32 398 Vaststelling van een Wet forensische zorg en daarmee verband houdende wijzigingen in diverse andere wetten (Wet forensische zorg)

M BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

Den Haag, 25 februari 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft zich in haar vergadering van 10 februari jl. beraden over de door u bij brief van 4 februari jl. gegeven reactie op de brief van de commissie van 19 november jl., in vervolg op uw brief van 6 november jl. naar aanleiding van de eerste termijn van de plenaire behandeling van het voorstel van wet forensische zorg (Wfz, 32 398).

De commissie liet u in haar brief weten te overwegen of een gezamenlijke behandeling van een aantal wetsvoorstellen met betrekking tot onvrijwillige zorg wenselijk is, waaronder, naast de Wfz, het voorstel van wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (WZD, 31 996) en het voorstel van wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz, 32 399), met het oog op de harmonisatie van de rechtsposities van personen die gedwongen zorg ontvangen.

U laat in uw correspondentie aan de Kamer weten niet voor een gezamenlijke behandeling te voelen vanwege de hieruit voortvloeiende vertraging van de verbetering van de continuïteit van zorg. U onderbouwt dit door te wijzen op het voorgestelde artikel 2.5 Wfz dat ervoor moet zorgen dat na afloop van de strafrechtelijke titel aansluitend «vervolgzorg» wordt geregeld. U geeft echter zelf al aan dat dit nu ook al mogelijk is en daadwerkelijk gebeurt. Daarnaast wijst u op artikel 2.3 Wfz dat de strafrechter de bevoegdheid geeft een rechterlijke machtiging af te geven op grond van de Wet bijzondere opneming psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz). Op grond van het huidige artikel 37 Wetboek van Strafrecht kan de strafrechter reeds besluiten tot plaatsing in een psychiatrische inrichting. De Wfz verbetert de procedure wellicht maar het verschil tussen de bestaande en de beoogde maatregel is niet van dien aard dat wachten op een gezamenlijke behandeling van de drie genoemde wetsvoorstellen onverantwoord is. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheid om een zorgmachtiging af te geven voor de situatie dat de rechter de terbeschikkingstelling niet verlengt. Betrokken partijen kunnen zorgen voor een aansluitende rechterlijke machtiging op grond van de Wet bopz. Toegegeven zij dat dit in de praktijk weinig gebeurt. Dit lijkt naar de opvatting van de commissie echter meer te liggen aan de feitelijke mogelijkheden van de psychiatrische ziekenhuizen dan aan de juridische mogelijkheden. U noemt ook nog het ontbrekende wettelijke kader voor onvrijwillige zorg thuis. Met de inwerkingtreding van de voorwaardelijke machtiging op grond van artikel 14a Wet bopz in 2008 is dit probleem al grotendeels verholpen.

Samenvattend acht de commissie de harmonisatie van de rechtsposities van personen die gedwongen zorg ontvangen van groter belang dan een snelle inwerkingtreding van de verbeteringen die de Wfz beoogt. Zij is derhalve voornemens om de behandeling van de Wfz verder aan te houden, teneinde de Wfz, de WZD en de Wvggz gezamenlijk te behandelen.

Voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A.W. Duthler

Naar boven