32 317 JBZ-Raad

Nr. 523 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 augustus 2018

Met deze brief bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het verslag aan van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 12 en 13 juli 2018 te Innsbruck.

Koppeling van visumaanvraagsystemen

Tijdens het notaoverleg inzake de uitkomsten van de Europese Raad en informele JBZ-Raad 11–12 juli op 4 juli jl. heeft het lid Omtzigt (CDA) geïnformeerd naar de koppeling van alle visumaanvraagsystemen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1357). Met deze brief informeer ik uw Kamer hier nader over.

In de concept-Verordening aanpassingen Visuminformatiesysteem (VIS) stelt de Commissie voor om visumaanvragen automatisch te checken ten opzichte van een aantal lijsten/databases. Momenteel worden het EU-VIS en het Schengeninformatiesysteem (SIS) automatisch geraadpleegd door het Nederlandse VIS. De lijst erkende reisdocumenten, bedoeld in Besluit No 1105/2011/EU (Lijst van erkende reisdocumenten) wordt handmatig gecheckt. Van de overige genoemde databases zijn het in- en uitreissysteem (EES), het Europees systeem voor reisinformatie- en autorisatie (ETIAS) en het Europees strafregister informatiesysteem (ECRIS-TCN), nog in aanbouw. Controles tegen de Interpol Stolen and Lost Travel Document database vinden momenteel plaats aan de grens en niet bij beoordeling van de visumaanvraag.

Interpol’s Travel Document Associated With Notice database, Eurodac en Europol gegevens worden op dit moment nog niet gebruikt in het visumaanvraagproces. Door deze aanpassingen aan het VIS worden deze databases straks automatisch geraadpleegd bij het checken van visumaanvragen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers

Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 12 en 13 juli 2018 te Innsbruck

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

Presentatie Wenen proces: Europese grensbescherming – Crisisbestendig asielstelsel

Aanwezige Ministers bespraken in consensuele sfeer de uitwerking van de conclusies van de Europese Raad van 28 juni jl. De discussie richtte zich hierbij met name op de versterking van het Frontex-mandaat, regionale ontschepingsplatforms en de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

E-evidence

Het Oostenrijks voorzitterschap concludeerde dat deze sessie erg informatief was voor iedereen en onderschreef de uitkomsten. Voor vrijwel alle lidstaten stond het belang van wederkerigheid en van evenwicht tussen de bescherming van de fundamentele rechten en de juridische verplichtingen voorop. De lidstaten waren het erover eens dat er goed gekeken moet worden naar artikelen 15 en 16 van de ontwerpverordening over de voorgestelde oplossingen voor conflicterende verplichtingen.

Justitiële samenwerking in civielrechtelijke aangelegenheden

De lidstaten wisselden gedachten uit op basis van enkele vragen van het voorzitterschap over dit thema. De vragen waren vooral toegespitst op het gebruik van moderne technologie. Alle lidstaten steunden het gebruik van moderne technologie en elektronische uitwisseling. Op technisch gebied moet er echter nog veel gebeuren. Het voorzitterschap onderschreef het inzicht dat rechtszekerheid daarbij gewaarborgd moet worden.

Wederzijdse erkenning in strafzaken

Met Nederland onderschreven de deelnemende Ministers het belang van wederzijds vertrouwen dat nodig is voor wederzijdse erkenning. De voorzitter gaf aan hier tijdens een latere Raad op terug te willen komen.

I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

1. Sessie I: Presentatie Wenen proces: Europese grensbescherming – Crisisbestendig asielstelsel

Tijdens dit agendapunt spraken de Ministers aan de hand van een discussiepapier van het Oostenrijks voorzitterschap in consensuele sfeer over de uitwerking van de conclusies van de Europese Raad van 28 juni jl. Het discussiepapier richtte zich op de verdere versterking van het Frontex-mandaat, regionale ontschepingsplatforms en de herziening van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

De aanwezige Ministers steunden unaniem de verdere versterking van het Frontex-mandaat, volgens het principe van gedeelde verantwoordelijkheid, wat betekent dat soevereine taken die behoren tot lidstaten, worden gerespecteerd. Daarbij zetten verschillende lidstaten vraagtekens bij de ambitie van de Commissie om in 2020 10.000 nieuwe grenswachters in te zetten en werd verzocht om een uitgebreide juridische en praktische analyse van de haalbaarheid. De Commissie zegde toe om hier rekening mee te houden en medio september een herziening van het mandaat te presenteren. Nederland verwelkomde het voornemen van de Commissie om het Frontex-mandaat te versterken, waarbij lidstaten primair verantwoordelijk blijven voor het bewaken van de buitengrenzen.

Onder aanwezige Ministers bestond brede steun voor het uitwerken van het concept van een regionaal ontschepingsmechanisme, zoals genoemd in paragraaf 5 van de conclusies van de Europese Raad en zoals ook door UNHCR en IOM gezamenlijk voorgesteld. Voor de Ministers en Commissie is dit op zich geen nieuw concept. Het volgt uit bestaande internationaalrechtelijke verplichtingen waar landen rond de Middellandse Zee reeds aan zijn gehouden. Het voorstel van UNHCR en IOM is gebaseerd op deze bestaande verplichtingen en juridische kaders: het zeerecht waar het reddingen op zee en ontschepingen in veilige havens betreft en het Vluchtelingenverdrag waar het gaat om de identificatie, opvang en bescherming van vluchtelingen. Het voorgestelde ontschepingsplatform bestaat dan ook uit twee onderdelen: de feitelijke ontscheping en de identificatie en registratie van de drenkelingen en afhandeling van eventuele procedures. De Commissie zegde toe om dit samen met IOM en UNHCR verder uit te werken. De aanwezige Ministers verzochten eveneens om verdere uitwerking van de gecontroleerde centra in de EU, zoals genoemd in paragraaf 6 van de conclusies van de Europese Raad. Het is de bedoeling om in geval van aanlanding in de EU drenkelingen over te brengen naar deze gecontroleerde centra, waar zij worden gescreend en waar wordt beoordeeld of zij in aanmerking komen voor asiel (en eventueel daaropvolgende herplaatsing) of terugkeer. Onder de aanwezige Ministers bestond nog geen overeenstemming over de locatie van deze in de lidstaten op te zetten centra, mede in het licht van nog onbeantwoorde vragen over de precieze juridische en praktische werking.

Wat Nederland betreft is het voorstel van UNHCR en IOM, dat werd gepresenteerd voorafgaand aan de bespreking tijdens de laatste Europese Raad, een goede basis voor de verdere uitwerking van deze beide concepten. De regionale ontschepingsplatformen en gecontroleerde centra in de EU zijn in de Nederlandse visie gerelateerde concepten, die tezamen een voorspelbaar en verantwoordelijk mechanisme voor regionale ontscheping in de Middellandse Zee vormen. Aan beide kanten van de Middellandse Zee moeten dezelfde uitgangspunten voor ontscheping en daaropvolgende procedures worden toegepast op basis van nationale procedures met respect voor internationale kaders. Hier ligt wat Nederland betreft een gedeelde verantwoordelijkheid voor alle landen in het Middellandse Zeegebied. Daarbij is het zaak dat EU lidstaten solidariteit tonen door substantiële hervestiging van erkende vluchtelingen en asielzoekers vanuit Noord-Afrika alsmede door herplaatsing binnen de EU. Voor Nederland is het belangrijk dat deze samenwerking plaatsvindt binnen bestaande kaders. Dat UNHCR en IOM dit voorstel hebben gepresenteerd, biedt wat dat betreft vertrouwen.

Ministers benadrukten nagenoeg unaniem de urgentie om de slechte resultaten op terugkeer te verbeteren. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, bepleitten dat in de betrekkingen met betreffende herkomst- en transitlanden meer gebruik wordt gemaakt van more-for-more en less-for-less. Hierbij werden ook landen bij name genoemd; landen waar lidstaten gezamenlijk miljarden in investeren, maar die weigeren hun eigen onderdanen terug te nemen. De voorgenomen herziening van de Terugkeerrichtlijn werd door de aanwezige Ministers verwelkomd, maar om de terugkeerpraktijk daadwerkelijk te verbeteren blijft de medewerking van derde landen onontbeerlijk.

Ten aanzien van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS), benadrukte een merendeel van de lidstaten het streven om de herziening van het GEAS af te ronden tijdens de huidige legislatuur van het Europees Parlement. Nederland heeft hierbij aangegeven dat een focus op de externe dimensie en buitengrensbewaking onvoldoende is voor een effectieve en duurzame Europese aanpak en het daarom van belang is om de herziening van het GEAS voort te zetten en af te ronden. Daarbij is het wat Nederland betreft van belang om op een doelgerichte manier enkele van de conclusies van de Europese Raad in het GEAS te realiseren, bijvoorbeeld de eerder genoemde gecontroleerde centra.

De Commissie concludeerde dat de verschillende interventies lieten zien dat er gezamenlijke grond bestaat over de te nemen maatregelen, voortbouwend op de conclusies van de Europese Raad. De Commissie zegde toe om medio september hiertoe verschillende voorstellen te presenteren, met name met betrekking tot een herziening van het Frontex-mandaat en de terugkeerrichtlijn en verdere uitwerking van de verschillende concepten m.b.t. reddingen op zee en de daaropvolgende ontscheping in veilige havens. Uw Kamer zal hierover via de gebruikelijke weg worden geïnformeerd, zoals toegezegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in het debat op 4 juli jl. De Commissie benadrukte met betrekking tot ontscheping, dat staten, zowel EU lidstaten als daarbuiten, volgens internationaal recht reeds verantwoordelijk zijn voor het redden van mensen in nood op zee. Met betrekking tot de samenwerking met derde landen, vroeg de Commissie lidstaten om alle diplomatieke instrumenten in te zetten, zowel positief als negatief.

Het Oostenrijks voorzitterschap concludeerde net als de Commissie dat de prioriteit nu ligt bij de uitvoering van de conclusies van de Europese Raad van 28 juni jl., waarbij consensus bestaat over buitengrensbewaking en de verschillende ontschepingsconcepten nog verdere uitwerking behoeven. Ten aanzien van derde landen moeten wortel en stok worden gebruikt en moet verder gebruik worden gemaakt van bestaande goede (bilaterale) betrekkingen. Het Oostenrijks voorzitterschap zegde toe om de herziening van het GEAS door te zetten en zal hiertoe bilateralen beleggen met de lidstaten.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

1. Lunchbespreking: het promoten van Europese waarden, de strijd tegen antisemitisme en de bescherming van joodse gemeenschappen in Europa

Ter inleiding van de lunchbespreking sprak het Oostenrijks voorzitterschap in de presentatie over de toename van antisemitische incidenten in de samenleving. Het Oostenrijks voorzitterschap had voor deze lunchbespreking vertegenwoordigers uitgenodigd van drie lokale Joodse organisaties en het Grondrechtenagentschap (FRA).

De lidstaten die zich uitspraken tijdens deze lunch hebben het Oostenrijks voorzitterschap gecomplimenteerd met het agenderen van dit onderwerp. Ze benadrukten een bredere benadering van het probleem. Hun pleidooi was om de aanpak van antisemitisme niet te isoleren, maar dit te integreren in de strijd tegen alle vormen van discriminatie, racisme, xenofobie of intolerantie. Daarnaast moet het niet alleen gaan over het bestrijden van alle vormen van discriminatie, maar ook over preventie, voorlichting en bewustwording.

2. Sessie II: Versterking politiesamenwerking – bestrijding migrantensmokkel en wijkpolitie

Het voorzitterschap presenteerde twee thema’s in het kader van de versterking van de politiesamenwerking, te weten de bestrijding van migrantensmokkel en «community policing» (wijkpolitie). De bestrijding van migrantensmokkel was volgens het voorzitterschap een onontbeerlijk onderdeel naast andere maatregelen voor de versterking van de Europese grensbescherming en een crisisbestendig gemeenschappelijk asielsysteem. Regionale operationele platforms zoals het «Joint Operational Office» in Wenen zijn hierbij nuttig. De samenwerking met derde landen is hierbij van groot belang volgens het voorzitterschap, net zoals de betrokkenheid van het EU-agentschap voor samenwerking bij rechtshandhaving, Europol. Europol bracht in een presentatie de verschillende manieren om bestrijding van mensensmokkel te optimaliseren naar voren en wees vervolgens op de wenselijkheid van interoperabiliteit bij grensbescherming. Vervolgens gaf het voorzitterschap aandacht aan het concept van wijkpolitie, dat volgens het voorzitterschap door betere samenwerking met burgers kan leiden tot meer tijdige interventies. Hierbij moeten te allen tijden de nationale en lokale kaders worden gerespecteerd. Het voorzitterschap kondigde aan een expertmeeting met lokale autoriteiten te organiseren om best practices en informatie uit te wisselen. De Europese politie academie, CEPOL, verheugde zich om de aandacht voor wijkpolitie. Hoewel er sprake is van verschillen, zijn er gemeenschappelijke kenmerken tussen de lidstaten: er is een accentverschuiving naar preventief optreden en meer aandacht voor de digitale wereld. Enkele aandachtspunten volgens CEPOL waren het nut van wijkpolitie bij het verkrijgen van bruikbare inlichtingen en het waarborgen dat de politie niet de taak van de maatschappelijk werkers overneemt. CEPOL is enthousiast over de expertmeeting en bood aan om een handboek voor wijkpolitie op te stellen.

De Commissie vroeg om voorzichtigheid bij de boodschap in de documenten. Er wordt volgens hen systemisch een verband geïmpliceerd tussen migratie en veiligheid. Terwijl volgens de Commissie migratie en diversiteit als zodanig geen veiligheidsrisico’s met zich meebrengt. Ook wilde de commissie dat alle beschikbare instrumenten worden gebruikt en het gebruik van «joint investigation teams» aanmoedigen. De Commissie benadrukte het belang van goede banden met Westelijk Afrika. Ook gaf de Commissie aan te voorzien in aanvullende financiële ondersteuning.

Wat betreft wijkpolitie merkte de Commissie op dat er ook moet worden gekeken naar het werk dat is gerealiseerd door het Radicalisation Awareness Network (RAN). Het moet volgens de Commissie niet zo zijn dat lokale vraagstukken naar EU niveau worden gebracht om het daar op te lossen. Wel bevestigde de Commissie het belang van de relatie van politie met de lokale gemeenschappen om misdaad te bestrijden en radicalisering te voorkomen. De Commissie zal een conferentie organiseren waar zij de lokale autoriteiten zal samenbrengen om te spreken over veiligheidsvraagstukken.

Een beperkt aantal lidstaten pleegde een interventie tijdens deze sessie. De lidstaten die zich hebben uitgesproken steunden over het algemeen het concept van de wijkpolitie. De vraag daarbij was wel of dit lokaal of in EU-verband verder behandeld moet worden. CEPOL en de «European Crime Prevention Network», EUCPN, moeten hier in ieder geval bij betrokken worden. Ook ondersteunden de lidstaten het belang van een geïntegreerde aanpak van grensmanagement. Hierbij is samenwerking met Europol en derde landen van cruciaal. Enkele lidstaten stelden vragen over de afweging van belangen tussen de Algemene Verordening Gegevensbescherming en veiligheidsaspecten bij het delen van gegevens met opsporingsdiensten. Een klein aantal lidstaten bevestigde dat het «Joint Operational Office» een goed initiatief is.

Het Grondrechtenagentschap ondersteunde het inzicht dat wijkpolitie vertrouwen opbouwt tussen de opsporingsautoriteiten en de gemeenschap. Zij presenteren over enkele maanden richtsnoeren om discriminatie te voorkomen. Het Grondrechtenagentschap was sceptisch ten opzichte van voorgenomen acties om humanitaire organisaties strafbaar te stellen en wijst daarbij op een resolutie van het Europees Parlement over humanitaire bijstand.1

Tot slot vroeg het voorzitterschap om schriftelijke commentaren op de twee documenten met als deadline 8 augustus.

3. Sessie III: E-evidence

Als aftrap van de sessie over E-evidence gaf het Oostenrijks voorzitterschap een toelichting op het raadsdocument. Het voorzitterschap vroeg daarbij aan de lidstaten naar relevante nationale ervaringen met betrekking tot conflicterende wettelijke verplichtingen en hoe daarmee wordt omgegaan. Ook verwees het voorzitterschap naar de onderhandelingen over de uitvoeringsovereenkomsten in de VS Cloud Act, wat van belang is voor het voorgestelde verstrekkingsbevel.

De toegevoegde waarde van het voorgestelde verstrekkingsbevel is volgens de Commissie dat opsporingsdiensten hierdoor ook transnationaal kunnen werken, wat door de digitale wereld noodzakelijk is geworden. De Commissie vroeg om voortvarendheid in de algemene oriëntatie zodat de triloog gestart kan worden. De dialoog met de Verenigde Staten wordt namelijk makkelijker als de Europese Unie een eenduidige positie heeft. Daarbij bevestigde de Commissie het belang van wederkerigheid. Er ligt nu een evenwichtig voorstel met het oog op de bescherming van fundamentele rechten en de extra-territorialiteit. De Commissie bevestigde dat artikelen 15 en 16 van de ontwerpverordening gelding hebben op niet EU-bedrijven. De Commissie stelde tevens dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming altijd meegenomen moet worden en dat dit voorstel volgens EU recht geen grondslag is voor data transfer. Het was volgens de Commissie van belang dat er een expliciete verwijzing is naar het EU acquis op het vlak van de gegevensbescherming. Tot slot merkte de Commissie op dat het mandaat voor de onderhandelingen met VS in de komende maanden wordt besproken.

Een vertegenwoordiger van het Europees Parlement verwees naar de opvatting van de Artikel 29 werkgroep van november 2017 over verplichte verstrekking buiten de EU in verband met derde landen rechtsmacht (conflicting legal obligations)2 om aan te geven dat het Europees Onderzoeksbevel al een goede grondslag biedt voor het verstrekkingsbevel. Het Europees Parlement meende dat de Cloud Act niet in overeenstemming is met de Algemene Verordening Gegevensbescherming, net zoals de ontwerpverordening. Om deze reden vond het Europees Parlement dat het pakket grondig moet worden bestudeerd.

Volgens Nederland waren de artikelen 15 en 16 van de ontwerpverordening over conflicterende rechtsverplichtingen nodig. Voor de service providers moet er duidelijkheid zijn over de verplichtingen en verwachtingen van service providers. Ook moet er evenwicht zijn tussen verplichtingen en verwachtingen. De service providers mogen geen aanleiding hebben om het proces te vertragen. Nederland steunde het verder bespreken van dit onderwerp in de raadswerkgroepen en expertgroepen.

Voor vrijwel alle lidstaten stond het belang van wederkerigheid voorop. Net zoals het belang van evenwicht tussen de bescherming van de fundamentele rechten en de juridische verplichtingen. De lidstaten waren het erover eens dat er goed gekeken moet worden naar artikelen 15 en 16 van de ontwerpverordening over de voorgestelde oplossingen voor conflicterende verplichtingen. Bij het huidige voorstel werden door veel lidstaten kritische opmerkingen geplaatst. De meeste lidstaten stelden dat de nationale bevoegdheid gewaarborgd moet blijven en dat er duidelijkheid moet zijn over de verplichtingen van en naar derde landen. Er waren lidstaten die niet wilden dat het bevraagde land bepaalt of er wordt verstrekt, maar er waren ook lidstaten die juist het internationaal recht willen volgen. Alle lidstaten waren het erover eens dat op expert-niveau verder naar de bepalingen moet worden gekeken.

De Commissie gaf aan dat fragmentatie onwenselijk is en bilaterale afspraken met de Verenigde Staten meer rechtsonzekerheid geven voor de service providers. De Commissie wilde juist rechtszekerheid en de IT-sector betrekken voor een betere samenleving. De Raad zal door de Commissie regelmatig geïnformeerd worden.

Het Oostenrijks voorzitterschap concludeerde dat deze sessie erg informatief was voor iedereen. Ook onderkende het voorzitterschap dat conflicterende verplichtingen een probleem zijn voor service providers en dat wederkerigheid moet worden verkregen. Het voorzitterschap constateerde verder dat veel lidstaten vragen en opmerkingen plaatsten bij de artikelen 15 en 16. Tot slot moet er bij de onderhandelingen goed naar fundamentele rechten worden gekeken.

4. Sessie IV: Justitiële samenwerking in civielrechtelijke aangelegenheden

Het Oostenrijks voorzitterschap gaf aan het begin van de sessie toelichting op het discussiedocument «Modernisation of the judicial cooperation in civil and commercial matters due to enhanced use of electronic means of communication». Zoals in het document beschreven vroeg het voorzitterschap tevens reactie op drie vragen: Tot welke mate kan gebruik van elektronische middelen worden verbeterd in grensoverschrijdend rechtsverkeer zonder tekortkomingen in de bescherming van de procedurele rechten van burgers te riskeren? Wat zijn de grootste obstakels voor het gebruik van moderne technologie wanneer het aankomt op het verzamelen van bewijs? Hoe kan e-CODEX beter gebruikt en gestimuleerd worden als infrastructuur voor communicatie in grensoverschrijdend rechtsverkeer?

De Commissie lichtte daarover de plannen nader toe en stelde dat zij op 31 mei 2018 twee voorstellen heeft gepresenteerd met betrekking tot het aanpassen van de Bewijsverordening en Betekeningsverordening.3 Deze voorstellen zijn erop gericht huidige problemen te verhelpen en een kader te scheppen voor efficiënter grensoverschrijdend rechtsverkeer. Beide voorstellen betekenen tevens een grote besparing.

Volgens Nederland waren de ervaringen niet altijd een succes, ondanks de beschikbare fondsen. Voor het elektronisch verzenden van documenten moet volgens Nederland de betrouwbaarheid van documenten verzekerd worden, bijvoorbeeld met elektronische handtekening en zegel. Tevens stelde Nederland dat bewijsvergaring transparant moet zijn. Verder bracht Nederland naar voren dat E-codex snel moet worden geïmplementeerd zodat het onderhoud bij de Commissie kan worden ondergebracht. Lidstaten moeten worden aangemoedigd om bestaande EU-fondsen te gebruiken voor toegang tot E-codex. Tot slot stelde Nederland dat E-codex beter zou worden gebruikt als er een mogelijkheid van een digitale procedure wordt opgenomen in nieuwe wetgevende voorstellen zowel op civielrechtelijk als strafrechtelijk gebied.

