32 317 JBZ-Raad

Nr. 442 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2016

Middels deze brief beantwoordt het kabinet het verzoek van de vaste Kamercommissie voor Europese Zaken om een kabinetsreactie op de uitslag van het referendum in Hongarije.

Op zondag 2 oktober vond in Hongarije een referendum plaats over de vraag «Wilt u dat de Europese Unie het recht heeft om een verplichte vestiging van niet-Hongaarse burgers voor te schrijven zonder de instemming van het parlement?» Voor een bindende uitslag moet een opkomst van 50% van de kiesgerechtigden worden gehaald. Op moment van schrijven is de uitslag van het referendum door de Hongaarse Kiesraad nog niet vastgesteld. Naar verwachting gebeurt dat op woensdag 5 oktober.

Berichtgeving over exit polls wijst erop dat de opkomst tussen de 43% en 45% zou liggen. De opgekomen kiezers zouden de voorliggende vraag massaal met «nee» hebben beantwoord: exit polls noemen getallen tussen de 95% en de 99,8%. De Kiesraad heeft na telling van het aantal uitgebrachte stemmen verklaard dat het referendum ongeldig is omdat de vereiste opkomst van 50% niet is gehaald.

De Europese afspraken over de herplaatsing van vluchtelingen die onderwerp waren van het referendum zijn bindend. De Unie ontwikkelt blijkens artikel 78 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming. Op grond van de leden 2 en 3 is de Unie bevoegd daartoe maatregelen te nemen. De rechtsgrond voor het Raadsbesluit is artikel 78 lid 3 VWEU. Volgens artikel 78 lid 3 VWEU kan de Raad op voorstel van de Commissie voorlopige maatregelen nemen ten gunste van lidstaten die in een noodsituatie geraken door de plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen. Op basis van artikel 80 moeten aan het gezamenlijk Europees migratiebeleid de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten ten grondslag liggen, ook op financieel vlak.

Hongarije is door het Raadsbesluit d.d. 22 september 2016 gebonden om voor eind 2017 1294 migranten te herplaatsen uit Griekenland en Italië. Tot op heden heeft Hongarije geen enkele migrant herplaatst. Hongarije is, met of zonder referendum, aan deze verplichtingen gebonden. Het is aan de Europese Commissie om toe te zien op naleving van de verdragen en te besluiten over het instellen van eventuele infractieprocedures.

Hongarije heeft op 3 december 2015 bij het EU-Hof in Luxemburg beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad (zaak C-647/15). Hangende het beroep verandert er niets aan de plicht van Hongarije om uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken.

Zoals ook met uw Kamer besproken tijdens het debat over de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders van 27 EU-lidstaten te Bratislava van 14 september jl., heeft Hongarije door toe te treden tot de EU, het gehele acquis aangenomen, inclusief de bepalingen over hoe de Unie besluiten neemt. Naar mening van het kabinet verkleint de Hongaarse regering met de organisatie van dit referendum, nog voordat het Hof uitspraak heeft gedaan, de mogelijkheid om nadere overeenstemming te vinden over de aanpak van het thema migratie in de EU. De Europese Unie is een waardengemeenschap waarvan rechtsstatelijkheid, eenheid en solidariteit essentiële fundamenten zijn. De aanpak van de Hongaarse regering – die niet bereid is tot het opnemen van migranten uit Italië of Griekenland, die stelselmatig migranten die de islam aanhangen in een kwaad daglicht stelt, en die niet handelt conform de uitgangspunten van de Geneefse conventies om een veilige opvang te bieden aan vluchtelingen – valt naar mening van het kabinet moeilijk te rijmen met deze uitgangspunten. De Europese Unie is gegrondvest op gemeenschappelijk waarden waaruit niet naar believen kan worden gekozen.

Juist op onderwerpen waarover Nederland met Hongarije van mening verschilt, zoals migratie en rechtsstatelijkheid, is het van belang helderheid te scheppen en elkaar te spreken. Ik heb daarom op 3 en 4 oktober jl., daags na het migratiereferendum, een bezoek gebracht aan Hongarije. In mijn gesprekken met de Hongaarse Minister van Buitenlandse Zaken Szijjártó en parlementsvoorzitter Kövér heb ik het belang van Europese solidariteit benadrukt. Europese samenwerking vergt dat alle lidstaten hun verplichtingen serieus nemen. Het gaat nadrukkelijk niet alleen om de lusten, maar ook om de lasten. Op die verantwoordelijkheid heb ik Hongarije aangesproken en in niet mis te verstane woorden mijn opvattingen over dit specifieke referendum kenbaar gemaakt. Ik heb in Hongarije ook gesproken met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en een aantal oppositieleden. Het bezoek vond mede plaats in het kader van een reis op het terrein van de rechtsstaat (Warschau, Rome, Boedapest) en in het licht van de bredere bilaterale en Europese relaties met Hongarije.

Het kabinet stelt vast dat de uitslag van het referendum nog wel formeel moet worden bekend gemaakt, en constateert dat de Hongaarse regering er niet in is geslaagd voldoende steun te vinden voor zijn agenda om een bindend oordeel van de Hongaarse bevolking te krijgen. Het kabinet zet zich onverminderd in voor een klimaat waarin lidstaten in Europa gezamenlijk oplossingen proberen te vinden voor problemen die voor elk van ons afzonderlijk te groot zijn.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Naar boven