32 346
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Abu Dhabi, 8 mei 2007

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 27 februari 2009 en het nader rapport d.d. 30 oktober 2009, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 23 december 2008, no. 08.003705, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Arabische Emiraten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, met Protocol; Abu Dhabi, 8 mei 2007 (Trb. 2007, 107), met toelichtende nota.

Het verdrag bevat regels om dubbele belasting te vermijden en het ontgaan van belasting te voorkomen met betrekking tot belastingen naar het inkomen. De Raad onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij enkele kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 23 december 2008, no. 08.003705, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 27 februari 2009, nr. W06.08.0558/III, bied ik U hierbij aan.

1. Verdragennet Midden-Oosten

Het onderhavige verdrag maakt deel uit van het verdragennet in de regio Midden-Oosten. Recent heeft de Raad geadviseerd inzake de verdragen met Bahrein en Qatar.1 De Raad merkt op, dat ten aanzien van gelijkluidende verdragsbepalingen de toelichting op die bepalingen in de onderscheiden toelichtende nota’s niet steeds gelijkluidend is. Dit kan bij de uitleg van die verdragsbepalingen tot onduidelijkheid leiden.

De Raad adviseert de toelichting op gelijkluidende verdragsbepalingen ook gelijkluidend te doen zijn en de toelichtende nota aan te passen op de toelichting van de eerdere verdragen in de regio Midden-Oosten.

1. Ter zake van de opmerking over gelijkluidende verdragsbepalingen in verdragen met andere landen, dat de toelichting niet steeds gelijkluidend is, kan erop worden gewezen dat de bepalingen in een bepaald verdrag altijd dienen te worden gelezen in samenhang met de andere bepalingen van dat verdrag. Omdat een verdrag met een bepaald land nu eenmaal het eindresultaat is van de gevoerde onderhandelingen, zijn sommige bepalingen gelijkluidend aan die in andere verdragen, maar sommige andere niet. Vanwege de onderlinge samenhang kunnen gelijkluidende bepalingen een verschillende betekenis hebben. Dit houdt in dat die verschillen dan ook in de toelichting tot uitdrukking moeten komen. Derhalve is geen aanleiding gezien de toelichting op deze punten aan te passen.

2. Authentieke talen

Het verdrag is ondertekend in de Nederlandse, de Arabische en de Engelse taal, die gelijkelijk authentiek zijn. Verschillen in de authentieke talen roepen problemen op, die alleen ingeval de talen verschillend kunnen worden uitgelegd worden opgelost door één taal, in dit geval de Engelse taal, als doorslaggevend aan te merken. Tekstverschillen kunnen daardoor niet worden hersteld. De Raad wijst in dit kader op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel j, onder i en ii, 4, tweede lid, aanhef, 7, vierde lid (paragraph 2 resp. derde lid), 10, derde lid (komma tussen «Regering» en «een en ander») en 27, eerste lid, van het verdrag alsmede artikel XI, tweede lid, van het protocol.

De Raad adviseert in de toelichting hieraan aandacht te geven.

2. De Raad wijst voorts op de onwenselijkheid van verschillen tussen de taalversies die niet kunnen worden opgelost door één taalversie als doorslaggevend aan te merken. Gevolg gevend aan het advies van de Raad is in overleg met de Verenigde Arabische Emiraten de Nederlandse tekst van het verdrag op de aangegeven onderdelen gecorrigeerd.

3. Bijzondere regeling

In artikel I van het protocol is onder meer bepaald, dat de voordelen uit het verdrag niet van toepassing zijn op lichamen of andere personen die geheel of gedeeltelijk van belasting zijn vrijgesteld uit hoofde van een bijzondere regeling krachtens de wetten van een van de Verdragsluitende Staten.

Deze protocolbepaling is ontoereikend toegelicht. De Raad merkt op, dat een meer uitgebreide toelichting noodzakelijk is aangezien de bepaling niet zonder meer duidelijk is. In het bijzonder dient deze bepaling te worden toegelicht in het licht van de term «bijzondere regeling» ten aanzien van pensioenfondsen, nu in de «woonplaatsbepaling» (artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van het verdrag) de vrijstelling van belasting onderdeel uitmaakt van de begripsomschrijving en de omstandigheid dat in de Verenigde Arabische Emiraten slechts van een beperkt aantal groepen belasting wordt geheven. Daarnaast dient te worden toegelicht wat overigens de reikwijdte is van de protocolbepaling, bijvoorbeeld ten aanzien van het regime voor beleggingsinstellingen en de deelnemingsvrijstelling.

Tevens dient het (verdrags)beleid te worden toegelicht met betrekking tot het derde lid van deze protocolbepaling. Voor de uitsluiting van verdragsvoordelen geldt de voorwaarde dat een bijzondere regeling als zodanig wordt aangewezen in onderlinge overeenstemming. Deze voorwaarde geeft aan de bevoegde autoriteiten een verstrekkende bevoegdheid om in onderling overleg bepaalde (groepen van) belastingplichtigen verdragsvoordelen te onthouden zonder dat daartegen beroep mogelijk is.

De Raad adviseert de toelichting op artikel I van het protocol ten aanzien van alle leden van deze bepaling aan te vullen.

3. De Raad adviseert onderdeel I van het Protocol nader toe te lichten in het licht van de term «bijzondere regeling» ten aanzien van pensioenfondsen. Gevolg gevend aan het advies van de Raad, is de toelichting op dit onderdeel aangevuld.

4. Dubbele woonplaats lichamen

In artikel 4, vierde lid, van het verdrag is een inspanningsverplichting voor de Verdragsluitende Staten opgenomen om bij een dubbele woonplaats van lichamen tot een oplossing te komen. Anders dan geregeld is in het Verdrag met de Verenigde Staten van Amerika1 – waarnaar de toelichtende nota verwijst – is niet bepaald welke gevolgen het niet bereiken van overeenstemming heeft.

De Raad adviseert in de toelichting hierop in te gaan.

4. Gevolg gevend aan het advies van de Raad over de dubbele woonplaats van lichamen, is de toelichting op dit onderdeel aangepast en aangevuld.

5. Zee- en luchtvervoer

a. In artikel VIII van het protocol is bepaald, dat het internationale luchtvaartverdrag tussen Nederland en de VAE, ondertekend in januari 1992, van kracht blijft, alsmede dat indien het verdrag voorziet in een gunstiger behandeling van de desbetreffende bestanddelen van het inkomen, het verdrag voor zover het gunstiger is, van toepassing is.

De Raad merkt op, dat de term «gunstiger» in deze protocolbepaling onduidelijk is, aangezien niet is aangegeven vanuit wiens standpunt dient te worden bepaald of een behandeling gunstiger is, door wie een en ander wordt bepaald, alsmede of deze bepaling voor iedere belastingplichtige afzonderlijk geldt omdat hetgeen voor de een gunstiger is voor een ander ongunstig kan zijn.

De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

b. In artikel 14, derde lid, van het verdrag is de regeling voor zeevarenden opgenomen, waarbij gesproken wordt van een dienstbetrekking uitgeoefend met betrekking tot een schip of luchtvaartuig. Deze bewoordingen van het verdrag wijken af van de bewoordingen van het Nederlandse standaardverdrag en het OESO-modelverdrag, die spreken van een dienstbetrekking «aan boord van een schip».1 Het verdrag lijkt daarmee ruimer te zijn dan de (standaard)verdragen. De bepaling is op dit punt niet toegelicht.

De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

5. Gevolg gevend aan het advies van de Raad, is in de toelichting bij artikel VIII van het protocol de term «gunstiger» nader toegelicht. Tevens is bij artikel 14 toegelicht waarom is afgeweken van de bewoordingen van het Nederlandse Standaardverdrag en het OESO-modelverdrag die spreken van een dienstbetrekking «aan boord van een schip».

6. Uitwisseling van inlichtingen

a. In artikel 25, eerste lid, laatste volzin, van het verdrag is ten aanzien van de uitwisseling van inlichtingen de zinsnede «overeenkomstig de bestaande wet- en regelgeving van de Verdragsluitende Staten» opgenomen. Deze zinsnede komt in het Nederlandse standaardverdrag en het OESO-modelverdrag niet voor en is zonder nadere toelichting niet begrijpelijk.

De Raad adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

b. In artikel XIV van het protocol wordt ten aanzien van de uitwisseling van inlichtingen gesproken van inlichtingen die relevant zijn voor het uitvoeren van inkomensgerelateerde voorschriften uit hoofde van de Nederlandse wetgeving. Het begrip «inkomensgerelateerde voorschriften» is ook in de toelichting niet nader omschreven noch zijn daarvan in de toelichting voorbeelden gegeven.

De Raad adviseert toelichting op dit punt aan te vullen.

6. Gevolg gevend aan het advies van de Raad is bij artikel 25 de zinsnede «overeenkomstig de bestaande wet- en regelgeving van de Verdragsluitende Staten» nader toegelicht. Hetzelfde is geschied ten aanzien van het begrip «inkomensgerelateerde voorschriften» in artikel XIV van het protocol

7. Tijdstip verdragsluiting

De Raad merkt op, dat het verdrag op 8 mei 2007 gesloten is. Het is eerst op 23 december 2008 aan de Raad ter advisering aangeboden.

De Raad adviseert in de toelichting in te gaan op dit tijdsverloop.

7. Terecht merkt de Raad van State op dat tussen het moment van het sluiten van het verdrag en het aanbieden voor advies ruim anderhalf jaar is verstreken. Dit tijdsverloop is te verklaren vanuit de omstandigheid dat het Nederland onderhandelingstechnisch opportuun leek om het starten van de goedkeuringsprocedure van het voorliggende verdrag met de Verenigde Arabische Emiraten afhankelijk te stellen van totstandkoming van het Verdrag ter bevordering en bescherming van investeringen tussen beide landen. Omdat na verloop van tijd is gebleken dat dit niet tot het gewenste resultaat zou leiden, is die koppeling alsnog losgelaten.

8. Toelichtende nota

De Raad stelt vast dat de toelichtende nota meer dan incidenteel niet in overeenstemming is met de tekst van het verdrag. Voor voorbeelden verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage met redactionele kanttekeningen. Dergelijke verschillen dienen vermeden te worden.

De Raad adviseert de toelichtende nota in overeenstemming te brengen met de tekst van het verdrag.

8. Gevolg gevend aan het advies van de Raad is de toelichtende nota op de een aantal plaatsen in overeenstemming gebracht met de tekst van het verdrag.

9. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

9. Aan de redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt de toelichting op enkele onderdelen aan te vullen of iets anders te formuleren.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Staatssecretaris van Financiën verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W06.08.0558/III met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Nu artikel III van het protocol bepaalt dat, indien voor bepaalde gevallen een oplossing is bereikt inzake niet in het verdrag omschreven uitdrukkingen of inzake kwalificatieverschillen, deze oplossing ook geldt in andere of soortgelijke gevallen, de toelichting op dit protocolartikel, zoals deze is opgenomen in de toelichting op artikel 3 van het verdrag, in overeenstemming brengen met de tekst van artikel III.

– In het kopje bij de artikelsgewijze toelichting op artikel 4 «Woonplaats» vervangen door «Inwoner» in overeenstemming met het kopje bij artikel 4 van het verdrag.

– In de laatste volzin van de eerste alinea van de toelichting op artikel 8 de terminologie «een incidenteel karakter hebben» in overeenstemming brengen met de Nederlandse vertaling («voortvloeit uit») van het Engelse «incidental to» in artikel 8, derde lid, onderdeel a, onder ii, van het verdrag. Daarnaast in die volzin in de plaats van «voordelen» de terminologie «interest» gebruiken in overeenstemming met de tekst van het verdrag.

– In de artikelsgewijze toelichting op artikel 12 de verwijzing naar paragraaf 4.3.2.3 van de Notitie Uitgangspunten vervangen door een verwijzing naar paragraaf 4.3.2.4.1 van die notitie.

– In de eerste volzin van de toelichting op artikel 13 de terminologie «voormalige inwoners van een staat» vervangen door «voormalige inwoners van Nederland» en de terminologie «naar de andere staat in eerstbedoelde staat» vervangen door «naar de Verenigde Arabische Emiraten, in Nederland», in overeenstemming met artikel XI, tweede lid, van het protocol.

– In de tweede volzin van de toelichting op artikel 13 wordt gesproken over «worden belast». Het gaat echter over de invordering van de in het verleden opgelegde conserverende aanslag. Deze volzin hiermee in overeenstemming brengen.

– In de artikelsgewijze toelichting op artikel 14 de terminologie die wordt gehanteerd met betrekking tot het uitoefenen van een dienstbetrekking (namelijk «aan boord van een schip») in overeenstemming brengen met de terminologie die wordt gehanteerd in het verdrag («met betrekking tot een schip»).


XNoot
1

Kamerstukken I/II 2007/08, 31 591, A en nr. 1, respectievelijk Kamerstukken I/II 2008/09, 31 764, A en nr. 1.

XNoot
1

Artikel 4, vierde lid, tweede volzin, van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (Trb.1993, 77 en 158).

XNoot
1

Artikel 15, derde lid, van die standaardverdragen.

Naar boven