32 336 Dierproeven

Nr. 12 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2013

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 14 maart jl., ter voorbereiding op de Milieuraad van 21 maart, is toegezegd dat ik een vraag van de Partij voor de Dieren schriftelijk zou beantwoorden. Tijdens het AO werd gevraagd naar informatie over het effect van de REACH-verordening1 op het gebruik van proefdieren en in het bijzonder of de invoering van REACH tot een verlaging van het aantal testen heeft geleid. Via deze brief wil ik aan deze toezegging tegemoet komen.

De belangrijkste informatiebron inzake het gebruik van proefdieren in Nederland is het jaarlijkse verslag van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Op 18 december 2012 heeft u het meest recente verslag van de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport ontvangen (bijlage bij Kamerstuk 32 336, nr. 8). Dit verslag bevat gegevens die verkregen zijn uit de registratie die in het kader van artikel 15, Wet op de Dierproeven, wordt bijgehouden.

Uit de registratie valt niet op te maken of een test specifiek in het kader van REACH is verricht. Zo wordt ook onderzoek, dat door partijen wordt uitgevoerd om (mede) aan eisen van andere landen te voldoen (China, VS, Japan), onder dit item gerapporteerd. Andersom kunnen Nederlandse bedrijven ook elders testen laten uitvoeren in het kader van REACH, die niet in de Nederlandse registratie opgenomen zijn.

Er is wel reden te verwachten dat door de invoering van REACH het aantal proefdieren dat gebruikt wordt om de schadelijkheid van stoffen te bepalen op termijn zal dalen. Met de invoering van REACH is onder meer geregeld dat voor een stof een test slechts eenmaal mag worden uitgevoerd, onafhankelijk van het aantal partijen dat de stof op de markt brengt. Bovendien moeten testvoorstellen voor stoffen die in een hoog volume op de markt komen vooraf worden ingediend bij en goedgekeurd door het Europese Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA).

De invoering van REACH heeft geleid tot een verruiming van de mogelijkheden voor het gebruik van dierproefvrije alternatieven, zoals het gebruik van gegevens van analoge stoffen of modelmatig verkregen gegevens. Waar mogelijk hebben proefdiervrije alternatieven de voorkeur, tests met proefdieren zijn alleen toegestaan indien er geen adequaat alternatief beschikbaar is.

Het ontwikkelen van proefdiervrije alternatieven – en alternatieve methoden waarvoor een lager aantal dieren benodigd is – vindt vooral plaats in het kader van het werkprogramma van de OESO. Om voor REACH bruikbaar te zijn dienen nieuwe methoden opgenomen te worden in de Testmethodenverordening2. Daarnaast is in enkele gevallen een aanpassing van de bijlagen van REACH noodzakelijk. Nederland draagt zeer actief bij aan de ontwikkeling en acceptatie van OESO-testrichtlijnen en de opname daarvan in de Testmethodenverordening. Dit proces gaat echter soms langzaam.

Een voorbeeld: voor het bepalen van het effect van een stof op de reproductie bestaat inmiddels een methode die met circa de helft van het aantal proefdieren toe kan, in vergelijking met de huidige voorgeschreven test. Deze methode, waar Nederland in OESO-verband een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling en acceptatie, is aantoonbaar beter dan de huidige methode3, mits juist uitgevoerd.

Ondanks herhaald aandringen van Nederland en enkele andere lidstaten heeft de Europese Commissie nog steeds geen voorstel gedaan tot het wijzigen van de Testmethodenverordening en de bijlagen van REACH op dit punt. Daarom stemt Nederland al enige tijd tegen besluiten van ECHA over testvoorstellen waarin de huidige, meer proefdieren vereisende methode wordt voorgeschreven.

Waar er adequate alternatieven beschikbaar zijn, zal Nederland deze lijn ook in de toekomst hanteren.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

EU-verordening 1907/2006 inzake de registratie, evaluatie, autorisatie en restrictie van chemische stoffen. PbEU L 396, 30.12.2006, p. 1.

X Noot
2

EU-verordening 440/2008, houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening 1907/2006. PbEU L 142, 31.5.2008, p. 1.

X Noot
3

Zie o.a. het briefadvies Test Chemische Stoffen, nr. 2012/34 van de Gezondheidsraad.

Naar boven