32 336 Dierproeven

Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2011

Bij brief van 22 december 2009 heeft mijn ambtsvoorganger de Centrale Commissie Dierproeven (CCD) advies gevraagd over het «in voorraad doden van dieren». Aanleiding hiervoor waren de vragen over deze problematiek gesteld door leden van de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de VWS begroting op 10 en 11 november 2009.

Aan de CCD is gevraagd een nadere analyse uit te voeren naar de gegevens zoals deze in «Zo doende» (het jaarverslag van de Voedsel- en Warenautoriteit inzake proefdieren) werden gepresenteerd, alsmede naar de oorzaken van de groei in het aantal in voorraad gedode dieren. Middels deze brief bied ik u het CCD advies aan1.

In dit advies worden verschillende oorzaken genoemd voor de groei van het aantal in voorraad gedode dieren. Het advies van de CCD inzake deze problematiek luidt dat de instellingen zelf het fokmanagement optimaliseren, bijvoorbeeld door het koppelen met behulp van databankprogramma’s van bestellers van proefdieren in het ene project aan fokoverschotten in een ander project. Deze instellingen zijn gestart met het optimaliseren van fokmanagement en één en ander wordt verder ontwikkeld. Mijn beïnvloedingsmogelijkheden inzake de bedrijfseconomische aspecten en het dierenwelzijn van een instelling die proefdieren fokt zijn beperkt. De Wet op de dierproeven dient nageleefd te worden en hierop wordt toezicht gehouden door de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit.

Inzake het verzoek van de CCD om een nadere studie te gelasten naar het landelijk centraliseren van de fok van genetisch gemodificeerde dieren merk ik op dat het gaat om transgene dieren (voornamelijk knaagdieren en vissen) die bij de academische instellingen gefokt worden. Vanuit deze academische instellingen komt dit verzoek. Ik zal de CCD opdracht geven om binnen drie maanden een bondig advies te formuleren of een centralisatie van deze fok wenselijk en mogelijk is en of dit leidt tot minder in voorraad gedode dieren.

Volgens de Wet op de dierproeven kan een taak van de dierexperimentencommissie (DEC) zijn het gevraagd en ongevraagd adviseren van de vergunninghouder.

De DEC heeft voldoende mogelijkheden om te adviseren over de fok en het fokmanagement en er kan in dit kader door de DEC met de vergunninghouder worden gesproken over foktechnische en fokmanagement aspecten en de afstemming van vraag en aanbod.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven