunnen vaststellen? Hoe verhoudt deze constatering zich tot de verklaring in de voortgangsrapportage dat het totaal van de post onvoorzien op dit moment van voldoende omvang is om de endogene risico’s op te kunnen vangen?

Antwoord 4

De post onvoorzien is gebaseerd op een analyse van risico’s binnen het PHS-programma en de diverse PHS-projecten. Deze zogeheten endogene risico’s worden regelmatig geactualiseerd. De afgelopen jaren is dit beeld ook gewijzigd door risico’s die zijn gewijzigd, niet of deels zijn opgetreden en door besluiten om opgetreden risico’s aan te pakken.

Vraag 5

Kunt u concrete voorbeelden noemen van de in de beslisnota genoemde reële versoberingen waarmee het potentiële tekort van 100 miljoen euro deels zou kunnen worden opgevangen?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 1. PHS bevindt zich grotendeels in de realisatiefase. Voor de PHS-projecten waar nog geen MIRT 3-realisatiebesluit is genomen, zal een investeringskeuze worden overgelaten aan een volgend kabinet.

Vraag 6

Gelet op de stelling dat de gevolgen van exogene risico’s worden geschat op circa 275 miljoen euro en dat 250 miljoen hiervan wordt gedekt met een risicoreservering, waarvan wordt de rest gedekt?

Antwoord 6

Zie de antwoorden op vraag 1 en 5. Het is aan het volgende kabinet om hierover besluiten te nemen.

Vraag 7

Is het nog steeds de planning dat eind december 2024 de Amstelpassage volwaardig in gebruik kan worden genomen voor het vertrek van de Eurostar vanaf Amsterdam Centraal?

Antwoord 7

Ja, op dit moment is dit nog steeds de planning. Inmiddels zijn de eerste onderdelen van de maatregelen gegund en zijn de werkzaamheden begonnen. NS Stations en ProRail zetten alles op alles om de maatregelen zo snel als mogelijk uit te voeren. Het project moet echter worden uitgevoerd binnen de grootschalige en complexe werkzaamheden die al uitgevoerd worden op het station en nog gaan komen. Hierdoor blijft het een project met een hoog risicoprofiel.

Vraag 8

Kan een overzicht verstrekt worden zoals tabel 2.2 en 2.3 in het PHS, maar dan inclusief de jaren 2013 tot en met 2021?

Antwoord 8

Dit overzicht is opgenomen als bijlage bij deze antwoorden.

Vraag 9

Welke oplossingen en scenario’s ontwikkelt u voor het geval dat onvoldoende budget voor PHS beschikbaar zal komen om het potentiële budgettekort (inclusief de exogene risico’s) te dekken?

Antwoord 9

Zie de antwoorden op vraag 1 en 5. Het is aan het volgende kabinet om hierover besluiten te nemen.

Vraag 10

Wat is de actuele prognose voor realisatie van de maatregelen rond Amsterdam CS en de frequentieverhogingen op het corridor Alkmaar–Amsterdam? Kunt u concreter zijn dan «na 2036»?

Antwoord 10

Zoals aangegeven in de VGR 2023–2 zijn de maatregelen op Amsterdam Centraal op basis van de huidige planning in 2030 gereed, behalve de laatste stap die afhankelijk is van de oplevering van het project Derde perron Amsterdam Zuid. Het is op dit moment nog niet mogelijk concreter te worden over de periode na 2036, gezien de afhankelijkheid van de voortgang van het project Zuidasdok en het project derde perron Amsterdam Zuid. Wanneer hier mee duidelijkheid over is, zal dit in de VGR worden aangegeven.

Op basis van de nu vigerende mijlpalen wordt uiterlijk in 2027 vastgesteld of de uitvoering van het project Derde perron Amsterdam Zuid en van het programma Zuidasdok worden geïntegreerd en welke planning hierbij hoort. De planning is mede afhankelijk van de realisatie van het project Zuidasdok. De laatste vastgestelde planning van Zuidasdok is opgenomen in de halfjaarrapportage Zuidasdok 1 juli 2023–31 december 2023 die de Kamer ontving op 16 mei 20242.

Op de corridor Alkmaar–Amsterdam wordt – zoals aangegeven in de 10e VGR – momenteel onderzocht of er eerder een productverbetering (ingroeimodel) voor reizigers gerealiseerd kan worden. Dit als tussenstap naar de volledige PHS-frequentieverhoging. De verwachting is dat er bij de 11e VGR meer duidelijkheid gegeven kan worden over de haalbaarheid hiervan.

Vraag 11

Kunt u toelichten wat er exact bedoeld wordt met de bewering dat op de reizigerscorridor Alkmaar–Amsterdam de mogelijkheid aanwezig blijft om in de toekomst «incidenteel goederenvervoer te faciliteren»?

