Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2017
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg
(Wvggz; Kamerstuk 32 399) op 2 februari jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 48, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) is onder meer gesproken over een amendement
van mevrouw Leijten tot invoering van een geneesheer-directeur voor de doelgroep van
de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd).
Ik heb aangegeven dat ik het principe omarm, maar dat ik een aantal bezwaren heb tegen
de wijze waarop het amendement met Kamerstuk 32 399, nr. 41 is vormgegeven. Vanwege deze bezwaren, heb ik dat amendement ontraden.
Inmiddels heeft mevrouw Leijten het amendement op een aantal wezenlijke punten gewijzigd
(amendement met Kamerstuk 32 399, nr. 77). Wel handhaaft zij in haar amendement de eis dat de functie altijd moet worden uitgeoefend
door een arts. Ik ben het ermee eens dat de invoering van een onafhankelijke Wzd-arts,
die een vergelijkbare functie heeft als de geneesheer-directeur binnen de Wvggz, een
belangrijke bijdrage kan leveren aan de bescherming van de kwetsbare groep van de
Wzd. Ik ga er daarbij vanuit dat de Wzd-arts de juiste expertise inschakelt indien
hij moet oordelen over de toepassing van onvrijwillige zorg die voornamelijk van gedragskundige
aard is. Om die reden laat ik het oordeel over amendement met Kamerstuk 32 399, nr. 77 graag aan de Kamer.
Voor de goede orde merk ik op dat mijn bezwaren tegen het hieraan te relateren amendement
dat ertoe strekt dat de zorgverantwoordelijke altijd een BIG-geregistreerde moet zijn
(Kamerstuk 32 399, nr. 50) gehandhaafd blijven en ik dat amendement ontraad. Voor de doelgroep van de Wzd,
met name voor de mensen met een verstandelijke beperking, geldt dat de benodigde deskundigheid
voor de zorg vaak eerder ligt op het gebied van gedragsdeskundigen die niet altijd
BIG-geregistreerd zijn. Ook is amendement met Kamerstuk 32 399, nr. 50 in strijd met het in januari 2017 tot stand gekomen Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.
Ik maak voorts van de gelegenheid gebruik om te melden dat mijn bezwaren tegen het
invoeren van een voorwaardelijke machtiging voor jongvolwassenen (thans opgenomen
in amendement met Kamerstuk 32 399, nr. 74) zijn vervallen, mits dat amendement zodanig wordt aangepast dat daarin tegen de
beslissing van de zorgverantwoordelijke tot daadwerkelijke opname een directe toegang
tot de rechter wordt geregeld. In dat geval, laat ik ook dat amendement graag aan
het oordeel van de Kamer. Indien dit niet wordt gewijzigd, acht ik de rechtsbescherming
onvoldoende geborgd en blijf ik bij mijn eerder gegeven oordeel (ontraden).
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn