32 343 Wijziging van de Mijnbouwwet in verband met implementatie van richtlijn nr. 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PbEG L 140) en van Ospar Decision 2007/2 on the storage of carbon dioxide streams in geological formations

Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID PAULUS JANSEN

Ontvangen 19 januari 2011

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onder K, tweede punt, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van het in te voegen lid door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. indien naar het oordeel van Onze Minister geen geschikte mogelijkheden bestaan voor een nuttige toepassing van de betrokken CO2.

II

Artikel I, onder P, artikel 31b, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «en» aan het slot van onderdeel m vervalt.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door «, en» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • o. gegevens waaruit blijkt dat geen geschikte mogelijkheden bestaan voor een nuttige toepassing van de betrokken CO2.

Toelichting

Het overheidsbeleid voor de afvalsector is gebaseerd op de Ladder van Lansink, die als uitgangspunt heeft dat reststromen zo hoogwaardig mogelijk benut dienen te worden.

In lijn met dit principe regelt het amendement dat een vergunning voor ondergrondse opslag van CO2 uitsluitend gegeven kan worden indien is onderbouwd dat er geen geschikte mogelijkheden zijn voor nuttig gebruik.

Paulus Jansen

Naar boven