32 317 JBZ-Raad

LZ/ nr. 681 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 15 maart 2021.

De wens dat de ontwerpbesluiten uitdrukkelijke instemming behoeven kan door of namens één van beide Kamers te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 april 2021.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2021

Het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKBV) biedt een regeling voor de bevoegdheid van de rechter en het toepasselijk recht op het gezag over kinderen. Daarnaast regelt het verdrag de wederzijdse erkenning van gezagsbeslissingen. Gezag tot stand gekomen in het ene land, wordt automatisch erkend door de andere verdragspartijen. De Europese Unie heeft ook een regeling op onderdelen van dit verdrag (Verordening Brussel IIbis),1 waardoor de toetreding van nieuwe partijen bij dit verdrag valt onder de bevoegdheid van de EU.

Costa Rica heeft op 29 oktober 2020 meegedeeld dat het wil toetreden tot het HKBV. Op grond van het verdrag is er een termijn van zes maanden voor het maken van bezwaar tegen de voorgenomen toetreding, die eindigt op 26 april 2021.2 De Nederlandse inzet is sinds jaar en dag gericht op een zo groot mogelijk bereik van het HKBV. Dit is in het belang van alle kinderen die verhuizen van het ene land naar het andere. Uit de informatie van de Nederlandse centrale autoriteit volgen geen bezwaren tegen de toetreding van Costa Rica bij het verdrag. Costa Rica heeft inmiddels de Patronato Nacional de la Infancia als centrale autoriteit aangewezen. Daarmee ligt het in de rede om geen bezwaar te maken tegen de toetreding van Costa Rica tot het HKBV.

Op 3 maart jl. heeft Coreper ingestemd met het voornemen om geen bezwaar te maken tegen de toetreding van Costa Rica tot het HKBV, het ontwerp-besluit is in bijlage meegezonden met deze brief3. Het niet maken van bezwaar tegen toetreding van Costa Rica is een besluit van de Raad op grond van artikel 81, derde lid, VWEU. Een dergelijk besluit vergt de instemming van beide Kamers der Staten-Generaal op grond van artikel 3 van de Goedkeuringswet Verdrag van Lissabon.

Een expliciet besluit van de Raad tot het niet maken van bezwaar is een nieuwe handelwijze, enigszins vergelijkbaar met besluiten tot aanvaarding van landen tot het Haags Kinderontvoeringsverdrag. Het verschil bestaat eruit dat bij het HKBV de verdragsrelatie automatisch in werking treedt als niet binnen een bepaalde periode bezwaar is gemaakt, terwijl bij het Haags Kinderontvoering steeds expliciet moet worden ingestemd met toetreding van de verdragspartij.

Voor een besluit tot het niet maken van bezwaar is unanimiteit vereist binnen de Raad. Het onthouden van medewerking aan dat besluit leidt daarbij niet automatisch tot een ander resultaat; de verdragsrelatie zal bij het uitblijven van een beslissing automatisch in werking treden na afloop van de bezwaarperiode.

In het afgelopen jaar is over de wijze van besluitvorming ten aanzien van het eventueel maken van bezwaar overlegd binnen de EU, nu daarmee geen recht wordt gedaan aan het idee van unanimiteitsbesluitvorming dat erop gericht is de autonomie van lidstaten te beschermen. De Nederlandse inzet was om in deze gevallen de besluitvorming om te draaien, waardoor het bezwaar van één of enkele lidstaten voldoende zou zijn om namens de EU ten minste voorlopig bezwaar te maken. Dat heeft helaas niet geleid tot resultaat.

Gedurende die onderhandelingen is overigens reeds een raadsbeslissing genomen tot het niet maken van bezwaar tegen de toetreding van Barbados bij het HKBV4 en van Nicaragua en Guyana tot het Haags Alimentatieverdrag.5 In lijn met het bovenstaande had voor deze besluiten ook instemming aan Uw Kamer gevraagd moeten worden. Dit is ten onrechte niet gebeurd.

In het vervolg zal van een toetreding tot het HKBV en het Haags Alimentatieverdrag zo spoedig mogelijk mededeling worden gedaan in het voortgangsoverzicht JBZ-dossiers, opdat Uw Kamer in de gelegenheid wordt gesteld om in een zo vroeg mogelijk stadium bezwaren kenbaar te maken. Deze bezwaren kunnen dan worden ingebracht in de voorbereiding van een later raadsbesluit over het al dan niet maken van bezwaar die vervolgens ter instemming aan beide Kamers zullen worden voorgelegd.

Daarnaast heeft Coreper op 3 maart jl. ingestemd met een ontwerp-note verbale aangaande enkele voorbehouden van Nicaragua bij het HKBV. Deze voorbehouden zien met name op de taal waarin met de centrale autoriteit gecommuniceerd kan worden6 en de erkenning van rechtsmacht waar het gezagsbeslissingen betreft over vermogen gelegen op het grondgebied van Nicaragua.7 Deze voorbehouden had Nicaragua reeds moeten maken vóór toetreding tot het verdrag, maar dat heeft het land nagelaten. Voor de acceptatie van deze voorbehouden geldt het voornoemde «geen bezwaar» principe niet. Nederland heeft zich in de gesprekken over de acceptatie van deze voorbehouden afzijdig gehouden, nu zij als depositaris van het HKBV aan alle verdragspartijen het verzoek heeft gedaan in te stemmen met deze voorbehouden. Deze ontwerp-note verbale is op dit moment niet openbaar, maar voor de beide Kamers toegankelijk via het delegates portal.8

Gelet op het bovenstaande vraag ik u in te stemmen met medewerking aan de totstandkoming van de raadsbesluiten tot het niet maken van bezwaar tegen de toetreding van Costa Rica bij het HKBV alsmede met de ontwerp-note verbale van de late voorbehouden van Nicaragua bij hetzelfde verdrag. Gelet op het huidige verkiezingsreces van Uw Kamer en het uitgangspunt dat van een instemmingstermijn twee derde buiten een recesperiode dient te vallen,9 ga ik ervan uit dat Uw Kamer stilzwijgende instemming heeft verleend, indien deze brief niet uiterlijk op 1 april 2021 tot reactie heeft geleid.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Verordening (EG) Nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000.

X Noot
2

Artikel 58, derde lid, Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

19 december 2019 (ST 15034/1/19).

X Noot
5

5 december 2019 (13380/19 + ST 5085/20) resp. 19 december 2019 (ST 15034/1/19). Het Haags Alimentatieverdrag 2007 kent een vergelijkbaar stelsel van geen-bezwaar als het HKBV, al geldt bij dit verdrag een bezwaartermijn van 12 maanden op grond van artikel 58, vijfde lid.

X Noot
6

Artikel 54, tweede lid, Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.

X Noot
7

Artikel 55, eerste lid, Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.

X Noot
8

Document ST 6466/21.

X Noot
9

Overeenkomstig aanwijziging 8.20, eerst lid, Aanwijzingen voor de regelgeving.

Naar boven