Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 26, zesde lid, vervalt de tweede volzin.
B
In artikel I, onderdeel P, voorgestelde artikel 31d wordt aan het tweede lid een volzin toegevoegd luidende:
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing indien het een besluit betreft inzake wijziging van
een besluit omtrent een vergunning als bedoeld in het eerste lid.
C
Het in artikel I, onderdeel P, voorgestelde artikel 31g, eerste lid, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:
D
Na artikel I, onderdeel S, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
Sa
Aan artikel 49, eerste lid, wordt na onderdeel f, onder vervanging van de punt in een puntkomma, een nieuw onderdeel toegevoegd,
luidende:
g. de stoffen die samen met CO2, worden getransporteerd en opgeslagen.
E
Na artikel I wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL Ia
In artikel 1, onder 2°, van de Wet op de economische delicten wordt de zinsnede met betrekking tot de Mijnbouwwet als volgt
gewijzigd:
1. «artikel 29, eerste lid» wordt vervangen door: artikel 29, eerste en derde lid,.
2. Na artikel 29, eerste en derde lid, wordt ingevoegd: 31d, eerste lid, 31i,.
F
In artikel II, derde lid, wordt «artikel 31c» vervangen door: artikel 31b.
TOELICHTING
ARTIKEL I
Onderdeel A
Met de tweede volzin van het voorgestelde artikel 26, zesde lid, wordt beoogd overweging 20 van de richtlijn te implementeren.
Die overweging strekt ertoe zogenoemd Enhanced Hydrocarbons Recovery (EHR) – het injecteren van CO2 uitsluitend om de winning van koolwaterstof te verbeteren – buiten de werkingssfeer van de richtlijn te houden. Inmiddels
is vastgesteld is dat door het opnemen van deze uitzondering in artikel 26, zesde lid, inbreuk wordt gemaakt op de regel dat
voor een voorkomen niet tegelijkertijd een winningsvergunning en een vergunning voor permanent opslaan van CO2 mogen gelden. Deze uitzondering strekt ertoe tot uitdrukking te brengen dat er geen sprake is van permanent opslaan van CO2 als CO2 louter wordt gebruikt voor EHR-doel. Gelet op de bijzondere positie van EHR en de systematiek van de mijnbouwregelgeving
wordt voorgesteld om de tweede volzin te schrappen en zal opslag van CO2 voor EHR worden opgenomen in de reeks van uitzonderingen op het verbod om zonder vergunning stoffen op te slaan, neergelegd
in artikel 28 van het Mijnbouwbesluit.
Onderdeel B
Uit de redactie van het voorgestelde artikel 31d zou kunnen worden afgeleid dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb) per definitie ook van toepassing dient te zijn op elk besluit omtrent wijziging van een vergunning voor permanent opslaan
van CO2, terwijl in artikel 34, tweede lid, derde volzin, van de Mijnbouwwet toepassing van afdeling 3.4 Awb op wijzigingsbesluiten
is uitgesloten. Om elke twijfel over de interpretatie van artikel 31d weg te nemen, wordt voorgesteld aan het tweede lid van
artikel 31d een bepaling toe te voegen met een overeenkomstige strekking als die van de hiervoor genoemde derde volzin. Denkbaar
is dat een aanvraag om een besluit tot wijziging van een vergunning verstrekkende nadelige gevolgen voor de omgeving kan hebben.
De Minister van Economische Zaken kan in zo’n geval op grond van artikel 3:10, eerste lid, van de Awb afdeling 3.4 van die
wet van toepassing verklaren op een dergelijk besluit.
Onderdeel C
Deze wijziging betreft een redactionele verbetering.
Onderdeel D
Gebleken is dat de Mijnbouwwet een grondslag ontbeert voor implementatie van een onderdeel van artikel 12 van de richtlijn
waar inhoudelijk eisen worden gesteld aan de concentratie van alle incidentele en toegevoegde stoffen aan een CO2-stroom en ook om te waarborgen dat geen afval of ander materiaal aan de CO2-stroom worden toegevoegd met het doel zich van dat afval of ander materiaal te ontdoen. Zoals bekend kent de Mijnbouwwet
wel een wettelijk basis voor het stellen van technische eisen aan pijpleidingen. Het voorgestelde nieuwe onderdeel g van artikel
49, eerste lid, biedt dan ook de mogelijkheid om bij het Mijnbouwbesluit eisen te stellen aan de samenstelling van de CO2-stroom.
Onderdeel E
De strekking van de voorgestelde artikelen 29, derde lid, 31d en 31i komt overeen met die van de artikelen 29, eerste lid,
39 respectievelijk 44 van de Mijnbouwwet (wat betreft mijnbouwinstallaties op zee) en 39 e.v. van het Mijnbouwbesluit (wat
betreft mijnbouwwerken op land). De genoemde artikelen van de Mijnbouwwet en van het Mijnbouwbesluit zijn onder de werking
van de Wet op de economische delicten gebracht. Het ligt dan ook voor de hand om overtreding van de artikelen 29, derde lid,
31d en 31 eveneens onder de reikwijdte van de Wet op de economische delicten te brengen.
Onderdeel F
Het gaat hier om het rechtzetten van een verschrijving.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven