32 317 JBZ-Raad

JA BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2018

Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de geannoteerde agenda aan van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 12 en 13 juli 2018 in Innsbruck, alsmede een geactualiseerd voortgangsoverzicht van JBZ-dossiers 2e kwartaal 20181.

Tevens maken wij van de gelegenheid gebruik om opnieuw in te gaan op de stand van zaken rond interoperabiliteit. Dit vanwege uw uitdrukkelijke verzoek om met enige regelmaat actuele en gedetailleerde informatie te ontvangen over het onderwerp interoperabiliteit.

Interoperabiliteit

In deze paragrafen wordt u nader geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen in de Europese Unie aangaande de wetgevingsvoorstellen voor de versterking van de interoperabiliteit van centrale EU informatiesystemen in de EU ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

Daarbij wordt ook ingegaan op de vraag van de Tweede Kamer aan welke aanbevelingen van de European Union Agency for Fundamental Rights (FRA) en European Data Protection Supervisor (EDPS) tot nu toe tegemoet is gekomen bij de onderhandelingen over de verordeningen. Ook de geamendeerde voorstellen van de Europese Commissie komen aan de orde. Voor de volledigheid hierbij de gehele titels van beide wetgevingsvoorstellen:

  • 1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen EU informatiesystemen (grenzen en visa) en tot wijziging van Beschikking 2004/512/EG van de Raad, Verordening (EG) nr. 767/2008, Besluit 2008/633 /JBZ van de Raad, Verordening (EU) 2016/399 en Verordening (EU) 2017/2226;

  • 2. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen EU informatiesystemen (politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie).

Stand van zaken onderhandelingen

Op 14 juni jl. is het mandaat gegeven voor de onderhandelingen met het Europees Parlement, ook Nederland heeft steun uitgesproken voor de Raadspositie. Nederland heeft hierbij evenals in de eerdere fases van het onderhandelingstraject aandacht gevraagd voor voldoende waarborgen ten aanzien van fundamentele rechten, waaronder gegevensbescherming en het betrekken van het European Criminal Record Information System – Third Country Nationals (ECRIS-TCN) bij de interoperabiliteitsvoorstellen.

In het ambtelijk voortraject heeft Nederland actief geparticipeerd. Enkele voorbeelden van de tot dusver bereikte resultaten van de Nederlandse inzet zijn de volgende. Voldoende waarborgen op het gebied van continue beschikbaarheid van de informatie in de verschillende interoperabiliteitscomponenten voor eindgebruikers ten behoeve van effectieve operationele processen en het voorkomen van veiligheidsrisico’s. Nederland kreeg hierbij van meerdere lidstaten steun. De Nederlandse tekstvoorstellen op dit onderwerp zijn opgenomen in de Raadspositie. Verder heeft Nederland op basis van de huidige voorstellen aangegeven niet overtuigd te zijn van de noodzaak en proportionaliteit van het betrekken van justitiële gegevens uit ECRIS-TCN op de verschillende componenten van het interoperabiliteitsvoorstel. Met betrekking tot dit punt staat Nederland vrijwel alleen.

Ook een aantal andere Nederlandse aandachtspunten zijn in de huidige tekstversies aangepast, zoals de Nederlandse wens om in de tekst op te nemen dat antwoorden van het European Search Portal (ESP) niet geïnterpreteerd mogen worden of worden gebruikt als een basis of reden om conclusies te trekken of om maatregelen te nemen tegen personen. Dit principe is verwerkt in artikel 22 en overweging 31a over de toegang van rechtshandhavingsautoriteiten tot migratiesystemen in het kader van het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige criminaliteit. In het artikel en de overweging wordt nu bepaald dat een «hit» indicatie enkel gebruikt mag worden om toegang te verzoeken tot de informatie in de bevraagde (onderliggende) informatiesystemen, conform de daarvoor geldende voorwaarden en procedures die vastgelegd zijn in de wetsinstrumenten van die informatiesystemen. Deze verzoeken zullen onderworpen zijn aan de gegevensbeschermingsbepalingen die staan beschreven in hoofdstuk VII van de interoperabiliteitsverordeningen en in Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn 2016/680 of Verordening (EC) No 45/2001.

Nederland heeft tijdens de onderhandelingen de noodzaak benadrukt dat het ESP direct antwoorden teruggeeft wanneer één van de bevraagde systemen resultaten kan produceren en niet dat de resultaten van alle bevraagde systemen wordt afgewacht voordat het ESP één reactie aan de eindgebruiker teruggeeft. Dit is essentieel met het oog op een snelle identificatie van een persoon in het bijzonder bij grensprocessen waar tijd een belangrijke factor is. In de huidige interoperabiliteitsvoorstellen is in artikel 9(6) «one reply» verandert naar «a reply». Dit betekent dat antwoorden van individuele systemen direct ontvangen kunnen worden en dat niet gewacht hoeft te worden totdat alle centrale informatiesystemen een antwoord paraat hebben. De gebruiker krijgt hierbij te zien uit welke systemen nog een antwoord verwacht kan worden en van welk systeem niet, zodat onnodig wachten voorkomen wordt. Dit zal nader worden uitgewerkt in de uitvoeringshandelingen die de Commissie zal vaststellen met behulp van de Lidstaten.

In het BNC-Fiche is aangegeven dat Nederland de voorkeur geeft aan uitvoeringshandelingen boven gedelegeerde handelingen. Het is voor Nederland van belang dat lidstaten meebeslissen, omdat het interoperabiliteitinitiatief direct het beheer raakt van de door de lidstaten vergaarde en ter beschikking gestelde informatie. De Nederlandse inzet dat het vaststellen van de technische details van de gebruikersprofielen voor het ESP en het bepalen van het format van de ESP-zoekresultaten middels uitvoeringshandelingen tot stand komen is opgenomen in artikelen 8(2) en 9(7).

EP Rapporteur Jeroen Lenaers (EVP) heeft op 29 mei jl. een concept rapport met betrekking tot het interoperabiliteitsvoorstel grenzen en visa uitgebracht. Vervolgens heeft EP Rapporteur Nuno Melo op 31 mei jl. een concept rapport omtrent het interoperabiliteitsvoorstel politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie uitgebracht. In de concept rapporten geven de rapporteurs aan de interoperabiliteitsvoorstellen te verwelkomen. De rapporteurs zijn van mening dat de mogelijkheden die interoperabiliteit geeft als maatregel om veiligheid te verbeteren en de buitengrenzen te beschermen proportioneel moeten zijn. De rapporteurs zien ook dat de interoperabiliteitscomponenten een mogelijkheid verschaffen om fundamentele rechten beter te beschermen, bijvoorbeeld door de correcte identificatie van bona fide personen te garanderen en identiteitsfraude te bestrijden. Daarnaast onderstrepen de rapporteurs het belang dat de interoperabiliteitscomponenten niet tot veranderingen voor de onderliggende systemen en de daarbij behorende regels en procedures zullen leiden. Ook het beperken van de lastendruk en de continue beschikbaarheid van de interoperabiliteitscomponenten worden door de rapporteurs als belangrijk ervaren. Het Europees Parlement zal naar verwachting na het zomerreces stemmen over de concept rapporten.

Naar verwachting zullen de triloog-besprekingen met het Europees Parlement en de Europese Commissie na het zomerreces kunnen starten. Vermoedelijk zullen tijdens de triloog-besprekingen nadere waarborgen van de fundamentele rechten van derdelanders, de opinies van FRA, EDPS en de Artikel 29 werkgroep en de wijze waarop ECRIS-TCN is opgenomen in de verschillende componenten van het voorstel, onderdeel van besprekingen met het Europees Parlement zijn. Rekening houdend met het gegeven dat Nederland zich aan de Raadspositie heeft verbonden en binnen een krachtenveld van 28 EU-lidstaten opereert zal Nederland tijdens de triloog-besprekingen op deze punten ook blijven inzetten. In de uitvoering van het voorstel is het van belang dat een robuust systeem tot stand komt dat efficiencyopbrengsten voor taakorganisaties oplevert door middel van een zorgvuldig doelmatig en doeltreffend identificatieproces met bijbehorende expertise, zorgdraagt voor optimale beschikbaarheid van de gegevens voor eindgebruikers en de lastendruk voor de bevoegde autoriteiten die het interoperabiliteitinitiatief moeten uitvoeren beperkt. Ook over de triloogfase zult u nauwgezet worden geïnformeerd.

Toezegging aan uw Kamer u te informeren over welke aanbevelingen van de FRA en de EDPS tegemoet wordt gekomen bij de onderhandelingen over de interoperabiliteitsverordeningen.

Tijdens het Algemeen Overleg JBZ op 31 mei jl. heeft de Minister van Justitie en Veiligheid toegezegd de Tweede Kamer te informeren over aan welke aanbevelingen van de FRA en EDPS tegemoet wordt gekomen bij de interoperabiliteitsonderhandelingen. Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland meerdere malen aandacht gevraagd voor de opinies van de FRA en de EDPS. Gelet op de nieuwe teksten die ter tafel liggen, heeft het voorzitterschap – mede op aanreiken van voorstellen door Nederland – de opinies bij het opstellen van de Raadspositie betrokken.

– European Union Agency for Fundamental Rights (FRA)

De aanbeveling zoals gedaan in opinie 3 van het FRA is opgenomen in artikel 2(2)(e) met als doel geen afbreuk te doen aan de speciale bescherming en waarborgen die worden geboden aan bepaalde categorieën van data (zoals gegevens uit Eurodac en ECRIS-TCN).

In de huidige versie van artikel 9(6) is de laatste zin verwijderd. Die zin stelde dat waar noodzakelijk het zoekresultaat, verschaft door het ESP, ook zou aangeven tot welk informatiesysteem of database de informatie in het zoekresultaat behoorde. De verwijdering van de zin wordt geadviseerd in FRA opinie 4 waarin wordt aangegeven dat dergelijke informatie kan leiden tot verschillende interpretaties, wat een risico meebrengt in de implementatiefase in verband met het doelbindingsprincipe. In opinie 4 adviseert de FRA ook om in artikel 9(1) op te nemen dat alleen de systemen worden bevraagd waarbij de gebruiker ook geautoriseerd is om deze systemen te bevragen. Deze aanbeveling is overgenomen door een verwijzing op te nemen naar het gebruikersprofiel en toegangsrechten op basis van EU en nationaal recht.

In de Raadspositie over de interoperabiliteitsvoorstellen is overweging 13(a) toegevoegd. In deze overweging staat dat het ontwerp van het ESP er voor moet zorgen dat de gegevens die worden gebruikt door de gebruiker van het ESP om een zoekopdracht uit te voeren niet worden gedeeld met de eigenaren van de Interpol gegevens. Verder moeten de resultaten van de zoekopdracht ook niet automatisch worden gedeeld met de eigenaar van de Interpol gegevens. Een positief resultaat mag alleen worden gedeeld na een beoordeling van de bevoegde instanties, waaronder het Interpol Centraal Bureau van de lidstaat die de zoekopdracht in de Interpol gegevensbanken uitvoert. Deze overweging laat duidelijk zien dat aandacht wordt besteed aan de aanbeveling van FRA opinie 5 waarin, met behoud van het regelgevend kader van Interpol, terughoudendheid inzake het delen van informatie in Interpol verband wordt voorgestaan in het geval het asiel gerelateerde informatie betreft.

Voor wat betreft FRA opinie 6, verwijst artikel 13(1) van de interoperabiliteitsvoorstellen niet meer naar artikel 20(3)(x) van de Schengen informatie Systeem (SIS) verordening aangaande het data element DNA, maar naar artikel 20(3)(y) van de SIS verordening aangaande dactyloscopische data. De shared Biometric Matching Service (sBMS) zal dus geen DNA gegevens of mathematische verwijzingen naar DNA informatie uit het SIS opslaan. Reden voor deze aanbeveling van het FRA was het gebrek aan noodzaak om weergaven van DNA gegevens in een gemeenschappelijke biometrische matchingservice op te slaan wanneer deze informatie alleen in het SIS is opgeslagen voor beperkte specifieke doeleinden. Deze informatie kan dus niet met data van andere informatiesystemen onderhevig aan de EU wetgeving inzake interoperabiliteit worden vergeleken.

In de huidige versies van artikelen 15 en 23(1) staat dat gegevens automatisch uit de sBMS en Common Identity Repository (CIR) zullen worden verwijderd. De tekst voldoet hiermee aan FRA opinie 8. Dit is ook conform paragraaf 85 van de EDPS opinie (zie hieronder).

Ook FRA opinie 9 inzake het benadrukken dat versterking van data accuratesse (kwaliteit) één van de doelen is van de interoperabiliteitwetgeving, is overgenomen in de overwegingen van de interoperabiliteitsvoorstellen – in het bijzonder overweging 10.

De aanbeveling in FRA opinie 13 is terug te zien in de artikelen 32(6) en 33(5) van de verordeningen. Deze artikelen verplichten lidstaten om een rode of witte link onverwijld te rectificeren wanneer de lidstaat bewijs heeft dat de desbetreffende link feitelijk onjuist of niet up-to-date is, of dat de gegevensverwerking in de Multiple Identity Detector (MID), de CIR of het SIS in strijd is met de interoperabiliteitsverordeningen. Ook heeft de lidstaat die de link rectificeert hierbij de verplichting om de andere lidstaat die verantwoordelijk is voor het handmatig controleren van de link, onmiddellijk te informeren. Dit is tevens in lijn met paragraaf 96 van de EDPS opinie.

De aanbeveling in FRA opinie 15 geeft aan dat de plicht om elke persoon met een rode of gele link naar een tweedelijnscontrole te verwijzen moet worden verwijderd uit artikelen 55(a) en 29(4) en overwegingen 58 en 59, omdat dit tegenstrijdig is met de proportionaliteitswaarborg zoals opgenomen in de Schengengrenscode. Dit is in de huidige tekstversie verwerkt. Ook is de noodzaak dat de MID moet voorkomen dat discriminatie ontstaat inzake personen die rechtmatig meervoudige identiteiten hebben, opgenomen in overweging 37 van de interoperabiliteitsvoorstellen.

De aanbeveling in FRA opinie 22 inzake het informeren van derdelanders of staatlozen die in een onreglementaire situatie verkeren, zoals in artikelen 13 en 14 van de Eurodac verordening uiteengezet, over de verwerking van hun persoonsgegevens in interoperabiliteit-kader, is nu deels verwerkt in artikel 46(2)(d) van interoperabiliteitsvoorstel omtrent politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie. In de huidige versie van dit artikel is een verwijzing naar artikelen 12, 13 en 14 van de Eurodac verordening opgenomen. Wel is in artikel 46(2)(d) de verwijzing naar artikel 10 van de Eurodac verordening verwijderd.

De aanbeveling in FRA opinie 25 is opgenomen in de huidige interoperabiliteitsvoorstellen door artikelen 47a over sancties en 47b over aansprakelijkheid aan de voorstellen toe te voegen. Daarbij is de tekst gehanteerd zoals overeengekomen met het Europees Parlement inzake de ETIAS-verordening.

In artikel 66 is opgenomen dat tijdens trainingen bijzondere aandacht moet worden besteed aan het proces van het detecteren van meerdere identiteiten, inclusief de verificatie van linken en de bijbehorende noodzaak om de waarborgen omtrent fundamentele rechten te garanderen. Dit is conform opinie 27 van de FRA.

– European Data Protection Supervisor (EDPS)

De EDPS beveelt in paragraaf 73 aan om een bepaling op te nemen in de verordeningen waarmee wordt voorzien in de toepasbaarheid van de EU privacy regelgeving. Deze aanbeveling is gedeeltelijk overgenomen in de huidige tekstvoorstellen, doordat een overweging (48a) is opgenomen waaruit blijkt dat Richtlijn 2016/680 van toepassing is op gegevensverwerking door bevoegde autoriteiten in het kader van het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere zware criminaliteit. Voor wat betreft de toepasselijkheid van de algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de aangepaste verordening 45/2001, bestonden al overwegingen (overwegingen 45 respectievelijk 50). Verder zijn in artikelen van voorstellen verwijzingen opgenomen naar de relevante EU gegevensbeschermingswetgeving waaronder in hoofdstuk VII inzake gegevensbescherming.

In paragraaf 78 vraagt de EDPS waarom de foto van de VIS aanvrager niet wordt genoemd in artikel 13(1)(b) van de voorstellen. Artikel 13 betreft de gegevens die worden bewaard in de biometrische templates van de sBMS. Inmiddels is in dit lid een verwijzing naar lid 9(5) van VIS Verordening 767/2008 opgenomen. Dat betekent dat de foto van de VIS aanvrager nu ook onder artikel 13(1)(b) valt.

In paragraaf 80 vraagt de EDPS om een definitie op te nemen van de term «duur van verzoek» (als één van de onderdelen die moet worden gelogd door eu-LISA) omdat niet vanzelfsprekend is wat deze term betekent. In de huidige tekstversie is artikel 16 lid 1(1)(e), waar deze term werd genoemd, verwijderd.

Ook beveelt de EDPS in paragraaf 85 aan om in de desbetreffende artikelen te specificeren dat de automatische verwijdering van gegevens van toepassing is, om te voorkomen dat gegevens alsnog te lang worden bewaard. In de huidige versies van de verordeningen staat o.a. in artikelen 15, 19, 23, 25 en 36 dat gegevens automatisch zullen worden verwijderd.

In paragraaf 94 wijst de EDPS op een redactionele fout in de artikelen 26 en 29 van de voorstellen. Hier stond namelijk dat de SIRENE Bureaus alleen toegang hebben tot de MID wanneer een SIS signalering over een persoon wordt geactualiseerd. Inmiddels zijn deze artikelen aangepast en staat er dat het SIRENE bureau toegang tot de MID heeft wanneer een SIS signalering wordt gemaakt of bijgewerkt. Artikel 26 en artikel 29 zijn nu ook in lijn met artikel 27.

Ook beveelt de EDPS in paragraaf 96 aan om een mechanisme op te zetten waarmee lidstaten zelf een incorrecte link kunnen rectificeren. Artikelen 32(6) en 33(5) verplichten lidstaten om een desbetreffende link te rectificeren wanneer de lidstaat bewijs heeft dat de link feitelijk onjuist of niet up-to-date is, of indien gegevensverwerking in de MID, de CIR of de SIS in strijd is met de interoperabiliteitsverordeningen.

De aanbeveling van de EDPS in paragraaf 116 om in de artikelen 46 en 47 ook een verwijzing naar Richtlijn 2016/680 op te nemen, is overgenomen.

De EDPS beveelt in paragraaf 119 aan dat betrokkenen moeten worden geïnformeerd over de desbetreffende bewaartermijnen waarin hun gegevens mogen worden bewaard. In de huidige versie van artikel 46 is opgenomen dat personen wiens gegevens zijn opgeslagen in de sBMS, CIR of MID moeten worden geïnformeerd door de verwerkingsverantwoordelijke over de bewaartermijn van de gegevens en de criteria die worden gebruikt om deze termijn te bepalen.

In paragraaf 134 t/m 136 beveelt de EDPS aan om logs van gegevensverwerking in de ESP en de sBMS, ook op nationaal niveau te bewaren. In de huidige tekstvoorstellen is in artikel 10(1)(a) en artikel 16(1)(a) de verplichting opgenomen voor lidstaten om logs van gegevensverwerking in de ESP en de sBMS op nationaal niveau te bewaren.

In de Raadspositie staat in artikel 49(3) dat elke lidstaat ervoor moet zorgen dat de toezichthoudende autoriteiten die zijn aangesteld conform artikel 51(a) van Verordening 2016/679 en artikel 41(1) van Richtlijn 2016/680 op onafhankelijke wijze de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegeven die vallen onder de Interoperabiliteitsverordeningen controleren. Hiermee wordt voldaan aan EDPS opinie paragraaf 138.

Geamendeerde voorstellen van de Europese Commissie

De Commissie heeft op 13 juni jl. zogenaamde «consequential» amendementen uitgebracht op de oorspronkelijke interoperabiliteitsvoorstellen. Dat zijn COM(2018)478 en COM(2018)480. titels Het betreft:

  • 1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen EU informatiesystemen (grenzen en visa)

  • 2. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen EU informatiesystemen (politiële en justitiële samenwerking, asiel en migratie) en tot wijziging van de Eurodac Verordening.

Doel van deze amendementen is om de interoperabiliteitsvoorstellen te wijzigingen alleen in zoverre dit noodzakelijk is om wijzigingen aan te brengen in de onderliggende rechtsinstrumenten van individuele informatiesystemen ten behoeve van een goede uitvoering van de interoperabiliteitsvoorstellen. Deze amendementen worden gepresenteerd in verband met de ontwikkelingen omtrent de onderhandelingen voor de onderliggende rechtsinstrumenten, zoals de SIS Verordeningen en de eu-LISA Verordening. Mede in verband met de amendementen is het financiële overzicht van de interoperabiliteitsvoorstellen aangepast. Het budget voor het EBCG (Frontex) valt lager uit dan eerder aangegeven in het oorspronkelijke kostenoverzicht, terwijl het budget voor eu-LISA omhoog zal gaan in verband met de voorliggende amendementen. Verder wordt er een specifiek budget gewijd aan het dekken van de kosten voor het herzien van het netwerk en het centrale Schengen Informatie Systeem voor de geschatte toename aan zoekopdrachten die waarschijnlijk zullen plaatsvinden als gevolg van interoperabiliteit. De Commissie geeft aan dat deze voorstellen in overeenstemming zijn met het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader van 2 mei 2018. Zoals in het BNC Fiche aangegeven2 is het kabinet van mening dat de eventuele financiële gevolgen van de voorstellen voor de EU-begroting, moeten passen binnen de kaders van het toekomstige Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het kabinet zal dit proces kritisch volgen en wil op dit moment niet vooruit lopen op de inhoud en omvang van het MFK na 2020, zodat ruimte wordt gehouden om het volgende MFK te zijner tijd integraal te kunnen afwegen. Naar verwachting zullen de «consequential» amendementen in juli op ambtelijk niveau tussen lidstaten worden besproken.