Antwoord 11

Op de corridor Alkmaar–Amsterdam worden geen vaste goederenpaden opgenomen in de dienstregeling. Dit is gezien het volume van het goederenvervoer aldaar en de incidentele aard daarvan ook niet noodzakelijk. Als er een goederentrein over de corridor moet rijden, dan wordt deze ingelegd in de dienstregeling.

Vraag 12

Is er al meer inzicht te geven in de planning en realisatie van het project Zuidasdok en dientengevolge de eventuele consequenties voor het PHS?

Vraag 13

Wanneer kunnen wij de planning voor het derde perron van Amsterdam Zuid verwachten en is hier een deadline aan verbonden?

Antwoorden 12 en 13

Zie hiervoor het antwoord op vraag 10.

Vraag 14

Wat zal de procentuele verdeling zijn van het goederenvervoer over de route Zuid-Nederland en de Betuwelijn, als de nieuwe boog bij Meteren is gerealiseerd?

Antwoord 14

In het Tracébesluit van Meteren–Boxtel is rekening gehouden met 43 goederentreinen per dag over de Meterenboog. Hoe de exacte verdeling er uit zal zien na opening van de Meterenboog is afhankelijk van de daadwerkelijke vervoerontwikkeling van het goederenvervoer.

Vraag 15

Met welke groei van goederenvervoer is rekening gehouden op de trajecten Zuid-Nederland en Betuweroute?

Antwoord 15

In het Tracébesluit van Meteren–Boxtel is rekening gehouden met 43 goederentreinen per dag over de Meterenboog. De groei op de Betuweroute en door Zuid-Nederland is aangegeven in de meest recente IMA3.

Vraag 16

Kan de passage «Het rijden van bedieningsmodel II is opgenomen ..., dus uiterlijk dienstregelingsjaar 2033.» van een uitgebreidere toelichting worden voorzien?

Antwoorden 16

In de nieuwe concessie voor het Hoofdrailnet (HRN)4 is de afspraak vastgelegd dat de frequentieverhogingen van het PHS worden gereden. ERTMS is noodzakelijk om hoogfrequent te kunnen rijden op de corridor Schiphol–Amsterdam–Almere–Lelystad (SAAL-corridor). Inmiddels is duidelijk geworden dat de beoogde mijlpaal van dienstregelingsjaar 2030 niet wordt gehaald, zoals eerder gemeld in de brief bij de VGR ERTMS5. Er wordt gestreefd om het beoogde dienstregelingsmodel in 2033 te kunnen rijden. Dit heeft een bepaalde onzekerheid, omdat daarvoor meer onderzoek van ProRail en NS nodig is. Het gaat hierbij om zaken op het gebied van baanstabiliteit, vervoerontwikkeling en maakbaarheid van de dienstregeling. Dit alles heeft rekening te houden ook met de detailuitwerking ERTMS voor de SAAL-corridor, alsook de beheerste en stapsgewijze uitrol van ERTMS.

Vraag 17

Hoe zien de aansluitingen bij de Duitse grens eruit (treinverbinding naar Duitsland en vice versa), gelet op het feit dat de reizigerscorridor Schiphol–Utrecht–Nijmegen een lijnvoering kent die onder meer voorziet in één ICE per 2 uur Amsterdam Centraal–Utrecht Centraal–Arnhem Centraal–Duitse grens?

Antwoord 17

De reizigerscorridor Schiphol–Utrecht–Arnhem–Nijmegen wordt ook gebruikt door de internationale treinen vanuit Amsterdam via Utrecht en Arnhem naar de grensovergang bij Zevenaar voor de aansluiting van de internationale treinen naar Duitsland. Elk jaar worden in de voorbereiding van de dienstregelingstijden door de vervoerders en ProRail de exacte tijdsaansluitingen bepaald.

Vraag 18

Hoe verhouden de prognoses van de reizigersgroei zich tot de afname van het aantal reizigers door meer thuiswerken en door verwachte resultaten vanwege de inspanningen die hier nu op worden gepleegd, zodat reizigers beter worden gespreid en thuiswerken verder wordt gestimuleerd?

Antwoord 18

De aangegeven prognoses in de VGR zijn gebaseerd op de meest recente IMA6. Op basis van de daadwerkelijke vervoerontwikkeling die afhankelijk is van meerdere factoren waaronder ook de impact van thuiswerken, zal blijken hoe de vervoervraag zich de komende jaren zal ontwikkelen.

BIJLAGE – TABELLEN BEHOREND BIJ ANTWOORD 8

Uitgebreide Tabel 2.2: Aangegane verplichtingen t/m 31 december 2023

x € 1.000, incl. btw

t/m 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal

Planuitwerking en verkenning

76.936

27.786

9.811

66.793

511

30.867

6.945

24.041

12.727

12.719

11.150

6.876

287.160

Projectkosten IenW

4.713

0

245

13

80

59

0

0

59

47

0

0

5.215

Planuitwerking en verkenning

72.223

27.786

9.566

66.780

431

30.808

6.945

24.041

12.668

12.672

11.150

6.876

281.945

Realisatie

13.171

266.813

5.445

71.390

109.544

79.222

462.247

113.312

3272.513

1.084.224

367.578

135.300

3.035.499

Alkmaar – Amsterdam

0

0

0

0

0

0

0

0

9.922

234

16.395

1.116

27.667

Amsterdam – Eindhoven

2.041

38

0

0

56.422

76.941

25.975

114.595

62.045

636.276

48.376

44.906

1.067.612

Breda – Eindhoven

0

0

0

0

0

0

34.909

705

9.340

42.404

3.104

8.980

99.442

Den Haag – Breda

0

0

0

8.677

763

85

308.582

33.379

4.833

7.645

11.246

9.419

384.629

Goederen Zuid-Nederland

0

0

0

0

9.868

89

41.868

1.801

205.928

390.905

30.958

35.280

716.697

SAAL

0

0

0

23.741

44

254

36.775

3.365

605

– 16.839

16.422

981

65.350

Schiphol – Utrecht – Nijmegen

11.130

266.775

5.445

38.972

42.447

1.853

7.873

– 40.571

– 3.287

10.149

160.571

28.048

529.406

TEV

0

0

0

0

0

0

0

0

25.228

1.756

75.586

4.649

107.220

Overige maatregelen

0

0

0

0

0

0

6.265

38

12.637

297

4.428

1.488

25.154

Programmakosten ProRail

0

0

0

0

0

0

0

0

0

11.397

492

433

12.322

Totaal aangegane programma verplichtingen

90.107

294.599

15.256

138.183

110.055

110.089

469.192

137.353

339.978

1.096.943

378.728

142.176

3.322.659

Aangegane verplichtingen ten behoeve van PHS uitgedrukt in het prijspeil van het jaar waarin de verplichtingen zijn aangegaan. Som der delen kan afwijken van het totaal door afrondingen

Uitgebreide tabel 2.3: Gerealiseerde uitgaven t/m 31 december 2023

x € 1.000, incl. btw

t/m 2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal

Planuitwerking en verkenning

63.462

16.664

15.801

17.557

22.509

27.648

26.971

30.942

22.674

12.278

7.684

10.216

274.407

Projectkosten IenW

4.713

0

188

69

0

138

0

0

59

47

0

0

5.215

Planuitwerking en verkenning

58.749

16.664

15.613

17.488

22.509

27.510

26.971

30.942

22.615

12.231

7.684

10.216

269.192

Realisatie

3.972

49.366

57.253

36.641

64.477

30.052

49.369

117.022

185.676

181.617

245.021

210.763

1.231.224

Alkmaar – Amsterdam

0

0

0

0

0

0

0

0

0

5.603

1.278

5.609

12.490

Amsterdam – Eindhoven

0

2.079

0

0

156

2.474

6.648

36.954

92.372

76.977

85.091

65.485

368.236

Breda – Eindhoven

0

0

0

0

0

0

0

1.160

16.170

9.909

12.879

12.865

52.981

Den Haag – Breda

0

0

0

0

2.021

3.996

5.473

30.532

53.715

50.362

73.377

57.282

276.757

Goederen Zuid-Nederland

0

0

0

0

2.118

4.576

3.891

11.936

5.105

14.479

17.620

22.379

82.103

SAAL

0

0

0

626

1.076

740

6.786

18.459

12.381

4.606

2.394

3.579

50.645

Schiphol – Utrecht – Nijmegen

3.972

47.287

57.253

36.015

59.106

18.266

22.191

16.058

5.104

10.349

35.810

27.356

338.766

TEV

0

0

0

0

0

0

0

0

829

6.887

12.921

8.132

28.770

Overige maatregelen

0

0

0

0

0

0

4.380

1.923

0

579

1.260

5.843

13.985

Programmakosten ProRail

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1.866

2.391

2.233

6.490

Totaal uitgaven programma

67.434

66.030

73.054

54.198

86.986

57.700

76.340

147.964

208.350

193.895

252.705

220.979

1.505.621

Terugontvangen voorschotten

           

9.640

12.977

13.475

10.964

14.964

19.340

81.360

Negatieve uitgaven

               

431

 

614

632

1.677

Uitgaven begroting

67.434

66.030

73.054

54.198

86.986

57.700

85.980

160.941

222.256

204.859

268.283

240.951

1.588.658


X Noot
1

Kamerstukken 32 404, nr. 118

X Noot
2

Kamerstukken 32 668, nr. 23

X Noot
3

Kamerstukken 31 305, nr. 328

X Noot
4

Kamerstukken 29 984, nr. 1176

X Noot
5

Kamerstukken 33 652, nr. 92

X Noot
6

Kamerstukken 31 305, nr. 328

Naar boven