32 336 Dierproeven

Nr. 44 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2015

Op 19 september 2014 heb ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, een beleidsreactie gestuurd op het advies van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) «Gebruik van niet-humane primaten als proefdier – nut en noodzaak?».1 In dit advies heeft de KNAW geconcludeerd dat wetenschappelijk onderzoek met niet-humane primaten, mits goed beargumenteerd en getoetst, aanvaardbaar en vooralsnog onmisbaar is. Daarnaast heeft zij geoordeeld dat de huisvesting en leefomstandigheden van de niet-humane primaten in het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) in Rijswijk internationaal tot de beste behoren. De KNAW heeft verder een aantal zaken genoemd die verbeterd zouden kunnen worden en heeft hiervoor concrete aanbevelingen gedaan. Met deze brief wil ik u informeren over de activiteiten die op basis van deze aanbevelingen in gang zijn gezet om te komen tot een verdere vermindering, verfijning en vervanging (de drie V’s) van dierproeven met niet-humane primaten. Tevens wil ik u informeren over de methode van gecontroleerde vochtopname die wordt toegepast bij het hersenonderzoek op niet-humane primaten.

Aanbevelingen 1, 2 en 3

De KNAW beveelt aan om alle niet-humane primaten voor onderzoek in Nederland voortaan te betrekken van het BPRC. Hiervoor dienen, voor zover mogelijk, langetermijnafspraken worden gemaakt. Daarnaast dient het BPRC een centrale rol te vervullen bij de veterinaire verzorging en behandeling van niet-humane primaten.

Naar aanleiding van het advies van de KNAW ben ik in contact getreden met de onderzoeksinstellingen waar onderzoek met niet-humane primaten plaatsvindt: het Nederlands Herseninstituut (NIN), het Erasmus MC, de Radboud Universiteit Nijmegen (RUN) en het BPRC. De onderzoeksinstellingen zijn het met mij eens dat het BPRC de geprioriteerde leverancier moet zijn van niet-humane primaten voor onderzoek in Nederland. Zij zullen niet-humane primaten bij voorkeur betrekken van het BPRC. De onderzoeksinstellingen geven echter ook aan dat zich situaties kunnen voordoen waarin het BPRC op de gewenste termijn niet voldoende geschikte dieren beschikbaar heeft. Soms moet bijvoorbeeld snel onderzoek worden ingezet voor uitbraken van infectieziekten zoals SARS en Ebola. In dergelijke gevallen zullen de onderzoeksinstellingen de dieren betrekken van andere gekwalificeerde leveranciers.

De onderzoeksinstellingen staan positief tegenover het concept om het BPRC faciliterend te laten optreden bij het standaardiseren van medische handelingen bij de verzorging en behandeling van niet-humane primaten. Tussen het BPRC en Erasmus MC bestaat reeds een goede samenwerking op dit gebied. Ook bij het NIN en RUN zullen de gespecialiseerde dierenartsen van het BPRC een coördinerende rol krijgen bij de veterinaire zorg voor de niet-humane primaten. Hiervoor organiseert het BPRC onder meer trainingen, bijscholingen en stages om de soort-specifieke kennis bij medewerkers van de andere instellingen te actualiseren.

Aanbeveling 4

De KNAW ziet de mogelijkheid tot reductie van het aantal dierproeven op het BPRC door het faciliterende onderzoek voor derde partijen terug te brengen.

Hoewel ik een vermindering van het aantal dierproeven op niet-humane primaten zeer wenselijk zou vinden, heb ik deze aanbeveling niet overgenomen. Het onderzoek dat het BPRC uitvoert met niet-humane primaten richt zich op ziekten die een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Dat geldt ook voor het faciliterende onderzoek voor derde partijen. Er worden dus geen niet-humane primaten gebruikt voor commercieel onderzoek. Als het BPRC het onderzoek voor derden niet meer zou uitvoeren, dan zou het waarschijnlijk alsnog plaatsvinden, maar dan in het buitenland. Daar zijn de leefomstandigheden en verzorging van de dieren vaak slechter dan bij het BPRC. Ik vind het daarom verstandiger om de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven te stimuleren (aanbeveling 10).

Aanbeveling 5

Onderzoek heeft uitgewezen dat dierproeven met niet-humane primaten voor de markttoelating van bepaalde geneesmiddelen weinig toegevoegde waarde hebben.

Dit type onderzoek komt in Nederland nauwelijks voor. De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft naar aanleiding van deze aanbeveling een vervolgonderzoek laten uitvoeren. Dit vervolgonderzoek evalueert de wetenschappelijke waarde van onderzoek met niet-humane primaten bij de ontwikkeling van geneesmiddelen die gebaseerd zijn op kleine moleculen. De resultaten van dit onderzoek zullen binnenkort gepubliceerd worden. Daarnaast wordt er in een vierjarig onderzoek breed gekeken naar de voorspellende waarde van dierproeven in het complete spectrum van de ontwikkeling van geneesmiddelen. Deze onderzoeksprojecten beogen een verdere wetenschappelijke basis te geven voor beleidsvorming die moet leiden tot vermindering van het proefdieronderzoek. Zodra de onderzoeksresultaten beschikbaar zijn zullen de Staatssecretaris van Economische Zaken en ik deze in Europees verband onder de aandacht brengen.

Aanbevelingen 6 en 7

Onderzoek met niet-humane primaten dient beter te worden afgestemd tussen de onderzoeksinstellingen in Nederland. Op deze manier kan beter gebruik worden gemaakt van elkaars resultaten en expertise en overlap in onderzoek kan worden voorkomen.

De onderzoeksinstellingen onderschrijven het belang van onderlinge afstemming over het onderzoek en de uitwisseling van technische en wetenschappelijke expertise. Dit geldt zowel voor het hersenonderzoek bij het NIN en RUN als voor het onderzoek naar infectieziekten bij Erasmus MC en het BPRC. Er is grote bereidheid om elkaar te faciliteren en door middel van afstemming mogelijke duplicatie van dierproeven ook in de toekomst uit te sluiten. Ook de informatie-uitwisseling over de implementatie van drie V-alternatieven speelt daarbij een belangrijke rol. Om de onderlinge afstemming te continueren en te intensiveren hebben het NIN en de RUN gezamenlijk een plan opgesteld om jaarlijkse bijeenkomsten te organiseren voor onderzoekers, dierenartsen en proefdierdeskundigen. Doel van deze bijeenkomsten is het delen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen, het afstemmen van onderzoek, het uitwisselen van medische expertise en de implementatie van de drie V’s.

Aanbevelingen 8, 9 en 10

De KNAW beveelt aan om subsidieverlenende instanties meer te laten inzetten op een verbetering van de wetenschappelijke kwaliteit van onderzoek met niet-humane primaten. Het onderzoek met niet-humane primaten moet transparanter worden, ook voor het brede publiek. Tevens moet onderzoek naar alternatieven voor dierproeven met niet-humane primaten gestimuleerd worden.

De Staatssecretaris van Economische zaken heeft in het kader van het ZonMW-onderzoeksprogramma «Meer Kennis met Minder Dieren 2015–2017» € 0,1 miljoen extra beschikbaar gesteld specifiek voor niet-humane primaten. Dit bedrag wordt ingezet om bij het onderzoek met niet-humane primaten het gebruik van de methode «synthesis of evidence» en de publicatie van «negatieve» onderzoeksresultaten te bevorderen. De eerste projecten zijn reeds gehonoreerd.

In kader van een verbeterde openheid en transparantie als het gaat om dierproeven met niet-humane primaten heeft uw Kamer op 26 augustus jl. gedetailleerde informatie ontvangen over het BPRC.2 Een grote hoeveelheid aanvullende informatie is te vinden op de website van het BPRC.3 De andere onderzoeksinstellingen publiceren regelmatig proefdierkundige jaarverslagen en informeren via hun websites. Met de inwerkingtreding van de herziene Wet op de dierproeven op 18 december 2014 moet bij elke projectaanvraag van een dierproef een niet-technische samenvatting, bedoeld voor het brede publiek, worden gepubliceerd op de website van de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Daarnaast zal de CCD alle proeven met niet-humane apen na afloop van de proef retrospectief beoordelen op de uitvoering en de behaalde resultaten.

ZonMW heeft op 19 mei 2015 een internationaal symposium georganiseerd met wetenschappers, onderzoeksinstellingen en subsidieverlenende instanties. Dit symposium had als doel om de toepassing en ontwikkeling van de »drie V’s bij onderzoek met niet-humane primaten verder te stimuleren. Het verslag van dit symposium is te vinden op de website van ZonMW.4

Het ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven is van groot belang. Om dit proces te versnellen en aan te jagen ontvangt het BPRC van mijn ministerie jaarlijks € 1,2 miljoen voor onderzoek naar alternatieven voor dierproeven met niet-humane primaten. Voor dit onderzoek heeft het BPRC een aparte unit ingericht die alleen werkt aan de ontwikkeling van die alternatieven.

Gecontroleerde vochtopname

Uw Kamer heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken bij het AO dierenwelzijn van 9 september 2015 (Kamerstuk 28 286, nr. 847) verzocht om informatie te verstrekken over de methode van waterdeprivatie bij niet-humane primaten die wordt toegepast bij onderzoek naar de hersenen.

Hersenonderzoek is belangrijk om hersenziekten bij de mens beter te begrijpen en om nieuwe therapieën voor deze aandoeningen te ontwikkelen. De hersenen van niet-humane primaten lijken het meest op die van de mens en het is op dit moment niet mogelijk om dit onderzoek op een andere manier te verrichten. Het Nederlandse hersenonderzoek met niet-humane primaten is van hoge kwaliteit zoals blijkt uit wetenschappelijke beoordelingen, internationale subsidies en publicaties in vooraanstaande tijdschriften. In 2014 werd hersenonderzoek verricht op vijftien apen van het Nederlands Herseninstituut (NIN) en op acht apen bij de Radboud Universiteit Nijmegen (RUN).

Deze onderzoeksinstellingen geven aan dat de niet-humane primaten worden getraind om complexe gedragstaken uit te voeren waarbij hun hersenactiviteit wordt gemeten. Voor het uitvoeren van deze taken worden de dieren beloond met fruitsap. Om de motivatie om mee te werken aan het experiment te verhogen wordt de toegang tot water gecontroleerd. Daarbij wordt een strikt protocol gevolgd, zodat de dieren altijd over de fysiologisch noodzakelijke hoeveelheid vocht kunnen beschikken en er geen negatieve effecten zijn op de gezondheid. De NVWA ziet streng toe op de naleving van dit protocol.

De methode van gecontroleerde vochtopname is internationaal zeer gebruikelijk in het hersenonderzoek met niet-humane primaten. Het ongerief dat de dieren daarbij ondervinden wordt ingeschat als gering. Om redenen van zorgvuldigheid zal het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) zich desalniettemin buigen over de vraag of er nog ruimte is voor verbetering van de gebruikte methode of voor het gebruik van alternatieve methoden. Het NCad zal in dit kader «best practices» opstellen voor Nederland en deze «best practices» ook in Europees verband onder de aandacht brengen.

Mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 32 336, nr. 30

X Noot
2

Kamerstuk 32 336, nr. 41

X Noot
3

www.bprc.nl

X Noot
4

www.zonmw.nl

Naar boven