Implementatie scan

Zoals toegezegd aan uw Kamer tijdens het AO JBZ d.d. 31 mei jl. zult u binnen vier maanden over de implementatie scan worden geïnformeerd of zoveel eerder als mogelijk.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 12–13 juli te Innsbruck, Oostenrijk

I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

1. Sessie I: Presentatie Wenen proces: Europese grensbescherming – Crisisbestendig asielstelsel

Voor de bespreking van dit agendapunt is bij het opstellen van deze agenda nog geen discussiedocument beschikbaar. Naar verwachting zullen aanwezige Ministers komen te spreken over de veiligheidsdimensie van migratie. Het inkomende Oostenrijkse voorzitterschap stelt dat het huidige gemeenschappelijke Europees asielstelsel (GEAS) niet werkt. Oostenrijk is bovendien van mening dat het GEAS irreguliere migratie aanwakkert, het niet gelijk geïmplementeerd wordt door lidstaten en de opvangcapaciteit in verschillende lidstaten overbelast is.

Oostenrijk gaf eerder al aan dat de nadruk wat migratie betreft tijdens zijn voorzitterschap zal liggen op het veiligheidsperspectief, met name op buitengrensbewaking. Wat het inkomende voorzitterschap betreft moet de discussie zich verleggen naar een onderwerp met een grotere gemene deler: een betere bescherming van de buitengrenzen, onder andere door het versterken van het agentschap Frontex en het sluiten van akkoorden met derde landen over terug- en overname en het afhandelen van asielaanvragen. Het inkomend voorzitterschap wil zich ook verder toeleggen op het versterken van het Schengengebied, als «grootste prestatie en basis voor het economisch succes van de EU». Het Schengengebied kan echter alleen goed functioneren als de buitengrenzen goed beschermd zijn. Totdat dat bewerkstelligd is zal Oostenrijk zijn eigen binnengrenscontroles behouden.

Nederland zal tijdens deze sessie in elk geval het belang benadrukken van een geïntegreerde aanpak van de migratieproblematiek, zoals neergelegd in de integrale migratieagenda van dit kabinet, waarbij acties worden ondernomen op alle punten van de route: in landen van herkomst, transit- en opvanglanden en in Europa. De herziening van het GEAS vormt een cruciaal onderdeel van deze geïntegreerde aanpak. Immers, het is nog niet realistisch dat stappen op het gebied van het beheer van de gezamenlijke buitengrens de asielinstroom tot een minimum zullen terugbrengen. Bovendien dient deze herziening onder meer ook om te zorgen voor kortere en efficiëntere asielprocedures, het voorkomen van secundaire migratiestromen en een betere link tussen asielprocedures en terugkeer. Daarin zit het blijvende belang voor Nederland van een verbetering van het GEAS. Nederland zal er daarom bij het inkomend voorzitterschap op aandringen om de onderhandelingen over het GEAS voort te zetten. Uit de conclusies van de Europese Raad van 28–29 juni volgt ook de opdracht aan de Raad om de onderhandelingen spoedig af te ronden. Het zou wat Nederland betreft een verkeerd signaal zijn om deze onderhandelingen nu op een zijspoor te zetten, ten faveure van een nadruk op maatregelen gerelateerd aan buitengrensbewaking.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

2. Sessie II: Europese waarden (artikel 2 en 3 VEU) – Betekenis voor een op de burger gerichte, crisisbestendige, toekomstgerichte Veiligheidsunie

Met het opstellen van deze geannoteerde agenda was nog geen Raadsdocument beschikbaar. Gezien het eerdere gepresenteerde trio-voorzitterschapsprogramma op het gebied van de interne veiligheid zal het vermoedelijk gaan om het starten van een informeel beleidsdebat over de toekomstige lange termijn doelen van een Veiligheidsunie richting 2025. Zowel het waarborgen van Europese waarden als het versterken van de interne en externe veiligheid, inclusief het versterken van crisisbeheersing zijn horizontale thema’s binnen een toekomstgerichte Veiligheidsunie. Vermoedelijk zal het voorzitterschap voortborduren op de Europese Veiligheidsagenda die loopt van 2015–2020.

Het Oostenrijks voorzitterschap heeft er voor gekozen om het onderwerp van een toekomstgerichte veiligheidsunie te verbinden met de EU-waarden alsmede een burgergerichte en crisisbestendige aanpak onder verwijzing naar twee bepalingen van het verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Voor de burger is de relatie tussen veiligheid en controles aan de buitengrenzen enerzijds en een ruimte zonder binnengrenzen en immigratie, in het bijzonder in tijden van crisis, anderzijds, een onderwerp van zorg. Deze relatie is terug te vinden in het EU-verdrag.

Artikel 2 VEU opent met: «De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Van artikel 3 VEU zijn de leden 1 en 2 gerelateerd aan deze onderwerpen: «De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen» en «De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit».»

Voor wat betreft het starten van een informeel beleidsdebat over de toekomstige lange termijn doelen van een Veiligheidsunie richting 2025 is de inzet van het Voorzitterschap nog niet duidelijk. Wat Nederland betreft zou in dit debat in ieder geval extra aandacht uit moeten gaan naar de onderwerpen: cybersecurity; bestrijding van georganiseerde misdaad, terrorismebestrijding en crisismanagement. Daarbij zijn informatie-uitwisseling, sector-overstijgende aanpak en operationele samenwerking binnen de EU en met partners daarbuiten vereist.

3. Lunchbespreking: Actie tegen antisemitisme en bescherming van de Joodse instellingen in Europa

Op het moment van schrijven was er nog geen raadsdocument beschikbaar. We beperken ons hier dan ook tot enige opmerkingen over het beleid in Nederland en conclusies van onderzoeken.

Zoals u weet zet Nederland zich ten volle in voor bestrijding van antisemitisme; de aanpak van antisemitisme is complementair aan de bredere inzet binnen het Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie. Onderzoek toont aan dat in Nederland het Midden-Oosten conflict en voetbal de belangrijkste factoren zijn voor antisemitische uitingen.

De preventieve inzet van Nederland richt zich op drie gebieden: bevordering van de dialoog, onderwijs en voetbal. Met betrekking tot de veiligheid van de Joodse gemeenschap geldt dat er vanuit de rijksoverheid regelmatig contact is met lokale autoriteiten en de Joodse gemeenschap; Waar nodig worden zichtbare en onzichtbare beveiligingsmaatregelen getroffen. Discriminatiemetingen van politie en anti-discriminatievoorzieningen (ADV’s) uit 2017 laten een daling van het aantal antisemitische incidenten in Nederland zien.

Ook recent Europees onderzoek naar mogelijk verband tussen antisemitisme in West-Europa en de komst van recente migranten uit Midden-Oosten en Noord-Afrika laat zien dat de statistieken van geregistreerde incidenten géén stijgende trend vertonen: ze schommelen afhankelijk van het oplaaien van het Midden-Oosten conflict. Joodse belangenorganisaties hebben in gesprekken aangeven dit anders te ervaren. Zij maken zich zorgen over de veiligheid van de Joodse gemeenschap in ons land.

4. Sessie III: Politiesamenwerking: mensenhandel, gemeenschapscontrole

Ten tijde van het opstellen van deze Geannoteerde Agenda was er nog geen Raadsdocument beschikbaar. Vermoedelijk wil het Voorzitterschap een (informeel) beleidsdebat voeren over Europese politiesamenwerking en hoe deze te verbeteren als het gaat om mensensmokkel. Daarnaast wil het voorzitterschap vermoedelijk aandacht vragen voor het onderwerp «community policing» in het kader van mensensmokkel, hetgeen inhoudt dat er aan goede relaties wordt gewerkt met burgers, ketenpartners en betrokken lokale organisaties om problematiek gerelateerd – bijvoorbeeld op het gebied van mensensmokkel – tijdig te signaleren en daar zo adequaat mogelijk op te reageren.

5. Sessie IV: E-evidence

Op dit moment is nog niet bekend welke specifieke punten het Oostenrijkse voorzitterschap aan de orde wil stellen. In de Geannoteerde agenda voor de JBZ-raad van juni jl. stond kort beschreven wat de voorstellen van de Commissie inzake de verbetering van grensoverschrijdende toegang tot elektronisch bewijs inhouden. Tijdens die raad heeft Nederland eerste oriënterende opmerkingen gemaakt. Zoals tijdens het AO JBZ van 31 mei jl. is gewisseld, hecht Nederland aan een balans tussen de effectiviteit van het voorstel en passende waarborgen. Daarbij wordt belang gehecht aan een vorm van betrokkenheid van andere lidstaten door middel van informatie uit de lidstaat die een verstrekkings- of bewaringsbevel uitvaardigt, aan het zoveel mogelijk beperken van de uitvoeringslasten van het bedrijfsleven en aan bescherming van de fundamentele vrijheden en rechten van burgers. De BNC fiches ten aanzien van de voorgestelde «Verordening Europese Verstrekkings- en Bewaringsbevelen voor e-evidence» respectievelijk de «Richtlijn juridische vertegenwoordigers voor verzameling van bewijs in strafprocedures» zullen dienen als inhoudelijke basis voor de onderhandelingen in de desbetreffende raadswerkgroep over e-evidence.

In de fiches is aangegeven dat de noodzaak voor het vergroten van de mogelijkheid voor grensoverschrijdende vorderingen wordt onderschreven. De huidige wijze en aard van data opslag en modus operandi bij digitale criminaliteit maken deze mogelijkheid essentieel. Daarnaast is aangegeven dat op belangrijke onderdelen nog een concrete positie moet worden bepaald, zoals ten aanzien van de reikwijdte van het voorstel, de waarborgen en rechtsmiddelen voor burgers en de gevolgen voor het bedrijfsleven. Deze aandachtspunten worden verder uitgewerkt.

6. Sessie V: Verbetering van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

Voor dit agendapunt is nog geen document van het Oostenrijks voorzitterschap ontvangen. De civielrechtelijke onderwerpen die momenteel in Europees verband spelen, liggen op het terrein van consumentenrecht (o.a. collectief verhaal, de levering van digitale inhoud, de verkoop van goederen), auteursrecht, faillissementsrecht en familierecht (Brussel II bis).

Mogelijk zal het ook gaan om twee nieuwe voorstellen die de Europese Commissie op 31 mei 2018 heeft uitgebracht. Het gaat om het voorstel voor een verordening tot aanpassing van de EG-Bewijsverordening (Verordening (EG) Nr. 1206/2001 van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken) en tot aanpassing van de EG-Betekeningsverordening (Verordening (EG) Nr. 1393/2007 van 13 november 2007 inzake de betekening en kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken). De Bewijsverordening en de Betekeningsverordening vormen beide maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke en handelszaken en dragen bij aan de goede werking van de interne markt.

Voornaamste doel van het voorstel tot aanpassing van de EG-Bewijsverordening is de verzending van verzoeken tot bewijsverkrijging in zaken met grensoverschrijdende aspecten te moderniseren. Het voorstel stelt de elektronische weg verplicht voor de verzending van verzoeken tussen de gerechten van de verschillende lidstaten. Daarnaast wil het voorstel een beter, frequenter en sneller gebruik van de rechtstreekse bewijsverkrijging in een andere lidstaat bevorderen door getuigen die in het buitenland wonen via een videoverbinding te laten horen. Een gemoderniseerde regeling leidt volgens de Commissie tot minder vertraging in gerechtelijke procedures en tot minder kosten voor burgers en bedrijven en de rechtspraak in zaken waarin bewijs zich in een andere lidstaat bevindt.

Doel van het voorstel om de EG-Betekeningsverordening aan te passen is de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van stukken verder te verbeteren en meer gebruik te maken van de recente technologische ontwikkelingen.

Het voorstel bevat een regeling voor elektronische communicatie-uitwisseling tussen verzendende en ontvangende instanties op grond van de verordening. Daarnaast is het de bedoeling dat lidstaten op een bepaalde wijze assistentie verlenen in het lokaliseren van geadresseerden. Mogelijk gemaakt wordt verder dat kennisgeving en betekening van stuken onder voorwaarden elektronisch plaatsvindt (als equivalent van de bestaande betekening of kennisgeving per post).

Over beide voorstellen is een BNC-fiche in voorbereiding dat op korte termijn aan uw Kamer zal worden toegestuurd.

7. Lunchbespreking: Wederzijdse erkenning in strafzaken

Ten tijde van het uitbrengen van deze Geannoteerde Agenda was er nog geen Raadsdocument beschikbaar.


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 163361.

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 22 112, nr. 2479.

Naar boven