32 360 XVIII
Slotwet en jaarverslag Wonen, Wijken en Integratie 2009

nr. 3
JAARVERSLAG VAN WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE (XVIII)

Aangeboden 19 mei 2010

Realisatie uitgaven naar beleidsartikelen voor 2009 (x € 1000)

kst-32360-XVIII-3-1.gif

Realisatie ontvangsten naar beleidsartikelen voor 2009 (x € 1000)

kst-32360-XVIII-3-2.gif

Jaarverslag 2009

Wonen, Wijken en Integratie (XVIII)

Inhoudsopgave blz.

A. Algemeen 6
Dechargeverlening 6
Leeswijzer 9
     
B. Beleidsverslag 13
Beleidsprioriteiten 13
Beleidsartikelen 34
  Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw 34
  Artikel 2. Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken 37
  Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt 39
  Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten 42
  Artikel 5. Randvoorwaarden voor de integratie en een goed werkende woningmarkt 44
  Artikel 6. Rijkshuisvesting 46
Niet-beleidsartikelen 48
  Artikel 95. Algemeen 48
  Artikel 96. Onverdeeld 50
Bedrijfsvoeringsparagraaf 51
     
C. Jaarrekening 53
De departementale verantwoordingsstaat 2009 van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) 53
Baten-lastendienst: Rijksgebouwendienst (Rgd) 64
     
D. Bijlagen 81
  Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s 81
  Bijlage 2: Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid 82

A. ALGEMEEN

Dechargeverlening

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal decharge te verlenen over het in het jaar 2009 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII). Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

• het gevoerde financieel en materieelbeheer;

• de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

• de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

• de departementale saldibalansen;

• de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

• de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII).

Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige Jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;

b. de slotwet van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII) over het jaar 2009;

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2009 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2009 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2009 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. van Middelkoop

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Met ingang van 2008 is voor de programmagelden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie een apart begrotingshoofdstuk (XVIII) ingesteld. De verantwoording hierover vindt plaats in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie (XVIII). De apparaatsbudgetten worden volledig verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI).

Opbouw jaarverslag

De opbouw van het jaarverslag 2009 volgt de Rijksbegrotingvoorschriften waaronder de aanvullende voorschriften die gelden in het kader van het «Experiment verantwoording en begroting».

Het jaarverslag bestaat uit een algemeen gedeelte, het beleidsverslag, de bedrijfsvoeringparagraaf, de jaarrekening en enkele bijlagen. In het beleidsverslag staat centraal het gevoerde beleid op de beleidsterreinen van Wonen, Wijken en Integratie, en de budgettaire gevolgen van dit beleid. Het beleidsverslag is opgebouwd uit twee delen: de beleidsprioriteiten en de beleids- en niet-beleidsartikelen. Het beleidsverslag bevat zowel financiële als niet-financiële gegevens. Deze gegevens zijn aan verschillende kwaliteitsnormen onderhevig.

De jaarrekening is opgebouwd uit de verantwoordingsstaat van het begrotingshoofdstuk WWI (XVIII), de saldibalans met toelichting en de toelichting inzake de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst. In de bijlagen zijn opgenomen de toezichtrelaties met ZBO’s/RWT’s en het extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid.

In het vervolg van deze leeswijzer wordt een aantal onderdelen van het jaarverslag toegelicht, wordt ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid en wordt afgesloten met een groeiparagraaf met betrekking tot de totstandkoming van het jaarverslag.

Beleidsverslag

Beleidsprioriteiten

In het hoofdstuk over de beleidsprioriteiten wordt verantwoording afgelegd over de bereikte resultaten van de beleidsagenda in de begroting 2009.

Behalve over de beleidsprioriteiten uit de begroting 2009, wordt tevens verantwoording afgelegd over de bereikte resultaten inzake de doelstellingen en projecten uit het beleidsprogramma «Samen werken, samen leven» voor zover relevant voor WWI. Deze doelstellingen en projecten komen terug in de prioriteiten waar zij zijn ondergebracht. Tevens is in dit onderdeel aandacht besteed aan de maatregelen genomen in het kader van de financiële crisis.

De beleidsmatige conclusie is net als vorig jaar, steeds apart na iedere prioriteit opgenomen.

Aan de motie Vendrik en Pechtold is invulling gegeven door middel van de tabel «Budgettaire gevolgen en behaalde tussenresultaten van de beleidsprioriteiten 2009». Deze tabel is opgenomen in het beleidsverslag, na de toelichting op de beleidsprioriteiten.

Het onderwerp Huurtoeslag wordt als overige beleidsprioriteit tevens beleidsmatig toegelicht. Dit aangezien met dit onderdeel een relatief groot financieel belang is gemoeid.

Beleids- en niet-beleidsartikelen

De beleids- en niet-beleidsartikelen verantwoorden alleen de realisatie van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten. Daarbij zijn de budgettaire en financiële consequenties te vinden waarbij de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en realisatie worden toegelicht (Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?). Voor het toelichten van de verschillen wordt een ondergrens van € 3 mln gehanteerd, met dien verstande dat waar politiek relevant ook posten onder deze grens zijn toegelicht.

Uitgaven ambtelijk personeel

De uitgaven voor ambtelijk personeel zijn verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI).

Artikel 6 waarop de inputfinanciering van de Rijksgebouwendienst (Rgd) betrekking heeft

De Rgd wordt jaarlijks bevoorschot. Dit voorschot is niet gerelateerd aan de werkelijke uitgaven van het agentschap. Het gevolg is dat op bepaalde posten te hoog dan wel te laag is bevoorschot. Dit wordt op artikelniveau met het voorschot in het jaar 2010 gecorrigeerd.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit twee delen:

1. rechtmatigheid;

2. totstandkoming beleidsinformatie.

Paragraaf 1 over de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering vloeit voort uit de versnelde toepassing van de besluiten uit de IBO regeldruk en controletoren ten aanzien van de verantwoording van de departementen (waaronder VROM) die betrokken zijn bij de besteding van de toeslaggelden.

Jaarrekening

In de Jaarrekening zijn de volgende onderdelen opgenomen: de verantwoordingsstaat van het begrotingshoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie (XVIII), de samenvattende verantwoordingsstaat van de Rijksgebouwendienst (Rgd), de departementale saldibalans en de jaarrekening van de Rgd.

Bijlagen

De bijlagen «Inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen)» en «Publicatie Personele Topinkomens» zijn niet opgenomen in het jaarverslag van Wonen, Wijken en Integratie (WWI). Binnen WWI gerealiseerde inhuur en eventuele meldingen personele topinkomens zijn verantwoord in het jaarverslag van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI). In het onderdeel bijlagen volgt een overzicht van de toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s. Daarnaast is opgenomen het extracomptabel overzicht Grotestedenbeleid.

Ministeriële verantwoordelijkheid

De Minister voor WWI is onder meer verantwoordelijk voor:

Met betrekking tot artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw:

het vormgeven en ondersteunen van een probleemgerichte en samenhangende aanpak in de 40 wijken;

het vormgeven van preventief beleid om te voorkomen dat andere wijken aandachtswijken worden (Preventiebudget wijken);

de rijksbrede gecoördineerde aanpak van het Grotestedenbeleid en de inhoudelijke samenhang in en het beheer van de Brede Doeluitkering (BDU) Sociaal, Integratie en Veiligheid (SIV) en de BDU Fysiek (ISV);

vormgeven van het stedenbeleid na 2009;

het stimuleren en faciliteren van voldoende woningproductie in aansluiting op de behoefte.

Met betrekking tot artikel 2. Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

De bouwregelgeving, het aanreiken van instrumenten ten behoeve van het toezicht op naleving van de wettelijke voorschriften, de implementatie van de Europese regelgeving op het terrein van bouwen/bouwproducten en het stimuleren van kwaliteitsverbetering in de bouw, met name op het terrein van energiebesparing, duurzaam materiaalgebruik, gezondheid (binnenmilieu) en (brand-)veiligheid;

Invulling van het Sectorplan Gebouwde Omgeving van het programma Schoon en Zuinig, en daarmee het ontwikkelen en uitdragen van het beleid ten aanzien van energiebesparing in de gebouwde omgeving. Voorts het stimuleren en faciliteren van marktpartijen en het aanspreken van die partijen op hun verantwoordelijkheden om te komen tot energiebesparing.

Met betrekking tot artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

Regelgeving ter bevordering van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad;

Voorwaarden scheppen voor beschikbaarheid voldoende betaalbare woningen;

In stand houden van een voorziening voor de huurgeschillenbeslechting;

Betaalbaarheid van het wonen voor in het bijzonder de lagere inkomensgroepen en het beleid met betrekking tot bijzondere aandachtsgroepen;

Beleidsmatige vormgeving van het instrument huurtoeslag; de staatssecretaris van Financiën is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet op de huurtoeslag, waaronder de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik;

Het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan.

Met betrekking tot artikel 4. Integratie niet-westerse migranten

De Minister voor WWI heeft een integrale verantwoordelijkheid voor de opzet en voortgang van het kabinetsbrede integratieprogramma en rapporteert hierover aan de Tweede Kamer. Belangrijke delen van het programma worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bewindslieden van andere departementen.

De Minister voor WWI heeft beleidsverantwoordelijkheid voor de inburgering en voor een aantal specifieke integratieonderwerpen. Dit laatste vaak in samenwerking met andere bewindslieden. Gemeenten hebben uitvoeringsverantwoordelijkheid voor de inburgering en zijn betrokken bij de uitvoering van andere specifieke integratieonderwerpen.

De Minister voor WWI is ook verantwoordelijk voor de uitvoering van de remigratieregeling.

Met betrekking tot artikel 5. Randvoorwaarden voor de integratie en een goed werkende woningmarkt

Het ontwikkelen, ontsluiten en verspreiden van kennis over integratie, de wijken en wonen;

Het zorgen voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de partijen op het terrein van WWI;

Partijen in staat stellen hun rollen en verantwoordelijkheden te vervullen.

Met betrekking tot artikel 6. Rijkshuisvesting

De Minister voor WWI is coördinerend Minister voor de rijkshuisvesting en is verantwoordelijk voor:

De huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken;

De huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

De doelmatige werking van het stelsel waar onder valt dat er rijksbrede afspraken worden gemaakt over bijdragen aan het bereiken van rijksbeleidsdoelen door middel van rijkshuisvesting.

Groeiparagraaf

Na afronding van het jaarverslag 2007 is binnen WWI in 2008 een verbetertraject ingezet voor de totstandkoming van het jaarverslag. Deze lijn is doorgezet bij het jaarverslag 2009.

De voornaamste verbeteringen ten opzichte van het jaarverslag 2008 hebben betrekking op de volgende punten:

• Eenduidigere formulering van beleidsconclusies gericht op het daadwerkelijk trekken van conclusies, mede op basis van de ervaringen opgedaan bij het jaarverslag 2008 en de evaluatie met onder meer Financiën.

• Toelichten van grote geldstromen bij de beleidsprioriteiten.

• Opnemen van de Ministeriële verantwoordelijkheid in de leeswijzer.

• Betrouwbaardere totstandkoming van het jaarverslag door een versterkte interne controle, toegenomen bestuurlijk aandacht voor het jaarverslag en een verdere organisatorische inbedding van het totstandkomingsproces van het jaarverslag.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

De politieke focus wordt bereikt door het beleidsverslag in te delen volgens de beleidsprioriteiten van het Kabinet en daarover te rapporteren. In dit beleidsverslag worden de kabinetsdoelstellingen toegelicht.

Het WWI-beleid draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen uit pijler drie en vier van het beleidsprogramma van het Kabinet «Samen werken, samen leven». De bijdragen van WWI worden hieronder thematisch toegelicht:

• Integratie en inburgering

• Wijken en Stedenbeleid

• Verstedelijking en woningproductie

• Energiebesparing woningen en andere gebouwen

• Woningcorporaties.

Daarnaast wordt ingegaan op één overige beleidsprioriteit: Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht): huurtoeslag. Deze overige beleidsprioriteit wordt beleidsmatig toegelicht, omdat met dit onderdeel een relatief groot financieel belang is gemoeid.

1. Integratie en inburgering

1a Project Deltaplan Inburgering

Draagt bij aan realisatie kabinetsprioriteit(en)

In het beleidsprogramma van dit kabinet «Samen werken samen leven» is onder Pijler 4 – Sociale samenhang – de volgende doelstelling opgenomen: het verbeteren van de kwaliteit van de inburgering, zodat meer mensen hun inburgering afronden met een hoger niveau en ook in economisch, sociaal en cultureel opzicht deelnemen aan de samenleving.

Beoogd doel in de periode 2007–2011

Project 7, het Deltaplan Inburgering, dat loopt van 2008 tot en met 2011, moet leiden tot een betere kwaliteit van de inburgering en meer personen die inburgeren. In 2009 moest worden bereikt:

1. Verdere vereenvoudiging van de regelgeving (Wet Inburgering), door invoering persoonlijk inburgeringsbudget; invoering van één handhavingstermijn voor alle groepen inburgeringsplichtigen; opname van vrijwillige inburgering in de wet; het inburgeringsaanbod af te stemmen op mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; gemeenten meer ruimte te geven om de eigen bijdrage te verlagen of geheel niet te vragen van vrijwillige inburgeraars.

2. Verbetering van de kwaliteit van inburgeringprogramma’s door meer maatwerk in de inburgeringsprogramma’s en versterking van de verbinding tussen inburgering en participatie.

3. Versterking van de uitvoering door invoering van het participatiebudget. Het participatiebudget bundelt de verschillende Rijksbijdragen voor reïntegratie, volwasseneneducatie en inburgering. Daarmee kunnen gemeenten het totaal optimaal inzetten voor het bevorderen van duurzame deelname aan de samenleving. Daarnaast het bereiken van verdere professionalisering van gemeentelijk opdrachtgeverschap door de inzet van procesmanagers en wijkgerichte aanpak.

Doelbereik 2009

De jaren 2007 en 2008 waren voor inburgering een moeizame aanloopperiode en hebben veel gevraagd van alle betrokken partijen. In de praktijk bleek de uitvoering op meerdere punten ingewikkeld en lastig. Het Rijk heeft daarom als systeemverantwoordelijke een aantal wijzigingen doorgevoerd om de uitvoerbaarheid te vereenvoudigen. Ook werden gemeenten in de uitvoering ondersteund door procesmanagement en werd veel aandacht besteed aan kennisoverdracht. Om beter aan te sluiten bij de behoefte van inburgeraars zijn tevens twee nieuwe profielen ontwikkeld op de vlakken maatschappelijke participatie en ondernemerschap.

In 2007 en 2008 startten gemiddeld ruim 25 000 mensen aan een inburgeringstraject. In 2009 zijn 49 256 mensen begonnen. Dat is conform de verwachting van circa 50 000 die in januari 2009 mogelijk werd geacht (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 143, nr. 38).

Halverwege het jaar 2009 leek het aantal nieuwe deelnemers aan het inburgeringsprogramma nog aanzienlijk lager uit te komen. Dit was reden voor het Kabinet om aanvullende maatregelen te nemen die zowel voor 2009 als daarna effect zullen sorteren (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 143, nr. 67 en nr. 70).

De Minister voor WWI heeft gemeenten gevraagd de inspanningen te richten op het nog zoveel mogelijk realiseren van de doelstellingen voor 2009. Daarnaast is gesproken over een ambitieuze maar reële inzet voor 2010. Dat resulteerde in afspraken over de inzet op 55 000 trajecten.

De groep inburgeringsplichtigen wordt steeds kleiner. Om de doelstellingen te kunnen realiseren moeten gemeenten in toenemende mate mensen benaderen die op vrijwillige basis kunnen inburgeren. Om dit mogelijk te maken zijn extra inspanningen en nieuwe werkwijzen nodig. Ter ondersteuning zet het Kabinet daarom in 2010 extra middelen in op inburgering bij reïntegratie, inburgering bij deeltijd WW en inburgering op de werkvloer. Hierdoor kunnen gemeenten nu bijvoorbeeld instapcursussen aanbieden aan mensen voor wie het direct beginnen met een inburgeringscursus een te grote stap is.

Prestatie-indicatoren Project Deltaplan Inburgering
Prestatie-indicatoren Inburgering Nederland Realisatie 2007 Realisatie 2008 Begroting 2009 Realisatie 2009
Aantal aangeboden inburgeringvoorzieningen 9 608 45 198 62000* 49 256
Aantal duale trajecten in percentage van het totaal aantal aangeboden inburgeringsvoorzieningen 21% 43% 40% 48%
Aantal geslaagden voor het inburgeringexamen** 693 7 327 14 000 17 582
Slagingspercentage 85% 82% 55% 75%

Bron: Informatiesysteem Inburgering (ISI), stand per ultimo 2007, 2008 en 2009, peildatum 1 februari 2010. Het aantal voorzieningen 2009 zal nog toenemen. De invoertermijn voor gegevens over 2009 is verlengd tot en met 17 februari 2010.

* In zijn brief van 30 januari 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 143, nr. 38) heeft de minister aangegeven dat het volume van 62000 in 2009 niet gehaald zal worden en dat nog keihard gewerkt zal moeten worden om in 2009 op een niveau van circa 50 000 trajecten te komen.

** De geslaagden in 2009 zijn in 2009 of in eerdere jaren gestart en hebben hun traject in 2009 met succes afgerond.

Realisatie prestaties Project Deltaplan inburgering
Beoogde prestatie 2009 Bereikte resultaat in 2009
1. Kwaliteitsverbetering door vereenvoudiging regelgeving GerealiseerdDe wijziging van de Wet Inburgering (vereenvoudiging) is op 1 december 2009 aangenomen door de Eerste Kamer.
   
2. Kwaliteitsverbetering door versterking en ondersteuning van de uitvoering GerealiseerdDe Wet Participatiebudget is voor de Niet-G31 inwerking getreden per 1-1-2009; voor de G31 per 1-1-2010.• Het aanjaagteam (de procesmanagers) heeft de 50 grote gemeenten intensief ondersteund en de overige gemeenten op basis van regelmatige voorlichtingsbijeenkomsten.• Aan 26 gemeenten zijn innovatietrajecten inzake onderzoek naar kwaliteitsverbetering toegewezen.• De voorbereidingstrajecten P-budget zijn afgerond.• De campagne «Het begint met taal» uit 2008 heeft een doorstart gemaakt in 2009.• Sinds augustus 2009 (het betreft de gegevens vanaf juli 2009) is maandelijks een monitor samengesteld: het Informatie Systeem Inburgering (ISI). Vanaf januari 2010 is de monitor openbaar. Zoals aangekondigd in de brief van 25 augustus 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 143, nr. 67) is in het gewijzigd besluit Inburgering geregeld dat gemeenten een termijn van 4 weken hebben om de start van een traject in ISI te zetten, waardoor ISI een actueler beeld geeft van het aantal gestarte trajecten.
   
3. Kwaliteitsverbetering van inburgeringsprogramma’s door versterking, verbinding, inburgering en participatie Gerealiseerd• 48% van de trajecten was duaal (streven was 40%).• Er zijn in 2009 3 974 taalkoppels (taalcoach en inburgeraar) gekomen.• In 2009 kunnen inburgeraars ook in twee nieuwe examenprofielen (ondernemerschap en maatschappelijke participatie) examen doen.• Conform planning is de 2e fase Leerlastonderzoek begonnen.
   
4. Het kabinet komt met een visie op huwelijksmigratie GerealiseerdIn de brief van 2 oktober 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 175, nr. 1) zette het Kabinet zijn visie op huwelijksmigratie uiteen. De Minister voor WWI heeft in die brief aanpassingen aangekondigd van het examen inburgering buitenland, namelijk de uitbreiding van het examen met een alfabetiseringstoets en de verhoging van het examen naar niveau A1. Daardoor zijn degenen die naar Nederland komen, nadat ze hun examen inburgering buitenland hebben gehaald, in de toekomst beter toegerust voor de inburgering in Nederland.

Beleidsconclusie

Begin 2009 was de verwachting dat heel hard gewerkt moest worden om in 2009 een niveau van 50 000 trajecten te realiseren. Inmiddels is duidelijk dat er in 2009 49 256 inburgeraars zijn gestart met een inburgeringstraject. Hoewel daarmee het oorspronkelijk geambieerde niveau van 62 000 trajecten niet is gehaald, is de bijgestelde verwachting wel gehaald. Het Rijk heeft in 2009 de randvoorwaarden voor een betere uitvoering gerealiseerd. Nu kunnen gemeenten echt aan de slag om ook in 2010 de doelstelling te halen.

1b Integratie

Draagt bij aan realisatie kabinetsprioriteit(en)

Het Actieplan Integratie is opgenomen in het beleidsprogramma van dit kabinet «Samen werken samen leven» (Pijler 4 Sociale samenhang). Dit plan richt zich op modern burgerschap, economische participatie, effectievere hulpverlening aan allochtone jongeren en de aanpak van discriminatie.

Beoogd doel in de periode 2007–2011

Uitgangspunt van het integratiebeleid van het Kabinet is dat het reguliere beleid op de terreinen van onderwijs, werk, gezondheid, welzijn en sport, justitie en openbare orde voor iedereen gelijkelijk werkt, dus iedereen moet bereiken en voor iedereen even effectief werkt. Waar het reguliere beleid onvoldoende nieuwe Nederlanders bereikt en onvoldoende effectief is, zijn aanvullend flankerende dan wel specifieke, afzonderlijke maatregelen en acties nodig. De Integratiebrief van 17 november 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 268, nr. 25) biedt het kader voor de koers van de integratie. De brief bevat de visie van het Kabinet op integratie die zowel ten grondslag ligt aan de al genomen maatregelen als sturend is voor het beleid in de nabije toekomst.

Doelbereik 2009

De aangekondigde maatregelen van de Minister voor WWI voor deze kabinetsperiode zijn vrijwel allemaal gerealiseerd. In nauwe samenwerking met de ministeries van BZK, Justitie en voor Jeugd & Gezin is beleid in gang gezet voor onder andere de aanpak van probleemjongeren, wetgeving voor een landelijk dekkend stelsel van antidiscriminatievoorzieningen en het programma Diversiteit in het jeugdbeleid.

Daarnaast is een aantal nieuwe onderwerpen op de politieke agenda gezet, waarover de Tweede Kamer in 2009 concrete voorstellen heeft ontvangen. Voorbeelden zijn de huwelijksmigratie in relatie tot de spankracht van de samenleving en de integratie van werknemers uit Midden en Oost-Europa.

Effectindicatoren voor integratie
Percentage netto-arbeidsparticipatie van de bevolking 15–64 jaar 2005 2006 2007 2008 2009
Niet-westerse migranten 49,2 49,7 53,3 56,5 54,7
Autochtone Nederlanders 65,2 66,8 68,2 69,2 69,1
Verschil – 16 – 17,1 – 14,9 – 12,7 – 14,4
Percentage met startkwalificatie van de niet schoolgaande bevolking 15–64 jaar          
Niet-westerse migranten 2e generatie 64,1 65,8 68,0 67,5 68,2
Autochtone Nederlanders 68,8 69,7 70,6 71,8 72,3
Verschil – 4,7 – 3,9 – 2,6 – 4,3 – 4,1
Aantal verdachten per 10 000 van de bevolking van 12 jaar en ouder          
Niet-westerse migranten 472 480 478 460  
Autochtone Nederlanders 122 124 126 118  
Verschil 350 356 352 342  

Bron: CBS kernindicatoren jaarlijkse aanlevering conform onderzoeksopdracht WWI

* Vanwege een nieuwe weegmethode van het CBS zijn de uitkomsten voor arbeidsmarktparticipatie en onderwijs vanaf 2001 tot en met 2007 gecorrigeerd.

Prestatie-indicatoren Integratie
Gemeenschappelijke beleidsagenda 2007* Begroting 2009 Realisatie 2009
Percentage gemeenten dat deelneemt aan de gemeenschappelijke beleidsagenda voor het integratiebeleid. 0% 15% 34%

Bron: onderzoek B&A

* basiswaarde bij de start van het beleid

         
Antidiscriminatie 2005* 2006 2007 2008 2009
Aantal meldingen bij een antidiscriminatievoorziening in % van het totaal aantal personen dat zich gediscrimineerd voelt op grond van ras.** 5% Niet gemeten Niet gemeten Niet gemeten Nog niet bekend
           
Aantal meldingen bij een antidiscriminatievoorziening van discriminatie op grond van ras.*** 2 100 2 100 1 900 2000 Nog niet bekend

Bron:

* basiswaarde voor het eerste prestatiegegeven

** monitor rassendiscriminatie (driejaarlijks)

*** registratie van de antidiscriminatievoorzieningen in Nederland

     
Preventie eergerelateerd geweld 2007* 2008 2009
Aantal samenwerkingsafspraken tussen zelforganisaties, gemeenten en professionele instellingen op lokaal niveau. 0 Niet gemeten 1**
       
Aantal personen uit de doelgroepen dat bereikt is met informatie over de aanpak van eergerelateerd geweld. 0 Niet gemeten Wordt gemeten na afloop van de beleidsperiode (2011)

* basiswaarde bij de start van het beleid in 2007.

** betreft het aantal reeds vastgelegde verklaringen. Andere gemeenten zijn nog samen met landelijke migrantenkoepels bezig met de voorbereidingen voor samenwerkingsafspraken in de lokale context; deze zullen komend voorjaar worden vastgelegd. In Rotterdam zijn samenwerkingsafspraken gemaakt en in uitvoering. Rotterdam gaat dit verder uitwerken in een beleidsinstrument (participatiemodel).

Realisatie prestaties Integratie
Beoogde prestatie 2009 Bereikte resultaat 2009
1. Samen met gemeenten structureel beleid uitwerken inzake overlastge- vende criminele Antilliaans- en Arubaans-Nederlandse risicojongeren. GerealiseerdZoals aangegeven in de brief van 2 oktober 2009. (Kamerstukken II, 2009–2010, 26 283, nr. 52) is in nauw overleg met gemeenten een structurele aanpak uitgewerkt voor de periode 2010–2017. Doel is enerzijds het verder terugdringen van de problematiek en anderzijds het onderbrengen van de benodigde specifieke kennis en deskundigheid bij de reguliere instellingen. Het jaar 2009 was een overgangsjaar. Gemeenten ontvingen een rijksbijdrage zodat hun activiteiten om schooluitval, werkloosheid en criminaliteit terug te dringen uit de periode 2005–2008 in 2009 konden worden voortgezet.
   
2. Starten met de uitvoering van de kabinetsbrief met acties inzake over- lastgevende en criminele Nederlands-Marokkaanse jongeren. GerealiseerdDe geschetste aanpak in de kabinetsbrief van 30 januari 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 268, nr. 13) is in gang gezet. Gemeenten hebben van de Minister voor WWI een bijdrage ontvangen via het Gemeentefonds voor de inzet van straat- en gezinscoaches op basis van door hen ingediende plannen.
   
3. Preventieaanpak eergerelateerd geweld via uitvoering preventieprojec- ten «Aan de goede kant van de eer» met migrantenkoepels en afspraken met zeven gemeenten over een lokale preventie-aanpak. GerealiseerdDe Minister voor WWI heeft afspraken gemaakt met wethouders van zeven gemeenten en vertegenwoordigers van migrantenkoepels over samenwerking tussen migrantengroepen en instanties en een preventieaanpak met onderwijsinstellingen als onderdeel van de lokale aanpak van eergerelateerd geweld. Die gemeenten ontvingen hiervoor in 2009 een rijksbijdrage via het Gemeentefonds. Het landelijk expertisecentrum eergerelateerd geweld is geopend.
   
4. Samen met de Minister voor Jeugd en Gezin starten met de uitvoering van de beleidsbrief «Diversiteit in het Jeugdbeleid». GerealiseerdDe minister voor WWI heeft samen met de minister voor Jeugd en Gezin opdracht gegeven aan ZonMw voor de uitvoering van het programma Diversiteit in het Jeugdbeleid. De uitvoering van het programma ligt op schema.De Interculturele Meetladder en de handreiking versterking frontlinie zijn gereed; de databanken van het Nederlands Jeugd instituut worden aangepast op diversiteit; de drie academische werkplaatsen zijn in vol bedrijf. (www.ZonMw.nl/onderwerpen/alle programma’s/diversiteit/diversiteit-in-het-jeugdbeleid)
   
5. Gemeenten gaan verder met de uitwerking van de gezamenlijke beleidsagenda integratie (GIA). GerealiseerdIn 2009 is het thema gezondheid in de GIA ondergebracht.In alle regio’s zijn er meerdere bijeenkomsten belegd; in 2009 zijn 18 regionale bijeenkomsten georganiseerd. De verslagen en de agenda’s van deze regionale bijeenkomsten zijn beschikbaar via de link: www.forum.nl/integratieagenda. De samenvatting van deze uitkomsten wordt aan de Tweede Kamer verstuurd, samen met de resultaten van het inventariserend onderzoek naar de resultaten en de meerwaarde van GIA in 2009 bij de gemeenten. Daarnaast is gestart met het trainen van jongeren/studenten om voor de achterban (de ouders) themabijeenkomsten te organiseren met als doel om de participatie en betrokkenheid van migranten bij het gemeentelijke beleid te vergroten.

Beleidsconclusie

Zoals ook het Sociaal en Cultureel Planbureau aangeeft in zijn jaarrapport Integratie 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 268, nr. 25), is sprake van een gemengd beeld voor wat betreft de stand van de integratie. Er is substantiële vooruitgang op een aantal terreinen, maar op andere terreinen is er nog achterstand. Zo is vooruitgang geboekt voor wat betreft de instroom en deelname van nieuwe Nederlanders in het hoger onderwijs, de arbeidsmarktdeelname, het beroepsniveau en het eigen woningbezit. Tegelijkertijd is er nog veel schooluitval, is de arbeidsmarktpositie van jongeren van niet-westerse afkomst nog altijd slechter en staat deze verder onder druk door een oplopende jeugdwerkloosheid. Ook zijn jongeren van Antilliaans- en Marokkaans-Nederlandse afkomst oververtegenwoordigd onder verdachten van criminaliteit. Daarom heeft het Kabinet ook in 2009 verschillende maatregelen genomen en aangekondigd inzake Antilliaans-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren en huwelijksmigratie.

2. Wijken en stedenbeleid

2a Actieplan Krachtwijken

Draagt bij aan realisatie kabinetsprioriteit(en)

De wijkenaanpak is een kabinetsproject uit het beleidsprogramma «Samen werken samen leven» onder pijler 4: sociale samenhang. Doelstelling is om wijken die achterop zijn geraakt gezamenlijk te ondersteunen zodat het binnen 8 tot 10 jaar weer vitale woon-, werk-, en leefomgevingen zijn, waar het voor bewoners prettig wonen en werken is en waarin mensen betrokken zijn bij de samenleving. Het gaat concreet om minder criminaliteit, meer bewoners aan het werk, betere onderwijsprestaties, betere woningen, een hogere levensverwachting, meer groen en speelvoorzieningen.

Beoogd doel in periode 2007–2011

In de begroting van 2009 is de doelstelling nader uitgewerkt; in 8 tot 10 jaar moet de achterstand van veertig aandachtswijken ten opzichte van het gemiddelde van de stad zijn afgenomen. Op basis van de nulmeting en tweejaarlijkse vervolgmetingen van de outcomemonitor wordt inzichtelijk wat de ontwikkelingen zijn. Medio 2010 verschijnt de 1-meting.

Doelbereik 2009

De wijkenaanpak is sinds de zomer 2008 in uitvoering. De partners werken sindsdien gezamenlijk aan de afspraken op wonen, werken, leren & opgroeien, integreren en veiligheid. Daarnaast experimenteren gemeenten en is een alliantie rond de wijken ontstaan van partners uit het maatschappelijk middenveld. De voortgang in de wijken verloopt langzaam maar zeker. Belangrijke procesopbrengsten zijn de stevige rol van bewoners binnen de aanpak en de andere manier van samenwerken.

Het Kabinet heeft de wijken nu allemaal minimaal drie keer bezocht en gezien dat de wijkenaanpak overal is «geland». Er ontstaan initiatieven van bewoners om de wijken te verbeteren. Professionals werken op een andere manier samen waarbij bewoners en hun problemen centraal staan. Er ontstaan vruchtbare verbindingen tussen winkelstraatmanagers en ondernemers, verzuimambtenaren en ouders, politie en bewoners. Er is interdepartementaal commitment om de wijken er weer bovenop te helpen. Langzaam maar zeker worden de effecten zichtbaar. Belangrijke opbrengsten zijn de versterkte bewonersbetrokkenheid, de stevige samenwerking tussen gemeenten en corporaties, de andere manier van samenwerken en de brede inzet van de achter-de-voordeuraanpak. Het Kabinet is tevreden over de voortgang. De wijkenaanpak is een programma van 8 tot 10 jaar.

Er zijn aandachtspunten op de terreinen van werk en onderwijs. Maar de eerste ontwikkelingen zijn positief. De leefbaarheidssituatie in Nederland is in de afgelopen tien jaar verbeterd, zo blijkt uit het rapport Leefbaarheid door de tijd: juist de laatste twee jaar in de 40 aandachtswijken. In individuele wijken zien we concrete verbeteringen als het gaat om overlast en verloedering, een evenwichtiger woningvoorraad, veiligheid, armoedebestrijding, onderwijs, gezondheid en integratie. In Kruiskamp, Amersfoort, is het aantal meldingen van jeugdoverlast gedaald met 23%, in Arnhemse broek is het percentage werkzoekenden teruggebracht met 16%, het aantal arbeidsplaatsen in de Rivierenwijk in Deventer nam toe met 7,5%, er zijn twee extra stadswachten en een extra buurtagent actief in Korrewegwijk/De Hoogte in Groningen en in Heerlen zijn 175 jongeren zonder startkwalificatie thuis bezocht. De verbeteringen in de 40 aandachtswijken gaan (vooralsnog) niet ten koste van de leefbaarheid in andere, aangrenzende gebieden, zo concludeert het onderzoek Waterbedeffecten van het wijkenbeleid Nulmeting (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 995, nr. 75; bijlage).

Realisatie prestaties Kracht- en overige wijken Uitvoeren Actieplan Krachtwijken (40 wijken)
Beoogde prestatie 2009 Bereikt resultaat in 2009
Voor alle 40 krachtwijken hebben gemeenten concrete uitvoeringsplan- nen voor het jaar 2009 opgesteld. Het Kabinet faciliteert gemeenten en lokale partijen om de wijkplannen uit te kunnen voeren, via adoptie, de landelijke alliantie, het consortium van kenniscentra en experimenten. GerealiseerdDe uitvoering loopt volgens planning. In de Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 995, nr. 75) bent u daar uitgebreid over geïnformeerd. Daarin wordt ook per wijk aangegeven hoe het er voor staat. De voortgang van de wijkenaanpak wordt kritisch besproken tijdens de wijkbezoeken en het bestuurlijk overleg. De ondersteuning via de landelijke alliantie, de kenniscentra en de experimenten is goed op gang gekomen. Adoptie is ingevuld via het betrekken van partners van de landelijke alliantie in specifieke wijken, adoptie door bewindspersonen van wijken en de inzet van experts in wijken bij complexe uitvoeringsvragen.
   
Het Kabinet wil dat de bewonersparticipatie in de uitvoering van de wijkactieplannen wordt versterkt. Daarvoor stelt het Kabinet extra geld beschikbaar, zowel voor de 18 gemeenten met aandachtswijken (€ 15 mln) als voor de overige G31-gemeenten (€ 10 mln). Het Kabinet zal de gemeenten met een campagne ondersteunen om het gebruik van bewonersbudgetten te stimuleren. GerealiseerdHet budget is ter beschikking gesteld. Bewoners zijn meer dan ooit betrokken bij de wijkenaanpak. Dit wordt bevestigd door de onderzoeken «Bewonersparticipatie via vouchers; democratisch en activerend?» en «Aandacht voor bewonersparticipatie» (deze onderzoeken hebt u 18 december 2009 ontvangen). Maar bovenal wordt dit bevestigd door bewoners zelf. Zie ook de Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2009. De volledige Bewonerspeiling aandachtswijken Nulmeting 2009 is te bekijken via www.vrom.nl
   
Het Kabinet wil in het kader van de integrale en ontkokerde aanpak van de problemen van burgers in 2009 op bepaalde terreinen de problemen goed in kaart brengen en op elk van de terrei- nen in overleg met betrokken partijen experimenteren en maatregelen nemen die er toe leiden dat burgers beter geholpen worden. GerealiseerdSamen met gemeenten en andere departementen is in beeld gebracht hoe beter kan worden samengewerkt om problemen van bewoners op te lossen. Er zijn experimenten gestart om te «oefenen» met verschillende methoden. Daarnaast zijn departementen betrokken bij «gebiedsgerichte» initiatieven op de terreinen van wonen (Rotterdam Zuid), werk (wijkgerichte inzet UWV), inburgering (wijkgericht inburgeren) en onderwijs (Wijkschool). De resultaten van dit alles worden vertaald in praktische handleidingen die breed beschikbaar komen.
   
De activiteiten van de Landelijke Alliantie Krachtwijken worden in 2009 verder uitgerold, waarbij het Rijk als makelaar optreedt. Doel is dat elke partner in minimaal één wijk een concrete activiteit heeft gerealiseerd. Niet gerealiseerdDeze ambitie is anders ingevuld. Het «administreren» op inzet per wijk is gewijzigd in een meer pragmatische aanpak. Op basis van de behoeften van wijk en partners zijn verbindingen gelegd. Samenwerking met partners uit het maatschappelijk middenveld levert veel dynamiek op. Vanuit het bedrijfsleven zijn partners als Albert Heijn en IBM van belang gebleken. Ook zijn in 2009 stappen gezet met partners op het terrein van sport; er zijn 16 nieuwe Cruyffcourts in de wijken (nog 8 in aanbouw) en 24 Krajicek playgrounds. Daarnaast wordt de inzet van betaald voetbal clubs als Vitesse, Ajax, NAC Breda voor de wijken gewaardeerd.
   
In 2009 en 2010 is € 4 mln beschikbaar als cofinanciering van het programma voor herbestemming en herontwikke- ling van waardevolle en markante gebouwen in de 40 aandachtswijken. GerealiseerdDe bijdrage vanuit WWI is overgeboekt naar OCW. Het totale budget van € 8 mln wordt in twee tranches uitgekeerd. In 2009 hebben 28 «locaties» in 15 aandachtswijken middelen ontvangen voor herbestemming. U bent geïnformeerd in de Voortgangsrapportage Wijkenaanpak 2009.
   
De Minister voor WWI houdt met alle 40 wijken bestuurlijk overleg. Hiertoe bezoekt hij deze wijken in een volgende ronde om het proces te volgen, waar nodig te faciliteren, waar mogelijk te enthousiasmeren, en om knelpunten in beeld te krijgen. GerealiseerdDe minister voor WWI bezoekt samen met collega’s uit het Kabinet wekelijks een aandachtswijk. Via bestuurlijk overleg volgen alle partners de voortgang kritisch. Via de website www.vrom.nl wordt inzichtelijk welke output per wijk tot stand is gebracht.
   
In 2009 worden samen met de gemeen- ten de externe visitaties voorbereid die in 2010 plaatsvinden. GerealiseerdDe visitatieronde is door een werkgroep bestaande uit de partners van de wijkenaanpak (6 gemeenten en AEDES) voorbereid. De leden van de visitatiecommissie zijn bekend: W.J. Deetman (voorzitter), J. van der Lans en R. Scherpenisse. De visitatieronde start in het voorjaar 2010.
Overige wijken (niet zijnde de «40 wijken»)
Beoogde prestatie 2009 Bereikt resultaat in 2009
Voor de eerste tranche van het Budget 40+ wijken is € 30 mln beschikbaar voor de G31 gemeenten GerealiseerdBij de eerste tranche, die voor de zomer afgerond is, zijn 15 van de 26 plannen gehonoreerd van gemeenten binnen de G31. U bent daarover geïnformeerd via de brief van 27 mei 2009.
   
De tweede tranche van € 30 mln wordt eind 2009 open gesteld. Voor deze tranche geldt een voorkeurspositie voor de steden buiten de G31 GerealiseerdDe tweede tranche van het 40+ wijkenbudget is november 2009 opengesteld voor gemeenten. Op 1 juni 2010 wordt de toekenning bekend gemaakt. Deze tweede tranche staat open voor gemeenten waarin de resterende gebieden met leefbaarheidsproblemen voorkomen. Het gaat om 100 wijken, zowel binnen als buiten de G31.

Beleidsconclusie

De grootste verbeteringen in de leefbaarheid vonden de afgelopen twee jaar in de aandachtswijken plaats. We kunnen concluderen dat:

• de bewonersbetrokkenheid is versterkt; meer en andere bewoners zijn actief in de wijken. Dat geeft zelfvertrouwen.

• de andere manier van samenwerken tussen de partners wordt gewaardeerd en resultaten oplevert; samenwerking wordt niet ingegeven vanuit de eigen doelstellingen, maar vanuit de wijk en de bewoners zelf.

• overheid en organisaties weer naar de bewoners toe komen via de brede inzet van de achter-de-voordeuraanpak in de 40 wijken; mensen worden zo concreet een stap verder geholpen.

Voortgang gaat in kleine stappen. Er is duidelijke, maar beperkte voortgang.

2b Stedenbeleid

Doelstellingen

a. Nieuw stedenbeleid

In 2008 en in 2009 zijn – zoals afgesproken in het Coalitieakkoord – de voorbereidingen getroffen voor het nieuwe gedecentraliseerde Stedenbeleid 2010–2014. Dit beleid biedt meer ruimte aan steden en is actiever en selectiever.

Het nieuwe Stedenbeleid fungeert als fundering: fysiek verbeteren van buurt en wijken, woonomgeving, leefbaarheid en veiligheid. Hiervoor zijn doelen gesteld.

De Wijkaanpak, die in 2007 is gestart voor een periode van 10 jaar, is de kop op het Stedenbeleid.

Naast deze generieke aanpak is gekeken waar een meer specifieke, themagerichte aanpak noodzakelijk is.

b. Grotestedenbeleid (GSB-III)

Eind 2009 liep het Grotestedenbeleid (GSB-III) ten einde. Gemeenten hebben hard gewerkt aan het realiseren van de doelen, die voor de periode 2005–2009 zijn gesteld. Deze moesten een bijdrage leveren aan de vijf doelstellingen:

• verbetering van de objectieve en subjectieve veiligheid;

• verbetering van de fysieke kwaliteit van de leefomgeving;

• verbetering van de sociale kwaliteit van de samenleving;

• binden van midden- en hoge inkomens aan de stad;

• vergroten van de economische kracht van de stad.

Deze algemene doelstellingen zijn vertaald naar concrete prestaties die de gemeenten moeten leveren. Daarover brengen zij in 2010 verslag uit aan het Rijk.

Doelbereik 2009

In 2009 heeft het Kabinet vorm gegeven aan de uitwerking van de decentralisatie van het stedenbeleid vanaf 2010 (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 757, nr. 7), en is een aantal thema’s uitgewerkt: New Towns en Krimp.

Relevante (prestatie- en/of) effectindicatoren

De verantwoording en evaluatie van GSB III vindt plaats in 2010. In 2012 wordt wederom de stand van de stad opgemaakt.

Realisatie prestaties Stedenbeleid
Beoogde prestatie 2009 Bereikt resultaat in 2009
Zoals afgesproken in het Coalitieak- koord worden in 2009 voorbereidingen getroffen voor een vervolg op het stedenbeleid na 2009 GerealiseerdIn juli 2009 is aan de G31-steden een brief gestuurd over de uitwerking van de decentralisatie van het stedenbeleid vanaf 2010.In 2009 zijn de verdeelsleutel en beleidskader ISV-3 vastgesteld (Kamerstukken II, 2008–2009, 30 136, nr. 22; 2009–2010, 30 136, nr. 28). Deze vormen de basis voor afspraken met steden voor de periode 2010–2014 over het verbeteren van woningen, straten en pleinen.In 2009 zijn afspraken gemaakt over de inzet van de leefbaarheids- en veiligheidsmiddelen voor 2010 en 2011, gericht op een reductie van overlast en verloedering met 25 procent (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 B, nr. 11).
   
Naast deze generieke aanpak wordt gekeken waar een meer specifieke aanpak noodzakelijk is GerealiseerdOpgesteld zijn:– Het Interbestuurlijke Actieplan Bevolkingsdaling «Krimpen met kwaliteit», gericht op een brede aanpak om de gevolgen van bevolkingskrimp op te vangen (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 757, nr. 13), en– de Uitvoeringsagenda voor de zogenoemde Ortega-gemeenten (New Towns), gericht op het voorkomen van achterstanden (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 757, nr. 14).
   
De wetgeving VVE wordt aangepast zodat de gemeenten in bijzondere gevallen besluitvorming binnen de vereniging van eigenaren kunnen beïnvloeden GerealiseerdHet wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 991, nr. 1–5).

Beleidsconclusie

In 2009 zijn voorbereidingen getroffen voor:

• het Stedenbeleid vanaf 2010: WWI werkt samen met verschillende partners verder aan krachtige steden. In het kader van decentralisatie worden administratieve lasten gereduceerd, zijn nieuwe verhoudingen gecreëerd tussen het Rijk en de gemeenten, en wordt opnieuw meerjarige zekerheid aan de gemeenten gegeven. Daarbij is er vanuit WWI een aantal nieuwe thema’s uitgewerkt en geagendeerd, namelijk bevolkingskrimp en New Towns;

• een evaluatie van het Grotestedenbeleid (GSB-III, 2005–2009): wat was de meerwaarde van GSB-III de afgelopen jaren voor de ontwikkeling van de steden? De realisatie van de doelstellingen voor GSB-III lag tijdens de Midterm review, uitgevoerd in de tweede helft van 2007, op schema. (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 128, nr. 15).

3. Verstedelijking en woningproductie

Doelstelling

Om te komen tot een integrale aanpak van de verstedelijking zal het Kabinet in 2009, voor de periode 2010–2019, afspraken maken met stedelijke regio’s over de gebiedsgerichte ontwikkeling van woningbouw en daarmee samenhangende onderwerpen, waaronder groen en water, ontsluiting en infrastructuur, milieumaatregelen en bedrijventerreinen.

Het Kabinet streeft voor de periode tot en met 2011 naar een gemiddelde woningproductie van 80 000–83 000 woningen per jaar. Met die productie zal in 2012 (in plaats van in 2010, zoals eerder bij de woningbouwafspraken 2005–2009 is nagestreefd) een beleidsmatig acceptabel woningtekort worden bereikt van een landelijk gemiddelde van 1,5 procent (een tekort van circa 100 000 woningen).

Een belangrijke voorwaarde om tijdig voldoende woningen te kunnen realiseren is dat er voldoende direct te benutten (harde) bestemmingsplancapaciteit beschikbaar is. Om planuitval te kunnen opvangen, streeft het Kabinet naar een direct te benutten bestemmingsplancapaciteit van 130%.

In het beleidsprogramma «Samen werken samen leven» is de woningproductie onder 3.3 «De duurzame ruimtelijke inrichting van Nederland» gekoppeld aan doelstelling 23.

Doelbereik 2009

Ondanks de financiële en economische crisis is de woningproductie in 2009 uitgekomen op bijna 90 000 woningen, inclusief productie anderszins.

De verwachting is dat in 2010 en 2011 de woningproductie, als gevolg van de voortgang van de financieel-economische crisis, sterk zal afnemen. Om die terugval zoveel mogelijk te beperken heeft het Kabinet in maart 2009 € 395 mln beschikbaar gesteld om de woningbouw, en het herstel van monumenten, in die jaren te stimuleren. Dit budget wordt in 3 tranches toegekend. Twee tranches zijn in 2009 in werking getreden, de derde is beoogd te volgen in 2010. Met de 1e tranche van € 98 mln is voor ca. 15 000 woningen, die in 2009 zijn gestart, subsidie verleend. Met de 2e tranche van € 164 mln (incl. € 14 mln restitutie 1e tranche) is aan ruim 23 000 woningen subsidie verleend. De bouw van deze woningen moet medio 2010 zijn gestart. De 3e tranche ad. € 100 mln treedt voorjaar 2010 in werking. Daarnaast is € 13 mln beschikbaar gesteld voor 6 rijksmonumenten.

Ondanks het gebrek aan rijksgeld vanaf 2010 om de woningbouw te stimuleren, heeft het Rijk in 2009 overeenstemming bereikt met de stedelijke regio’s over de in het beleidsprogramma van het Kabinet aangekondigde integrale en regionaal gedifferentieerde verstedelijkingsafspraken voor de periode 2010–2020. In dit kader hebben Rijk en Randstadregio’s in 2009 onder andere de stuurgroep «Financiering Verstedelijking/Onorthodoxe maatregelen» ingesteld. Deze stuurgroep gaat na welke (onorthodoxe) maatregelen mogelijk zijn om toch locatieontwikkelingen mogelijk te maken. In 2009 heeft dat geleid tot de selectie van 5 pilotgebieden in de Randstad die nader onderzocht worden op hun mogelijkheden. Aan regio’s buiten de Randstad is eveneens gevraagd pilotgebieden aan te dragen. De bedoeling is dat ook daar in 2010 5 à 7 pilots starten.

Daarnaast zijn, indien de woningbouwproductie een belangrijk onderdeel uitmaakt van de gebiedsontwikkeling, met de regio’s afspraken gemaakt over de start van MIRT-onderzoeken en -verkenningen.

Gerealiseerde woningproductie 2005 t/m 2009
  2005 2006 2007 2008 2009
Woningproductie 20 stedelijke regio’s 56 700 58 350 64 836 63 083 59 000
Totale woningproductie Nederland 74 400 79 700 87 537 86 096 89 948
Waarvan productie anderszins 7 350 7 300 7 344 7 214 6 948*

Bron: CBS Statline/woningmutaties / * voorlopige cijfers

Realisatie prestaties verstedelijking en woningproductie
Beoogde prestatie 2009 Bereikt resultaat in 2009
Voor het realiseren van de woning- bouwopgave stimuleert en faciliteert het Kabinet uitvoerende partijen via onder andere wet- en regelgeving, monitoring, financiële bijdragen en de inzet van aanjaagteams Gerealiseerd– De 1e en 2e tranche van de stimuleringsregeling woningbouw zijn ingediend, beoordeeld en uitbetaald (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 136, nr. 31).– De woningbouwafspraken 2005–2009 zijn gemonitord.– Inzet van BLS-subsidie– Betrokkenheid WWI-accounts in de regio’s.
   
Het Kabinet bevordert de uitwisseling van kennis en ervaring en het bij elkaar brengen van partijen GerealiseerdVoorbeelden hiervan zijn– het structureel overleg dat het Rijk voert met de bouwsector– de Stuurgroep Verstedelijking/Onorthodoxe maatregelen– de Nieuwe Reiswijzer Gebiedsontwikkeling (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 435, nr. 244)– in het kader van de stimuleringsregeling woningbouw zijn partijen met elkaar in gesprek aangaande oplossingen voor woningbouwontwikkelingen.
   
Het Kabinet maakt met de bij de ont- wikkeling van de stedelijke regio’s betrokken partijen integrale en regio- naal gedifferentieerde verstedelijkings- afspraken voor de periode 2010 tot 2020 GerealiseerdDeze afspraken zijn binnen het kader van het MIRT, in twee rondes, eind 2009 gemaakt (Kamerstukken II, 32 123 A, nr. 19).
   
Om te bevorderen dat ruimtelijke ontwikkelingen duurzaam worden ingepast en op duurzame wijze tegemoet komen aan de kwantitatieve én kwalitatieve behoefte van bewoners, werkt het Kabinet aan een integrale en ontkokerde aanpak GerealiseerdDuurzaamheid maakt deel uit van de gebiedsagenda’s en verstedelijkingsafspraken, zij het nog in onvoldoende mate. Nadere uitwerking vindt plaats door een verbeterslag van de gebiedsagenda’s. Via de gebiedsagenda wordt een link gelegd met de overige ruimtelijke ontwikkelingen. Afspraken over nadere uitwerking zijn gemaakt in het MIRT-overleg.
   
Bij de afspraken met betrekking tot de woningbouwopgave is ook de regionale afstemming van de bouwprogramma’s van groot belang. Waar nodig zal het Kabinet niet aarzelen om de wettelijke mogelijkheden te benutten om gemeen- ten te dwingen voldoende woningen voor lagere inkomensgroepen te realiseren GerealiseerdBeleidslijn is uitgedragen in overleggen met de regio’s Rotterdam en Arnhem/Nijmegen. Betrokken gemeenten zoeken naar mogelijkheden om de bouw van sociale woningen te verhogen.
   
Partijen worden aangesproken op het tijdig beschikbaar hebben van voldoen- de streek- en bestemmingsplancapaciteit GerealiseerdDe WWI-accounts worden hiervoor ingezet.De plancapaciteit voor wonen is onderdeel van de verstedelijkingsafspraken.
   
Herziening van de Onteigeningswet, in overleg met het Ministerie van Justitie Niet gerealiseerdHet Kabinet heeft in 2009 een ontwerp van de Crisis- en herstelwet bij het Parlement ingediend. De wijziging van de Onteigeningswetgeving in de Crisis- en herstelwet heeft met name tot doel om op zo kort mogelijke termijn te komen tot een substantiële versnelling en stroomlijning van procedures. Inmiddels heeft het Kabinet op verzoek van de Eerste Kamer alternatieven aangereikt met betrekking tot de in de Crisis- en herstelwet opgenomen wijzigingen van de onteigeningswetgeving.

Beleidsconclusie

De woningproductie in 2009 bedraagt bijna 90 000 woningen. Hiermee is in 2009 de in het «Actieplan woningproductie» (Kamerstukken II, 2007–2008, 31 200 XVIII, enz. nr. 10) door het Kabinet voor de periode 2007 t/m 2011 opgenomen beleidsdoelstelling van 80 000 – 83 000 woningen per jaar gehaald. Over de periode 2007 t/m 2009 bedraagt de woningproductie hiermee bijna 88 000 per jaar. Om, als gevolg van de economische crisis, een forse terugval van de woningproductie in 2010 en 2011 zoveel mogelijk te beperken heeft het Kabinet aanvullende maatregelen genomen.

4. Energiebesparing woningen en andere gebouwen

Draagt bij aan realisatie kabinetsprioriteiten

In het voorjaar van 2007 presenteerde het Kabinet Balkenende IV zijn beleidsprogramma met ambitieuze klimaat- en energiedoelstellingen. Hiermee wordt invulling gegeven aan pijler 2 (innovatie) en pijler 3 (duurzame leefomgeving). Op nationaal niveau moeten alle sectoren, inclusief de gebouwde omgeving, een forse bijdrage leveren aan de klimaat- en energiedoelstellingen.

De doelstellingen zijn naderhand uitgewerkt in het interdepartementale werkprogramma Nieuwe energie voor het klimaat: Schoon en Zuinig. De ambities van Schoon en Zuinig zijn hoog: in 2020 30% minder broeikasgassenuitstoot dan in 1990, verbetering van de energie-efficiëntie met 2% per jaar en 20% aandeel hernieuwbare bronnen.

Beoogd doel in de periode 2007–2011

De gebouwde omgeving is één van de zes sectoren waarvoor maatregelen en instrumenten in het werkprogramma «Schoon en Zuinig» worden beschreven. Zowel in de bestaande voorraad als in de nieuwbouw moet een forse reductie van de CO2-uitstoot worden gerealiseerd en moeten energiebesparing en het gebruik van duurzame energie krachtig worden gestimuleerd.

De doelen voor de sector gebouwde omgeving zijn:

bestaande bouw

– Door uitvoering van het plan Meer Met Minder (een met en door marktpartijen ontwikkeld plan dat energiebesparende maatregelen in de bestaande voorraad stimuleert) moet vóór 1 januari 2012 de energieprestatie van 500 000 gebouwen zijn verbeterd, en vanaf 2012 jaarlijks 300 000 gebouwen. Uiteindelijk moeten in 2020 2,4 miljoen gebouwen ten minste 20 à 30% energiezuiniger zijn gemaakt.

– Tevens moeten eind 2011 100 000 bestaande woningen zijn uitgerust met duurzame energievoorzieningen, zoals zonnepanelen, zonneboilers en warmtepompen.

nieuwbouw

– Voor nieuwe woningen gaat de Energieprestatiecoëfficiënt (de nationale norm voor de berekening van de energieprestatie) naar 0,6 per 1 januari 2011 (25% energiezuiniger ten opzichte van 2006) en 0,4 per 1 januari 2015 (50% energiezuiniger). Het einddoel is de energieneutrale woning in 2020. Deze aanscherpingen zijn overigens mede afhankelijk van hetgeen in de komende jaren vrijwillig wordt gerealiseerd.

– Voor nieuwe utiliteitsgebouwen (kantoren, scholen, winkels e.d.) geldt een vergelijkbare aanscherping met als doel 50% energie-efficiëntere nieuwbouw in 2017.

Doelbereik 2009

De planning van Meer Met Minder gaat uit van een in de tijd oplopen van de gerealiseerde aantallen aan gebouwen: 10 000 gebouwen in 2008 en 70 000 gebouwen in 2009, om daarna het volledige effect van alle inspanningen te krijgen en naar 200 000 en meer per jaar te groeien. De doelstelling tot en met 2009 is gehaald. Tegelijkertijd is er zorg over de jaren 2010 en 2011. Mede door de trage opstart van Meer Met Minder en de daaraan gekoppelde convenantuitvoering voor de corporatiesector, zal het niet makkelijk zijn om de doelstelling voor 2010 en 2011 te halen.

De huidige economische crisis heeft een substantieel vertragend effect. Particuliere woningeigenaren, corporaties en andere professionele gebouweigenaren hebben minder investeringsruimte. Bovendien is het aantal natuurlijke momenten waarop men geneigd is om in energiebesparende maatregelen te investeren (bij aankoop, verbouwing of renovatie) drastisch teruggelopen.

Vaak weten woningeigenaren en -gebruikers ook niet hoeveel er in hun woning te besparen valt en welke regelingen er zijn om ze daarbij te helpen. In november 2009 is een Postbus 51-campagne gestart om particuliere eigenaren en huurders daarop te wijzen. Meer Met Minder biedt het handelingsperspectief om direct aan de slag te gaan.

Medio vorig jaar heeft het Kabinet diverse regelingen gelanceerd die een impuls moeten geven aan energiebesparing in de gebouwde omgeving. Een deel van de regelingen vloeit direct voort uit het instrumentarium voor de bestaande voorraad uit het werkprogramma «Schoon en Zuinig»; andere regelingen maken deel uit van het Crisis- en Herstelpakket. Het verloop van de regelingen vertoont een wisselend beeld. Voor wat betreft de subsidieregelingen om een maatwerkadvies aan te vragen en om isolatieglas te plaatsen, kan worden vastgesteld dat deze regelingen voortvarend lopen. Dit is mede het gevolg van de landelijke Postbus 51-campagne rond energiebesparing die eind 2009 is gehouden. Op grond van de subsidieregeling isolatieglas zijn in 2009 circa 27 000 waardebonnen verstrekt die een totaalbedrag van ongeveer € 14 miljoen vertegenwoordigen, waarmee 400 000 m2 glas kan worden geïsoleerd. Minder voorspoedig lopen de regelingen waarvoor een grotere investeringsbereidheid is vereist. Er wordt nog niet op grote schaal gebruik gemaakt van de energiebesparingkredieten (waarvoor het Rijk tot juli 2011 een garantstelling afgeeft) en de tijdelijke verruiming van de energie-investeringsaftrek voor huurwoningen (EIA).

Realisatie prestaties Energiebesparing woningen en andere gebouwen
Beoogde prestatie 2009 Bereikt resultaat in 2009
In 2009 worden 70 000 bestaande woningen/bedrijfsgebouwen energie- zuiniger door of het verwerven van energielabel B of het stijgen van twee klassen op het energielabel. GerealiseerdHet doel voor 2008 en 2009 was in totaal 80 000 gebouwen ten minste 20 à 30% energiezuiniger.Een steekproef onder woningcorporaties laat zien dat in beide jaren in totaal ruim 104 000 woningen 20 à 30% energiezuiniger zijn gemaakt. De (tussen)doelstelling voor 2008 en 2009 is dan ook gehaald.Hier bovenop komen de verbeteringen door particuliere woningeigenaren en de particuliere verhuur. De cijfers voor deze sectoren kunnen pas begin 2010 in beeld worden gebracht. Naar verwachting zullen deze resultaten achterblijven bij de ambitie als gevolg van de economische crisis. De prognoses voor 2010–2011 vallen dan ook lager uit.
   
Om eigenaren aan te zetten tot het doen van investeringen wordt de stimuleringspremie voor eigenaren-bewoners voortgezet. GerealiseerdOp 23 januari 2008 hebben Rijk en aanbiedende partijen het convenant Meer Met Minder gesloten. Vanaf het eerste kwartaal van 2009 vond de landelijke uitrol van het programma plaats. De uitvoeringsorganisatie ontwikkelt samen met de convenantpartners een reguliere markt voor de uitvoering van energiebesparende maatregelen. Eind 2009 waren 18 proefprojecten in Nederland geselecteerd en in gang gezet. De projecten zijn zeer divers, maar richten zich vooral op particuliere woningeigenaren. Doel is ervaring op te doen met diverse vormen van financiële stimulering. Het Rijk ondersteunt met flankerend beleid, onder meer de stimuleringsregeling Maatwerkadvies, de subsidieregeling Isolatieglas en de tijdelijke verruiming van de Energie-investeringsaftrek (EIA) voor huurwoningen.
   
In 2009 treedt naar verwachting het gewijzigde Woningwaarderingsstelsel (die de maximale huurprijs bepaalt) in werking, waarin de energieprestatie volgens het energielabel wordt meegewogen. Niet gerealiseerdMedio 2008 is aan de Tweede Kamer een voorstel toegezonden over het mee laten wegen in het Woningwaarderingsstelsel (WWS) van de energieprestatie van een woning op basis van het energielabel. Daarbij zou sprake zijn van een beleidsneutrale omzetting. Uit de reacties bleek dat veel partijen wilden bekijken of een stap verder mogelijk is om een nog grotere stimulans te creëren voor het investeren in energiebesparende maatregelen. Een dergelijke aanpassing van het WWS vergt het nodige overleg met de meest betrokken partijen, opdat de aanpassing op een breed draagvlak kan rekenen. Het wetsvoorstel is op 29 januari 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd en in behandeling (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 302). Het streven is dat de aanpassing van het WWS per 1 juli 2010 in werking treedt.
   
Bij renovatie biedt de in 2008 verruimde Regeling groenprojecten een mogelijkheid voor goedkopere financiering voor het verlagen van het energieverbruik van bestaande woningen. GerealiseerdPer 1 juli 2009 is de aanpassing van de Regeling groenprojecten van kracht geworden. Dit betreft een verlaging voor particulieren van de in de Regeling groenprojecten 2005 opgenomen ondergrens van € 22 689 naar nul en een verlenging van de leentermijn van 10 jaar tot 15 jaar. Deze aanpassingen gelden voor de concrete projectcategorieën zonnecellen (fotovoltaïsch), zonnecollectoren en warmtepompen.
   
Voor de utiliteitsbouw (kantoren, fabrieken) biedt de in 2008 verruimde Energie-investeringsaftrek een prikkel om te investeren in energiebesparende technieken en de toepassing van duurzame energie.Per 1 januari 2009 treedt de aanscherping van de energieprestatie-eis voor utiliteitsgebouwen in werking. De aanscherping varieert per gebouwcategorie (kantoren, scholen, ziekenhuizen, horeca e.d.) en bedraagt gemiddeld 20%. GerealiseerdPer 1 januari 2009 is de EIA verruimd met een energieprestatieverbetering voor bestaande bedrijfsgebouwen. Bedrijven die er qua energieverbruik ten minste twee labels op vooruitgaan of promoveren naar energielabel B, kunnen per 1 januari 2009 het gehele pakket energie-inves- teringen aftrekken van de belasting.Per 1 januari 2009 zijn de Energieprestatie-eisen voor nieuwe utiliteitsgebouwen met gemiddeld 20% aangescherpt. Voor de verschillende typen utiliteitsgebouwen gelden verschillende eisen, variërend van 1,0 voor niet-klinische gezondheidszorg en 1,1 voor kantoren tot 2,6 voor winkels. Met deze aanscherpingen wordt al deels invulling gegeven aan de beoogde aanscherping per 1 januari 2011.
   
In 2009 wordt een nieuwe toekomstbestendige rekenmethode ontwikkeld, de EnergiePrestatie Gebouwen (EPG). Eind 2009 moet het concept gereed zijn voor commentaar en toetsing. Niet gerealiseerdDe Energieprestatienorm (EPN) die eisen stelt aan de energiezuinigheid van nieuwbouw, wordt herzien. De definitieve versie van de nieuwe norm EPG wordt uiterlijk 1 september 2010 gepubliceerd.
   
Eind 2009 wordt het concept gepubliceerd van de EnergiePrestatie Locatie (EPL), die wordt uitgewerkt tot een officiële bepalingsnorm. Niet gerealiseerdDe EPL heeft een ruime reikwijdte. Specifiek voor de gebouwde omgeving wordt gewerkt aan een bepalingsmethode voor de Energieprestatie Maatregelen op Gebiedsniveau (EMG). In 2009 is hiervoor vooronderzoek verricht dat in het voorjaar 2010 zal leiden tot een ontwerp van de voornorm EMG. De voornorm wordt in 2010 in de praktijk getoetst.
   
5 tot 10% van de nieuwbouwproductie wordt betrokken in een experiment waarbij de energieprestatie 50% scherper is dan de geldende eis. GerealiseerdOp 22 december 2009 zijn alle gemeenten in een brief opgeroepen om voorstellen in te dienen voor zeer energiezuinige en innovatieve nieuwbouw. Maximaal dertien projecten waarbij zeer energiezuinig wordt gebouwd komen als «excellent gebied» in aanmerking. De Minister voor WWI ondersteunt deze gemeenten met een bijdrage voor de extra proces- en begeleidingskosten. Het totale budget hiervoor is 3 mln. In 2010 start de bouw in de excellente gebieden.Parallel hieraan loopt de Innovatie Agenda Energie Gebouwde Omgeving (IAGO). IAGO richt zich op het stimuleren van bouwprojecten met energieprestaties die minimaal 50% scherper zijn dan de wettelijke eisen, met als doel te komen tot bouwprocesinnovatie, opschaling e.d. In 2008 en 2009 zijn succesvolle subsidietenders uitgeschreven.
   
De verkenning naar de mogelijkheid voor het stellen van energieprestatie-eisen in de bestaande bouw wordt in 2009 voortgezet en afgerond. Niet gerealiseerdIn 2008 is een eerste verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheden van het stellen van energie- prestatie-eisen aan bestaande gebouwen. Vervolgens is nader onderzoek verricht naar administratieve lasten, draagvlak en praktische en juridische haalbaarheid. Het nader onderzoek wordt in 2010 afgerond.
   
De Rijksgebouwendienst geeft het goede voorbeeld bij (bouwproces)innovatie en opschaling van nieuwe technieken. GerealiseerdDe ontwikkeling van publiek private samenwerking in de rijkshuisvesting zet door. De opgedane ervaring met de formulering van onder andere duurzaamheideisen in prestatietermen leidt tot steeds betere resultaten.De ontwikkeling van instrumenten voor het programmatisch beheer van gebouwen, geïnitieerd door de Rijksgebouwendienst, leidt tot een (inter)nationale standaard. Duurzaamheid is daarbij een belangrijk aspect.In het kader van het Programma Groene Technologieën heeft de Rijksgebouwendienst de haalbaarheid van een aantal innovaties onderzocht. Enkele worden op kleine schaal in de praktijk toegepast. Een van de innovaties is zo succesvol dat in 2009 is gestart met een grootschalige toepassing in de rijkshuisvesting. Het betreft een aanpak voor het corrigeren en opnieuw inregelen van klimaatinstallaties en vervolgens het structurele energiebeheer. Op gebouwniveau kan dat leiden tot 10 à 15% energiebesparing. De verwachting is dat de markt binnen twee à drie jaar in staat is dit breed aan te bieden.

Beleidsconclusie

Energiebesparing in de gebouwde omgeving staat volop in de politieke en maatschappelijke belangstelling. Het aangekondigde instrumentarium is in werking getreden, op een enkel instrument na. Vrijwel alle acties zijn in gang gezet. Er wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de innovatie- en duurzaamheidprogramma’s. Voor het bereiken van de ambitieuze energiedoelstellingen zijn immers innovatieve technieken een voorwaarde; bij de ontwikkeling van veel innovatieve producten is duurzaamheid weer een belangrijke factor.

In het kader van het aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst en het Crisis- en Herstelpakket zijn in de loop van 2009 aanvullende instrumenten ingezet. Bij dit alles staat de integrale aanpak centraal. Het Rijk informeert, stimuleert en faciliteert burgers, bedrijven en andere overheden om energiebesparende maatregelen te nemen.

Ook de markt is, zij het nog beperkt, aan de slag. Mede door de economische crisis vallen de resultaten tot nu toe echter wat tegen. Positief is, dat eind 2009 een groot deel van de voorraad van woningcorporaties van een energielabel is voorzien. Hiermee ligt een goede basis voor een verdergaande aanpak in de komende jaren.

Voor wat betreft het energielabel kan worden gemeld dat dit, hoewel in de begroting van 2009 niet specifiek genoemd, in het afgelopen jaar tot diverse acties heeft geleid. Er is een verbetertraject ingezet dat op 1 januari 2010 is afgerond met de introductie van het vernieuwd energielabel. De wijzigingen hebben betrekking op onder meer de lay-out van het energielabel, verbetering van de opnamemethodiek en aanpassing van de (invoer)software. Door deze verbeteringen heeft het energielabel een geslaagde doorstart gemaakt. Daarmee is en blijft het energielabel een belangrijk instrument om eigenaren en gebruikers van gebouwen objectief te informeren over de energieprestatie van hun gebouw.

5. Woningcorporaties

Draagt bij aan realisatie kabinetsprioriteiten

Het opnieuw bepalen van de verhouding tussen overheid en corporaties. In samenhang daarmee wordt de corporatieregelgeving herijkt, zodat corporaties hun maatschappelijke opdracht op het terrein van de volkshuisvesting, de leefbaarheid en daarmee samenhangende sociale opgaven, optimaal kunnen vervullen en de overheid het publieke belang voldoende kan waarborgen.

Doelbereik 2009

Mede op basis van het advies van de Stuurgroep Meijerink zijn in 2009 voorstellen ontwikkeld voor de beoogde vernieuwing van het corporatiestelsel. In dat kader zijn tevens de discussies met de Europese Commissie over de staatssteun voor corporaties tot een positief einde gebracht. De betreffende voorstellen zijn in het najaar van 2009 uitgewerkt in concept-wetgeving die inmiddels in procedure is gebracht.

Realisatie prestaties Woningcorporaties
Beoogde prestaties 2009 Bereikt resultaat in 2009
Onder voorzitterschap van de heer Meijerink is een reeks gesprekken met Aedes en andere betrokkenen gevoerd die moeten leiden tot concrete voorstellen aan de Tweede Kamer over een vernieuwd, solide bestuurlijk arrangement. GerealiseerdDe Stuurgroep o.l.v. Meijerink heeft in november 2008 advies uitgebracht. Dit advies is op 1 december 2008 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 453, nr. 94).De voorstellen voor een nieuw corporatiestelsel zijn op 12 juni 2009 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 453, nr. 118). Deze voorstellen richten zich op de inrichting van het toezicht, de afbakening van de staatssteun, fusies en het werkdomein van corporaties.
   
Herijking welke regelgeving noodzakelijk is om de publieke belangen te waarborgen, met name wat betreft:i. Prestaties van de corporatiesii. Het behoud van het maatschappelijk gebonden vermogeniii. De salarissen van de bestuurders.Na bespreking met de Tweede Kamer worden de verschillende voorstellen tot wijziging van de regelgeving in de loop van 2009 ingediend. Niet gerealiseerdDe Tweede Kamer is in de brief van 12 juni 2009 over de herijking geïnformeerd.Voor het waarborgen van prestaties en het behoud van vermogen van corporaties zijn o.m. nadere regels aangekondigd m.b.t. het werkdomein, verbindingen en fusies. Ook zijn maatregelen i.r.t. de inzet van staatssteun voorzien. De voorstellen zijn op 3 juli 2009 met de Tweede Kamer besproken, waarna met de benodigde wijziging van de regelgeving is gestart. In november 2009 zijn de wijzigingsvoorstellen aan de Raad van State gestuurd.De Tweede Kamer is op 15 december 2009 (Kamerstukken II, 2008–2009, 29 453, nr. 143) geïnformeerd over het akkoord dat met de Europese Commissie is bereikt over staatssteun voor corporaties. Hiermee is een einde gekomen aan een lang lopende discussie.Met het akkoord blijft het goed functionerende volkshuisvestingsbestel van Nederland behouden en worden tegelijkertijd problemen rond het gelijke speelveld van corporaties met andere partijen opgelost. De corporaties kunnen daarmee hun cruciale maatschappelijke rol blijven spelen.De Europese Commissie (EC) is akkoord met de inzet van staatssteun voor maatschappelijk vastgoed en voor de bijdragen van corporaties aan de bijzondere projectsteun voor de 40 wijken. Wel wil de EC dat Nederland (staatssteun)eisen stelt aan de toewijzing van huurwoningen. Tenminste 90% van de huurwoningen met een huur beneden de maximale huurtoeslaggrens (nu circa € 648) moeten corporaties toewijzen aan huishoudens met een belastbaar inkomen tot € 33 000. Vooruitlopend op de komende wetgeving waarin de toewijzingseisen definitief worden uitgewerkt, zullen deze in 2010 in interim-regelgeving worden vastgelegd. De conceptwetgeving voor normering van bestuurssalarissen die BZK in interdepartementale samenspraak voorbereidt, is in het najaar van 2009 voor consultatie aan het veld voorgelegd. Na verwerking van het commentaar zal het wetsvoorstel het wetgevingstraject (via Ministerraad en Raad van State) vervolgen.
   
Via het financieel toezicht (door Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV)) en het rechtmatigheidstoezicht (door WWI) bewaken c.q. bevorderen dat de prestaties van corporaties (ook blijvend) in lijn zijn met de landelijke prioriteiten, de financiële mogelijkheden en de regelgeving.In dit kader worden de sectorbeelden van het CFV over de voorgenomen activiteiten 2009–2013 en over het verslagjaar 2008 met begeleidende brieven aan de Tweede Kamer aangeboden. Bij overtreding van regelgeving, onregelmatigheden of bestuurscrises, treedt de minister zonodig handelend op. GerealiseerdOp 18 september 2009 ontving de Tweede Kamer de beleidsreactie op het «Sectorbeeld voornemens 2009, prognoseperiode 2009–2013» van het CFV (Kamerstukken II, 29 453, nr. 131).Ten behoeve van een AO over de financiële situatie bij corporaties op 3 december 2009 is op 2 december 2009 een eerste reactie op de samenvattingen van de CFV-rapportages over het Sectorbeeld realisaties 2009 en het Verslag financieel toezicht 2009 aan de Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 453, nr. 141).De definitieve beleidsreactie op de betreffende CFV-rapporten is op 15 januari 2010 naar de Tweede Kamer gegaan (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 453, nr. 149). In 2009 zijn in aanmerkelijk méér gevallen dan voorheen toezichtsmaatregelen getroffen bij corporaties in verband met financiële en/of bestuurlijke problemen. Zo zijn bijvoorbeeld externe toezichthouders aangesteld bij onder meer de corporaties Rochdale, Woonbron en Rentree. Ook zijn acties in het kader van het toezicht genomen bij onder meer Servatius en SGBB. Bij de meeste van deze zaken is (de extern toezichthouders bij) de corporaties opgedragen maatregelen te treffen die de taken en het (financieel) voortbestaan van deze corporaties kunnen waarborgen. Waar sprake is van onrechtmatigheden of ernstige verwijtbaar gedrag liggen mogelijk ook nog civiel- en/of strafrechtelijke stappen in het verschiet. Mede vanwege diverse praktijkgevallen, is in april 2009 het «Meldpunt integriteit bij woningcorporaties» ingesteld, waar (vermoedens van) fraude kunnen worden gemeld. Over de werkzaamheden van het meldpunt (aantal en aard van de klachten, aantal onderzoeken dat daaruit voortvloeit e.d.) is de Tweede Kamer op 21 oktober 2009 geïnformeerd. Dit als onderdeel van de brief m.b.t. de bredere aanpak en voornemens rond het integriteitsvraagstuk bij corporaties (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 453, nr. 133).

Beleidsconclusie

Na bespreking van de hoofdlijnen van de beoogde wijzigingen van het corporatiestelsel met de Tweede Kamer op 3 juli 2009, zijn de betreffende wijzigingsvoorstellen in november aan de Raad van State gezonden. Belangrijk onderdeel zijn de voorstellen rond de inzet van staatssteun, waarover na jarenlange discussie, in het najaar van 2009 overeenstemming is bereikt met de Europese Commissie.

Financiële en/of bestuurlijke problemen bij woningcorporaties vereisten een vrij intensieve inzet van het toezichtsinstrumentarium. Substantiële vorderingen zijn geboekt om door middel van concrete wetswijzigingen te komen tot een solide bestuurlijk arrangement met corporaties om de publieke belangen te waarborgen. De finale afronding van het wetstraject wordt voorzien in 2010.

Overige beleidsprioriteit

A. Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht): huurtoeslag

Doelstelling 2009

Om de betaalbaarheid van het zelfstandig wonen voor alle bevolkingsgroepen te garanderen en het effect van stijgende woonlasten voor specifieke groepen te beperken hanteert de overheid onder meer het instrument van de huurtoeslag.

Doelbereik 2009

Met behulp van de ontwikkeling van het kengetal netto-huurquote wordt het effect van de huurtoeslag op de betaalbaarheid van het huren voor de huishoudens met lage inkomens zichtbaar gemaakt. De in onderstaande tabel en grafiek opgenomen netto huurquote geeft aan welk deel van het belastbaar inkomen wordt besteed aan netto-huurlasten (huur minus huurtoeslag). Daarbij is gerekend met de gemiddeld geldende huur voor de betreffende groep.

Figuur A.1. Ontwikkeling van de netto huurquote

kst-32360-XVIII-3-3.gif

Bron: WWI

De tabel en grafiek laten naast de in de begroting 2009 verwachte ontwikkeling van de netto-huurquote de gerealiseerde ontwikkeling van de netto-huurquote over 2009 zien. Voor drie van de gepresenteerde huishoudens is sprake van een fors lagere huurquote dan in de begroting 2009 nog werd voorspeld. Dit heeft te maken met wijzigingen in het belastbaar inkomen in 2009. Bij de gepresenteerde ouderen met een aanvullend pensioen ligt de huurquote zo’n 2%-punt lager. Dit heeft te maken met de beperking van de fiscale aftrek voor buitengewone uitgaven in 2009. Door deze wijziging stijgt het belastbaar inkomen voor de ouderen die hierdoor een lagere fiscale aftrekpost konden opvoeren voor hun aangifte inkomstenbelasting. Hiervoor zijn de inkomensgrenzen in de huurtoeslag aangepast, met als gevolg dat met een gelijk belastbaar inkomen recht bestaat op een hogere huurtoeslag. Deze wijziging van de inkomensgrenzen in de huurtoeslag was nog niet bekend ten tijde van het opstellen van de begroting 2009.

Ook voor de alleenstaande bijstandsgerechtigde met kinderen is de huurquote lager dan in de begroting 2009 nog werd verwacht. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van het belastbaar inkomen in verband met de beperking van de heffingskorting voor alleenstaande ouders in 2009, waar in de begroting 2009 nog geen rekening mee was gehouden.

Uit figuur A.1 en tabel A.1 blijkt dat, afgezien van de hierboven beschreven meer door technische factoren veroorzaakte afwijkingen, de huurquote zich ontwikkeld heeft zoals in de begroting 2009 voorspeld. Dit onderstreept de werking van de huurtoeslag voor de blijvende betaalbaarheid van het wonen.

Tabel A.1. Ontwikkeling van de netto-huurquote
Huishouden tot 65 jaar     2006 2007 2008 Begroting 2009 Realisatie 2009
Bijstand Alleen Zonder kind. 17,8% 17,7% 17,4% 17,3% 17,4%
Bijstand Alleen Met kind. 16,0% 15,9% 15,6% 15,5% 14,8%
Bijstand Meerp. Met kind. 14,6% 14,6% 14,3% 14,1% 14,3%
Uitkeringsger. MP-alleenverd. Met kind. 14,6% 14,5% 14,2% 14,0% 14,2%
Marktloon Alleen Zonder kind. 20,5% 20,6% 20,2% 19,9% 20,1%
Marktloon MP-alleenverd. Met kind. 14,8% 14,7% 14,4% 14,2% 14,3%
Huishouden vanaf 65 jaar              
AOW Alleen   20,8% 20,7% 20,3% 20,2% 20,1%
AOW+Aanv.pens. Alleen   20,7% 20,6% 20,4% 20,4% 18,5%
AOW Meerp.   15,5% 15,1% 14,9% 14,8% 14,5%
AOW+Aanv.pens. Meerp.   16,5% 16,2% 15,9% 15,8% 13,4%

Bron: WWI

Beoogde en gerealiseerde prestaties 2009

In de begroting 2009 is aangegeven dat per 1 januari 2009 een pakket maatregelen ter vereenvoudiging van de huurtoeslagregelgeving in werking zou treden. Het doel hiervan was het vergroten van de transparantie voor de burger en het vereenvoudigen van de uitvoering door de Belastingdienst/Toeslagen. Dit pakket vereenvoudigingen is inderdaad doorgevoerd, de invoeringsdatum is voor het grootste deel van de maatregelen evenwel 1 januari 2010 geworden, in plaats van 1 januari 2009.

Nadere informatie over de uitvoering van de huurtoeslag in 2009 wordt opgenomen in het beheersverslag van de Belastingdienst over dat jaar.

Budgettaire gevolgen en behaalde tussenresultaten van de beleidsprioriteiten 2009
Nummer en omschrijving Kabinetsdoelstelling/project Nummer relevant beleidsartikel/OD Fin. belang: realisatie 2009 (x € 1 000)   Behaalde tussenresultaten in 2009 volgens delivery overzicht AZ
Pijler 3: een duurzame leefomgeving       Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.
Doelstelling 23: Het bevorderen van 80 000 tot 100 000 nieuwe woningen per jaar 1.2.3 365 587    
Project Schoon en Zuinig 2.2.2 6 624    
         
Pijler 4: Sociale samenhang       Op het Big Board is dit project «groen»: de beoogde voortgang ligt op koers.
Project Deltaplan Inburgering 4.2.1 352 926    
Project Actieplan Krachtwijken 1.2.1 9041    

1 Dit bedrag is exclusief de bij 1e suppletore begroting 2009 overgeboekte budgetten naar het Gemeentefonds ten behoeve van:

• Bewonersinitiatieven € 24,3 mln

• Stimuleren wijkenaanpak € 58,5 mln

Totaal € 82,8 mln

Beleidsartikelen

Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw

1.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 1 528 567 66 451 770 111 161 875 454 457 667 722 – 213 265
Uitgaven: 422 919 300 883 913 698 1 144 423 1 406 987 1 198 186 208 801
Programma: 422 919 300 883 913 698 1 144 423 1 406 987 1 198 186 208 801
 Krachtwijken tot stand brengen 0 0 0 0 904 125 500 – 124 596
  Bewonersinitiatieven 0 0 0 0 0 25 000 – 25 000
  Stimuleren wijkaanpak 0 0 0 0 0 70 500 – 70 500
  FES Maatschappelijke sectoren & ICT 0 0 0 0 904 0 904
  Preventiebudget 0 0 0 0 0 30 000 – 30 000
               
 Sociaal, fysiek en economisch verbeteren van de steden: 422 919 300 883 911 192 1 032 389 1 034 756 929 704 105 052
  BDU-Fysiek Investeringen Stedelijke vernieuwing 396 215 296 479 266 085 360 907 320 424 341 664 – 21 240
  Innovatiebudget Stedelijke vernieuwing 26 704 4 404 6 386 10 128 5 806 17 083 – 11 277
  BDU-Sociaal, Integratie en Veiligheid 0 0 537 293 612 539 657 194 516 902 140 292
  Leefbaarheid/(preventieve) veiligheidsmiddelen 0 0 85 628 47 269 50 610 52 593 – 1 983
  Sociale herovering 0 0 14 300 50 0 0 0
  Faciliteren grotestedenbeleid 0 0 1 100 1 096 322 1 462 – 1 140
  Sittard Geleen 0 0 400 400 400 0 400
               
 Voldoende woningproductie: 0 0 0 108 321 365 586 136 030 229 556
  Budget BLS       108 321 103 758 136 030 – 32 272
  Bijdragen stimuleren woningproductie 0 0 0 0 261 828 0 261 828
               
 Overige programmabudgetten: 0 0 2 506 3 713 5 741 6 952 – 1 211
  Onderzoek 0 0 0 479 858 1 482 – 624
  Kennisoverdracht 0 0 0 1 219 2 582 2 386 196
  FES NICIS 0 0 2 222 2 015 2 301 3 084 – 783
  Kenniscentum 0 0 284 0 0 0 0
Ontvangsten: 0 0 539 710 615 787 660 398 519 707 140 691

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Bewonersinitiatieven en Stimuleren wijkaanpak

De op de begroting voor WWI voor de jaren 2009–2011 gereserveerde budgetten voor bewonersinitiatieven, stimuleren wijkaanpak en de 40+ wijken zijn overgeboekt naar de decentralisatie-uitkering van het Gemeentefonds.

BDU Fysiek Investeren Stedelijke vernieuwing en Innovatiebudget

De uitgavenraming van de BDU ISV voor 2009 is verlaagd vanwege een minder beroep op het budget dat beschikbaar is voor de aanleg en verbetering van volkstuinen alsmede een vertraging bij de afwikkeling van Maatwerkafspraken en projecten van de Impulsregeling. De ISV-budgetten zijn inter-temporeel gewijzigd, zodat de meerjarige budgetten weer aansluiten bij de planning.

De voor de afwikkeling van de Impulsregeling beschikbare uitgavenbudgetten vormen vanaf de 1e suppletoire wet onderdeel van de verzameluitkering van WWI. Verantwoording van deze budgetten vindt op artikel 95 «Algemeen» plaats.

Innovatiebudget Stedelijke vernieuwing

Als gevolg van een wijziging in het tempo van uitvoering van enkele projecten zijn de uitgaven lager uitgekomen dan geraamd. Door middel van een inter-temporele schuif is deze verlaging doorgeschoven naar latere jaren.

BDU-Sociaal, Integratie en Veiligheid (BDU SIV)

De realisatie is hoger (€ 140,2 mln) dan geraamd omdat aan de BDU SIV in de loop van 2009 bijdragen van andere departementen zijn toegevoegd. De bijdrage voor het onderwijsachterstandenbeleid en de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg zijn toegevoegd. Per saldo is het effect hiervan neutraal omdat zowel de uitgaven als de ontvangsten van deze bijdragen in de begroting zijn opgenomen.

Faciliteren grotestedenbeleid, onderzoek en bijdragen aan kennisinstellingen

De realisatie is in 2009 achtergebleven bij de raming om aan de verplichtingen uit vorige jaren te kunnen voldoen. Dit heeft tot gevolg dat over de jaren heen het effect beleidsmatig en financieel neutraal is.

Budget BLS

Een achterblijvende woningbouwproductie en realisatie op het gebied van particulier opdrachtgeverschap hebben geleid tot een onderuitputting. Deze onderuitputting is aan de raming voor 2010 toegevoegd.

Bijdragen stimuleren woningbouwproductie

In het kader van het aanvullend beleidsakkoord «Werken aan de toekomst» is gemeld (Kamerstukken II, 2008–2009, 27 562, nr. 36) dat de woningproductie en 6 monumenten vanuit de WWI begroting artikel 1 «Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw» gestimuleerd zullen worden. De terugontvangen middelen van de 1e tranche van de stimuleringsregeling zijn ingezet voor de 2e tranche.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 1. Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 818 446 1 288 862 534 822
Mutaties Slotwet 2009 – 363 989 118 125 125 576
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 454 457 1 406 987 660 398

Toelichting op mutaties Slotwet 2009:

De programmagelden voor het grotestedenbeleid (BDU-SIV) zijn overgedragen van het ministerie van BZK aan WWI. Echter, bij de overboeking in 2007 zijn de aangegane verplichtingen voor de gehele GSB3-periode in de begrotingsadministratie niet in één jaar opgenomen. Dit betekent dat voor 2009 ten onrechte verplichtingenbudget in de vastgestelde begroting 2009 is weergegeven. Dit leidt bij de verplichtingen tot een technische correctie.

Vergeleken met de stand 2e suppletoire begroting is bij de BDU-SIV in 2009 € 14,9 mln meer verplicht en betaald omdat van OCW en VWS aanvullende toekenningsbrieven zijn ontvangen. Tegenover deze hogere uitgaven staan even hoge, extra ontvangsten.

1.2 Incidentele subsidies

In 2009 is aan 6 gemeenten een eenmalige bijdrage verstrekt van € 9 000 of € 12 000 (per gemeente) voor het laten maken van een zogeheten «Stadsfoto» door de Stichting «Atlas voor Gemeenten». De inzichten uit de stadsfoto’s bieden belangrijke aanknopingspunten voor het stellen van beleidsprioriteiten op het gebied van het stedenbeleid, en voor een ex ante inschatting van de te verwachten effecten van het maatwerk dat het nieuwe stedelijke beleid wil leveren.

1.3 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Operationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Overig evaluatie-onderzoek Twee themapublicaties stedelijke vernieuwing op basis van WoON OD 1.2.2 2009 2010  

Twee themapublicaties stedelijke vernieuwing op basis van WoON

De publicatie Kwaliteit van buurt en straat is afgerond in 2009. Het onderzoek voor de publicatie Omslagpunten in de ontwikkeling van woongebieden is gestart in 2009, de publicatie zal in 2010 worden afgerond.

Artikel 2. Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken

2.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 2. Stimuleren van een duurzame kaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 38 988 73 175 22 589 23 595 53 911 38 335 15 576
Uitgaven: 113 664 139 208 135 899 28 485 22 501 57 230 – 34 729
Programma: 113 664 139 208 135 899 28 485 22 501 57 230 – 34 729
 Stimuleren van voldoende woningproductie: 74 066 111 305 107 831 0 0 0 0
  Budget BLS 2008 72 290 106 055 107 831 0 0 0 0
  Planologische en woningbouwknelpunten VINEX en VINAC 1 776 0 0 0 0 0 0
  Bijdragen stimulering woningproductie 0 5 250 0 0 0 0 0
               
 Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor ouderen en gehandicapten: 0 0 0 0 0 0 0
  Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor ouderen en gehandicapten 0 0 0 0 0 0 0
               
 Realisatie CO2 reductiedoelstellingen in de gebouwde omgeving 33 141 15 222 16 604 15 122 19 389 51 650 – 32 261
  Programma energiebudgetten 6 752 8 105 12 817 12 760 6 416 10 990 – 4 544
  Subsidies energiebesparing (CO2 reductie) gebouwde omgeving 22 461 4 908 3 072 1 831 12 416 34 171 – 21 755
  Regeling sanering loden drinkwaterleidingen 575 281 63 6 14 0 14
  Regeling energiebesparing huishoudens met lagere inkomens 2 219 1 577 513 427 241 519 – 278
  Innovatief bouwen 1 134 351 139 98 198 0 198
  Subsidies innovatie energiebesparing gebouwde omgeving (FES) 0 0 0 0 104 6 000 5 896
               
 Overige programmabudgetten: 6 457 12 681 11 464 13 363 3 112 5 580 – 2 468
  Onderzoek 1 827 2 645 2 212 1 832 1 832 661 1 171
  Kennisoverdracht 4 630 4 993 3 745 4 684 1 280 2 132 – 852
  Kosten uitvoeringsorganisaties 0 5 043 5 507 6 858 0 2 557 – 2 557
  nader aan te wijzen 0 0 0 0 0 230 – 230
Ontvangsten: 4 274 1 551 1 884 1 357 505 6 091 – 5 586

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Programma Energiebudgetten en kosten uitvoeringsorganisaties

Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting (€ 11,0 mln programma energiebudgetten en € 2,6 mln kosten uitvoeringsorganisaties) en de realisatie van € 6,4 mln, wordt voornamelijk veroorzaakt door bedragen die zijn overgeboekt naar de VROM begroting als gevolg van een stelselwijziging waarbij de uitvoeringskosten (in dit geval van SenterNovem/Agentschap NL) centraal begroot en verantwoord worden.

Subsidies Energiebesparing gebouwde omgeving

De onderuitputting is het gevolg van het later in werking treden van de subsidieregelingen «Maatwerkadvies» en «Glasisolatieregeling». Bij beide regelingen is ook het aantal aanvragen achtergebleven bij de raming. Deze laatste regeling is pas 1 oktober 2009 opengesteld. Ook vertoonde het verloop van beide regelingen aanvankelijk een wisselend beeld, waardoor in 2009 het aantal aanvragen is achtergebleven bij de raming.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 2. Stimuleren van voldoende woningbouw en duurzame kwaliteit Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 88 262 57 494 1 678
Mutaties Slotwet 2009 – 34 351 – 34 993 – 1 173
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 53 911 22 501 505

Toelichting op mutaties Slotwet 2009:

Als gevolg van het later dan gepland in werking treden van de Tijdelijke regeling Glasisolatie is € 26 mln minder gerealiseerd dan geraamd. Ook is het aantal aanvragen achtergebleven bij de raming. Daarnaast zijn er voor € 3 mln. minder uitvoeringskosten gerealiseerd dan geraamd.

2.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Operationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Effectenonderzoek (ex post) Evaluatieonderzoek EPC aanscherping woningen (naar 0,8) OD 2.2.2 2008 2010  

Effectenonderzoek EPC

Onderzoek naar het effect van de aanscherping van de EPC van 1,0 naar 0,8 is uitgesteld tot maart 2010 vanwege het niet tijdig voorhanden hebben van voldoende praktijkgegevens.

Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt

3.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 2 746 928 2 187 830 2 339 781 2 543 034 2 701 008 2 392 768 308 240
Uitgaven: 1 742 344 2 188 247 2 303 832 2 411 817 2 487 587 2 320 776 166 811
Programma: 1 742 344 2 188 247 2 303 832 2 411 817 2 487 587 2 320 776 166 811
 Regelgeving ter bevordering van een evenwichtige verdeling van de woningmarkt 0 0 0 0 0 0 0
 Garanderen betaalbaarheid voldoende huurwoningen en evenwichtige verdeling: 0 0 0 0 0 0 0
  Garanderen van de betaalbaarheid van voldoende huurwoningen en evenwichtige verdeling 0 0 0 0 0 0 0
               
 Garanderen betaalbaarheid wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht): 1 741 988 2 187 978 2 303 564 2 411 27 7 2 486 631 2 317 749 168 882
  Huursubsidie en huurtoeslag 1 696 058 2 135 757 2 302 248 2 406 056 2 470 933 2 302 276 168 657
  Vangnetregeling 42 744 11 093 0 0 0 0 0
  Eénmalige bijdrage huurbeleid 2 073 98 0 0 0 0 0
  Kostenvergoeding verhuurders 6 0 0 0 0 0 0
  Bevorderen eigen woonbezit 1 107 1 030 1 316 5 221 15 698 15 473 225
  Bijdrage financiering startersleningen 0 40 000 0 0 0 0 0
               
 Garanderen van een laagdrempelige geschillenbeslechting 0 0 0 0 0 0 0
  Bekostiging huurcommissie 0 0 0 0 0 0 0
               
 Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor bijzondere aandachtsgroepen, alsmede het bestrijden van onrechtmatige bewoning 0 0 0 0 0 0 0
  Verruimen van het aanbod van geschikte woningen voor bijzondere aandachtsgroepen, alsmede het bestrijden van onrechtmatige bewoning 0 0 0 0 0 0 0
               
 Overige programmabudgetten: 356 269 268 540 956 3 027 – 2 071
  Onderzoek 290 154 178 457 505 542 – 37
  Kennisoverdracht 66 115 90 83 451 625 – 174
  Kosten uitvoeringsorganisatie 0 0 0 0 0 1 860 – 1 860
   Ontvangsten: 63 198 85 517 133 793 266 853 322 807 316 000 6 807

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Huursubsidie en huurtoeslag

De uitgaven zijn hoger uitgevallen dan geraamd als gevolg van drie oorzaken.

Door de economische teruggang is het aantal uitkeringsgerechtigden sterker toegenomen dan in de begroting 2009 werd verwacht.

Er zijn hogere voorschotten verstrekt als gevolg van het afschaffen van de fiscale aftrek Buitengewone Uitgaven. Omdat in 2009 de fiscale aftrek is afgeschaft gaat voor veel huishoudens (met name ouderen) het belastbaar inkomen omhoog. Hier is in de huurtoeslag rekening mee gehouden door de inkomensgrenzen voor ouderen te verhogen. Als de opgegeven inkomens niet in gelijke mate meestijgen ontvangen de ouderen in eerste instantie meer huurtoeslag. Bij het definitief toekennen zal een correctie (en terugvordering) plaatsvinden.

Uit de definitieve vaststellingen over het toeslagjaar 2007 zijn hogere nabetalingen verstrekt dan geraamd.

Kosten uitvoeringsorganisaties

De aan SenterNovem betaalde kosten voor het uitvoeren van diverse subsidieregelingen zijn in 2009 verantwoord op artikel 2. Hierdoor is € 1,8 mln minder gerealiseerd dan geraamd.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 3. Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 2 720 828 2 495 667 307 200
Mutaties Slotwet 2009 – 19 820 – 8 080 15 607
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 2 701 008 2 487 587 322 807

Toelichting op mutaties Slotwet 2009:

In de begroting 2009 is aangegeven dat per 1 januari 2009 een pakket maatregelen ter vereenvoudiging van de huurtoeslagregelgeving in werking zou treden. Het doel hiervan was het vergroten van de transparantie voor de burger en het vereenvoudigen van de uitvoering door de Belastingdienst/Toeslagen. Dit pakket vereenvoudigingen is inderdaad doorgevoerd, de invoeringsdatum is evenwel 1 januari 2010 geworden, in plaats van 1 januari 2009.

Nadere informatie over de uitvoering van de huurtoeslag in 2009 is opgenomen in het beheersverslag van de Belastingdienst dat in het voorjaar 2010 verschijnt.

3.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
  Onderwerp Algemeen Doel of Operationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Beleidsdoorlichtingen Huurbeleid OD 3.2.2      
           
  Garanderen van een laagdrempelige geschillenbeslechtiging OD 3.2.4 2008 2009 1

1 Kamerstukken II, 2008–2009, 27 926, nr. 138.

Beleidsdoorlichting Huurbeleid

In verband met de heroverwegingen is de aangekondigde beleidsdoorlichting van het huurbeleid opgeschort. De Tweede Kamer is hier reeds over geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 27 926, nr. 143).

Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten

4.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 0 0 913 369 313 602 241 178 502 416 – 261 238
Uitgaven: 0 0 425 434 442 593 409 750 502 416 – 92 666
Programma: 0 0 425 434 442 593 409 750 502 416 – 92 666
 Bewerkstelligen dat oud- en nieuwkomers hun inburgeringsexamen halen 0 0 362 739 376 324 354 241 425 911 – 71 670
  Facilitering inburgering 0 0 362 739 376 324 354 241 425 911 – 71 670
               
 Het versterken van de maatschappelijke emancipatie en het vergroten van de sociale integratie van niet-westerse migranten: 0 0 62 695 66 269 55 509 76 505 – 20 996
  Facilitering remigratie 0 0 29 339 29 762 30 623 37 781 – 7 158
  Overige instrumenten 0 0 33 356 36 507 24 886 38 724 – 13 838
Ontvangsten: 0 0 9 671 7 642 12 420 2 440 9 980

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Facilitering inburgering

Voor uitvoeringskosten van inburgeringtrajecten en projecten in het kader van het Deltaplan Inburgering is € 33 mln overgeboekt naar het Gemeentefonds. Het opzetten van projecten voor taalcoaches en innovatietrajecten maakt hier onderdeel van uit.

Gemeenten en inburgeraars hebben in 2009 minder gebruik gemaakt van inburgeringvoorzieningen dan verwacht. Dit geldt voor de regeling voor volumeverhoging van inburgeringtrajecten en voor de extra bijdrage die gemeenten kunnen ontvangen voor inburgeringtrajecten in het kader van de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet. In totaal bedraagt dit € 34 mln.

Inburgeraars hebben voor € 4 mln minder dan geraamd gebruik gemaakt van de leenfaciliteit voor de financiering van hun cursus. Sinds 2007 kan iedere inburgeringsplichtige een aanbod krijgen van de gemeente.

Facilitering remigratie

In verband met de motie Van Toorenburg over de Heroverweging Remigratiewet is € 6,8 mln doorgeschoven naar 2010.

Overige instrumenten

Voor de uitvoering van de lokale aanpak van eergerelateerd geweld, de aanpak van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse probleemjongeren is € 11 mln aan gemeenten beschikbaar gesteld.

Ontvangsten

In 2009 zijn de voor 2008 geraamde ontvangsten van de remigratieregeling gerealiseerd door een onvoorziene vertraging bij de afwikkeling van de afrekening met de Sociale Verzekeringsbank.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 4. Integratie niet-westerse migranten Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 234 982 411 782 6 040
Mutaties Slotwet 2009 6 196 – 2 032 6 380
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 241 178 409 750 12 420

Toelichting op mutaties Slotwet 2009:

Omdat in 2009 aflopende contracten moesten worden verlengd voor 2010 heeft eind 2009 een overschrijding van € 5,3 mln plaatsgehad op de verplichtingen. De feitelijke uitbetaling op deze contracten vindt plaats in 2010. Hiervoor is voldoende budget beschikbaar. Het gaat vooral om het contract voor het onderhoud aan de inburgeringexamens, de tweede fase van het leerlastonderzoek en de kwaliteitstoets op het inburgeringexamen.

Het budget van € 10 mln dat beschikbaar was voor preventieprojecten op de begroting 2009 is niet volledig besteed. Reden is dat onvoldoende projecten met gerede kwaliteit zijn aangemeld.

4.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Soort onderzoek Onderwerp AD of OD Start Afgerond Vindplaats
Overig evaluatie onderzoek Jaarrapport Integratie OD 4.2.2 Jaarlijks Jaarlijks Jaarrapport integratie: www.SCP.nl
           
  Evaluatie Wet Inburgering Buitenland OD 4.2.1 2008 2009 Kamerstukken II, 2008–2009, 32 005, nr.1
           
  Marktwerking in het inburgeringonderwijs OD 4.2.1 2008 2009 Kamerstukken II, 2008–2009, 31 143, nr. 64

Artikel 5. Randvoorwaarden voor de integratie en een goed werkende woningmarkt

5.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 5. Randvoorwaarden voor de integratie en een goed werkende woningmarkt(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 14 741 7 758 14 194 9 662 11 852 11 426 426
Uitgaven: 11 994 11 074 8 679 10 851 8 506 11 318 – 2 812
Programma: 11 994 11 074 8 679 10 851 8 506 11 318 – 2 812
 Tijdig inspelen op maatschappelijke veranderingen: 0 0 0 0 0 0 0
  Tijdig inspelen op maatschappelijke veranderingen 0 0 0 0 0 0 0
               
 Ontsluiten van kennis en onderzoekscoördinatie: 0 0 0 0 0 0 0
  Ontsluiten van kennis en onderzoekscoördinatie 0 0 0 0 0 0 0
               
 Bevorderen van maximale maatschappelijke prestaties van wooncorporaties: 0 0 0 0 0 0 0
  Bevorderen van maximale maatschappelijke prestaties van wooncorporaties 0 0 0 0 0 0 0
               
 Versterken van de positie van de woonconsument: 1 283 1 149 1 125 1 286 790 1 302 512
  Subsidies woonconsumentenorganisaties 1 283 1 149 1 125 1 286 790 1 302 – 512
               
 Overige programmabudgetten: 10 711 9 925 7 554 9 565 7 716 10 016 – 2 300
  Onderzoek 6 962 5 312 3 677 5 524 5 160 6 243 – 1 083
  Experimenten en kennisoverdracht 3 749 4 613 3 877 4 041 2 556 3 773 – 1 217
Ontvangsten: 0 0 0 0 0 0 0

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Overige programmabudgetten

In verband met de overdracht van internationale taken van WWI naar VROM is budget van het instrument experimenten en kennisoverdracht overgeboekt naar de begroting van VROM. De overige onderuitputting op onderzoek en experimenten en kennisoverdracht betreft technische mutaties tussen de budgetten van de verschillende WWI artikelen.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 5. Randvoorwaarden voor integratie en een goed werkende woningmarkt Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 9 495 9 387 0
Mutaties Slotwet 2009 2 357 – 881 0
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 11 852 8 506 0

Toelichting op mutaties Slotwet 2009:

De verplichtingen mutatie slotwet betreft een aangegane verplichting voor Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV), deze is voor een jaar langer aangegaan dan vooraf was geraamd.

5.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

         
Type Onderwerp Algemeen Doel of Operationeel Doel Start Afgerond Vindplaats
Overig evaluatie-onderzoek: De voor 2008 nieuw afgesloten prestatieafspraken tussen gemeenten en corporaties worden geanalyseerd; de voornemens van de sector met betrekking tot 2009 (prognoseperiode 2009–2013) worden geanalyseerd; de prestaties van de sector op specifieke thema’s (leefbaarheid) worden geëvalueerd OD 5.2.2 jaarlijks   Zie toelichting

Toelichting

De analyse van de prestatieafspraken is in 2009 afgerond en op 27 mei 2009 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 700 XVIII, nr. 82). De beleidsreacties op de rapporten van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting met de analyses van de voornemens (periode 2009–2013) en prestaties (2008) zijn op respectievelijk 18 september 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 29 453, nr. 131) en 15 januari 2010 (Kamerstukken II, 29 453, nr. 149) naar de Tweede Kamer gezonden.

Artikel 6. Rijkshuisvesting

6.1 Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 6. Rijkshuisvesting(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 71 242 122 047 102 274 88 176 74 050 113 236 – 39 186
Uitgaven: 71 242 122 047 102 274 88 176 74 050 113 236 – 39 186
Programma: 71 242 122 047 102 274 88 176 74 050 113 236 – 39 186
 Vanuit de rijkshuisvesting bijdragen aan rijksdoelen: 6 847 5 460 5 066 6 513 3 080 10 618 – 7 538
  Beleidsondersteuning (mede) van toepassing op de rijkshuisvesting en de doelmatige werking van het rijkshuisvestingsstelsel 2 786 2 843 2 859 4 179 2004 3 324 – 1 320
  Onderzoek Rgd 1 183 612 261 590 180 589 – 409
  Coördinatie rijksopdrachtgeverschap in de bouw 1 714 1 232 1 939 637 0 2 193 – 2 193
  Energiebesparing rijkshuisvesting 1 137 773 7 1 107 896 4 512 – 3 616
  Duurzaam bouwen rijkshuisvesting 27 0 0 0 0 0 0
               
 Monumenten beheren: 20 166 17 301 16 962 8 212 7 426 14 508 – 7 082
  Stimuleren architectonische kwaliteit 5 908 4 966 3 511 0 0 0 0
  Beheer monumenten in rijksbezit 14 258 12 335 13 451 8 212 7 426 14 508 – 7 082
               
 Huisvesten van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken: 44 229 99 286 80 246 73 451 63 544 88 110 24 566
  Onderhoud HCvS/AZ 5 924 5 436 6 507 4 413 6 590 3 601 2 989
  Investeringen HCvS/AZ 12 027 45 439 33 342 17 930 33 619 42 968 – 9 349
  Huren 2 332 2 647 3 449 3 108 3 639 3 490 149
  Asbestsanering 0 0 0 0 0 0 0
  Paleizen 16 688 37 148 29 973 43 126 11 346 29 548 – 18 202
  Functionele kosten Koninklijk Huis 7 258 8 616 6 975 4 874 8 350 8 503 – 153
Ontvangsten: 13 001 0 0 0 0 2 626 – 2 626

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Energiebesparing rijkshuisvesting

Door een vertraging in de uitvoering in 2008 van het Programma Groene Technologieën (PGT) zijn de ramingen voor het Programma Groene Technologieën herzien.

Beheer monumenten in rijksbezit

Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van AZ zijn deels gevestigd in monumenten. Voor het onderhoud van deze gebouwen is in 2009 extra budget nodig, waarvan € 4 mln ruimte binnen het budget voor monumenten is gevonden.

Investeringen Hoge Colleges van Staat/Ministerie van AZ

De vertragingen in de uitvoering bij diverse projecten dwingen er toe de totale uitgavenramingen over de jaren heen ook te herzien. Vertragingen in lopende projecten hebben tot gevolg, onder andere door beperkingen die aan de beschikbare capaciteit zijn gesteld, dat voorziene nieuwe projecten later in uitvoering worden genomen.

Paleizen

De ombuigingen die voortvloeien uit het aanvullend beleidsakkoord met betrekking tot het herstel van het Koninklijk Paleis Amsterdam en vertragingen in de uitvoering van lopende projecten leiden tot minder uitgaven dan geraamd. (€ 18 mln)

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 6. Rijkshuisvesting Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 83 345 83 345 357
Mutaties Slotwet 2009 – 9 295 – 9 295 – 357
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 74 050 74 050 0

Toelichting op mutaties Slotwet 2009:

De ombuigingen die voortvloeien uit het aanvullend beleidsakkoord met betrekking tot het herstel van het Koninklijk Paleis Amsterdam zijn eveneens de belangrijkste oorzaak van de lagere uitgaven ultimo 2009 dan geraamd bij 2e suppletoire begroting 2009 (€ 9 mln). De afwegingen die gemaakt moesten worden hoe de ombuiging van € 17 mln ingepast kon worden in de uitvoering van het projectplan voor renovatie en restauratie van dak en gevel van het Koninklijk Paleis Amsterdam vergden de nodige tijd, waardoor de uitvoering later startte dan voorzien.

6.2 Overzicht afgeronde onderzoeken

Geen nadere toelichting.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 95. Algemeen

Tabel 95.1. Budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 95. Algemeen(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 3 248 54 689 3 236 126 862 535 040 548 242 – 13 202
Uitgaven: 210 350 261 595 192 704 306 415 652 126 688 782 36 656
Programma: 210 350 261 595 192 704 306 415 652 126 688 782 36 656
 Afkoop subsidies DGW regelingen 0 48 911 3 172 126 040 535 040 545 000 – 9 960
 Kosten uitvoeringsorganisaties 0 0 0 0 0 0 0
 Betaalbare woonkeuze koop- en huursector 31 293 24 464 17 643 14 602 12 634 10 947 1 687
 Budget BWS 1992–1994 149 867 149 393 149 832 149 427 89 390 128 776 – 39 386
 Woningbouw en duurzame kwaliteit 0 5 000 0 0 0 0 0
 Huisvesting gehandicapten en woon-zorg 24 651 18 715 15 599 13 124 295 797 – 502
 Stedelijke vernieuwing Lelystad 3 176 3 176 0 0 0 0 0
 LVS en W I 0 0 5 129 2 470 1 180 3 262 – 2 082
 Verzameluitkering 0 0 0 0 13 587 0 13 587
Ontvangsten: 1 363 11 936 1 329 752 698 448 250

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Afkoop subsidies DGW regelingen

AIs uitvloeisel van het Coalitieakkoord heeft het Kabinet in 2008 besloten om in 2009 € 516 mln ter beschikking te stellen voor de gefaseerde afkoop van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS). Het eerste deel is in 2008 gerealiseerd. Hiermee vervallen langlopende verplichtingen aan gemeenten, wordt het aantal specifieke uitkeringen teruggebracht en wordt het beeld voor de jaren na 2010 ontlast. De afkoopsommen voor BWS zijn lager uitgekomen dan geraamd, omdat achteraf de gedetailleerde berekeningen per gemeente lager zijn uitgevallen dan de vooraf gemaakte totale inschatting.

Betaalbare woonkeuze koop- en huursector

In 2009 is € 1,7 mln meer uitgegeven als gevolg van minder intrekkingen dan geraamd bij de Eigen woningen regeling 1984 (EW 1984).

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 95. Algemeen Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2008 548 242 664 144 448
Mutaties Slotwet 2008 – 13 202 – 12 018 250
Stand Slotwet 2008 (realisatie) 535 040 652 126 698

Toelichting op mutaties Slotwet 2009:

De afkoopsom voor het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) is lager uitgekomen dan geraamd, onder meer omdat afkoop eerst aan het einde van 2009 heeft plaatsgevonden.

Artikel 96. Onverdeeld

96.1. Tabel budgettaire gevolgen van beleid

Artikel 96. Onverdeeld(x € 1000)
  Realisatie 2005 Realisatie 2006 Realisatie 2007 Realisatie 2008 Realisatie 2009 Vastgestelde begroting 2009 Verschil 2009
Verplichtingen: 0 0 0 0 0 – 204 204
Uitgaven: 0 0 0 0 0 – 204 204
Programma: 0 0 0 0 0 – 204 204
 Loonbijstelling: 0 0 0 0 0 0 0
  Loonbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
               
 Prijsbijstelling: 0 0 0 0 0 0 0
  Prijsbijstelling 0 0 0 0 0 0 0
               
 Onvoorzien: 0 0 0 0 0 0 0
  Onvoorzien 0 0 0 0 0 0 0
               
 Nog te verdelen: 0 0 0 0 0 – 204 204
  Nog nader te verdelen taakstellingen 0 0 0 0 0 0 0
  Nog nader te verdelen overig 0 0 0 0 0 – 204 204
  Nog nader te verdelen taakstellingen              

Toelichting op tabel budgettaire gevolgen van het beleid:

Dit artikel is een administratief artikel hetgeen betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van dit artikel worden gedaan.

Slotwet

(Bedragen x € 1000)
Artikel 96. Onverdeeld Verplichtingen Uitgaven Ontvangsten
Stand 2e suppletore begroting 2009 – 204 – 204 0
Mutaties Slotwet 2009 204 204 0
Stand Slotwet 2009 (realisatie) 0 0 0

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie verklaart hierbij als volgt:

Indien fouten/tekortkomingen in de WWI-verantwoording vermeld moeten worden volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften of criteria vastgesteld door het Audit Committee van VROM, worden ze hieronder toegelicht, onderverdeeld naar de rechtmatigheid van de begrotingsuitvoering en de totstandkoming van de beleidsinformatie. Eventuele uitzonderingen ten aanzien van de rechtmatigheid en de totstandkoming van de beleidsinformatie hebben betrekking op begrotingshoofdstuk XVIII (WWI) waaronder de Rijksgebouwendienst (Rgd). Zaken die vermeld moeten worden over het financiële en materiële beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering zijn opgenomen in het Jaarverslag van VROM (XI).

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de huurtoeslag ligt bij de Belastingdienst. De minister voor WWI is verantwoordelijk voor het beleid en begrotingsbeheer inzake de huurtoeslag. De minister van Financiën verantwoordt zich, als verantwoordelijk minister voor het beheer van de Belastingdienst, in zijn bedrijfsvoeringparagraaf over de uitvoering van de toeslagregelingen door Belastingdienst/Toeslagen. Tegelijkertijd verantwoorden de vakministers zich in hun bedrijfsvoeringparagraaf over de rechtmatigheid vanuit hun beleids- en begrotingsverantwoordelijkheid.

Totstandkoming beleidsinformatie

• De Algemene Rekenkamer heeft over boekjaar 2008 geoordeeld dat WWI weinig beleidsinformatie in haar beleidsartikelen heeft opgenomen. Dit wordt verklaard door de focus op de beleidsprioriteiten in deze jaarverantwoording. Dat is een gevolg van het verzoek van de Tweede Kamer om WWI deel te laten nemen aan het experiment waardoor in principe alleen de beleidsprioriteiten worden toegelicht. Het operationeel doel «Garanderen van de betaalbaarheid van het wonen voor lage inkomensgroepen (vraaggericht): huurtoeslag» wordt dit jaar toegelicht vanwege het financiële belang. De rapportagewijziging is erop gericht om de politieke discussie meer op de hoofdlijnen (beleidsprioriteiten) te voeren. Op uw verzoek (Kamerstukken II, 2009–2010, 32 123, nr. 30) worden vijf onderwerpen centraal gesteld bij de verantwoording van de uitvoering van de begroting 2009 waarbij in dit begrotingshoofdstuk de nadruk zal liggen op de wijkenaanpak. Om deze reden is in de Verantwoordingsbrief additionele beleidsinformatie beschikbaar.

• Bij de evaluatie van het experiment (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 865, nr. 6) is besluitvorming voorzien over de toereikendheid van de wel beschikbare beleidsinformatie over kalenderjaar 2009 bij het volgende besluitvormingsmoment.

• De beleidsinformatie in het jaarverslag is op conformiteit met de Rijksbegrotingvoorschriften beoordeeld door FEZ en toegelicht waar nodig.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt conform de Rijksbegrotingvoorschriften verstaan comptabele rechtmatigheid. Dit houdt in dat een financiële transactie waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de begrotingswetten en met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

In dit onderdeel wordt gerapporteerd als de overeengekomen tolerantiegrenzen voor zowel fouten als onzekerheden die betrekking hebben op de rechtmatigheid en de getrouwheid uit de Rijksbegrotingvoorschriften, voortkomend uit het experiment worden overschreden.

Artikel 2 Stimuleren van voldoende woningbouw en duurzame kwaliteit

In de brief van 5 oktober 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 30 196, nr. 81) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de afronding van het verbetertraject en de introductie van het vernieuwde energielabel op de woningmarkt. Voor het energielabel is per 1 januari 2010 een gewijzigde klachtenregeling in werking getreden. Om een snelle en adequate afhandeling van klachten mogelijk te maken zoveel mogelijk door de partijen die inhoudelijk betrokken zijn bij de energielabeling is een klachtenloket geïntroduceerd. Bij de aanbesteding is niet Europees aanbesteed maar gekozen voor snelle duidelijkheid en kwaliteit voor de burger. Gekozen is uit de twee (Nederlandse) partijen, die voldoende in staat werden geacht om een dergelijk klachtenloket als het energielabel tot een succes te brengen. Voor een bedrag van € 340 340 is niet Europees aanbesteed.

Artikel 4 Integratie Minderheden

Door de Tweede Kamer bij motie (Dijsselbloem) is gevraagd om een oplossing waarbij alle drie partijen (Rijk vanwege gecompliceerde en late wet, de gemeenten vanwege trage uitvoering en de taalaanbieders die zelf risico hebben genomen) hun aandeel in de geleden exploitatieverliezen zouden dragen.

In de bedrijfsvoeringparagraaf in het Rijksjaarslag 2008 hoofdstuk Wonen, Wijken en Integratie is aangekondigd dat in 2009 definitieve vaststellingen volgen van de gedeeltelijke compensatie aan de taalaanbieders ten behoeve van de exploitatietekorten die zijn ontstaan als gevolg van het feit dat in 2007 veel minder inburgeraars op een cursus zijn geplaatst dan oorspronkelijk zijn geraamd door de gemeenten. Op basis van de verstrekte verantwoordingsinformatie van de mede overheden en de reviewresultaten van de Rijksauditdienst hebben de vaststellingen in 2009 plaatsgevonden voor een bedrag van circa € 13 mln. Na afstemming met de Algemene Rekenkamer melden wij dat de Algemene Rekenkamer van opvatting is dat de Algemene Wet Bestuursrecht onvoldoende juridische basis biedt om tot de vaststellingen te kunnen overgaan waardoor de vaststellingen door haar onrechtmatig worden verklaard. Overigens werkt Justitie op dit moment aan een wetsvoorstel dat in de Algemene Wet Bestuursrecht meer duidelijkheid zal moeten bieden bij het toekennen van schadevergoeding bij rechtmatige en onrechtmatige overheidsdaad.

Rijksgebouwendienst

Inzake de totstandkoming van beleidsinformatie en de comptabele rechtmatigheid zijn er geen bijzonderheden te melden.

C. JAARREKENING

De departementale verantwoordingsstaat 2009 van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (XVIII)

De departementale verantwoordingsstaat 2009 van de begroting Wonen, Wijken en Integratie (XVIII)(x € 1000)
    (1) (2) (3)=(2)-(1)
  Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009 Realisatie 2009* Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting 2009
    verplichtingen uitgaven ontvangsten verplichtingen uitgaven ontvangsten verplichtingen uitgaven ontvangsten
  Totaal   4 891 740 847 312   5 061 507 996 828   + 169 767 149 516
                     
  Beleidsartikelen   4 203 162 846 864   4 409 381 996 130   + 206 219 + 149 266
01 Stimuleren krachtige steden en vitale wijken en voldoende woningbouw 667 722 1 198 186 519 707 454 457 1 406 987 660 398 – 213 265 + 208 801 + 140 691
02 Stimuleren van duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken 38 335 57 230 6 091 53 911 22 501 505 + 15 576 – 34 729 – 5 586
03 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt 2 392 768 2 320 776 316 000 2 701 008 2 487 587 322 807 + 308 240 + 166 811 + 6 807
04 Integratie niet-westerse migranten 502 416 502 416 2 440 241 178 409 750 12 420 – 261 238 – 92 666 + 9 980
05 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie 11 426 11 318 0 11 852 8 506 0 + 426 – 2 812 0
06 Rijkshuisvesting 113 236 113 236 2 626 74 050 74 050 0 – 39 186 – 39 186 – 2 626
                     
  Niet-beleidsartikelen 0 688 578 448 0 652 126 698 0 – 36 452 + 250
95 Algemeen 548 242 688 782 448 535 040 652 126 698 – 13 202 – 36 656 + 250
96 Onverdeeld – 204 – 204 0 0 0 0 + 204 + 204 0

* Door het per artikel afronden op duizendtallen van de realisaties wijkt het totaal aan gerealiseerde verplichtingen en uitgaven af van de bij de saldibalans vermelde realisaties

De saldibalans 2009 van Wonen, Wijken en Integratie (x € 1 000)
    31-12-2009 31-12-2008       31-12-2009 31-12-2008
1. Uitgaven ten laste van de begroting       2. Ontvangsten ten gunste van de begroting    
  – Begroting 2008   4 432 002     – Begroting 2008   892 390
  – Begroting 2009 5 061 505       – Begroting 2009 996 827  
                 
3. Liquide middelen 0 0   4a. Rekening-courant RHB 4 063 321 3 539 487
5. Uitgaven buiten begrotingsverband – 1 357 – 125   6. Ontvangsten buiten begrotingsverband 0 0
7. Openstaande rechten 0 0   7a. Tegenrekening openstaande rechten 0 0
8. Extra-comptabele vorderingen 31 008 45 926   8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen 31 008 45 926
9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden 83 39   9. Extra-comptabele schulden 83 39
10. Voorschotten 7 140 790 5 404 581   10a. Tegenrekening voorschotten 7 140 790 5 404 581
11a. Tegenrekening garantieverplichtingen 30 543 129 973   11. Garantieverplichtingen 30 543 129 973
12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen 812 849 2 540 642   12. Openstaande verplichtingen 812 849 2 540 642
13. Deelnemingen 0 0   13a. Tegenrekening deelnemingen 0 0
  Totaal-generaal 13 075 422 12 553 039     Totaal-generaal 13 075 422 12 553 039

De toelichting op de saldibalans

Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting (€ 5 061 505)

Deze post bevat de nog niet met het ministerie van Financiën verrekende begrotingsuitgaven. Verrekening van de begrotingsuitgaven 2009 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting (€ 996 827)

Deze post bevat de nog niet met het ministerie van Financiën verrekende begrotingsontvangsten. Verrekening van de begrotingsontvangsten 2009 vindt plaats nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

Ad 3. Liquide middelen (€ 0)

Geen nadere toelichting.

Ad.4. Rekening-courant Rijks Hoofdboekhouding (RHB) (€ 4 063 321)

Onder deze balanspost is de rekening-courant van de RHB opgenomen. Het saldo per 31 december 2009, volgens het saldobiljet van de RHB van 2 februari 2010 bedraagt € 4 063 321.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (– € 1 357)

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die met derden moeten worden verrekend.

Opbouw van de uitgaven buiten begrotingsverband (x € 1 000)
A Te verrekenen met andere departementen – 1 065
B Te verrekenen met lagere overheden/overige derden – 292
  Totaal – 1 357

Ten opzichte van ultimo 2008 is de stand van uitgave buiten begrotingsverband gestegen van – € 125,0 mln naar – € 1 357,0 mln. De grootste wijziging betreft te verrekenen uitgaven buiten begrotingsverband met lagere overheden en overige derden.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (€ 0)

Geen nadere toelichting.

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen (€ 31 008)

Ad 8a. Tegenrekening Extra-comptabele vorderingen (€ 31 008)

Ontvangsten op deze vorderingen worden ten gunste van de ontvangstenbegroting geboekt.

Verloop van de vorderingen in 2009 (x € 1 000)
Stand vorderingen per 31-12-2008 45 926  
 
Stand vorderingen per 01-01-2009   45 926
     
Bij: In 2009 ontstane vorderingen 669 648  
    669 648
     
Af: Ontvangen/verrekend 681 912  
Ingetrokken 2 501  
Definitief buiten invorderingstelling c.q. kwijtschelding 153  
    684 566
Stand vorderingen per 31-12-2009   31 008
Vorderingen op artikelniveau en ouderdom per 31-12-2009 (x € 1 000)
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw 0 0 0 0
02 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken 177 0 9 186
03 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt 26 317 86 23 26 426
04 Integratie niet-westerse migranten 120 621 3 011 3 752
05 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie 0 0 0 0
06 Rijkshuisvesting 0 0 0 0
95 Algemeen 287 344 13 644
Totaal   26 901 1 051 3 056 31 0 08
Buitenbegrotingsverband 0 0 0 0
Totaal generaal 26 901 1 051 3 056 31 008

Toelichting:

Ten opzichte van ultimo 2008 is het saldo vorderingen met ruim 32% (€ 14,9 mln) gedaald van € 45,9 mln naar € 31,0 mln.

Omvangrijke vorderingen

Artikel 3

In het kader van het project Afbouw Huursubsidie is de incasso van de overige vorderingen overgedragen aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). Dat bureau draagt zorg voor verdere inning van deze vorderingen. De betreffende vorderingen zijn voor het grootste deel op jaarlaag 2008 en ouder verantwoord. Door CJIB is in 2009 € 11,6 mln aan vorderingen ontvangen en is tevens € 0,9 mln ingetrokken, waardoor het resterende saldo openstaande vorderingen uitkomt op een bedrag van € 26,4 mln.

Artikel 4

Als gevolg van het aflossen van € 0,6 mln aan leningen van inburgeringsplichtigen 2008 staat er per saldo nog een vordering open van € 1,7 mln. Voor de remigratiebijdrage 2008 is er een vordering vastgelegd voor € 1,5 mln.

Artikel 95

Er hebben geen grote wijzigingen ten opzichte van 2008 voorgedaan. De grootste nog openstaande posten zijn:

Woonzorgstimuleringsregeling € 0,3 mln en Beschutte Sfeer – aflossingen € 0,1 mln. De prestatienormering vorderingen uit 2006 bleek dubbel in de administratie opgenomen te zijn. Dit is inmiddels gecorrigeerd.

Ad 9. Extra-comptabele schulden (€ 83)

Ad 9a. Tegenrekening extra-comptabele schulden (€ 83)

Het saldo is bepaald aan de hand van de openstaande facturen met een factuurdatum tot en met 31 december 2009 en geregistreerd tot en met 13 januari 2010 waarvoor het «verplichtingen = kas beginsel» geldt. Hierop zijn de nog niet verrekende creditnota’s die betrekking hebben op facturen uit deze categorie in mindering gebracht.

Ad 10. Voorschotten (€ 7 140 790)

Ad 10a. Tegenrekening Voorschotten (€ 7 140 790)

Op deze rekening staat het saldo gebaseerd op de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (voorschotten, vooruitbetalingen en voorlopige betalingen). De definitieve vaststelling dan wel de afwikkeling vindt plaats na indiening van de einddeclaratie.

Verloop van de voorschotten binnen en buiten begrotingsverband in 2009 (x € 1 000)
Stand voorschotten per 31-12-2008   5 404 581  
Bij: Correctie op beginstand 01-01-2009   53 865  
Stand voorschotten per 01-01-2009     5 458 446
       
Bij: In 2009 verleende voorschotten   2 021 239  
waarvoor voor VROM-diensten     2 021 239
       
Af: Afgerekende voorschotten   338 895  
waarvoor voor VROM-diensten     338 895
Stand voorschotten per 31-12-2009     7 140 790

De correctie op de beginstand ad € 53,9 mln betreft enerzijds een voorschot van € 152 mln inzake het GSB, dat bij de overgang van het GSB van BZK naar VROM/WWI niet in de overgedragen standen was opgenomen; anderzijds heeft bij SenterNovem in 2009 een opschoningsactie plaatsgevonden van de openstaande voorschotten per 1-1-2009, hetgeen heeft geresulteerd in een negatieve bijstelling ad € 98 mln.

Voorschotten op artikelniveau en organisatieonderdeel gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2009 (x € 1 000)
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw 2 878 382 1 312 024 1 311 799 5 502 205
02 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken 49 037 15 038 9 784 73 860
03 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt 17 244 335 596
04 Integratie niet-westerse migranten 442 278 397 087 390 997 1 230 362
05 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie 50 990 6 041 6 457 63 488
06 Rijkshuisvesting 0 97 350 74 050 171 400
95 Algemeen 78 956 4 117 14 777 97 850
Totaal binnen begrotingsverband 3 499 660 1 831 901 1 808 201 7 139 762
Departementen 386 336 248 971
VROM-diensten 0 0 0 0
Derden 0 49 9 58
Totaal buiten begrotingsverband 386 385 257 1 028
Totaal-generaal 3 500 046 1 832 286 1 808 458 7 140 790

Toelichting

In 2009 is het saldo openstaande voorschotten gestegen met 32% (€ 1,7 mln) van € 5 404,6 mln tot €  7 140,7 mln.

Nieuw is de Tijdelijke Stimuleringsregeling Woningproductie. Het Kabinet heeft € 262 mln gereserveerd voor woningbouwprojecten die door de crisis stil dreigen te vallen. Een deel is bestemd voor de restauratie van monumenten. Gemeenten konden voor 15 juli 2009 aanvragen indienen voor de eerste tranche van € 100,0 mln van deze regeling.

Omvangrijke voorschotten

Artikel 1

De verstrekte voorschotten hebben met name betrekking op oudere jaarlagen van de betreffende instrumenten:

• Brede Doel Uitkering «Sociaal, Integratie en Veiligheid» (BDU-SIV) 2005–2010, dat onderdeel is van het Grote Steden Beleid (GSB). De voorschotten ad. € 2,5 mld zijn hoger omdat aan de BDU SIV in de loop van 2009 bijdragen van andere departementen zijn toegevoegd. De volgende regelingen zijn toegevoegd: de bijdrage voor het onderwijsachterstandenbeleid, de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en verslavingszorg.

• Bij het instrument BDU Fysiek Investeringen Stedelijke Vernieuwing (BDU-FIS) is een voorschot van € 1,7 mld verstrekt.

• Bij het instrument BDU-Veiligheidsmiddelen is in 2009 een voorschot verstrekt van 0,3 mld.

• Ten laste van het Budget Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) 2005–2010 is een voorschot van € 0,5 mld verstrekt.

• Voor het instrument Experimenten en Kennisoverdracht zijn voorschotten verstrekt voor een bedrag van € 4,7 mln.

Artikel 2

In instrument zijn voor de Bijdragen Stimulering Woningproductie 2008 voorschotten verstrekt van € 18 mln. Op het instrument «Programma Energiebudgetten» zijn voor bijna € 15,8 mln aan voorschotten verstrekt. Voor het instrument «Subsidies Energiebesparing» zijn met name voor de projecten Meer Met Minder voorschotten verstrekt van€ 7,4 mln. Ten slot is voor de «Kosten Uitvoeringsorganisaties» een voorschot verstrekt van € 23,8 mln.

Artikel 4

De belangrijkste oorzaak van de toename van de voorschotstand is gelegen in de systematiek rond de «Facilitering Inburgering» met als voorschot een bedrag van € 1 107,9 mln. Voor de G31 wordt in het kader van de BDU-SIV vijf jaar lang bevoorschot. De afrekening vindt plaats na afloop van deze periode. Voor de NG31 wordt eveneens jaarlijks een voorschot verstrekt en grotendeels achteraf afgerekend. Voor het programma Overige Instrumenten bedraagt het saldo openstaande voorschotten € 61,7 mln. In dit programma is een aantal regelingen opgenomen, waaronder het Bestuurlijke Arrangement Antilliaanse Jongeren 2005–2008, de subsidies aan maatschappelijke organisaties en de regeling Ruimte voor Contact. Tevens is voor 2009 in het kader van de Remigratiewet een voorschot verstrekt van € 29,1 mln. Dit voorschot wordt afgerekend op basis van het jaarverslag van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), in 2010.

Artikel 5

Voor de VROM Startersleningen is er een voorschot verstrekt van € 40,0 mln ten laste van het instrument Subsidies Woonconsumentenorgansaties. Ten laste van het programmabudget Experimenten en Kennisoverdracht is aan de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) om het ingezette innovatie- en experimentenbeleid beter aan te laten sluiten op maatschappelijke- en marktontwikkelingen een voorschot van € 7,6 mln verstrekt.

Artikel 6

Op artikel 6 Rijkshuisvesting staat een bedrag van € 171,4 mln aan voorschotten. Deze voorschotten hebben te maken met inputfinanciering van de Rijksgebouwendienst (RGD). Het voorschotsaldo is ontstaan door de nog openstaande voorschotten 2008 en het nieuwe voorschot voor het jaar 2009.

Artikel 95

Op het instrument Woningbouw en Duurzame Kwaliteit is in het kader van de Subsidie Grote Bouwlocaties (SGB) staat een voorschot open van € 30,6 mln. Bij het instrument «Leefbaarheid, Veiligheid en Stadseconomie (LVS) en Werkgelegenheidsimpuls (WI) resteert nog een openstaand voorschot van € 13,8 mln.

Ad 11.Garantieverplichtingen (€ 30 543)

Ad 11a.Tegenrekening garantieverplichtingen (€ 30 543)

Dit betreft de garantieverplichtingen die door WWI zijn aangegaan.

De per 31 december 2009 nog lopende garanties (x € 1 000)
Artikel Omschrijving soort regeling Maximaal garantiebedrag Stand per 31-12-2009
A. 100% deelname van het Rijk    
1.95 Huurwoningen Leningovereenkomst 30 543
B. Specifieke garanties    
1.95 St. Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) Achtervangfunctie 0
2.95 St. Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) Achtervangfunctie 0
Totaal     30 543

Toelichting:

A.  100% deelneming in het verlies

De raming van de openstaande stand per ultimo 2009 (€ 30,5 mln) is met € 99,4 mln afgenomen ten opzichte van de stand per ultimo 2008 (€ 129,9 mln). Deze afname is het gevolg van de volgende mutaties:

• In 2009 is voor een totaalbedrag van ongeveer € 147,5 mln. aan vrijwaringen verleend door het WSW.

• De jaarlijkse stijging op de niet gevrijwaarde regelingen bedraagt circa € 48,1 mln

De openstaande stand bedraagt € 30,5 mln. Hiervan is bij WSW voor € 21,9 mln aangemeld voor vrijwaring, waarvan nog geen terugmelding is ontvangen. Het restant van € 8,6 mln is niet aangemeld bij het WSW. Deze regelingen zullen te zijner tijd vervallen in verband met het verstrijken van de looptijd van 20 jaar.

B. Specifieke garanties

Stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW). Voor het WSW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WSW een beroep kan doen op de achtervangers. Dit beroep is, in beginsel, ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WSW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WSW.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend door het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV). De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Ultimo 2008 bedroeg de borgstellingreserve € 438,0 mln en het totaalbedrag aan obligo’s € 2 760,0 mln. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van de stichting WSW.

       
Kengetallen stichting WSW (x € 1 mln) jaar 2008 jaar 2007 jaar 2006 jaar 2005
Totaal aan gegarandeerde leningen 71 700 64 900 59 700 56 000
Garantievermogen (borgstellingreserve) 438 422 398 366
Totaal aan schadebetalingen 0 0 0 0

Bron: jaarrekening WSW 2008/2007/2006/2005

Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

Het Rijk en de gemeenten staan borg voor de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Voor het WEW geldt dat indien het fondsvermogen na gebruikmaking van de zekerheidsstructuur een zeker minimum heeft bereikt, zoals vastgelegd in de achtervangovereenkomst, het WEW een beroep kan doen op de achtervangers. Dit beroep is, in beginsel, ongelimiteerd. Het Rijk en de deelnemende gemeenten verstrekken in geval van eventuele liquiditeitsproblemen bij het WEW ieder voor 50% een renteloze lening aan het WEW.

De huidige vermogenspositie van het WEW is goed te noemen. Jaarlijks wordt een aanzienlijk bedrag toegevoegd aan het garantievermogen. De schadebetalingen liepen tot afgelopen jaar gradueel op met de stijging van het totaal aan gegarandeerde leningen. Het aantal schadebetalingen daalt sinds afgelopen jaar als gevolg van verscherpte fraudebestrijding door het WEW. Het garantievermogen van de stichting is gegroeid naar € 529 mln ultimo 2008 en groeit nog steeds. Hiermee is een substantiële buffer gevormd om incidentele schokken op te vangen. De kans dat het buffervermogen zal dalen onder het minimaal noodzakelijk niveau, en er door de stichting een aanspraak moet worden gemaakt op de achtervangers, wordt klein geacht.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de vermogenspositie van het WEW.

       
Kengetallen stichting WEW (x € 1 mln) jaar 2008 jaar 2007 jaar 2006 jaar 2005
Totaal aan gegarandeerde leningen 98 255 95 681 90 878 77 850
Garantievermogen 529 473 425 387
Totaal aan schadebetalingen 19,2 25,5 20,7 14,9

Bron: jaarrekening WEW 2008/2007/2006/2005

Ad 12. Openstaande verplichtingen (€ 812 849)

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen (€ 812 849)

Verloop van de verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband in 2009 (x € 1 000)
Stand verplichtingen per 31-12-2008   2 540 641  
Stand verplichtingen per 01-01-2009     2 540 641
       
Bij: Aangegane verplichtingen/verhogingen   4 070 455  
      4 070 455
Af: Betalingen   5 060 417  
 Verlagingen/intrekkingen voorgaande jaren   737 830  
      5 798 247
Stand verplichtingen binnen en buiten begrotingsverband per 31-12-2009     812 849
Verplichtingen binnen begrotingsverband op artikelniveau gerubriceerd naar ouderdom per 31-12-2009(x € 1 000)
Artikel Omschrijving vóór 2008 2008 2009 Totaal
01 Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en voldoende woningbouw 168 112 2 061 2 060 172 234
02 Stimuleren van een duurzame kwaliteit van woningen, gebouwen en bouwwerken 32 099 11 915 36 064 80 078
03 Garanderen van keuzemogelijkheden en betaalbaarheid op de woningmarkt 37 416 124 606 225 344 387 366
04 Integratie niet-westerse migranten 44 591 12 460 42 249 99 300
05 Kennis en ordening wonen, wijken en integratie 4 468 1 741 9 759 15 967
06 Rijkshuisvesting 0 0 0 0
95 Algemeen 57 765 0 0 57 765
Totaal binnen begrotingsverband 344 451 152 783 316 792 812 710
Departementen 129 0 0 129
VROM-diensten 0 0 0 0
Derden 0 0 10 10
Totaal buiten begrotingsverband 129 0 10 139
Totaal generaal 344 580 152 783 316 802 812 849

Toelichting

Ten opzichte van ultimo 2008 is het saldo van de openstaande verplichtingen gedaald met 68% (€ 1 727,79 mln) van € 2 540,6 mln naar € 812,8 mln. De daling wordt met name veroorzaakt door:

• Artikel 1

  Betalingen en intrekkingen op oude meerjarige verplichtingen bij de onderwerpen:

o BDU Fysiek Investeringen Stedelijke Vernieuwing (– € 337,2 mln);

o BDU-Sociaal, Integratie en veiligheid (– € 528,9 mln);

o Budget Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) (– € 100,5 mln);

• Artikel 95

  Als uitvloeisel van het Coalitieakkoord heeft het Kabinet in 2008 besloten om in 2009 € 535,0 mln (artikel 95) ter beschikking te stellen voor de gefaseerde afkoop van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS).

Omvangrijke openstaande verplichtingen

Artikel 1

Per ultimo 2009 resteert nog een openstaande verplichtingenstand van totaal € 172,3 mln. Dit betreft onder andere het Budget Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) met € 91,4 mln op voornamelijk de oudere jaren. Voor de BDU-Investeringen Stedelijke Vernieuwing bedraagt het restant nog slechts € 42,5 mln, terwijl voor Innovatie Stedelijke Vernieuwing de verplichtingenstand € 33,9 mln rest.

Artikel 2

In het kader van het instrument «Subsidies energiebesparing (CO2-reductie) gebouwde omgeving is een verplichting ad € 35,0 mln vastgelegd ten behoeve van het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW), belast met de verstrekking en borgstelling voor leningen ten behoeve van eigendomsverkrijging en kwaliteitsverbetering van koopwoningen. De openstaande verplichting bedraagt voor dit instrument € 61,3 mln.

Voor het programma Energiebudgetten is een verplichting voor ruim € 7,0 mln vastgelegd voor de projectmiddelen 2009 aan SenterNovem. Het totaal aan openstaande verplichtingen op Programma Energiebudgetten bedraagt € 13,2 mln.

Artikel 3Huursubsidie en huurtoeslag

Door de economische teruggang is het aantal uitkeringsgerechtigden sterker toegenomen dan in de begroting 2009 werd verwacht. De verplichting in 2009 aangegaan voor € 2 470,9 mln is geheel betaalbaar gesteld. Hierdoor is er geen openstaande verplichting aanwezig.

Grootste openstaande verplichtingen 2009 (totaal € 387,3 mln) betreft het instrument Bevorderen Eigen Woningbezit (€ 386,4 mln).

Artikel 4

De grootste openstaande verplichting op Facilitering inburgering van in totaal € 51,4 mln is het meerjarige contract met de Informatie Beheer Groep (IBG) voor de uitvoering van haar taken inzake inburgering. Op Overige instrumenten bedraagt de stand € 48,3 mln. De grootste verplichting hier is de meerjarige verplichting € 29,7 mln voor de jaren 2010–2014 aan het FORUM ter stimulering van de inburgering.

Artikel 5

Per ultimo 2009 is wordt de openstaande verplichtingen van totaal € 15,9 mln bepaalt door Experimenten en kennis overdracht voor € 8,7 mln en Onderzoek € 4,8 mln. De openstaande stand op het programma Subsidies Woonconsumentenorganisaties € 2,3 mln betreft de meerjarige subsidie aan de Nederlandse Woonbond.

Artikel 6

Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken zijn deels gevestigd in monumenten. Voor het onderhoud van deze gebouwen was in 2009 extra budget nodig, waarvan € 4,0 mln binnen het budget voor monumenten is gevonden.

De ombuigingen die voortvloeien uit het Aanvullend Beleidsakkoord met betrekking tot het herstel van het Koninklijk Paleis Amsterdam en vertragingen in de uitvoering van lopende projecten leiden tot minder uitgaven dan geraamd (€ 18,0 mln).

Artikel 95Afkoop subsidies DGW regelingen en Budget BWS 1992–1994

Als uitvloeisel van het Coalitieakkoord heeft het Kabinet in 2008 besloten om in 2009 € 535,0 mln ter beschikking te stellen voor de gefaseerde afkoop van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS).

Met betrekking tot de openstaande verplichtingenstand van totaal € 57,7 mln staat voor de regeling Betaalbare Woonkeuze koop en huursector een saldo open van € 44,3 mln. Het restant van de openstaande verplichtingen wordt verder bepaald door de Verzameluitkering voor een bedrag van € 6,4 mln en de LVS en WI voor € 4,3 mln.

Baten-lastendienst: Rijksgebouwendienst (Rgd)

A. Beleidsdeel bij jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

De Rijksgebouwendienst (Rgd) ziet het als zijn missie bij te dragen aan het succesvol functioneren van zijn klanten, door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het in stand houden van monumenten draagt de Rgd bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed.

Sinds 1 januari 1999 heeft de Rgd de status van baten-lastendienst. Deze status vloeit voort uit het destijds vernieuwde rijkshuisvestingsstelsel. Het rijkshuisvestingsstelsel is in deze opzet ingevoerd met als doel een rijksbrede vergroting van de doelmatigheid in de huisvesting van de rijksoverheid.

Het beleidsdeel is ingedeeld in 3 niveaus:

Niveau 1: Het rijkshuisvestingsstelsel sec.

De gezamenlijke departementen zijn «eigenaar» van het stelsel. De kaderstelling vindt plaats door het Directoraat Generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR).

Niveau 2. De Rijksgebouwendienst als leverancier van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Hier wordt ingegaan op de prestaties van de Rijksgebouwendienst als leverancier.

Niveau 3. De Rijksgebouwendienst als efficiënte en effectieve uitvoeringsorganisatie, waarbij de nadruk ligt op de uitvoering door de Rijksgebouwendienst.

In 2008 is het Besluit Rijksgebouwendienst 1999 gewijzigd (Stb. 2008, 381). Daarmee is onder andere besloten om de verantwoordelijkheid voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op de terreinen van personeel en organisatie, informatie en ICT, inkoop, facilitaire zaken én rijkshuisvesting bij het in 2008 opgerichte Directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DGOBR) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) te beleggen.

Ten aanzien van de rijkshuisvesting is vastgesteld dat de Rijksgebouwendienst in organisatorische zin blijft ressorteren onder het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en dat de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie verantwoordelijk is voor de uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting.

Benchmarkgegevens huisvesting departementen voor DGOBR

Op 7 mei 2009 is de «eindrapportage huisvestingsplannen en benchmarking» door de directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst aangeboden aan de directeur-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Rapportage over de doelmatige uitvoering van het rijkshuisvestingsstelsel

In 2010 wordt het rijkshuisvestingsstelsel opnieuw geëvalueerd. Hiervoor zijn in 2009 reeds de voorbereidende stappen ondernomen. In deze evaluatie wordt ook de doelmatige werking en uitvoering van het rijkshuisvestingsstelsel geëvalueerd. Tevens zijn door het Kabinet eind 2009 werkgroepen ingesteld om onderzoek en analyse te verrichten naar verschillende beleidsthema’s om de financiële en economische crisis het hoofd te bieden. De werkgroep Bedrijfsvoering is specifiek ingesteld om het brede terrein van de bedrijfsvoering, waaronder het complex vastgoed/grond/domeinen, te onderzoeken. Hierin is ook specifiek aandacht voor het aspect doelmatigheid. Deze werkgroepen zijn eind 2009 begonnen en zullen in het voorjaar van 2010 met conclusies en aanbevelingen komen.

De doelmatige uitvoering van het Rijkshuisvestingsstelsel wordt binnen bovenstaande ontwikkelingen nauwkeurig bekeken. Daarom wordt thans geen afzonderlijke rapportage over de doelmatige uitvoering van het rijkshuisvestingsstelsel opgesteld.

Niveau 2: het leveren van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen

De Rijksgebouwendienst levert de producten huisvesting, services, adviezen en beleid. Gezien het grote belang van het product Huisvesting wordt onderstaand ingegaan op de indicatoren die hiermee samenhangen. Het product Huisvesting bestaat uit het ontwikkelen, realiseren en leveren van huisvesting. De Rijksgebouwendienst handhaaft de afgesproken kwaliteit van de geleverde huisvesting volgens de Regeling Taakverdeling Beheer Rijkshuisvesting.

De Rijksgebouwendienst heeft de volgende algemene doelstellingen:

• Het leveren van adequate huisvesting;

• Het realiseren van baten en lasten in evenwicht (in het financiële deel wordt hierop ingegaan);

• Het leveren van toegevoegde waarde.

Indicator klanttevredenheid
Indicator 2008 Streefwaarde 2009 2009
Klanttevredenheid 67% Methode herzien

In 2009 is met de voorbereiding van een nieuwe methodiek klanttevredenheidsmeting begonnen. Het onderzoek zal vanaf 2010 geringer in omvang zijn, er zullen minder vragen worden gesteld en minder klanten worden benaderd. Kortom de vragen en het onderzoek zal gerichter plaatsvinden. Hiermee zal het onderzoek niet alleen beter zijn, maar zal ook een betrouwbaarder beeld ontstaan dan tot dusver.

Voortgang programma Energieambitie 2020:

• 40% van de inkopen (in volume) van de Rijksgebouwendienst wordt in 2009 ingekocht volgens de vastgestelde criteria voor duurzaamheid (in 2010 100%). De implementatie van duurzaam inkopen binnen de Rijksgebouwendienst is vooral gericht op 100% duurzaam inkopen vanaf 1 januari 2010. Eind juli zijn de criteria voor duurzaam inkopen op de huisvesting van toepassing definitief vastgesteld. Aansluitend is gestart met de daadwerkelijke implementatie. Structurele monitoring vindt plaats vanaf 1 januari 2010. Hoewel bij een groot aantal inkopen, gedaan in 2009, duurzaamheid een rol heeft gespeeld is niet geregistreerd in hoeverre de inkopen ook daadwerkelijk aan de criteria voldoen.

• Bij minstens één project dat in 2009 wordt gestart (definitiefase), worden de principes van «Cradle-to-Cradle» toegepast. Deze principes worden meegenomen bij de voorbereiding van de renovatie van de hoofdzetel van VROM en bij het project Nationaal Centrum voor Biodiversiteit in Leiden.

• 100% van de voorraad, die daarvoor in aanmerking komt, heeft een Energy Performance Building Directive (EPBD)-label;

• Voor alle eigendomsgebouwen die daarvoor in aanmerking komen (ca. 375) is een energielabel gemaakt. In ca. 25 van deze gebouwen zijn innovatieve technieken verwerkt, die nog niet goed worden gewaardeerd in de labelmethode. Deze zullen in 2010 opnieuw worden berekend met de dan aangepaste methode.

• De uitvoering van het Energieambitieprogramma E2020 is gestart. Voor de «kopgroep» is het basispakket aanbesteed en gegund. De uitvoering van maatregelen voor de «kopgroep» is in december 2009 voorlopig gegund (definitieve gunning in januari 2010). In december 2009 start de uitrol van de maatregelen voor 4 mln m2 bvo rijksgebouwen.

Indicator Leegstand
Indicator 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Leegstand voor rekening RGD 2,4% 2,9% 3,3%

De leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst (3,3%) is hoger dan begroot (2,9%), omdat er verschillende contractbeëindigingen zijn geweest. De verwachting is dat de leegstand in 2010 verder zal oplopen. De totale huisvestingsbehoefte zal de komende jaren minder worden als gevolg van de afslanking bij de Rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties toenemen. In vergelijking met de markt (10–15% leegstand) is het leegstandspercentage van de Rijksgebouwendienst zeer laag.

Indicator technische kwaliteit
Indicator 2008 Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Technische kwaliteit 2,26 Tussen 2,1–2,4 2,32

De indicator technische kwaliteit (ITK) geeft in een cijfer de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille weer op een bepaald tijdstip. Het cijfer loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een gewogen gemiddelde van de technische condities van alle gebouwelementen. Deze technische condities worden bepaald door inspecties. De realisatie voldoet aan de doelstelling doordat deze tussen de 2,1 en 2,4 blijft.

Hiermee is het kwaliteitsniveau en het onderhoudsniveau van de Rijksgebouwen beter dan het gemiddelde niveau in de markt.

Indicator Inspecties monumenten
Indicator Streefwaarde 2009 Realisatie 2009
Aantal geïnspecteerde monumenten 70 61

In 2009 is de Rijksgebouwendienst gestart met het inspecteren van monumenten op bouwkundige aspecten zoals dak, gevel en schilderwerk. In deze opstartfase hebben overlegtrajecten met uitvoerders van de inspecties langer geduurd dan voorzien. De uitvoering van de inspecties startte daardoor later dan gepland. In plaats van de geplande 70 monumenten zijn in 2009 61 monumenten geïnspecteerd. De resterende 9 monumenten zullen in 2010 worden geïnspecteerd.

Brandveiligheid

In de voortgangsrapportage van februari 2008 is toegezegd dat eind 2009 100% van de cellen in justitiële inrichtingen op het niveau basis celveiligheid is gebracht. Na de toegezegde tussenstap van ruim 50% in 2008, is dit in 2009 voor 100% gerealiseerd. In de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer van november 2009 (Kamerstukken II, 2009–2010, 24 597 en 28 325, nr. 370) is de voortgang van het programma brandveiligheid justitiële inrichtingen nader toegelicht.

Basiscelveiligheid gereed
Indicator Streefwaarde 2008 Realisatie 2009
Basiscelveiligheid 100% 100%

Niveau 3: een effectieve en efficiënte uitvoeringsorganisatie Rgd

Doelmatigheidsindicatoren
Indicatoren 2005 2006 2007 2008 2009
Fte’s ambtelijk personeel gemiddelde bezetting 928 953 1 011 993 966
Omzet (= totaal baten x € 1 mln) 1 354 1 421 1 462 1 483 1 535
Efficiency indicator t/m 2007 97% 96% 97%    
Apparaat-omzet indicator (%)       8,6% 9,3%
Apparaat-m2-indicator (€m2)         20,66

De Rgd is een kapitaalintensieve dienst. De omzet van de dienst wordt in belangrijke mate bepaald door (lang) lopende huurcontracten met de departementen en hun diensten. De capaciteitsinzet van de Rgd is niet in diezelfde mate gericht op die lopende huurcontracten, maar op (huisvestings-)projectvoorbereiding en -realisatie, op het beheer van de bestaande voorraad en op het leveren van services en adviezen. De kosten van het Rgd-apparaat in relatie tot de omzet zijn relatief gering (< 10%).

Rapportage aan Nederlandse Mededingingsautoriteit

De Rijksgebouwendienst heeft in 2008 een meldpunt mededinging ingesteld dat fungeert als aanspreekpunt voor de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Bij dat meldpunt kunnen zowel medewerkers van de Rijksgebouwendienst als externe partijen vermoedens van prijs- of marktverdelingsafspraken of andere overtredingen van de Mededingingswet melden.

In het periodiek overleg met de NMa is ingegaan op de algemene wijze waarop de NMa met signalen vanuit de Rijksgebouwendienst omgaat. Er zijn geen concrete resultaten uit onderzoek door de NMa aan de Rijksgebouwendienst verstrekt. De Rijksgebouwendienst heeft geen formele meldingen gedaan aan de NMa over signalen van onregelmatigheden.

In 2009 heeft de Rijksgebouwendienst de volgende informatie aan de NMa geleverd:

• een overzicht van aanbestedingen in de vorm van een aanbestedingsregister;

• een rapportage van de analyse van inschrijvingsbegrotingen bij aanbestedingen;

• de analyse over de aanbestedingen van 2009;

• informatie over enkele aanbestedingen, op verzoek van de NMa.

B. Financieel deel bij het jaarverslag van de baten-lastendienst Rgd

Het jaarverslag is opgesteld volgens de voorschriften van de Comptabiliteitswet 2001 en de nadere uitwerking hiervan in de Rijksbegroting- en verantwoordingsvoorschriften en de Regeling Departementale Begrotingsadministratie 2007. De Rgd heeft bij de invoering van het rijkshuisvestingsstelsel met het ministerie van Financiën nadere afspraken gemaakt omtrent bepaalde onderdelen van de jaarrekening. Deze afspraken zijn herijkt in het kader van de Regeling Baten-lastendiensten 2007. In deze Regeling is in beginsel het Burgerlijk Wetboek 2 (BW 2), titel 9 en de Richtlijnen voor de Jaarrekening (RJ) van toepassing verklaard. De afwijkingen van BW 2 titel 9 en RJ zijn goedgekeurd door het ministerie van Financiën.

Samenvattende verantwoordingsstaat 2009 inzake baten-lastendienst Rijksgebouwendienst van de begroting Wonen, Wijken en Integratie.(Bedragen in € 1 000)
  1 2 (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Rijksgebouwendienst      
       
Totale baten 1 423 255 1 534 547 111 292
Totale lasten 1 422 086 1 540 264 118 178
Saldo van baten en lasten 1 169 – 5 717 – 6 886
       
Totale kapitaalontvangsten 535 000 829 557 294 557
Totale kapitaaluitgaven 807 099 1 027 034 219 935

In de oorspronkelijk vastgestelde begroting is ook meegenomen € 1,0 mln voor de bijdrage in de kosten van DGOBR (nota van wijziging; kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XVIII, nr. 10).

Balans baten-lastendienst Rgd per 31 december 2009

   
(Bedragen in € 1 000) 31 december 2009 31 december 2008
ACTIVA    
     
Vaste activa    
     
Materiële vaste activa:    
Vz BWR – 72 745 – 71 307
Grond en gebouwen 5 014 547 4 861 260
Grond en gebouwen 4 941 802 4 789 953
Onderhanden huisvestingsprojecten (leenfaciliteit) 751 609 537 655
Inventaris en overige bedrijfsmiddelen 245 476
  5 693 656 5 328 084
     
Egalisatierekening 743 296 727 189
     
Financiele Vaste Activa 138 953 136 240
     
Vlottende activa    
Onderhanden werk services, adviezen en overig 60 594 61 845
Vz dub deb – 2 636 – 2 756
Debiteuren en vorderingen 72 249 78 402
Debiteuren en overige vorderingen 69 613 75 647
Overlopende activa 30 914 16 590
  161 121 154 082
     
Banken en kas 7 399 6 622
In bewaring genomen gelden NRA 20 076 44 686
RHB Nazorgbudgetten 0 5 143
RHB 570 494 371 908
Liquide middelen 597 969 428 359
     
TOTAAL ACTIVA 7 334 995 6 773 954
PASSIVA    
     
Eigen vermogen    
Exploitatiereserve 153 505 85 329
Bestemmingsreserves 90 412 105 769
Onverdeeld resultaat – 5 717 – 3 678
  238 200 187 420
Voorzieningen    
Voorziening Asbestverontreiniging 36 551 40 357
Voorziening Leegstand 0 75 896
Overige voorzieningen 44 166 25 784
  80 717 142 037
Langlopende schulden    
Leenfaciliteit Financiën 5 997 075 5 678 483
Overige langlopende schulden 137 911 140 460
  6 134 986 5 818 943
Kortlopende schulden    
Nazorgbudgetten 30 871 32 945
Crediteuren 18 571 49 314
Overige schulden en overlopende passiva 423 720 246 990
Kortlopend deel langlopende schulden 407 930 296 305
  881 092 625 554
     
TOTAAL PASSIVA 7 334 995 6 773 954

De balanspost Grond en gebouwen is per 1 januari 2009 met € 61,3 mln verhoogd ten opzichte van de jaarverantwoording 2008, aangezien een opgeleverd deel van het Onderhanden Werk per abuis niet in 2008 is geactiveerd. Het saldo Onderhanden Werk 2008 is met hetzelfde bedrag verlaagd.

Toelichting op de egalisatierekening

Het gebruik van de egalisatierekening is verbonden met de regeling Rekenmethodiek Rijksgebouwendienst (RMR). Deze methodiek is, als onderdeel van het rijkshuisvestingsstelsel, door de ministerraad vastgesteld. Het ministerie van Financiën heeft in 2007 de egalisatierekening aangemerkt als geaccepteerde afwijking van de Regeling Baten-lastendiensten 2007.

De gebruiksvergoeding wordt bij aanvang zodanig vastgesteld dat gedurende de contractperiode de netto contante waarde van de kosten (inclusief rente en afschrijvingen) en de opbrengsten elkaar dekken. Hierbij wordt bij de berekening van de gebruiksvergoeding uitgegaan van een verwachte inflatie. Voor de departementen leidt dit over de gehele periode tot een vaste gebruiksvergoeding, die uitsluitend door de stijging van het prijsindexcijfer wordt beïnvloed.

De totale kosten van rente en afschrijvingen dalen over de jaren. Het verschil tussen kosten en opbrengsten wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd en in de balans tot uitdrukking gebracht in een langlopende afdwingbare vordering op de gebruikers van de objecten. De vordering wordt over de totale contractperiode geneutraliseerd en is bij afloop van het contract nihil. Bij vroegtijdige contractontbinding wordt de opgebouwde vordering (= egalisatie) door de klant afgekocht. Dit bedrag wordt dan gecrediteerd op de egalisatierekening.

De egalisatie is berekend op basis van de aannames bij de berekening van de gebruiksvergoeding en de vooraf geraamde inflatie. Omdat het Ministerie van Financiën in haar brief BZ 2007–07210 dd. 21/12/2007 heeft aangegeven dat dit ministerie vanaf het verslaggevingsjaar 2007 het inflatierisico op rente en afschrijving dat de Rijksgebouwendienst loopt als gevolg van de regeling RMR draagt, hebben de verschillen tussen de geraamde en de werkelijke inflatie geen gevolgen voor het resultaat van de Rijksgebouwendienst. Ingeval van een positief resultaat wordt dit afgedragen aan het Ministerie van Financiën, ingeval van een negatief resultaat wordt de Rijksgebouwendienst hiervoor gecompenseerd door het Ministerie van Financiën.

Het inflatieresultaat over 2009 bedraagt € 9,9 mln en zal worden afgedragen aan het Ministerie van Financiën.

Egalisatierekening(Bedragen in € 1 000)
Egalisatie afschrijvingskosten 1 januari 2009   304 036  
Egalisatie rentekosten 1 januari 2009 +/+ 423 153  
Stand per 1 januari 2009     727 189
       
Mutaties      
Egalisatie afschrijvingskosten 2009 +/+ 6 061  
Egalisatie rentekosten 2009 +/+ 12 307  
Afgekochte egalisatie afschrijvingskosten –/– 661  
Afgekochte egalisatie rentekosten –/– 1 600  
Totaal mutaties 2009     16 107
       
Egalisatie afschrijvingskosten per 31 december 2009   309 436  
Egalisatie rentekosten 31 december 2009 +/+ 433 860  
Stand per 31 december 2009     743 296

Vordering op het Ministerie van Financiën

De Rgd heeft sinds 2008 een 25-jarige vordering op het ministerie van Financiën ten bedrage van € 139,2 mln gebaseerd op het leveringscontract met Financiën. De vordering omvat de geïndexeerde renovatiekosten van een in publiek, private samenwerking (PPS) uitgevoerd project. Tegenover deze vordering staat eenzelfde bedrag aan schuld aan een consortium in verband met het design, build, finance, maintain and operate (DBFMO)-contract dat ten behoeve van dit PPS project is afgesloten. De stand van de vordering bedroeg per 01-01-2009 € 139,0 mln (€ 136,2 langlopend en € 2,8 kortlopend). In 2009 is € 10,1 mln afgelost; de oprenting bedraagt € 7,3 mln. De stand per 31 december 2009 van de totale vordering is € 136,2 mln (€ 133,3 langlopend en € 2,9 kortlopend).

Afkoop BTW

In 2009 hebben twee BTW afkopen plaatsgevonden, die niet direct met de gebruikers van de huurpanden zijn verrekend. Deze afkopen worden in de gebruiksvergoeding opgenomen en in 10 jaar verrekend.

Toelichting op het eigen vermogen

Het is de Rgd toegestaan een genormeerd eigen vermogen aan te houden van minimaal € 35 mln en maximaal € 130 mln. Het overzicht vermogensontwikkeling laat zien dat het Rgd vermogen zich boven het gemaximeerde niveau van € 130 mln bevindt door de vrijval van de voorziening leegstand per ultimo 2009.

Overzicht vermogensontwikkeling 2008–2009 excl. bestemmingsreserves(x € 1 000)
Eigen vermogen per 1-1-2009 187 420
Corr. Bestemmingsres. per 1-1-2009 – 105 769
Voorziening leegstand 71 854
Exploitatiereserve 153 505
Saldo van baten lasten 2009 – 5 717
Rgd vermogen ultimo 2009 tbv normering eigen vermogen 147 788

De bestemmingsreserves tellen niet mee voor het genormeerd eigen vermogen en zijn dus uit het eigen vermogen gehaald.

Voorzieningen

De voorzieningen worden gevormd voor egalisatie van kosten en voorzienbare specifieke risico’s en verplichtingen die uitgaan boven het algemene bedrijfsrisico dat aan het bedrijfsproces van de Rgd is verbonden. De voorzieningen zijn opgebouwd door kwantificering van de voorzienbare redelijkerwijs in te schatten risico’s.

De voorziening leegstand is per 31 december vervallen, de vrijval is aan het eigen vermogen toegevoegd.

Overzicht voorzieningen per 31 december 2009(x € 1 000)
  Stand 1-1-2009 Onttrekking Dotatie Vrijval Naar EV Saldo 31-12-2009
Asbestverontreiniging 40 357 – 7 370 7 752 – 4 188 0 36 551
Leegstand 75 896 – 17 699 13 657 0 – 71 854 0
Wachtgelden en FPU uitkering 5 840 – 1 782 540 0 0 4 598
Bodemsanering 4 276 – 1 148 96 0 0 3 224
Verlieslatende contracten 2 151 – 210 0 0 0 1 941
Herstel onderhoud 10 930 – 4 441 24 000 – 1 439 0 29 050
Geschillen en rechtsgedingen 2 587 – 244 3 821 – 811 0 5 353
Sub-totaal 142 037 – 32 894 49 865 – 6 438 – 71 854 80 717
Dubieuze debiteuren 2 756 0 1 064 – 1 184 0 2 636
Totaal: 144 793 – 32 894 50 929 – 7 622 – 71 854 83 353

Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen bestaan uit:

   
Post Omschrijving Bedrag
Markthuren De totale nominale betalingsverplichting voor de gehele contractsduur, die voortvloeit uit panden welke zijn gehuurd uit de markt. looptijd < 1 jaar € 333 mlnlooptijd > 1 = 5 jaar € 934 mlnlooptijd > 5 jaar € 553 mln
     
Geïntegreerde contracten (PPS) De waarderingsgrondslag voor de niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen in het jaarverslag 2009 is vrijwel identiek aan de gevolgde systematiek 2008.  
  • Herhuisvesting Belastingsdienst en Informatie Beheer Groep Groningen € 361 mln
  • Nieuwbouw detentiecentrum Rotterdam Airport € 187 mln
  • Nieuwbouw Belastingkantoor Doetinchem €  47 mln
  Daarnaast vloeit uit het DBFMO-contract (onderdeel onderhoud en facilitaire diensten) inzake de huisvesting van het ministerie van Financiën een financiële verplichting voort. €  161 mln
     
Projecten De verplichting is gelijk gesteld aan de geraamde betalingen in 2010 en volgende jaren ten behoeve van de projecten in projectadministratie. € 1 314 mln.allen hebben een looptijd korter dan 5 jaar.
     
Verplichting afdracht eigen vermogen boven € 130 mln De Rgd draagt het eigen vermogen af voor zover dit het genormeerd eigen vermogen van € 130 miljoen overstijgt. Het eigen vermogen ultimo 2009 is € 147,8 miljoen. In 2010 wordt het surplus € 17,8 mln afgedragen aan het moederdepartement.
Gespecificeerde Staat van baten en lasten per 31 december 2009(Bedragen in € 1 000)
  – 1 – 2 (3)=(2)-(1)  
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2009 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie 2008
Baten        
Leveren producten en diensten:        
Opbrengsten departementen 1 285 484 1 382 093 96 609 1 353 115
Opbrengsten moeder 118 283 98 989 – 19 294 85 192
Opbrengsten derden 9 338 11 778 2 440 11 237
Bedrijfsvoering:        
Rentebaten 5 075 2 801 – 2 274 15 311
Overige baten 5 075 38 886 33 811 18 571
         
Totaal baten 1 423 255 1 534 547 111 292 1 483 426
         
Lasten        
Product huisvesting:        
Apparaatskosten 69 403 78 416 9 013 72 787
Huren vanuit de markt 319 133 336 250 17 117 329 302
Rentelasten 319 886 288 670 – 31 216 289 794
Afschrijvingen 297 423 313 458 16 035 305 314
Dagelijks beheer 170 858 171 979 1 121 167 049
Mutaties voorzieningen 31 946 43 307 11 361 39 026
Belastingen 23 579 23 187 – 392 23 500
Investeringen buiten gbv 108 380 144 526 36 146 137 791
Overige producten:        
Services 61 408 58 303 – 3 105 64 483
Adviezen 5 075 7 553 2 478 5 704
Beleidsondersteuning 11 153 8 322 – 2 831 7 328
         
PPS lasten 0 16 958 16 958 1 651
Overige lasten: 3 842 49 335 45 493 43 375
         
Totaal lasten 1 422 086 1 540 264 118 178 1 487 104
         
Saldo van baten en lasten 1 169 – 5 717 – 6 886 – 3 678

In de oorspronkelijk vastgestelde begroting is ook meegenomen € 1,0 mln voor de bijdrage in de kosten van DGOBR (nota van wijziging; kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 XVIII, nr. 10).

De Rijksgebouwendienst stelt voor om het negatieve bedrijfsresultaat (€ 5,7 mln) ten laste van de exploitatiereserve te brengen. Het bedrijfsresultaat van € – 5,7 mln is evenals het resultaat in 2008 veroorzaakt door incidentele gebeurtenissen. Derhalve bestaat geen aanleiding tot het nemen van maatregelen.

Toelichting op de staat van baten en lasten uitgaande van baten-lastendienst Rgd

Baten

Baten: leveren producten en diensten

Opbrengsten departementen

De opbrengsten huisvesting (€ 1 299,7 mln) hebben betrekking op:

• de interne verhuurcontracten met de ministeries volgens het huur-verhuurmodel (gebruiksvergoedingen);

• de kleine, à fonds perdu gefinancierde, huisvestingsprojecten voor ministeries;

• het verschil tussen de ontvangen gebruiksvergoeding en de afschrijvings- en rentekosten van de vaste activa (egalisatie).

Het onderdeel services (€ 58,1 mln) betreft de opbrengsten voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar die op verzoek van de afnemers, voor zover rijksoverheid, door de Rijksgebouwendienst worden verricht. Services worden door de Rijksgebouwendienst uitgevoerd zowel via incidentele opdrachten als via servicecontracten.

De opbrengsten adviezen (€ 7,4 mln) hebben betrekking op de opbrengsten van niet-projectgebonden huisvestingsadviezen aan rijksoverheden. Projectgebonden adviezen worden geactiveerd bij de materiële vaste activa.

De klantvraag met betrekking tot serviceprojecten en adviesopdrachten is vooraf lastig in te schatten. Tegenover hogere/lagere baten staan ook hogere/lagere lasten.

De PPS-opbrengsten (€ 17 mln) omvatten de totale vergoeding, die het Ministerie van Financiën uit hoofde van het DBFMO-contract verschuldigd is, minus de aflossingscomponent van de langlopende vordering. In de resultatenrekening zijn de opbrengstcomponenten «onderhoud en dienstverlening» en «rente» opgenomen. Deze transactie heeft per saldo geen resultaatconsequenties, aangezien deze opbrengsten gelijk zijn aan de PPS kosten. Bij het opstellen van de begroting 2009 had nog geen besluitvorming plaatsgevonden over de verwerking van PPS-projecten in de jaarrekening van de Rijksgebouwendienst. Hierdoor was het in de begroting 2009 nog niet mogelijk een raming op te nemen.

Opbrengsten moeder

Onder inputfinanciering buiten de huur- verhuurrelatie vallen de posten huisvesting voor het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat (HCvS) en het ministerie van Algemene Zaken (AZ), het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de functionele kosten van het Koninklijk Huis (FKKH), de beleidsondersteunende taken van de Rgd en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Voor de dekking van de inputfinanciering wordt zorggedragen door het moederdepartement. Het moederdepartement verstrekt gedurende het jaar voorschotten aan de Rgd en op basis van de definitieve realisatiecijfers worden de kosten het jaar daarop afgerekend.

Het verschil tussen de voorschotten (en overige ontvangsten) en de realisatie wordt afgerekend met het moederdepartement. De kosten en opbrengsten zijn aan elkaar gelijk.

Bij de 1e suppletore begroting 2009 is de begroting verlaagd met € 25,0 mln. Hierdoor zijn de realisatie en de bijgestelde begroting nagenoeg aan elkaar gelijk. In 2009 is van het moederdepartement een voorschot ontvangen van € 76,8 mln, na verrekening van de openstaande schuld uit 2008, ad € 14,7 mln, blijft er een vordering over op het moederdepartement van € 7,5 mln.

Opbrengsten derden

Het onderdeel derden betreft de opbrengsten van huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel worden bekostigd uit collectieve middelen. De opbrengsten betreffen de huuropbrengsten RVOB. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten voor de exploitatie van de bijzondere objecten. Hiertoe behoren met name de opbrengsten van de parkeergarages en de grafelijke zalen. In de 1e suppletore begroting is de opbrengst derden verhoogd met € 2,0 mln.

Baten: Bedrijfsvoering

Rentebaten

De realisatie van de rentebaten is € 2,3 mln lager dan oorspronkelijk begroot (€ 5,1 mln).

Specificatie rentebaten
(Bedragen in € 1 000) Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009
Rentebaten rekening-courant RHB 10 812 551 5 075
Rentebaten projecten 1 804 629 0
Rentebaten deposito RHB nazorg 1 616 712 0
Overige rentebaten 1 079 909 0
Totaal 15 311 2 801 5 075

Bij de rentebaten rekening-courant RHB is sprake van een onderschrijding van de begroting,dit wordt veroorzaakt door een laag rentepercentage in het begin van 2009, in de tweede helft van 2009 was het percentage 0% zodat er geen rente meer is ontvangen.

Rentebaten projecten betreffen rentebaten op à fonds perdu projecten. Deze rentebaten worden niet afgedragen aan het Ministerie van Financiën, maar worden aan het resultaat toegevoegd.

De overige rentebaten betreffen de rentevergoeding over het deel van de rekening-courant dat in deposito was geplaatst.

Overige baten

De overige baten bestaan uit boekwinst verkoop onroerend goed (€ 9,0 mln), resultaten op nazorg (€ 2,2 mln), baten voorgaande jaren (€ 6,0 mln) en diverse overige baten (€ 21,7 mln).

De diverse overige baten betreft de opbrengsten uit de bestemmingsreserve ten behoeve van apparaatskosten brandveiligheid ad € 14,4 mln, de bijbehorende kosten worden bij de overige lasten gepresenteerd, en de aanpassing van de waardering van het complex Veenhuizen ad € 6,9 mln.

Bij de 1e suppletore begroting zijn de overige baten verhoogd met € 12 mln t.b.v. de apparaatskosten Brandveiligheid.

Lasten: product huisvesting

Apparaatskosten

Deze post omvat alle apparaatskosten, die niet gedekt worden uit de overige producten te weten huisvestingsprojecten, adviezen, services en beleid maar die gedekt dienen te worden uit 1-opslag Gebruiksvergoeding. De apparaatskosten zijn de kosten voor intern en extern personeel plus de materiële kosten, zoals eigen huisvestingskosten en ICT-projecten. De correctie technisch advies heeft betrekking op de uitgevoerde advies werkzaamheden die direct ten laste van de projecten komen.

Specificatie apparaatskosten
(Bedragen in € 1 000) Realisatie 2008 Realisatie 2009 Begroting 2009
Totaal (bruto) kosten Personeel 102 989 109 741 92 686
Totaal (bruto) kosten Materieel 32 479 36 428 37 323
Totaal personele en materiële kosten 135 468 146 169 130 009
Correctie Technisch Advies 7 261 4 134 11 673
Apparaatskosten (bruto) 128 207 142 035 118 336
       
Totaal toegerekend aan overige producten 55 420 63 619 48 933
Totaal apparaatskosten (= netto) 72 787 78 416 69 403

Bij de 1e suppletore begroting zijn de netto apparaatskosten met € 9,0 mln verhoogd.

De hogere realisatie op personeelskosten betreft met name hogere inzet van externen ten behoeve van de uitvoering van het programma Brandveiligheid alsmede tijdelijk hogere inzet van personeel benodigd voor organisatieontwikkeling c.q. de implementatie van het Ondernemingsplan 2008–2012. De correctie technisch advies is lager dan begroot, hetgeen in lijn is met de ingezette organisatieontwikkeling om deze activiteiten aan de markt uit te besteden.

De hogere inzet Brandveiligheid leidt ook tot een hoger dan begrote toerekening van de overige producten, in dit geval de huisvestingsprojecten.

         
Gemiddelde loonkosten ambtelijk personeel 2005 2006 2007 2008 2009
Loonkosten per fte (in €) 61 621 61 087 63 327 66 402 70 528
Gemiddelde bezetting (in fte’s) 928 953 1 011 993 966

In voorgaande tabel zijn de gemiddelde loonkosten en bezetting ambtelijk personeel over de afgelopen 5 jaren opgenomen. Onder de loonkosten ambtelijk personeel vallen de salarissen, inclusief aanspraken vakantiegeld en eindejaarsuitkering en incidentele beloningen.

De stijging van de salariskosten is onder meer een gevolg van de doorwerking van de CAO-afspraken. De gemiddelde bezetting was in 2009 966 fte en is ten opzichte van 2008 met 27 fte gedaald. De werkelijke bezetting per 31 december 2009 was 965 fte (ten opzichte van 969 per 31 december 2008).

De gemiddelde bezetting in 2009 is gedaald ten opzichte van 2008.

Huren vanuit de markt

Het betreft hier de huren die de Rgd aan de markt betaalt. Bij de 1e suppletore begroting is het bedrag verhoogd met € 11,2 mln.

Rentelasten

Onder deze post worden de rentekosten van de rentedragende leningen en (eventuele) debetrente van de rekening courant RHB verantwoord. De gerealiseerde rentelasten zijn € 31,2 mln lager dan begroot.

Door de omzetting van de leningen van een annuïtair model naar een lineair model en vervroegde aflossing als gevolg van bijvoorbeeld afstoten of vroegtijdige beëindiging van contracten zijn de rentelasten lager dan begroot.

Afschrijvingen

De afschrijvingskosten gebouwen, inclusief inbouwpakketten betreffen met name de reguliere afschrijvingen.

Dagelijks beheer

Deze post omvat met name het dagelijks – en het planmatig onderhoud. De kosten van dagelijks onderhoud hebben betrekking op regelmatig terugkerende vaste werkzaamheden (contractbeheer en wettelijke verplichte keuringen) en storingsonderhoud. Deze activiteiten worden uitgevoerd voor zowel objecten binnen het huur-verhuurstelsel als voor objecten buiten het huur-verhuurstelsel. De gestegen kosten voor dagelijks onderhoud hebben met name betrekking op het preventief dagelijks onderhoud. Onder andere kosten met betrekking tot de energielabels (EPBD), het programma veilig werken op hoogte en legionella veroorzaken de stijging. De uiteindelijke uitvoering van planmatig onderhoud is lager dan oorspronkelijk begroot. De overige posten worden via de WWI-begroting gefinancierd. Hiervoor is bij de 1e suppletore begroting het budget met € 4,2 mln verlaagd. Per saldo zijn de totale kosten dagelijks beheer vrijwel gelijk aan de begroting.

Mutaties voorzieningen

Deze post bestaat enerzijds uit dotaties aan de voorzieningen (ad € 50,9 mln) en anderzijds uit vrijval van voorzieningen (ad € 7,6 mln). Bij de toelichting op de balans zijn de betreffende voorzieningen gespecificeerd.

Belastingen

Het betreft hier het eigenaarsdeel van de onroerend zaakbelasting (OZB) over de verhuurde voorraad onroerend goed. De OZB is afgedragen aan Domeinen.

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor ministeries, investeringen voor klanten buiten het huur-verhuurstelsel en het energiebesparingsprogramma rijkshuisvesting. De beide laatstgenoemde posten zijn inputgefinancierd.

Kleine projecten voor ministeries betreffen de integrale kosten van de door de Rgd uitgevoerde kleine, à fonds perdu gefinancierde, projecten voor ministeries alsmede à fonds perdu bijdragen aan investeringsprojecten. Het betreft hier (ver)bouwactiviteiten van relatief geringe financiële omvang. Bij de 1e suppletore begroting is het begrotingsbedrag met € 6,9 mln verhoogd. Met name door de hogere realisatie van de kleine projecten (€ 106,3 mln) is het totaalbedrag € 144,5 mln.

Overige producten

Services

De post services betreft de integrale kosten (inclusief apparaatskosten) voor werkzaamheden, die volgens de RTB tot de taak van de afnemer worden gerekend (RTB-serviceverlening), maar op verzoek van de afnemers door de Rgd worden verricht en overige services. Hieronder valt ook het facilitymanagement.

De service projecten komen pas in het uitvoeringsjaar in beeld en de totale omvang fluctueert jaarlijks.

Adviezen

De Rgd levert op verzoek van de gebruikers niet-projectgebonden adviezen. De kosten betreffen zowel de interne als externe kosten.

De hogere realisatie is gevolg van het uitvoeren van meer adviesaanvragen voor de diverse ministeries. De adviesvraag van klanten aan de Rgd fluctueert over de jaren heen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn opgenomen de door het moederdepartement gefinancierde kosten voor beleidsondersteuning. Bij de 1e suppletore begroting is het begrotingsbedrag met € 3,8 mln verlaagd.

PPS Lasten

De PPS lasten omvatten de totale vergoeding, die Rgd uit hoofde van het DBFMO-contract verschuldigd is aan het consortium, minus de aflossingscomponent van de langlopende schuld. In de resultatenrekening zijn de kostencomponenten «onderhoud en dienstverlening»en «rente» opgenomen. Aangezien deze PPS-lasten gelijk zijn aan de PPS-baten heeft deze transacties per saldo geen resultaatconsequenties.

Overige Lasten

De overige lasten ad € 49,3 mln hebben betrekking op:

– lasten voorgaande boekjaren € 1,9 mln,

– resultaat op investeringsprojecten € 8,0 mln,

– de post overige lasten Rijksgebouwendienst ad € 9,1 mln (betreft onder meer kosten ondernemingsplan € 1,2 mln, afdracht DGOBR € 1,0 mln, bouwkundig tekenwerk € 0,5 mln, huurrestitutie € 6,0 mln,

– apparaatskosten van brandveiligheid ad € 14,4 mln,

– de afdracht van het inflatieresultaat ad € 9,9 mln aan het Ministerie van Financiën,

– bijzondere waardecorrecties € 6,0 mln.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2009(Bedragen in € 1 000)
  – 1 – 2 (3)=(2)-(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Realisatie Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2009 213 852 377 051 163 199
       
2. Totaal operationele kasstroom 272 736 390 920 118 184
       
3a.-/- Totaal investeringen – 500 000 – 722 200 – 222 200
3b+/+ Totaal boekwaarde desinvesteringen 35 000 22 802 – 12 198
3. Totaal investeringskasstroom – 465 000 – 699 398 – 234 398
       
4a.-/- Eenmalige uitkering aan moederdepartement 0 0 0
4b+/+ Eenmalige storting door moederdepartement 0 71 854 71 854
4c.-/- Aflossingen op leningen – 307 099 – 304 834 2 265
4d+/+ Beroep op leenfaciliteit 500 000 734 901 234 901
4. Totaal financieringskasstroom 192 901 501 921 237 166
       
5. Rekening courant RHB 31 december 2009 214 489 570 494 284 151

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en ontvangsten toegelicht. In dit model vormen de posten 3a, 4a en 4c de kapitaaluitgaven, terwijl de posten 3b, 4b en 4d de kapitaalontvangsten vormen.

Operationele kasstroom

Bij het bepalen van de operationele kasstroom is uitgegaan van het saldo van baten en lasten, dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingen en de mutaties in de balansposten egalisatie, voorzieningen en kortlopende activa en passiva en langlopende activa en passiva, voor zover dit niet betreft de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom bestaat uit het saldo van investeringen en (boekwaarde van de) desinvesteringen.

Per 31 december 2009 is in de volgende vaste activa geïnvesteerd:

Onderhanden werk (investeringen) € 512,1 mln

Aankopen € 203,0 mln

BTW afkoop € 7,1 mln

Inventaris en overige bedrijfsmiddelen € 0 mln

Het verschil tussen de realisatie investeringen en de oorspronkelijk vastgestelde begroting is met name veroorzaakt door de aankopen in december 2009 van een aantal rechtbanken (€ 203 mln).

De desinvesteringen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Grond en gebouwen € 22,8 mln

Inventaris en overige bedrijfsmiddelen € 0 mln

Het verschil tussen de realisatie desinvesteringen en de oorspronkelijk vastgestelde begroting komt door de lagere – dan begrote – afstootresultaten, die niet door de Rijksgebouwendienst te beïnvloeden zijn.

Financieringskasstroom

Door de vrijval van de voorziening leegstand van € 71,9 mln vindt een mutatie in het eigen vermogen plaats, die aangemerkt wordt als eenmalige storting door het moederdepartement.

De aflossingen op leningen bestaan uit de aflossing op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën (€ 304,8 mln).

Alleen voor de investeringen in huisvestingsprojecten en voor de terugbetaling van de voorfinancieringen wordt een beroep op de leenfaciliteit gedaan. De samenstelling van het «Beroep op leenfaciliteit» is als volgt:

Beroep op de leenfaciliteit(Bedragen in € 1 000 000)
Beroep leenfaciliteit 1e tot en met 3e kwartaal 2009     385,3
Beroep leenfaciliteit 4e kwartaal 2008   +/+ 126,8
Beroep leenfaciliteit conform Financiën     512,1
Beroep leenfaciliteit 4e kwartaal 2009 minus 4e kwartaal 2008 +/+ -/- 222,8
Beroep leenfaciliteit 2009 conform Rgd     734,9

Het verschil tussen de realisatie van het beroep op de leenfaciliteit en de oorspronkelijk vastgestelde begroting is met name veroorzaakt door de aankopen in december 2009 van een aantal rechtbanken (€ 203 mln).

D. BIJLAGEN

Bijlage 1: Toezichtrelaties en ZBO’s/RWT’s

Hieronder volgt een overzicht van de ZBO’s en RWT’s die onder de verantwoordelijkheid van de minister voor WWI vallen per 31 december 2009. Hierbij wordt tevens aangegeven aan welke beleidsdoelstellingen van WWI deze organisaties een bijdrage hebben geleverd.

             
Naam organisatie RWT ZBO Wettelijke Taak Begrotingsartikel(en) Raming (x € 1 000) Realisatie (x € 1 000) URL
Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting x x Het houden van financieel toezicht op corporaties en de sector als geheel. Daarnaast verstrekking van sanerings- en projectsteun in het belang van de volkshuisvesting. Artikel 1Stimuleren krachtige steden, vitale wijken en vol- doende woningbouw N.v.t. N.v.t. www.cfv.nl
               
Huurcommissies   x Het doen van uit- spraken in geschil- len ten aanzien van aanvangshuur, huurstijgingen en servicekosten. Tevens huurprijstoetsing in het kader van een huursubsidieaanvraag. Artikel 3Garanderen van keuzemogelijk heden en betaalbaarheid op de woningmarkt De kosten van het ZBO maken integraal deel uit van het secretariaat HC. N.v.t. www.vrom.nl

Bijlage 2: Extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid

Bedragen x € 1 000
        2007 2008 2009 Toelichting
Gebundelde geldstromen t.b.v. de convenantafspraken 2005 t/m 2009 (GSB III) met de G31
               
TOTAAL BREDE DOELUITKERINGEN GSB (BDU ECONOMIE + BDU SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEID + BDU FYSIEK) 1 069 016 1 137 989 1 199 115 De derde convenantsperiode Grotestedenbeleid beslaat de periode 2005 t/m 2009. De meeste deelbudgetten die opgenomen zijn in de brede doeluitkeringen, kennen een langere looptijd. Het betreft veelal structureel geld.
I BDU ECONOMIE   totaal BDU G31 30 736 30 736 30 760  
EZ art. 3 Stadseconomie totaal beleidsterrein 30 736 30 736 30 760  
      G31 30 736 30 736 30 760  
               
II BDU SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEID totaal BDU G31 854 282 853 835 901 951 Incl. de bijdragen «Gezond in de stad» en «Voortijdig schoolverlaten» voor Sittard-Geleen (deze staan op de begroting van WWI)*
               
VWS art. 44 Maatschappelijke opvang/Verslavingsbeleid/Openbare geestelijke gezondheidszorg en Vrouwenopvang/Huiselijk Geweld/Tienermoeders totaal beleidsterrein 300 344 348 349 401 307 De budgetverdeling wordt jaarlijks geactualiseerd op basis van een vaste verdeelsleutel. Het bedrag van de G31 voor 2008 en 2009 is inclusief € 15 miljoen voor de G4 (verdeelsleutel MO).
      G31 265 825 293 589 338 317 Het bedrag voor de vrouwenopvang is miv 2008 verhoogd met € 3,1 miljoen. Budget komt van de regeling stimulering Advies- en steunpunten huiselijk geweld (ASHG); deze regeling liep t/m 2007. Vanaf 2008 zijn de middelen toegevoegd aan de BDU SIV resp.de su VO. Tevens is er vanaf 2008 een extra impuls voor VO/HG ca. beschikbaar gekomen.
               
VWS art. 41 Gezond in de stad totaal beleidsterrein 5 000 5 000 5 000  
      G31 5 000 5 000 5 000 2005–2009 is het inlopen van de gezondheidsachterstanden bij mensen met een lage opleiding en een laag inkomen. De prestatieafspraken zijn met name gericht op het bestrij- ding van overgewicht bij jeugd.* Naast dit bedrag staat jaarlijks € 22 740 op de begroting van WWI (art. 1) voor Sittard-Geleen
OCW art. 4.3 Voortijdig schoolverlaten totaal beleidsterrein 21 780 21 780 21 780  
      G31 21 780 21 780 21 780 * Naast dit bedrag staat jaarlijks € 377 000 op de begroting van WWI (art. 1) voor Sittard-Geleen.
OCW art. 1.1 Onderwijsachterstandenbeleid totaal beleidsterrein 180 497 194 579 248 965 De middelen voor Onderwijsachterstanden-
      G31 131 734 172 922 174 533 beleid zijn vanaf 1 augustus 2006 opgenomen in de BDU SIV. In 2007, 2008 en 2009 zijn telkens extra middelen beschikbaar gekomen voor verdere vergroting van het doelbereik en verbetering van de kwaliteit en de toegankelijkheid.
               
OCW art. 4.2 Volwasseneneducatie (WEB) totaal beleidsterrein 245 083 195 743 202 042 De middelen Volwasseneneducatie zijn per
      G31 74 142 76 668 77 653 1 januari 2007 uit het WEB-budget gehaald en in de BDU SIV opgenomen.
               
BZK art. 4.2 Veiligheid (Van Montfrans totaal beleidsterrein 32 242 31 990 31 990 De middelen Veiligheid, Sociale Integratie en
    gelden) G31 32 242 31 990 31 990 Leefbaarheid zijn per 2007 gesplitst in middelen voor veiligheid (Van Montfransgelden) op begroting BZK en middelen voor Veiligheid, Sociale Integratie en Leefbaarheid op begroting WWI.
               
WWI art. 1 Veiligheid, Sociale integratie totaal beleidsterrein 85 628 47 269 50 610 zie toelichting bij Veiligheid (Van Montfrans
    en Leefbaarheid G31 85 628 47 269 50 610 gelden)
               
WWI art. 1 Sociale herovering totaal beleidsterrein 14 300 50 0 Het betreft een impuls voor 12 van de G31 in
      G31 14 300 50 0 2007 en in 2008 een bijdrage aan een landelijke conferentie
               
WWI art. 1 Aanval op de uitval II totaal beleidsterrein 0 150 0 Het betreft een bijdrage aan de uitvoering van
      G31 0 150 0 een tweejarig programma in de G31 gericht op het opleiden en coachen van gemeenten in de complexiteit van de stedelijke regie
               
WWI art. 4 Inburgering totaal beleidsterrein 362 308 376 323 317 795  
      G31 217 061 193 977 193 748 Vanaf 2007 zijn deze bedragen niet meer meegenomen in de bijdrageconstructie op artikel 1 (WWI), maar staan deze bedragen op artikel 4 (WWI).
               
WWI art. 4 Aanvullende middelen inbur totaal beleidsterrein 0 0 0 De in 2006 via de Justitie-begroting beschik-
    gering allochtone vrouwen G31 0 0 0 baar gestelde middelen (45 mln), voor de G31 opgenomen in de BDU SIV, vallen inmiddels onder WWI.
JUS art. 14 Voorkomen criminele loopbaan totaal beleidsterrein 4 500 5 400 5 400 Deze middelen zijn bestemd voor de G4 (met
    allochtone jongeren G31 4 500 5 400 5 400 name gericht op terugdringen van de oververtegenwoordiging van Marokkaanse jongeren in de criminaliteitscijfers)
               
VWS art. 35 Programma meedoen alloch- totaal beleidsterrein 2 070 5 040 2 520 Deze middelen zijn bestemd voor de 11
    tone jeugd door sport G31 2 070 5 040 2 520 gemeenten die deelnemen aan het programma.
III BDU FYSIEK totaal BDU G31 183 998 253 418 266 404 Het ISV kent een uitfinanciering in 2010
WWI art. 1 Investeringsbudget stedelijke totaal beleidsterrein 256 735 354 504 368 156 ISV II betreft het gehele budget, incl. Groen en
    vernieuwing (ISV II) G31 183 998 253 418 266 404 Cultuur, zoals in de WWI-administratie is opgenomen plus begroting/verantwoording.
               
LNV art. 24.13 Grootschalig Groen totaal beleidsterrein 0 0 0 Het betreft hier voor de G31 een bijdrage van
      G31 0 0 0 LNV aan WWI ten behoeve van ISV II. De middelen van LNV zijn overgeboekt naar de WWI-begroting.
               
OCW art. 14 Cultuurimpuls totaal beleidsterrein 0 0 0 Het betreft hier voor de G31 een bijdrage van
      G31 0 0 0 OCW aan WWI ten behoeve van ISV II. De middelen van OCW zijn overgeboekt naar de WWI-begroting.
Naar boven