32 373 Wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie

32 374 Wijziging van de Wet houdende wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteit- en gasmarkt

C MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 17 december 2010

De leden van de fractie van de SP vroegen aan te geven hoe de ontwikkeling van de afzonderlijke kosten- en batenposten gecontroleerd wordt. Met de leden van de SP-fractie acht ik het van belang om goed zicht te hebben op de ontwikkeling van de kosten en baten van de uitrol van de op afstand uitleesbare meter. Om die reden is in 2010 door KEMA de kosten-batenanalyse geactualiseerd op basis van de nieuwe situatie van vrijwillige acceptatie. Uit de KEMA-studie blijkt dat de volgende factoren het meest van invloed zijn op de kosten en baten: (1) het aantal switches van leverancier, (2) het uitrolpercentage, (3) de efficiëntie van de uitrol, (4) de kosten van op afstand uitleesbare meters en (5) energiebesparing.

Ik vind het belangrijk om goed zicht te hebben op de ontwikkeling van deze factoren. Ik zal daarom vanaf het begin van de kleinschalige uitrol de monitoring op deze punten starten. De NMa zal mij tijdens de kleinschalige uitrol in ieder geval tweemaal rapporteren op de marktgerelateerde factoren. In het algemeen geldt dat de NMa onderzoek zal uitvoeren gericht op het monitoren van kwalitatieve en kwantitatieve aspecten verbonden aan de uitrol van op afstand uitleesbare meters. Een deel van de benodigde informatie wordt verkregen op grond van de jaarlijkse rapportage die netbeheerders met het oog op de uitrol moeten doen op grond van de in het wetsvoorstel 31 374 voorgestelde artikelen 26ae van de Elektriciteitswet 1998 en 13e van de Gaswet. De NMa zal de netbeheerders tijdens de kleinschalige uitrol aan de hand van vragenlijsten assessments laten uitvoeren. De resultaten worden door de NMa verzameld, geanalyseerd en beoordeeld. Waar nodig zal de NMa in overleg treden met betrokken netbeheerders. Op deze wijze krijgt de NMa sectorbreed en per netbeheerder een beeld van de stand van zaken met betrekking tot de verschillende aspecten van de uitrol. Via diepte-interviews kan dit beeld waar nodig worden verscherpt. Daarnaast zal de NMa een zogenaamde consumentenbarometer bijhouden om de consumententevredenheid te monitoren. Ook zal de NMa meningen van andere betrokkenen bij de uitrol inventariseren. Hierbij moet worden gedacht aan belanghebbende organisaties, zoals energieleveranciers, woningbouwcorporaties, gemeenten, vastgoedbeheerders en afnemersorganisaties. Hierdoor kan de NMa ketenbreed monitoren, vanaf de plaatsing van de meter tot en met de energierekening op basis van meterstanden.

Ten aanzien van de hierboven genoemde factoren geldt meer specifiek het volgende. Het aantal switches van leverancier wordt meegenomen in het kader van de reguliere jaarlijkse retailmonitor waarin de NMa rapporteert over marktwerkingsaspecten. Het is daarbij uiteraard van belang om onderscheid te maken tussen autonome groei van het switchpercentage en de effecten die aan de introductie van de op afstand uitleesbare meter zijn toe te schrijven. Het uitrolpercentage, de tweede factor hierboven genoemd, wordt door de NMa geïnventariseerd aan de hand van de hiervoor genoemde vragenlijsten. Meer specifiek gaat het dan om aantallen te plaatsen, geplaatste en geweigerde meters en de vraag of deze meters worden uitgelezen of administratief uit zijn gezet. De NMa betrekt verschillende aspecten bij de beoordeling van de efficiëntie van de uitrol en de kosten van de meter, de derde en vierde factor die hierboven zijn genoemd. Het gaat hierbij onder andere om de installatiecapaciteit, de beschikbaarheid van voldoende meters, het daarbij behorende kostenniveau en de kostenefficiëntie van de uitrol. De NMa zal hierover informatie bij de netbeheerders opvragen. De NMa betrekt hierbij eveneens de monitoring van de kosten die in het kader van de Regeling meettarieven vanaf 2011 wordt gestart.

Ik geef Agentschap NL een opdracht om de energiebesparing te monitoren. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk aan te sluiten op (proef)projecten met op afstand uitleesbare meters, zowel in binnen- als buitenland. Er is de afgelopen periode een aantal van dit soort pilotprojecten gestart en mijn verwachting is dat dit de komende jaren alleen maar zal toenemen. Deze ontwikkeling krijgt immers, mede vanwege het derde pakket energierichtlijnen, nu breed vorm in de Europese Unie. In al deze projecten speelt onderzoek een belangrijke rol. Agentschap NL kan deze ervaringen meenemen in haar monitoring. Het doen van algemene uitspraken over de besparingseffecten op basis van de kleinschalige uitrol is namelijk ingewikkeld. De meter is immers nog betrekkelijk onbekend bij de consument en het aanbod van energiebesparingproducten en -diensten verkeert nog in een pril stadium. Bovendien zijn niet alle situaties in de kleinschalige uitrol even geschikt voor monitoring van energiebesparingseffecten. Zo zijn nieuwbouw en grootschalige renovatieprojecten minder geschikt, omdat vergelijking met eerder energieverbruik onder genormaliseerde omstandigheden minder goed mogelijk is. Tevens zal Agentschap NL betrokken worden bij inventarisaties rond de ontwikkeling van energiediensten. Agentschap NL rapporteert mij, net als de NMa, tijdens de kleinschalige uitrol in ieder geval tweemaal over de voortgang.

De leden van de SP-fractie vroegen in het verlengde hiervan naar de verschillen tussen autonome ontwikkelingen op het gebied van energiebesparing en marktwerking tegenover de besparing en lagere kosten die voortkomen uit de introductie van de op afstand uitleesbare meter.

De baten van autonome trends zijn door KEMA niet aan de op afstand uitleesbare meter toegerekend. KEMA heeft een conservatieve raming gemaakt van de aan dit project toe te rekenen baten van energiebesparing, gebaseerd op indirecte feedback, en komt dan op een besparing van 3,2% op elektriciteit en 3,7% op gas, rekening houdend met verschillend gedrag bij verschillende bevolkingsgroepen. In haar studie geeft KEMA aan dat er een besparingspotentieel is van 10% (indirecte feedback) tot 15% (directe feedback) over het energieverbruik. Door in de kosten- en batenanalyse uit te gaan van minder dan 4% energiebesparing als gevolg van de introductie van de op afstand uitleesbare meter heeft KEMA een ruime marge aangehouden om rekening te houden met andere ontwikkelingen rond energiebesparing.

De baten van meer marktwerking, door de leden van de SP-fractie vertaald in een toename van het aantal switches van leverancier, zijn door KEMA eveneens conservatief ingeschat. In het onderzoek is uitgegaan van een geleidelijke toename van het switchpercentage van circa 9% in de aanvangssituatie naar 15% in 2060. Dit laat ruimte voor autonome groei. In de Monitor kleinverbruikersmarkten gas en elektriciteit 2009 stelt de NMa namelijk dat de switchbereidheid hoger ligt dan 15%. Daarbij wordt Nederland in dit onderzoek gekarakteriseerd als een middenmoter in overstapcijfers. De aanname is daarom dat er naast het effect van de op afstand uitleesbare meter ruimte is voor een groei van het aantal switches.

Om de baten in kaart te brengen voor zowel energiebesparing als voor het aantal switches zullen Agentschap NL en de NMa een vergelijking moeten maken tussen huishoudens die wel en huishoudens die niet over een op afstand uitleesbare meter beschikken. Op deze manier kan objectief inzicht verkregen worden in de baten van dit project en wordt voorkomen dat baten ten onrechte worden gezien als succes van de op afstand uitleesbare meter.

De leden van de SP-fractie stelden voorts de vraag op welk moment conclusies worden getrokken als de kosten en baten afwijken van de verwachtingen. De ontwikkeling van de kosten en baten heeft mijn volle aandacht. De introductie van de op afstand uitleesbare meter is immers geen doel op zich, maar een instrument dat moet bijdragen aan een betaalbare en duurzame energievoorziening. In de rapportage van KEMA wordt geconcludeerd dat er bij grootschalige uitrol op basis van vrijwilligheid sprake is van een positieve maatschappelijke business case met een netto-contante waarde van EUR 770 miljoen. KEMA heeft daarbij ook de onzekerheid die inherent is aan een ex ante kosten-batenanalyse in beeld gebracht en daaruit blijkt dat de referentiesituatie in circa 85% van de gevallen positief uitpakt. Ik heb er vertrouwen in dat het verantwoord is om van start te gaan met de uitrol. Dan kunnen we ook ervaring gaan opdoen in de praktijk. De kleinschalige uitrol duurt minimaal twee jaar. Ik zal uw Kamer dan informeren over de uitkomsten van de monitoring. Het besluit over de start van de grootschalige uitrol zal ik in overleg met uw Kamer nemen. Als blijkt dat zich negatieve effecten voordoen ten opzichte van de businesscase dan laat ik dat aan u weten. Het is voor mij klip en klaar dat de kosten en baten niet alleen tijdens de kleinschalige uitrol, maar ook na de start van de grootschalige uitrol, actief moeten worden gemonitord, zodat maatregelen kunnen worden genomen als blijkt dat kosten en baten uit de pas dreigen te lopen. Uiteraard zal ik ook tijdens de grootschalige uitrol de Staten-Generaal op de hoogte houden van de voortgang. In relatie tot het besluit over de grootschalige uitrol zal ik een voorstel doen over de frequentie en aard van mijn rapportage over de voortgang van de grootschalige uitrol.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen

Naar boven