32 360 Financieel jaarverslag van het Rijk 2009

31 597 Werkprogramma 2009–2011 van de commissie voor de Rijksuitgaven

Nr. 10 BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE RIJKSUITGAVEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2010

Aanleiding voor dit advies

Het Presidium heeft, op voorstel van de commissie voor de Rijksuitgaven, op 8 april 2009 besloten dat de Kamer tot decharge van de jaarverslagen overgaat na advies van genoemde commissie. De commissie voor de Rijksuitgaven brengt dit jaar een beknopt advies uit over de dechargeverlening voor het gevoerde financieel beheer door de ministers in het jaar 2009. Dit mede gezien de afwijkende behandeling dit jaar. De Kamer heeft namelijk besloten om de jaarverslagen en de slotwetten 2009 te betrekken bij de begrotingsbehandeling 20111.

Betekenis dechargeverlening

Omdat de expliciete aandacht van de Tweede Kamer voor dechargeverlening een relatief nieuw fenomeen is, begint de commissie voor de Rijksuitgaven deze brief met een korte uitleg over de betekenis van dechargeverlening.

Het sluitstuk van de begrotingscyclus is de goedkeuring van slotwetten en de departementale en niet-departementale jaarverslagen, alsmede het door de Algemene Rekenkamer onderzochte Financieel jaarverslag van het Rijk door de Tweede Kamer (conform de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001) met hieraan gekoppeld de dechargeverlening voor het gevoerde financieel beheer aan de desbetreffende ministers. In de Comptabiliteitswet is geregeld dat dechargeverlening betrekking heeft op het financieel beheer van de minister, in het bijzonder op onrechtmatigheden, tekortkomingen in de administratieve organisatie (inclusief interne controle), tekortkomingen bij de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik bij de uitvoering van wettelijke regelingen, alsmede tekortkomingen in de (interne) departementale accountantscontrole. Kamerleden kunnen voor hun oordeel over het gevoerde financieel beheer grotendeels steunen op de rapporten bij het jaarverslag van de Algemene Rekenkamer. Daarbij kunnen leden hun eigen weging maken aangaande de aard en ernst van de tekortkomingen die de Algemene Rekenkamer signaleert en de reacties van de bewindspersonen hierop. Aangezien dechargeverlening uiteindelijk een besluit is van de Kamer en niet van commissies, ligt het in de rede om eventuele cruciale aandachtpunten rond decharge (ook) kenbaar te maken in de plenaire vergadering. Hiermee kan de Kamer in het kader van haar controlerende rol meer gewicht geven aan (oplossing van) ernstige onvolkomenheden die niet direct tot een formeel bezwaar van de Algemene Rekenkamer leiden, maar die de Kamer wel van cruciaal belang acht.

Leden hebben de mogelijkheid om door middel van een motie de dechargeverlening ter discussie stellen. Als er geen bezwaren zijn tegen decharge en er – al dan niet na toezeggingen in het debat – geen behoefte bestaat kanttekeningen te plaatsen, is een motie overbodig. Indien er in voorkomende gevallen toch een uitspraak van de Kamer wenselijk geacht wordt, zijn er in beginsel drie typen moties denkbaar, met verschillende uitkomsten voor het proces van dechargeverlening.

  • 1. Motie voor dechargeverlening maar met kanttekeningen en bepaalde kwalificaties.

  • 2. Motie voor opschorten dechargeverlening totdat is voldaan aan bepaalde eisen.

  • 3. Motie tot onthouden dechargeverlening.

Het eerste type motie houdt in dat decharge feitelijk wordt verleend, maar met kanttekeningen en/of aanvullende eisen. De Kamer kan in de motie bepaalde kwalificaties geven over het gevoerde financieel beheer en/of verbeteringen eisen, maar zonder dit te koppelen aan het formeel verlenen van decharge.

Het tweede type motie houdt in dat decharge (nog) niet wordt verleend, zolang niet voldaan is aan eisen die de Kamer in de motie heeft gesteld.

Het derde type motie houdt in dat decharge wordt onthouden. In de (buitenlandse) praktijk wordt dit gezien als een zwaar middel en kan worden opgevat als een motie van wantrouwen.

Positief advies over 2009

De commissie voor de Rijksuitgaven heeft geen signalen ontvangen dat bij de behandeling van de jaarverslagen 2009 de dechargeverlening van enig jaarverslag ten principale ter discussie is gesteld, in die zin dat de dechargeverlening zou moeten worden opgeschort, dan wel dat het verlenen van decharge zou moeten worden onthouden. Om die reden komt de commissie voor de Rijksuitgaven tot het oordeel dat, met inachtneming van de diverse toezeggingen van bewindspersonen aan de commissies ter verbetering van het financieel beheer, door de Kamer aan alle ministers decharge kan worden verleend.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Van Gerven

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen


XNoot
1

Handelingen 2009–2010, nr. 62, pag. 5466; datum vergadering 11-03-2010.

Naar boven