Alle lidstaten steunden het gebruik van moderne technologie en elektronische uitwisseling. De meeste lidstaten brachten daarbij wel de vraag over waarborgen op. Zo moet er al dan niet toestemming gegeven worden voor gegevensuitwisseling, en moet de veiligheid van de systemen gewaarborgd zijn, mede gelet op de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Volgens een groot aantal lidstaten is training en uitbreiding van de infrastructuur nodig om de voorstellen succesvol te implementeren. E-codex werd daarbij niet door alle lidstaten gesteund. Er werden door diverse lidstaten vragen gesteld over onder andere de stabiliteit van het systeem. Over het gebruik van tele-horen waren de lidstaten verdeeld; een aantal vonden dat het gebruik verplicht moet worden gesteld, anderen willen het gebruik vrijwillig laten.

Het grondrechtenagentschap wees op de drie rechten die bij deze discussie van toepassing zijn, namelijk het recht op een eerlijk proces; het recht op eerbieding van het privéleven; en de toegang tot de rechter- ook voor degenen die geen internet hebben.

De Commissie concludeerde dat er technisch gezien nog veel moet gebeuren. Zo moeten alle lidstaten op hetzelfde niveau gebracht worden. E-Codex heeft momenteel een beperkte reikwijdte en heeft nog geen grondslag in EU-wetgeving. Bij eu-LISA is overigens genoeg capaciteit gereserveerd.

Het voorzitterschap rondde deze sessie af met de conclusie dat rechtszekerheid moet worden gewaarborgd. Dit is net zo belangrijk als de vrijwilligheid van de adressant. En het gerecht zou zelf moeten kunnen beslissen hoe bewijs wordt toegelaten.

5. Lunchbespreking: Wederzijdse erkenning in strafzaken

Het voorzitterschap gaf tijdens de lunch een eerste aanzet in de discussie in JBZ verband over het belang van wederzijds vertrouwen voor de uitvoering van instrumenten van justitiële samenwerking die gebaseerd zijn op wederzijdse erkenning. Het voorzitterschap noemde in de introductie het belang van wederzijds vertrouwen en gaf daarbij aan dat enkele lopende rechtszaken voor het Europees Hof van Justitie de ernst van het onderwerp onderstreept. Het is daarbij aan het Hof om uitspraak te doen in de lopende zaken. Volgens het voorzitterschap is het zaak om lessen te trekken uit deze uitspraken om het wederzijds vertrouwen te kunnen blijven schragen en het instrumentarium van onder ander het Europees aanhoudingsbevel en Europees opsporingsbevel dat sinds 2002 voortvarend is opgebouwd ook voor de toekomst ten volle te kunnen benutten.

De Europese Commissie bij monde van Commissaris Jourova onderstreepte het belang van de discussie terwijl zij tegelijkertijd aangaf niet vooruit te willen lopen op de zaken die nu voorliggen bij het Hof. Daarnaast wees de Commissaris op de discussie die op dit moment loopt in de Raad voor algemene zaken.

Nederland hechtte belang aan deze discussie in JBZ-verband en wees er op dat ontwikkelingen in de rechtsstaat van individuele lidstaten, effect kunnen hebben op het functioneren van het Europees instrumentarium zoals het Europees aanhoudingsbevel.

Met Nederland onderschreven de deelnemende Ministers het belang van wederzijds vertrouwen dat nodig is voor wederzijdse erkenning. Diverse lidstaten merkten op dat er geen panklaar mechanisme voorhanden is om deze discussie, naast de reeds bestaande dialogen en met oog voor de lopende procedures, te voeren.

De voorzitter concludeerde hier in een latere Raad op terug te willen komen.


X Noot
1

Resolutie van het Europees Parlement van 5 juli 2018 over richtsnoeren voor lidstaten om te voorkomen dat humanitaire bijstand strafbaar wordt gesteld (nr. P8_TA(2018)0314).

X Noot
2

Richtlijnen van werkgroep Artikel 29 van 29 november 2017 over transparantie volgens verordening 2016/679 (nr. WP260 rev.01).

X Noot
3

Voorstel wijziging EG-Bewijsverordening (COM (2018) 378) en voorstel wijziging EG-Betekeningsverordening (COM (2018) 379).

Naar boven