32 374 Wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 mei 2011

Op 3 november 2010 heeft uw Kamer vragen gesteld over de kostentoedeling als gevolg van netverliezen bij de levering van elektriciteit (Handelingen II; 2010/11, nr. 17; blz. 2–24). Dit naar aanleiding van een onderzoek waaruit zou blijken dat huishoudens 20% van het netverlies veroorzaken en 80% van het netverlies betalen. Ik heb uw Kamer toen toegezegd de NMa te zullen verzoeken dit nader te onderzoeken.

De kern van het onderzoek, dat NMa heeft laten uitvoeren door KEMA-SEO (bijgesloten)1, was om te bepalen of afnemers wel de kosten van netverliezen betalen die zij ook veroorzaken. Twee vragen stonden daarbij centraal:

  • waar (in het net) worden netverliezen veroorzaakt en aan welke afnemers kunnen de kosten hiervoor redelijkerwijs worden toegerekend?

  • In hoeverre dragen huishoudens op dit moment onevenredig bij aan de kosten van netverlies?

Op 28 april jl. heeft de Raad van de NMa mij geïnformeerd over de resultaten van dit onderzoek. De brief van de Raad heb ik bijgevoegd. De conclusies van KEMA-SEO zijn als volgt:

  • De stelling dat huishoudens 20% van de netverliezen veroorzaken en 80% betalen is onjuist. Afnemers op het laagspanningsnet (kleinverbruikers) veroorzaken 71% van de netverliezen en betalen tevens dit deel van de kosten. Daarmee betalen ook huishoudens niet te veel ten opzichte van andere afnemers.

  • De totale omvang van de netverliezen is niet 10 – 12%, maar minder dan 6%;

  • De huidige toerekenmethode is op hoofdlijn goed. De NMa concludeert dat er geen reden is de huidige manier waarop kosten worden toegerekend (het zogenoemde cascademodel) te heroverwegen. De NMa acht de huidige verdeelwijze rechtvaardig, aangezien de kosten worden toebedeeld aan het netvlak waar ze worden veroorzaakt. Alle netbeheerders volgen deze systematiek ook keurig.

  • Alternatieve toerekenmethoden hebben met name betrekking op de verdeling van administratief netverlies, maar er is geen «beste» manier. Alternatieve verdelingen leveren op jaarbasis tot maximaal 5 euro besparing op voor huishoudens, maar zorgen voor een aanzienlijke verhoging voor andere afnemers.

  • Op regionale schaal kan decentrale opwekking op termijn impact hebben, maar op landelijk niveau is dit beperkt. Bovendien moeten de volumes dan significant hoger worden.

Ik denk dat het goed is geweest dit onderzoek uit te voeren. Het geeft op twee belangrijke elementen een zeer helder beeld:

  • 1. ten aanzien van de kostentoedeling is er geen sprake van onevenredige lasten voor kleinverbruikers.

  • 2. ten aanzien van de hoogte van de netverliezen wordt geconstateerd dat de netverliezen tot de laagste van Europa behoren en de reguleringssystematiek een voldoende prikkel biedt om netverliezen te beperken.

Ik concludeer derhalve dat er geen aanleiding is de huidige manier van kostentoerekening te herzien. Tenslotte deel ik de mening van de NMa dat het cascademodel nog zeker 10 jaar bruikbaar is voordat de groei van DCO impact kan hebben. Dat vraagt te zijner tijd om monitoring en tijdige maatregelen indien nodig.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven