32 317 JBZ-Raad

Nr. 683 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 februari 2021

De Europese Commissie heeft op 10 juli jl. het derde rapport uitgebracht in het kader van het opschortingsmechanisme voor visumvrijstelling. Het rapport gaat in op de vraag in hoeverre Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Noord-Macedonië en Servië (Westelijke Balkan), en Georgië, Moldavië en Oekraïne (Oostelijk Partnerschap), nog steeds aan de vereisten voor visumliberalisering voldoen.

In maart 2017 is het versterkte opschortingsmechanisme voor de vrijstelling van de visumplicht goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad. In verordening nr. 2018/1806 is vastgelegd dat de Commissie moet toezien op de voortdurende naleving van de specifieke criteria die aan de toekenning van de visumvrijstelling voor de betrokken derde landen ten grondslag lagen. Ook is in deze verordening vastgelegd dat de Commissie daar ten minste jaarlijks verslag over dient uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad, gedurende een periode van zeven jaar na de inwerkingtreding van de visumliberalisering voor deze landen. Met dit rapport van 10 juli jl. komt de Commissie deze jaarlijkse verplichting na. De gegevens in dit derde rapport hebben betrekking op kalenderjaar 2019 en de eerste helft van 2020.

Het rapport betreft de acht landen die de dialogen over visumliberalisering volgens de visum-roadmaps (voor kandidaat-lidstaten in de Westelijke Balkan) en visum-actieplannen (Oostelijk Partnerschapslanden) succesvol hebben afgerond. Dit resulteerde tot opheffing van de visumplicht voor Noord-Macedonië, Montenegro en Servië in 2009, voor Albanië en Bosnië en Herzegovina in 2010, voor Moldavië in 2014 en voor Georgië en Oekraïne in 2017.

De Commissie blijft tussentijds de vervulling van de voorwaarden voor visumliberalisering monitoren door middel van bijeenkomsten op hoogambtelijk niveau, vergaderingen van het subcomité justitie, vrijheid en veiligheid, en dialogen tussen de EU en van de visumplicht vrijgestelde landen. Voor de Westelijke Balkan vindt dit toezicht ook plaats door middel van regelmatige uitbreidingsverslagen en, in voorkomend geval, onderhandelingen over toetreding tot de EU.

Inhoud van het rapport

Net als in het tweede rapport (dd. 17 december 2018, COM(2018)496) focust de Commissie op de benchmarks waar verdere monitoring gewenst is en waar actie op ondernomen moet worden om duurzame vooruitgang te boeken. Het betreft voorwaarden op het gebied van migratie, asiel en grensbeheer, inclusief medewerking op terugkeer en overname, en openbare orde en veiligheid. Deze worden in het rapport voor elk land uitgewerkt.

De Commissie oordeelt dat alle acht landen nog steeds aan de gestelde voorwaarden voor afschaffing van de visumplicht voldoen. Tegelijkertijd geeft het rapport weer welke knelpunten meer aandacht behoeven op de hierboven genoemde thema’s en welke vervolgacties in dat kader nodig zijn.

Migratie, asiel en grensbeheer

De Commissie concludeert dat alle acht landen de nodige maatregelen treffen om irreguliere migratie tegen te gaan en grensbeheer te versterken. Over het algemeen is de Commissie positief over de medewerking op het gebied van terugkeer- en overname van de betrokken landen, alsook op het gebied van coördinatie tussen de grensautoriteiten. De voornaamste aandachtspunten voor de Commissie onder dit thema zijn de hierna volgende, waarbij moet worden opgemerkt dat niet alle lidstaten in dezelfde mate hinder ondervinden van de consequenties hiervan:

  • Ondanks dat het totaal aantal ongegronde asielaanvragen is gedaald, blijven de totale aantallen hoog, voornamelijk uit Albanië en Georgië;

  • Toegenomen irreguliere migratie vanuit Georgië, Oekraïne, Servië en Bosnië en Herzegovina en de blijvend hoge aantallen van irreguliere migranten vanuit Albanië;

  • Onvoldoende opvangcapaciteit in een aantal Westelijke Balkan landen, voornamelijk Bosnië en Herzegovina, wat leidt tot zorg over de mate waarin deze landen in staat zijn irreguliere migratie adequaat te blijven adresseren;

  • Belang van spoedige afronding en implementatie van de Frontex Status overeenkomsten tussen de Westelijke Balkanlanden en de EU;

  • Belang dat alle acht landen verdere stappen zetten om te zorgen dat hun visumbeleid meer in overeenstemming komt met het EU visumbeleid, om zo irreguliere migratie verder te beperken.

Openbare orde en veiligheid

De Commissie concludeert dat alle landen maatregelen hebben genomen om georganiseerde misdaad te voorkomen en te bestrijden, ook door verbeterde operationele samenwerking met de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten. Op het gebied van het bestrijden van radicalisme en gewelddadig extremisme zijn de bilaterale afspraken in het EU-Westelijke Balkan actieplan voor contra-terrorisme een belangrijke stap. De voornaamste aandachtspunten voor de Commissie onder dit thema zijn de hierna volgende, met dezelfde kanttekening als hierboven wat betreft de mate waarin lidstaten hinder ondervinden van de consequenties hiervan:

  • Georganiseerde criminaliteit blijft een punt van zorg voor de meerderheid van de acht landen, met name in de illegale wapen-, drugs- en tabakshandel.

  • Belang dat alle acht landen de operationele samenwerking met handhavingsinstanties van zowel de EU als de lidstaten voortzetten en versterken.

  • Corruptie blijft een zorgpunt voor alle acht landen. Moldavië en Oekraïne in het bijzonder hebben te maken met grootschalige bankfraude en in beide landen is weinig voortgang op vervolging van de daders. Moldavië heeft reeds belangrijke stappen gezet, maar wordt door de Commissie aangemoedigd deze hervormingen te implementeren en te verduurzamen. Voor Oekraïne geldt dat de onafhankelijkheid van anti-corruptie instituties versterkt dient te worden.

Appreciatie

Het kabinet beschouwt visumliberalisatie als een effectief instrument om hervormingen aan te jagen of samenwerking op belangrijke gebieden te bewerkstelligen. Daarnaast versterkt visumliberalisatie de handels- en intermenselijke contacten. Visumliberalisatie is echter niet vrijblijvend. Randvoorwaarde is dat landen die in aanmerking willen komen voor visumliberalisatie aan alle strenge eisen voldoen en ook blijven voldoen. Tevens is het noodzakelijk dat landen zich ervoor blijven inzetten dat ongewenste effecten, zoals (kansloos) asiel, irregulier verblijf en/of grensoverschrijdende criminaliteit, voortvarend worden tegengegaan. Daar hoort bij dat de Commissie erop toeziet dat landen ook na afschaffing van de visumplicht aan de voorwaarden blijven voldoen. Nederland heeft herhaaldelijk gewezen op het belang van deze randvoorwaarden en ziet hier nauwgezet op toe. Zo heeft Nederland vorig jaar samen met Finland een non paper opgesteld waarin is voorgesteld om de effecten van visumliberalisatie structureel binnen de relevante Brusselse gremia te bespreken, zodat met die input van de lidstaten de kwaliteit van de opschortingsmechanisme-rapporten kan worden verbeterd en de rapporten transparanter worden. Deze oproep was succesvol, er was veel steun van andere lidstaten en ook de Commissie erkende het belang hiervan.

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het derde rapport en is van mening dat het een goed beeld schetst van de verschillende trends op het gebied van asielaanvragen, weigeringen aan de grens en illegaal verblijf. Het kabinet deelt de conclusie van de Commissie dat alle acht landen aan de gestelde voorwaarden voor afschaffing van de visumplicht blijven voldoen. Ook is het kabinet tevreden over de samenwerking op het gebied van terugkeer met de landen uit het rapport. Wel is het kabinet van mening dat in het rapport – naast kwantitatieve gegevens – meer aandacht had kunnen worden besteed aan met name de ernst van grensoverschrijdende criminaliteit. Nederland wordt geconfronteerd met criminele activiteiten vanuit meerdere landen uit het rapport, voornamelijk op het gebied van drugs- en mensenhandel. Tevens deelt het kabinet de zorg van de Commissie over het aanhoudend aantal ongegronde asielaanvragen vanuit met name Albanië en Georgië en de (onnodige) belasting die dit betekent voor de asielstelsels van de EU-lidstaten. In Nederland is het aantal ongegronde asielaanvragen door personen met de Albanese nationaliteit in 2019 overigens gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Verder constateert het kabinet dat de actuele, zorgelijke situatie ten aanzien van de opvang van migranten en vluchtelingen in Bosnië en Herzegovina de zorgen van de Europese Commissie over de mate waarin dit land irreguliere migratie adequaat kan adresseren bevestigt. Ook acht het kabinet het van belang dat de Commissie zich zal inzetten om de aanbevelingen te vertalen in concrete acties en de landen daarbij te ondersteunen.

Nederland heeft in een eerste bespreking van het rapport in Brussel extra aandacht gevraagd voor het aantal ongegronde asielaanvragen o.a. uit Georgië, Moldavië en Albanië. Daarnaast wordt dit probleem, als onderdeel van de bredere problematiek van een stijgend aandeel van asielzoekers uit veilige en visumvrije landen, geadresseerd in de context van de besprekingen inzake de Commissie voorstellen voor een nieuw Pact voor Migratie en Asiel. Tevens heeft Nederland opnieuw de ernst van de georganiseerde criminaliteit gepleegd door personen uit Albanië benoemd en de Commissie gevraagd om in toekomstige rapporten hier dieper op in te gaan. Het kabinet is evenwel tevreden over de medewerking van de Albanese autoriteiten en de bereidheid tot samenwerking op het gebied van bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. Het kabinet zal de samenwerking met de Albanese autoriteiten op deze terreinen voortzetten en er op toe blijven zien dat Albanië aan de voorwaarden voor visumliberalisatie blijft voldoen1.

In oktober heeft in Brussel een vervolgdiscussie plaatsgevonden over de uitkomsten van dit rapport, waarbij nader is ingegaan op de specifieke zorgpunten die de lidstaten ten aanzien van een aantal landen hebben opgebracht. Dit zal tevens dienen als input voor het volgende rapport.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

Kamerstuk 29 911, nr. 248

Naar boven