32 336 Dierproeven

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 119 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2021

Met deze brief reageer ik op de brief van de dierenartsenvereniging «Caring Vets» over dierproeven zoals gevraagd door de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Allereerst wordt in de brief, aan de hand van het COVID-19-onderzoek, de vraag gesteld of dierproeven überhaupt noodzakelijk zijn. Terecht wordt erop gewezen dat dierproeven alleen als een model kunnen dienen voor aandoeningen bij de mens en dat geen enkel model perfect is. Daarnaast wordt er in de brief op gewezen dat de huidige COVID-19-pandemie unieke kansen biedt om waardevolle gegevens van menselijke patiënten te verzamelen.

Hierover wil ik opmerken dat er inderdaad voor het onderzoek naar COVID-19 wereldwijd veel dierproeven uitgevoerd zijn. Op basis van dit onderzoek zijn er goed beschermende vaccins voor de mens ontwikkeld. Maar ook in crisissituaties wil ik dat wij kritisch blijven kijken of al deze dierproeven noodzakelijk zijn en of er geen gebruik kan worden gemaakt van alternatieven. Ik heb daarom het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid (NCad) gevraagd om te onderzoeken welke diermodellen en welke proefdiervrije methoden er wereldwijd zijn gebruikt in het kader van COVID-19-onderzoek en welke invloed dit heeft gehad op het gebruik van proefdieren en op de Transitie Proefdiervrije Innovatie (TPI). Een eerste tussenrapportage is sinds kort beschikbaar op de website van het NCad1. Het tweede deel van het advies zal zich vooral richten op de voorwaarden en de barrières voor acceptatie en implementatie van proefdiervrije technieken.

In de brief van de Caring Vets wordt tevens gesteld dat verandering van wetgeving met een registratie van alternatieven voor dierproeven nodig is. Ik ben het ermee eens dat er wereldwijd meer proefdiervrije alternatieve methoden ontwikkeld en gebruikt moeten worden. Hiervoor biedt de wetgeving in Europa in principe al voldoende ruimte. Immers, indien er een gevalideerd alternatief beschikbaar is, mag de dierproef niet meer gebruikt worden. Het Europese Referentielaboratorium voor alternatieven voor dierproeven (ECVAM) houdt hiervoor een uitgebreide registratie bij van gevalideerde alternatieve methoden.2

Om de ontwikkeling, validatie en acceptatie van proefdiervrije innovaties verder te bevorderen werken in Nederland verschillende partijen samen aan vernieuwing van de veiligheidsbeoordeling op grond van kennis en data over de mens. Samenwerkende departementen van de rijksoverheid doen in de loop van dit jaar in de Nationale Wetenschapsagenda een subsidieoproep voor onderzoek naar acceptatie van bestaande proefdiervrije alternatieven. Ook neemt Nederland deel aan het EU-partnership PARC over innovatie van veiligheidsbeoordeling van chemische stoffen waarin proefdiervrij een speerpunt is. Een groot consortium in ons land bouwt verder een Virtual Human Platform (VHP). Dat is een lerend platform dat uitsluitend gebaseerd is op de menselijke fysiologie en biologie. De stip op de horizon is om met dit platform de veiligheid van chemische stoffen en geneesmiddelen te kunnen beoordelen zonder gebruik van proefdieren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven