32 336 Dierproeven

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2012

Met deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van de EU-richtlijn 2010/63/EU, betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, en de stand van zaken met betrekking tot het monitoren van dierproeven en alternatieven.

Implementatie EU-richtlijn 2010/63/EU: Wijziging Wet op de dierproeven

In mijn brief van 13 april jl. (Kamerstuk 32 336, nr. 5) betreffende het (V)AO Dierproeven heb ik u toegezegd het wetsvoorstel voor de zomer naar de ministerraad te sturen. Ik moet u helaas melden dat dit meer tijd vergt. De richtlijn is zeer gedetailleerd waardoor de vertaling in onze Nederlandse wetgeving meer tijd kost dan verwacht. Met name de punten waar de richtlijn ruimte biedt voor keuzes op nationaal niveau behoeven een zorgvuldige afweging en uitwerking. Ik hecht er daarbij zeer aan hier in nauwe samenspraak met relevante partijen invulling aan te geven. Inmiddels zijn de nog uit te werken onderdelen in samenspraak met het veld goed in kaart gebracht en ik verwacht dat het wetsvoorstel rond het einde van het kerstreces aan uw Kamer wordt aangeboden. Dit is later dan de implementatietermijn. De gevolgen van dit uitstel zullen waarschijnlijk beperkt zijn, omdat het beschermingsniveau van proefdieren onder de huidige wet vergelijkbaar is met het beschermingsniveau dat wordt bereikt met de wijziging van de wet, die voorziet in de implementatie van de richtlijn.

Stand van zaken monitoring

In mijn brief van 13 april jl. heb ik u met betrekking tot het thema «monitoring» medegedeeld dat het advies van de CCD, dat ik op 15 maart jl. mocht ontvangen, interessante ideeën bevatte. Deze ideeën verdienden nadere aandacht en onderzoek. Ik wilde met de commissie praten over de vraag of de genoemde mogelijkheden voldoende inzicht gaan geven in de ontwikkelingen op het gebied van dierproeven en alternatieven (3V’s) en in de effecten van het uitgevoerde beleid. Daarnaast ging het om de vraag of we de handreikingen uit het advies kunnen realiseren. Ik gaf aan u nader te zullen informeren wanneer er voldoende duidelijkheid was ontstaan over de waarde en de haalbaarheid van de implementatie van het advies. Die toezegging doe ik bij deze gestand.

Ik heb inmiddels met de commissie gesproken. Naar aanleiding van het overleg heb ik besloten over te gaan tot nadere concretisering van de suggesties die het CCD-advies bevatte. Het NKCA heeft deze opdracht op zich genomen. Uiteenlopende informatie wordt geïnventariseerd. Waar wenselijk en mogelijk worden verbanden gelegd met andere lopende initiatieven en trajecten, die relevant (kunnen) zijn in dit verband. Het doel is om aldus te komen tot een beschrijving van een systeem, dat het mogelijk maakt zowel op het terrein van dierproeven als op het gebied van alternatieven de ontwikkelingen systematisch te volgen en in kaart te brengen. Naar verwachting kan ik u begin 2013 nader informeren over de systeembeschrijving.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Naar boven