Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 32399 nr. 76 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | 32399 nr. 76 |
Ontvangen 9 februari 2017
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel 1:1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd luidende:
commissie als bedoeld in artikel 5:1
2. In onderdeel y wordt «zorgkaart als bedoeld in artikel 5:12» vervangen door: zorgkaart als bedoeld in artikel 5:7.
3. In onderdeel aa wordt : zorgplan als bedoeld in artikel 5:13» vervangen door: zorgplan als bedoeld in artikel 5:8.
II
In artikel 1:5, derde lid, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
III
Artikel 1:6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «hoofdstuk 5, paragraaf 6 en.
2. Het tweede lid vervalt.
IV
Artikel 1:7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, vervalt «als bedoeld in artikel 5:4.
2. In het tweede lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
V
In artikel 4:2, tweede lid, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
VI
Na artikel 4:3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
VII
Hoofdstuk 5 komt te luiden:
Er is een commissie die tot taak heeft:
a. de rechter te adviseren over en te verzoeken tot de afgifte van een zorgmachtiging;
b. de geneesheer-directeur te adviseren over de beëindiging van verplichte zorg;
c. de zorgmachtiging ten uitvoer te leggen;
d. tekortkomingen in de uitvoering van de verplichte zorg te signaleren en te melden aan de inspectie;
e. andere autoriteiten en instellingen die betrokken zijn bij de uitvoering van deze wet op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over zorg en verplichte zorg;
f. de samenwerking te bevorderen met zorgaanbieders en andere autoriteiten en instellingen die betrokken zijn bij het verlenen van zorg en verplichte zorg.
1. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport benoemt, schorst en ontslaat, in overeenstemming met de Minister van Justitie, de voorzitter en de leden van de commissie.
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden de zetel, de organisatie, de samenstelling, de werkwijze van de commissie, de wijze van benoeming en de rechtspositie van de voorzitter en de leden van de commissie geregeld.
1. Een ieder kan een melding doen bij het college van burgemeester en wethouders over een persoon die woonachtig is in die gemeente of aldaar overwegend verblijft voor wie de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg, die mogelijk zou moeten worden verleend met verplichte zorg, zou moeten worden onderzocht.
2. Het college van burgemeester en wethouders draagt binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk binnen veertien dagen, zorg voor een verkennend onderzoek naar de noodzaak, bedoeld in het eerste lid.
3. Als het college van burgemeester en wethouders van mening is dat de noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is, dient het college een verzoek in als bedoeld in artikel 5:3, en bericht het college degene die de melding heeft gedaan over het indienen van een aanvraag, voor zover het een persoon betreft als bedoeld in het vijfde lid.
4. Als het college van burgemeester en wethouders van mening is dat geen noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is, bericht het college daarover degene die de melding heeft gedaan, voor zover het een persoon betreft als bedoeld in het vijfde lid.
5. In het geval, bedoeld in het vierde lid, dient het college van burgemeester en wethouders niettemin een aanvraag voor de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging, vergezeld van het verkennend onderzoek, in bij de commissie als bedoeld in artikel 5:3, indien degene die de melding heeft gedaan van mening is dat de noodzaak tot verplichte zorg aanwezig is en de melding is gedaan door:
a. de vertegenwoordiger;
b. de echtgenoot, geregistreerde partner of degene met wie een samenlevingscontract is gesloten;
c. de ouders dan wel een van hen, voor zover deze niet optreden of optreedt als vertegenwoordiger;
d. de voor de continuïteit van zorg essentiële naasten.
6. De aanvraag, bedoeld in het derde of vijfde lid, wordt gedaan binnen veertien dagen na de melding, bedoeld in het eerste lid. Indien het college van burgemeester en wethouders niet tijdig een aanvraag indient, staat in afwijking van artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht beroep daartegen uitsluitend open voor de personen, bedoeld in het vijfde lid. Het beroepschrift kan in afwijking van artikel 6:12, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht zonder ingebrekestelling worden ingediend.
7. Indien degene die de melding heeft verricht anoniem wil blijven, worden zijn persoonsgegevens of andere gegevens die herleidbaar zijn tot de melder niet in de aanvraag vermeld.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan het verkennend onderzoek, bedoeld in het tweede lid.
1. Bij de commissie kan een schriftelijk en gemotiveerd verzoek worden ingediend om een advies over het verlenen van zorg en verplichte zorg aan een persoon aan de rechter voor te leggen.
2. De verzoeker maakt in het verzoek aannemelijk dat is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg.
3. De verzoeker vermeldt in het verzoek de relatie met de persoon op wie het verzoek betrekking heeft.
4. Bij ministeriële regeling wordt op advies van de commissie een model voor een verzoek vastgesteld.
1. De commissie kan een verzoek niet-ontvankelijk verklaren indien:
a. het verzoek onvolledig is;
b. de verzoeker onvoldoende relatie heeft met de persoon op wie het verzoek betrekking heeft;
c. het een herhaald verzoek betreft na een eerdere afwijzing door de commissie op inhoudelijke gronden en uit het verzoek onvoldoende blijkt dat de feiten en omstandigheden nadien veranderd zijn;
d. het een kennelijk onredelijk verzoek betreft.
2. De commissie doet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk een week na ontvangst van het verzoek, schriftelijk mededeling aan de verzoeker van de gronden waarop het verzoek niet-ontvankelijk is.
1. De commissie informeert betrokkene, zijn vertegenwoordiger en patiëntcontactpersoon schriftelijk over de mogelijkheid van advies en bijstand aan betrokkene door een patiëntenvertrouwenspersoon.
2. Indien betrokkene geen advocaat heeft, geeft de commissie nadat zij een verzoek in behandeling neemt, onverwijld aan de raad voor rechtsbijstand een last tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene.
3. De commissie verstrekt de persoonsgegevens van een persoon voor wie een verzoek voor een zorgmachtiging in behandeling is genomen aan de patiëntenvertrouwenspersoon, met als doel betrokkene te kunnen informeren over de mogelijkheid tot advies en bijstand door een patiëntenvertrouwenspersoon.
4. De commissie verstrekt de persoonsgegevens niet, indien betrokkene daar bezwaar tegen heeft.
1. Ter voorbereiding van het advies aan de rechter draagt de commissie zorg voor een medische verklaring van een daartoe gespecialiseerde onafhankelijke psychiater over de actuele gezondheidstoestand van betrokkene. De medische verklaring vermeldt in elk geval:
a. de symptomen die betrokkene vertoont, en zo mogelijk, een diagnose van de psychische stoornis van betrokkene;
b. de relatie tussen de psychische stoornis en het gedrag dat tot het aanzienlijke risico op ernstige schade leidt;
c. de zorg die noodzakelijk is om het aanzienlijke risico op ernstige schade weg te nemen.
2. Bij ministeriële regeling wordt op advies van de commissie een model voor een medische verklaring vastgesteld.
3. De psychiater pleegt zo mogelijk tevoren overleg met de zorgverantwoordelijke of de huisarts.
Voor de toepassing van deze wet gelden voor de psychiater de volgende voorwaarden:
a. hij staat als psychiater ingeschreven in een register als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
b. aan deze zijn geen beperkingen opgelegd als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel e, en artikel 80, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
c. hij functioneert onafhankelijk ten opzichte van de zorgaanbieder, en
d. hij heeft minimaal één jaar geen zorg verleend aan betrokkene.
1. De zorgverantwoordelijke stelt samen met betrokkene en zijn vertegenwoordiger een zorgkaart op. De zorgkaart vermeldt de voorkeuren van betrokkene.
2. De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand bij het opstellen van de zorgkaart.
1. De zorgverantwoordelijke stelt in overleg met betrokkene en zijn vertegenwoordiger een zorgplan op. Het zorgplan vermeldt in elk geval:
a. een diagnose van de psychische stoornis;
b. de zorg die noodzakelijk is om het aanzienlijke risico op ernstige schade weg te nemen;
c. het doel van verplichte zorg;
d. de voorwaarden die noodzakelijk zijn om de deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen;
e. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de voorkeuren van betrokkene ten aanzien van de zorg, zoals vastgelegd op de zorgkaart of in de zelfbindingsverklaring;
f. de minimale en maximale duur van de afzonderlijke vormen van zorg;
g. de wijze waarop de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur de kwaliteit van de verplichte zorg bewaken;
h. de evaluatiemomenten waarop de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke de subsidiariteit, proportionaliteit, effectiviteit en veiligheid beoordelen van de zorg en de verplichte zorg;
i. de zorgaanbieder, de geneesheer-directeur en de zorgverantwoordelijke die kunnen worden belast met de uitvoering van de zorgmachtiging, en zonodig de accommodatie.
2. Indien de zorgverantwoordelijke en betrokkene of zijn vertegenwoordiger niet tot overeenstemming komen, vermeldt het zorgplan de redenen daarvoor.
3. Bij ministeriële regeling wordt op advies van de commissie in overeenstemming met de inspectie een model voor een zorgplan vastgesteld.
1. Indien er geen zorgverantwoordelijke is, wijst de commissie een arts aan op wie de verplichting van artikel 5:8 rust.
2. De zorgverantwoordelijke pleegt over het zorgplan tevoren overleg met de zorgverleners, en zo mogelijk tevoren overleg met de huisarts en de patiëntcontactpersoon. Indien de aard van de psychische stoornis daartoe noodzaakt, pleegt de zorgverantwoordelijke tevoren overleg met personen, behorende bij door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen categorieën van deskundigen.
3. De patiëntenvertrouwenspersoon verleent op verzoek van betrokkene advies en bijstand bij het opstellen van het zorgplan.
1. De commissie is bevoegd inlichtingen te vorderen of inzage te vorderen van gegevens en bescheiden, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taken, bedoeld in artikel 5:1, eerste lid, onderdelen a, b en d, noodzakelijk is.
2. Een ieder is verplicht aan de commissie binnen de door haar gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van haar taken en bevoegdheden.
1. Degene die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht, kan zonder toestemming van degene die het betreft aan de commissie inlichtingen verstrekken, indien dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de taken van de commissie, bedoeld in artikel 5:1, eerste lid, onderdelen a, b en d.
2. De leden van de commissie zijn tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitoefening van hun taak aan hen is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
1. De commissie stelt op een hoorzitting in elk geval de verzoeker, betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgverantwoordelijke, de patiëntcontactpersoon, de advocaat en zonodig andere personen in de gelegenheid om hun zienswijze kenbaar te maken.
2. De commissie hoort de personen, bedoeld in het eerste lid, zo mogelijk gelijktijdig en gezamenlijk, tenzij betrokkene daar bezwaar tegen heeft.
3. Indien betrokkene niet in staat is zich naar de hoorzitting te begeven en in Nederland verblijft, wordt hij gehoord op zijn verblijfplaats. Indien betrokkene niet in Nederland verblijft, wordt de behandeling van het verzoek en de hoorzitting aangehouden totdat betrokkene in Nederland kan worden gehoord.
4. Bij de voorbereiding, de uitvoering, de wijziging en de beëindiging van verplichte zorg wordt betrokkene in een voor hem begrijpelijke taal geïnformeerd.
5. Voor zover de uitvoering van de verplichte zorg leidt tot vrijheidsbeneming heeft betrokkene, indien hij de Nederlandse taal niet beheerst, recht op bijstand van een tolk.
1. De commissie deelt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vier weken na ontvangst van het verzoek, schriftelijk en gemotiveerd het advies mee aan de verzoeker, betrokkene, de vertegenwoordiger, de zorgverantwoordelijke, de geneesheer-directeur, de zorgaanbieder, de patiëntcontactpersoon en de advocaat. De commissie deelt tevens mee of een verzoek voor de afgifte van een zorgmachtiging aan de rechter is voorgelegd.
2. De commissie kan de rechter tot afgifte van een zorgmachtiging adviseren, indien naar haar oordeel:
a. met voldoende zekerheid een psychische stoornis is vastgesteld;
b. aan de criteria voor verplichte zorg is voldaan; en,
c. met de in het zorgplan opgenomen zorg het aanzienlijke risico op ernstige schade kan worden weggenomen.
3. Het advies van de commissie bevat daarnaast in ieder geval:
a. een beoordeling van de afzonderlijke onderdelen van het zorgplan als bedoeld in artikel 5:8, eerste lid;
b. een weergave van de zienswijze van de personen die zijn gehoord bij de hoorzitting;
c. de zorgaanbieder en de geneesheer-directeur die met de uitvoering van de verplichte zorg kunnen worden belast.
4. De commissie pleegt voorafgaand aan het advies overleg met de beoogde zorgaanbieder en geneesheer-directeur over de beschikbare capaciteit en de mogelijkheden om de beoogde zorg en verplichte zorg aan betrokkene te verlenen.
5. Indien de commissie van oordeel is dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, vermeldt zij de redenen daarvan in haar advies en zo mogelijk:
a. de mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid;
b. minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect.
1. Indien de commissie op basis van de medische verklaring, het zorgplan, de zorgkaart, de zelfbindingsverklaring, andere informatie of de hoorzitting van oordeel is dat is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, legt zij een verzoek tot afgifte van een zorgmachtiging aan de rechter voor.
2. Indien de commissie van oordeel is dat niet is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, kan de verzoeker binnen 14 dagen nadat het advies van de commissie aan hem is meegedeeld, de commissie schriftelijk en gemotiveerd verzoeken alsnog een verzoek tot afgifte van een zorgmachtiging aan de rechter voor te leggen.
3. Indien uit de medische verklaring blijkt dat de psychische stoornis van betrokkene noodzaakt tot zorg en het verzoek als bedoeld in het tweede lid voldoende gemotiveerd is, legt de commissie alsnog een verzoek tot afgifte van een zorgmachtiging aan de rechter voor.
1. Indien een verzoek als bedoeld in artikel 5:3 bij de commissie is ingediend, legt de commissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken een verzoek tot afgifte voor een zorgmachtiging aan de rechter voor of beslist de commissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken dat zij geen advies aan de rechter zal voorleggen.
2. Indien een verzoek als bedoeld in de artikelen 4:4 en 7:11, eerste lid, bij de commissie is ingediend, legt de commissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie werkdagen een verzoek tot afgifte voor een zorgmachtiging aan de rechter voor of beslist de commissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen drie werkdagen dat zij geen advies aan de rechter zal voorleggen.
3. Indien een verzoek als bedoeld in artikel 8:12, vierde lid, bij de commissie is ingediend, legt de commissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen een verzoek tot afgifte voor een zorgmachtiging aan de rechter voor of beslist de commissie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vijf werkdagen dat zij geen advies aan de rechter zal voorleggen.
1. Bij een verzoek aan de rechter tot afgifte van een zorgmachtiging voegt de commissie in elk geval:
b. de medische verklaring,
c. de zorgkaart,
d. het zorgplan, tenzij het een verzoek voor een zorgmachtiging die strekt tot het opstellen van het zorgplan of een verzoek als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, betreft,
e. haar advies.
2. Indien het een verzoek betreft tot afgifte van een zorgmachtiging op grond van artikel 4:4 voegt de commissie bij het verzoek:
a. de medische verklaring,
b. de zorgkaart,
c. de zelfbindingsverklaring,
d. haar advies.
3. De commissie voegt daarnaast bij haar verzoek:
a. indien betrokkene minderjarig is, een uittreksel uit het in artikel 244 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register, of een verklaring van de griffie van de rechtbank dat ten aanzien van de minderjarige het register geen gegevens bevat;
b. indien betrokkene onder curatele gesteld, een uittreksel uit het in artikel 391 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde register;
c. indien ten behoeve van betrokkene een mentorschap is ingesteld, een afschrift van de beschikking waarbij het mentorschap is ingesteld en die waarbij een mentor is benoemd.
1. De commissie houdt ten behoeve van de uitoefening van haar taken en van het toezicht door de inspectie een register bij van:
a. de verzoeken voor een crisismaatregel;
b. de verzoeken voor een zorgmachtiging;
c. de beslissingen van de burgemeester op een verzoek voor een crisismaatregel;
d. de beslissingen van de commissie op een verzoek voor een zorgmachtiging;
e. de medische verklaringen;
f. de zorgkaarten;
g. de zorgplannen;
h. de adviezen van de commissie;
i. de beslissingen van de rechter op een verzoek voor een zorgmachtiging;
j. de beslissingen op grond van hoofdstuk 8;
k. de beslissingen van de klachtencommissie.
2. De commissie houdt ter bescherming van betrokkene een register bij van de zelfbindingsverklaringen.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen op advies van de commissie regels worden gesteld over de gegevens die in het register worden vastgelegd, de wijze waarop de gegevens aan de commissie worden verstrekt en de wijze waarop de commissie de gegevens aan de inspectie verstrekt.
1. De commissie bewaart de gegevens en bescheiden dertig jaar na de beëindiging van de zorgmachtiging of de crisismaatregel.
2. Indien de commissie geen verzoek aan de rechter heeft voorgelegd, bewaart de commissie de gegevens en bescheiden vijf jaar nadat zij advies heeft uitgebracht of een jaar nadat zij een verzoek niet ontvankelijk heeft verklaard.
3. Betrokkene kan de commissie niet verzoeken om de gegevens eerder te vernietigen.
4. Vernietiging van de gegevens en bescheiden vindt na de in het eerste en tweede lid genoemde periode niet plaats, wanneer redelijkerwijs aannemelijk is dat de bewaring van de gegevens en bescheiden van aanmerkelijk belang is voor een ander dan betrokkene, alsmede voor zover het bij of krachtens de wet bepaalde zich tegen vernietiging verzet.
1. De commissie verstrekt de gegevens en bescheiden die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken aan personen en organisaties die zijn belast met de uitvoering van deze wet.
2. De commissie kan gegevens en bescheiden anders dan bedoeld in het eerste lid, alleen verstrekken:
a. met toestemming van betrokkene;
b. voor zover de persoonlijke levenssfeer van derden daardoor niet wordt geschaad;
c. indien het bij of krachtens wet bepaalde daartoe verplicht.
1. Gegevens en bescheiden van de commissie kunnen zonder toestemming van betrokkene ten behoeve van statistiek of wetenschappelijk onderzoek worden verstrekt, indien:
a. het onderzoek voorziet in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van betrokkene niet wordt geschaad;
b. het onderzoek een zwaarwegend algemeen belang dient;
c. betrokkene niet uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen verstrekking.
2. De commissie houdt aantekening van verstrekking.
1. Indien betrokkene zich onttrekt aan verplichte zorg op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging meldt de geneesheer-directeur dit aan de commissie
2. Indien betrokkene zich onttrekt aan verplichte zorg op grond van hoofdstuk 9, paragraaf 1, meldt de geneesheer-directeur dit aan de commissie en aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie, en voegt indien van toepassing daarbij de melding, bedoeld in het vijfde lid.
3. De geneesheer-directeur meldt vermissing bij de politie indien betrokkene onvindbaar is of doet een verzoek tot ondersteuning bij de politie indien betrokkene weigert terug te keren naar de accommodatie waarin hij op grond van een crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging is opgenomen.
4. Zodra de uitvoering van de crisismaatregel wordt hervat, meldt de geneesheer-directeur dit aan de commissie.
5. Indien de geneesheer-directeur het ernstige vermoeden heeft dat betrokkene in levensgevaar verkeert of een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal plegen met een aanzienlijk risico op ernstige schade voor hemzelf of voor een ander, vermeldt hij dit met redenen omkleed in de melding aan de commissie en de melding van vermissing.
1. Indien de commissie een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voorbereidt met toepassing van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg is het bepaalde in hoofdstuk 5 van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de rechter ambtshalve toepassing van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg overweegt, verzoekt hij de commissie toepassing te geven aan het bepaalde in dit artikel.
VIII
Artikel 6:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het zesde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. de leden van de commissie;.
IX
Artikel 6:2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 5:17, eerste lid, en artikel 5:18, derde lid» vervangen door: artikel 5:15, eerste en derde lid.
2. In het derde lid vervalt «als bedoeld in artikel 5:5» en vervalt de laatste volzin.
X
Artikel 6:4, zevende lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. onderdeel g vervalt: bedoeld in artikel 5:3.
2. Onderdeel j komt te luiden:
j. de commissie.
XI
In artikel 6:6, onderdeel c, wordt «een verzoekschrift van de officier van justitie» vervangen door: een verzoek van de commissie.
XII
In artikel 7:1 wordt «officier van justitie» telkens vervangen door: commissie.
XIII
In artikel 7:2, tweede lid, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XIV
In artikel 7:5, onderdeel a, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XV
In artikel 7:6, vijfde lid, komt onderdeel g te luiden:
g. de commissie.
XVI
Artikel 7:7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het tweede lid wordt «de officier van justitie» vervangen door «de commissie» en «5:17» door: 5:10.
XVII
Artikel 7:8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het vierde lid komt onderdeel i te luiden:
i. de commissie.
XVIII
In artikel 7:10, onderdeel a, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XIX
Artikel 7:11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de officier van justitie kan» vervangen door: de commissie kan op verzoek of ambtshalve.
2. In het derde lid, aanhef, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
3. In het vierde lid wordt:
a. «de officier van justitie» vervangen door: de commissie;
b. «artikel 5:8» vervangen door: artikel 5:6;
c. «artikel 5:17» vervangen door: artikel 5:10.
4. In het vijfde lid wordt «de officier van justitie zijn» vervangen door: de commissie haar.
5. Het zesde lid vervalt.
XX
In hoofdstuk 7A wordt in de aanduiding van paragraaf 3 «officier van justitie» vervangen door: commissie.
XXI
In artikel 7A:5 wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXII
In artikel 7A:6 wordt «officier van justitie» vervangen door: commissie.
XXIII
In artikel 7A:7, vijfde lid, komt onderdeel g te luiden:
g. de commissie.
XXIV
Artikel 8:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het derde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
3. In het vierde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
4. In het vijfde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXV
In artikel 8:3, eerste lid, wordt na onderdeel d een onderdeel ingevoegd luidende:
da. de commissie;
XXVI
Artikel 8:4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na onderdeel d een onderdeel ingevoegd luidende:
da. de commissie;
2. In het eerste lid, onderdeel m, wordt «artikel 5:8» vervangen door: artikel 5:6.
3. In het eerste lid vervalt onderdeel q.
4. In het tweede lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXVII
Artikel 8:12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het vijfde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
3. In het zesde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
4. In het zevende lid, onderdeel a wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXVIII
In artikel 8:13, derde lid, wordt na «de vertegenwoordiger » ingevoegd:,de commissie.
XXIX
Na artikel 8:14 wordt een artikel ingevoegd luidende:
XXX
Artikel 8:16 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het vierde lid komt onderdeel d te luiden:
d. de commissie,
XXXI
Artikel 8:17 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt na «de vertegenwoordiger» ingevoegd: , de commissie.
2. In het zevende lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXXII
Artikel 8:18 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «officier van justitie» vervangen door: commissie.
1. In het vijfde lid vervalt: als bedoeld in de artikelen 7:1, 5:17, 5:18 of 5:19 is ingediend.
2. In het twaalfde lid, onderdeel b, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXXIII
Artikel 8:19 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het tweede lid vervalt de laatste volzin.
3. In het derde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
4. In het vierde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
5. In het vijfde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
6. In het zesde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
7. In het achtste lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
8. In het negende lid komt onderdeel j te luiden:
j. de commissie, en
XXXIV
In artikel 8:21 vervalt het vijfde lid.
XXXV
Artikel 8:23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt:
a. «Het openbaar ministerie» vervangen door: De commissie.
b. «de taak van de officier van justitie» vervangen door: haar taak.
XXXVI
In artikel 8:28, aanhef, wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXXVII
Artikel 8:29 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het tweede lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XXXVIII
In artikel 8:30, tweede lid, wordt «het openbaar ministerie» vervangen door: de commissie.
XXXIX
Artikel 8:32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «het openbaar ministerie» vervangen door: de commissie.
2. In het tweede lid wordt «het openbaar ministerie» vervangen door: de commissie.
3. In het derde lid wordt:
a. «het openbaar ministerie» vervangen door: de commissie.
b. «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XL
In artikel 8:34 wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XLI
Artikel 9:3, eerste lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. de commissie.
XLII
In artikel 9.4 vervalt de aanduiding «1.» en het tweede lid.
XLIII
In artikel 10:3, onderdeel q, wordt «artikel 5:7» vervangen door «5.6a» en wordt «officier van justitie» vervangen door: commissie.
XLIV
In artikel 10:12, derde lid, wordt «officier van justitie» vervangen door: commissie.
XLV
Na artikel 11:3, derde lid, wordt een lid toegevoegd luidende:
4. De commissie verleent aan de patiëntenvertrouwenspersoon inzage van de gegevens van de commissie, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of zijn vertegenwoordiger daartegen geen bezwaar kenbaar heeft gemaakt.
XLVI
Na artikel 12:3, derde lid, wordt een lid toegevoegd luidende:
4. De commissie verleent aan de familievertrouwenspersoon inzage van de gegevens van de commissie, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is en betrokkene of zijn vertegenwoordiger daartegen geen bezwaar kenbaar heeft gemaakt.
XLVII
Artikel 13:3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
2. In het tweede lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
3. In het vierde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
4. In het vijfde lid wordt «de officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XLVIII
Artikel 13:4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen h en i vervallen.
2. In onderdeel ii wordt «officier van justitie» vervangen door: de commissie.
XLIX
In artikel 14:1 wordt «met uitzondering van de artikelen 5:2 en 13:4» wordt vervangen door: met uitzondering van artikel 13:4.
Dit amendement regelt dat het voorbereiden van de zorgmachtiging bij een multidisciplinaire commissie wordt belegd, omdat dit inhoudelijk en organisatorisch betere waarborgen biedt dan deze bevoegdheid bij het Openbaar Ministerie te beleggen.
Indiener wil voorkomen dat rondom verplichte zorg een strafrechtelijk kader ontstaat en maakt zich zorgen om privacy waarborgen voor de patiënt. Behandelaars schenden mogelijk hun medisch beroepsgeheim als zij patiëntgegevens uitwisselen dat ook voor andere doeleinden kan worden gebruikt dan het verzoek om een zorgmachtiging. Met het instellen van een multidisciplinaire commissie wordt teruggegrepen naar de oorspronkelijke opzet van de wet verplichte geestelijke gezondheidzorg.
Leijten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32399-76.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.