32 363 Aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven in verband met uitbreiding van de categorieën van personen die recht hebben op een uitkering uit het fonds en verruiming van de gevallen waarin men aanspraak kan maken op een dergelijke uitkering, aanpassing aan de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en enkele andere aanpassingen

Nr. 9 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 januari 2011

Het voorstel van wet wordt gewijzigd:

Artikel III wordt als volgt gewijzigd:

1

De aanhef komt te luiden:

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

2

In onderdeel A wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door «Onze Minister van Veiligheid en Justitie».

3

Onderdeel C wordt toegevoegd, luidende:

C

Artikel 496 komt te luiden:

Artikel 496

  • 1. De ouders of de voogd zijn verplicht tot bijwoning van de terechtzitting. Zij worden daartoe opgeroepen. Bij de oproeping wordt hun kennisgegeven, dat, indien zij niet aan deze verplichting voldoen, het gerecht hun medebrenging kan gelasten.

  • 2. Indien ouders of voogd op de terechtzitting zijn verschenen, worden zij, nadat de verdachte, een medeverdachte, een getuige of een deskundige zijn verklaring heeft afgelegd, in de gelegenheid gesteld daartegen in te brengen wat tot verdediging kan dienen. In het in artikel 51g, vierde lid, bedoelde geval kunnen de ouders of de voogd vragen stellen aan een getuige of deskundige, maar alleen betreffende de vordering tot schadevergoeding; zij worden in de gelegenheid gesteld verweer te voeren tegen die vordering.

  • 3. Niettemin kan het gerecht ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de verdachte of diens raadsman bevelen, dat een verhoor van de verdachte, van een getuige of van een deskundige buiten tegenwoordigheid van ouders of voogd geschiedt, tenzij de zaak in het openbaar wordt behandeld. Het gerecht deelt in dat geval de zakelijke inhoud van een en ander aan de ouders of voogd mee, voor zover niet gewichtige redenen zich daartegen verzetten.

Toelichting

De wijzigingen zijn van technische aard en vloeien voort uit de nasleep van de wijzigingen die zijn aangebracht als gevolg van aanvullingen die zijn opgenomen naar aanleiding van opmerkingen uit de praktijk van de rechtspleging over de uitvoerbaarheid van de verschijningsplicht van ouders van minderjarige verdachten. Deze verschijningsplicht is opgenomen in de Wet versterking van de positie van het slachtoffer (Stb. 2010, nr. 1), maar later op aandringen van de Eerste Kamer gewijzigd in de Wet van 26 november 2009 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met rechtsontwikkelingen, internationale verplichtingen en geconstateerde wetstechnische gebreken en leemten.

De wijziging is aangekondigd in de toelichting op het Besluit van 13 juli 2010 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 17 december 2009 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Stb. 2010, 792).

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven

Naar boven