32 317 JBZ-Raad

Nr. 696 MOTIE VAN HET LID VAN NISPEN

Voorgesteld 6 juli 2021

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat rechtsstatelijke ontwikkelingen in diverse Europese lidstaten leiden tot twijfels over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in die lidstaten;

constaterende dat het Hof van Justitie van de EU in zijn uitspraak van 17 december 2020 heeft geoordeeld dat door Polen uitgevaardigde Europese aanhoudingsbevelen niet categorisch mogen worden geweigerd;

overwegende dat de bewijslast om aan te tonen dat een verdachte een reële kans loopt op een van de door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gewaarborgde grondrechten erg hoog is;

verzoekt de regering, om te onderzoeken hoe in andere Europese lidstaten door justitiële autoriteiten uitvoering wordt gegeven aan het kaderbesluit en hoe de jurisprudentie geïnterpreteerd wordt, zodat duidelijk wordt of ruimere bevoegdheden voor rechters om overleveringen te weigeren wanneer er serieuze twijfels bestaan over de onafhankelijkheid van de rechtspraak of een eerlijk strafproces, nodig en wenselijk zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Nispen

Naar boven