32 401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID SLOB

Ontvangen 16 november 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Vóór artikel I, onderdeel 0A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

00A. In artikel 2.8, vijfde lid, wordt «het vervreemdingsvoordeel dat ingevolge artikel 4.17a in aanmerking zou zijn genomen» vervangen door: het vervreemdingsvoordeel dat in aanmerking zou zijn genomen.

II

Artikel I, onderdeel Jb, komt te luiden:

Jb.Artikel 4.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Uitzonderingen bij overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, verdeling huwelijksgemeenschap en overgang krachtens erfrecht op of verdeling naar langstlevende echtgenoot.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. In het eerste lid (nieuw) wordt «de ontbinding van de huwelijksgemeenschap wordt niet als vervreemding aangemerkt» vervangen door: de ontbinding van de huwelijksgemeenschap anders dan door overlijden wordt niet als vervreemding aangemerkt.

4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. De overgang krachtens erfrecht onder algemene titel of onder bijzondere titel van een gehuwde erflater op zijn echtgenoot wordt niet als een vervreemding aangemerkt mits de echtgenoot binnenlands belastingplichtige is en de verkregen aandelen of winstbewijzen geen deel uitmaken van het vermogen van een voor zijn rekening gedreven onderneming en niet tot het resultaat uit een werkzaamheid van hem behoren. Indien de verkregen aandelen of winstbewijzen, bedoeld in de eerste volzin, deel uitmaken van een te verdelen nalatenschap, is de eerste volzin uitsluitend van toepassing voor zover binnen twee jaren na het overlijden bij de verdeling van de nalatenschap de verkregen aandelen of winstbewijzen aan de echtgenoot worden toebedeeld.

  • 3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een overgang krachtens erfrecht onder algemene titel of onder bijzondere titel van een gehuwde erflater op een andere erfgenaam dan zijn echtgenoot voor zover binnen twee jaren na het overlijden bij de verdeling van de nalatenschap de door de andere erfgenaam verkregen aandelen of winstbewijzen worden toebedeeld aan de echtgenoot.

III

De aanhef van artikel I, onderdeel Jc, wordt vervangen door:

Jc.Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De overgang krachtens erfrecht onder algemene titel of onder bijzondere titel wordt op verzoek» vervangen door: De overgang krachtens erfrecht onder algemene titel of onder bijzonder titel, niet zijnde een overgang die voldoet aan de voorwaarden van artikel 4.17, tweede of derde lid, wordt op verzoek.

2. Het in het zesde lid, onder 2°, genoemde percentage wordt verlaagd met één procentpunt.

3. Het achtste lid komt te luiden:.

IV

Na artikel I, onderdeel Jc, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Jd.Artikel 4.39a wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, wordt vóór het tweede lid (nieuw) een lid ingevoegd, luidende:

  • 1. Indien bij een overgang krachtens erfrecht door toepassing van artikel 4.17 geen sprake is van een vervreemding, geldt als verkrijgingsprijs de verkrijgingsprijs die gold voor de erflater.

2. In het derde lid (nieuw) wordt «De in het eerste lid bedoelde» vervangen door: De in het eerste lid of tweede lid bedoelde.

V

Aan artikel VI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • D. Het in artikel 35c, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, genoemde percentage wordt verlaagd met 1 procentpunt.

Toelichting

Dit amendement strekt ertoe voor de inkomstenbelasting in huwelijkssituaties een integrale doorschuifregeling bij vererving van ab-aandelen te introduceren voor die gevallen waarin de aandelen van de eerststervende echtgenoot krachtens erfrecht of door de verdeling van de nalatenschap uiteindelijk worden verkregen door de langstlevende echtgenoot. Hierdoor wordt de doorschuifregeling in dergelijke situaties verruimd voor het aan de aandelen toe te rekenen beleggingsvermogen.

Daardoor kan de afrekening over de aanmerkelijk belangclaim volledig worden uitgesteld tot het overlijden van de langstlevende echtgenoot. Aldus wordt ook in dit opzicht invulling gegeven aan het uitgangspunt binnen het erfrecht dat de langstlevende zo veel mogelijk ongestoord moet kunnen voortleven. Ook wordt met dit amendement de aansporing weggenomen om in het zicht van overlijden het huwelijksgoederenregime te wijzigen in een algehele huwelijksgoederengemeenschap waardoor de ab-claim op de helft van de ab-aandelen van de (waarschijnlijk) toekomstige erflater, op de voet van artikel 4.17 van de Wet IB 2001 volledig kan worden doorgeschoven naar de (waarschijnlijk) langstlevende echtgenoot, ook als aan die ab-aandelen (mede) beleggingsvermogen is toe te rekenen.

Deze verruiming geldt zowel in situaties waarin is gehuwd in algehele gemeenschap van goederen als in situaties waarin is gehuwd met huwelijkse voorwaarden.

Aan de hand van de volgende twee voorbeelden wordt de verruiming van de doorschuifregeling verduidelijkt.

Voorbeeld A

A en B zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. Zij hebben een kind (C). Allen zijn woonachtig in Nederland. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoren onder meer 1000 ab-aandelen. De waarde van de aandelen bedraagt 1000. Deze waarde is deels toerekenbaar aan het ondernemingsvermogen en deels aan het beleggingsvermogen van de vennootschap. De verkrijgingsprijs bedraagt 100. A overlijdt. B en C zijn krachtens testament in gelijke delen gerechtigd tot de nalatenschap waarbij in het testament voorts is bepaald dat titel 3, afdeling 1, van Boek 4 BW geheel buiten toepassing blijft.

Het overlijden van A vormt ingevolge artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 een fictieve vervreemding van de aandelen die A krachtens huwelijksgoederengemeenschap hield voor de waarde in het economische verkeer, zijnde 500 (de helft van 1000). B en C verkrijgen ieder de helft van de aandelen die A krachtens huwelijksgoederengemeenschap hield.

Indien bij de verdeling van de nalatenschap binnen twee jaren na het overlijden van A alle aandelen worden toebedeeld aan de langstlevende echtgenoot B, werkt een en ander als volgt uit.

Ingevolge het nieuwe tweede lid van artikel 4.17 van de Wet IB 2001 wordt de fictieve vervreemding van A aan B van 250 aandelen niet als een vervreemding aangemerkt. Ingevolge het nieuwe eerste lid van artikel 4.39a van de Wet IB 2001 wordt de verkrijgingsprijs van A ad 25 (50% van de helft van 100) doorgeschoven naar B.

Ingevolge het nieuwe derde lid van artikel 4.17 van de Wet IB 2001 wordt de fictieve vervreemding van A aan C van 250 aandelen niet als een vervreemding aangemerkt. Ingevolge het nieuwe eerste lid van artikel 4.39a van de Wet IB 2001 wordt de verkrijgingsprijs van A ad 25 (50% van de helft van 100) doorgeschoven naar C. De toedeling van deze 250 aandelen door C aan B vormt voor C ingevolge het bestaande artikel 4.17b van de Wet IB 2001 op verzoek geen vervreemding, omdat sprake is van een verdeling van de nalatenschap binnen twee jaar. In dat geval wordt ingevolge artikel 4.39b, eerste lid, van de Wet IB 2001 de verkrijgingsprijs van C ad 25 doorgeschoven naar B.

Resumé: de totaal verschuldigde inkomstenbelasting bedraagt nihil. De verkrijgingsprijs voor B bedraagt 100. Dit is de optelsom van (a) de verkrijgingsprijs van de aandelen die B krachtens huwelijksgoederengemeenschap hield ad 50 (de helft van 100) plus (b) de verkrijgingsprijs ad 25 die van A naar B is doorgeschoven plus (c) de verkrijgingsprijs ad 25 die van A naar C is doorgeschoven en vervolgens van C naar B.

Voorbeeld B:

A en B zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Zij hebben een kind (C). Allen zijn woonachtig in Nederland. A bezit 1000 ab-aandelen. De waarde van de aandelen bedraagt 1000. Deze waarde is deels toerekenbaar aan het ondernemingsvermogen en deels aan het beleggingsvermogen van de vennootschap. De verkrijgingsprijs bedraagt 100. A overlijdt. B en C zijn krachtens testament in gelijke delen gerechtigd tot de nalatenschap waarbij in het testament voorts is bepaald dat titel 3, afdeling 1, van Boek 4 BW geheel buiten toepassing blijft.

Het overlijden van A vormt ingevolge artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet IB 2001 een fictieve vervreemding van de aandelen die A hield voor de waarde in het economische verkeer, zijnde 1000. B en C verkrijgen ieder de helft van de aandelen A die hield. Indien bij de verdeling van de nalatenschap binnen twee jaren na het overlijden van A alle aandelen worden toebedeeld aan de langstlevende echtgenoot B, werkt een en ander als volgt uit.

Ingevolge het nieuwe tweede lid van artikel 4.17 van de Wet IB 2001 wordt de fictieve vervreemding van A aan B van 500 aandelen niet als een vervreemding aangemerkt. Ingevolge het nieuwe eerste lid van artikel 4.39a van de Wet IB 2001 wordt de verkrijgingsprijs van A ad 50 (50% van 100) doorgeschoven naar B.

Ingevolge het nieuwe derde lid van artikel 4.17 van de Wet IB 2001 wordt de fictieve vervreemding van A aan C van 500 aandelen niet als een vervreemding aangemerkt. Ingevolge het nieuwe eerste lid van artikel 4.39a van de Wet IB 2001 wordt de verkrijgingsprijs van A ad 50 (50% van 100) doorgeschoven naar C. De toedeling van deze 500 aandelen door C aan B vormt voor C ingevolge het bestaande artikel 4.17b van de Wet IB 2001 op verzoek geen vervreemding, omdat sprake is van een verdeling van de nalatenschap binnen twee jaar. In dat geval wordt ingevolge artikel 4.39b, eerste lid, van de Wet IB 2001 de verkrijgingsprijs van C ad 50 doorgeschoven naar B.

Resumé: de totaal verschuldigde inkomstenbelasting bedraagt nihil. De verkrijgingsprijs voor B bedraagt 100. Dit is de optelsom van (a) de verkrijgingsprijs ad 50 die van A naar B is doorgeschoven plus (b) de verkrijgingsprijs ad 50 die van A naar C is doorgeschoven en vervolgens van C naar B.

Het amendement is budgettair neutraal. De verruiming van de doorschuifregeling wordt bij dit amendement gedekt door een verlaging met 1 procentpunt van de (afrondings)marge op grond waarvan aan de ab-aandelen toe te rekenen beleggingsvermogen kwalificeert voor de doorschuifregeling in de Wet IB 2001, respectievelijk de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956.

Slob

Naar boven