32 317 JBZ-Raad

Nr. 427 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2016

Hierbij bieden wij u de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 7 en 8 juli 2016 in Bratislava aan.

52 Syrische vluchtelingen met een Duits visum

Zoals door de Tweede Kamer verzocht in de regeling van werkzaamheden van 22 juni (Handelingen II 2015/16, nr. 99, Regeling van werkzaamheden) gaat het kabinet graag in op het bericht dat Turkije aan 52 Syrische vluchtelingen met een Duits visum de uitreis heeft geweigerd. Sinds april 2016 zijn meer dan 796 Syriërs hervestigd vanuit Turkije naar de EU onder de afspraken van 18 maart jl. Het betreft zaken die door Turkije aan UNHCR zijn aangeleverd om aan de lidstaten aan te bieden. In overleg met UNHCR, de Commissie en de Turkse autoriteiten wordt stelselmatig gewerkt aan verbetering van de werkmethoden voor behandeling en selectie van individuele gevallen op basis van de door UNHCR gehanteerde hervestigingscategorieën die deel uitmaken van de vastgestelde Standard Operating Procedures.

In enkele tientallen gevallen is inderdaad, na het doorlopen van de procedure, gebleken dat Turkije geen uitreisvergunning verstrekt. Hieronder bevindt zich ook een aantal hoger opgeleide vluchtelingen, wier gezinsleden eveneens een uitreisvergunning is geweigerd. Hierdoor heeft de hervestiging van enkele tientallen Syrische vluchtelingen in Europa nog niet plaatsgevonden. Tegelijkertijd blijkt ook dat er in sommige gevallen voor andere Syrische vluchtelingen met hogere opleiding wèl uitreisvisa zijn afgegeven en dat deze personen zijn hervestigd door de lidstaten.

Deze praktijk is opgebracht door individuele lidstaten en de Commissie in de contacten met Turkije, ook in het kader van de onderhandelingen over de gestandaardiseerde werkafspraken voor het toekomstige vrijwillige humanitaire toelatingsprogramma. Hierin wordt over en weer benadrukt dat de EU en Turkije niet mogen selecteren op basis van het opleidingsniveau van hervestigingskandidaten.

De EU en Turkije hebben een gezamenlijk belang bij duidelijke afspraken zodat deze procedures zorgvuldig en transparant worden uitgevoerd, waarmee ook de rechten van deze personen groep worden gerespecteerd.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 7-8 juli 2016 te Bratislava

I. Binnenlandse Zaken, Immigratie en Asiel

1. Migratie en grenzen

De eerste dag van de informele bijeenkomst zal in het teken staan van migratie en grenzen. Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda is de precieze invulling van dit agendapunt nog niet bekend en zijn er nog geen discussiedocumenten beschikbaar.

Zoals tijdens de laatste JBZ-Raden gebruikelijk was, zullen de Ministers onder dit agendapunt naar alle waarschijnlijkheid de implementatie van de EU-Turkije Verklaring bespreken als ook de situatie in het centrale Middellandse Zeegebied. Ondanks dat de instroom vanuit Turkije naar de Griekse eilanden fors is gedaald, behoeft de implementatie van de Verklaring nog de nodige aandacht, onder meer voor wat betreft terugkeer, herplaatsing en hervestiging. Tijdens de JBZ-Raad in juni is de recente Commissiemededeling over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda verkennend besproken, waarover uw Kamers het BNC-fiche op 24 juni jl. is toegezonden. Daarnaast zullen de uitkomsten van de Europese Raad van 28 en 29 juni leidend zijn voor de besprekingen.

Tijdens de laatste JBZ-Raad onder Nederlands EU-Voorzitterschap heeft het inkomende Slowaakse Voorzitterschap zijn prioriteiten toegelicht, waaronder de implementatie van de Europese grens- en kustwacht, het slimme grenzenpakket en het behoud van de Schengenruimte. Eind juni werd een politiek akkoord bereikt met betrekking tot de Europese grens- en kustwacht. Het is nu zaak voor de lidstaten, aangespoord door het inkomende voorzitterschap, om dit politieke akkoord zo snel mogelijk te operationaliseren. In zijn rol als voorzitter van de Raad van Ministers van de EU heeft Nederland stelselmatig aandacht gevraagd voor een vlotte implementatie van de Europese grens- en kustwacht. Nederland zal zich hiervoor in de nabije toekomst blijven inzetten. Tijdens het Nederlands Voorzitterschap is goede voortgang gemaakt met de besprekingen van de Verordening tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) uit het herziene slimme grenzenpakket. De verwachting is dat onder Slowaaks Voorzitterschap een politiek akkoord met het Europees parlement moet kunnen worden bereikt.

2. Informele bijeenkomst EU-Oostelijk Partnerschap

Na afloop van de besprekingen over voormelde migratie-onderwerpen zal op 7 juli te Bratislava een informele EU-Oostelijk Partnerschap bijeenkomst worden gehouden. Het betreft een reguliere bijeenkomst op ministerieel niveau tussen de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap. De Raad zal bij deze bijeenkomst vertegenwoordigd worden door het Slowaakse Voorzitterschap en het Maltese inkomend Voorzitterschap (Ministers van andere lidstaten, waaronder Nederland, zijn niet uitgenodigd). Tijdens de bijeenkomst zal worden gesproken over actuele ontwikkelingen en de samenwerking tussen de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap op justitieterrein. Hierbij zullen onder meer de aanpak van corruptie, de bestrijding van witwassen en de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht aan de orde komen.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

3. Europees Openbaar Ministerie

Het inkomende Slowaakse Voorzitterschap wil tijdens de informele JBZ-Raad de samenhang bespreken tussen de voorstellen voor de zgn. PIF-richtlijn, de ontwerpverordening inzake het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en de ontwerpverordening voor Eurojust en de stand van zaken dienaangaande. In alle drie deze gevallen lopen de onderhandelingen immers al enige tijd en zijn ze ook in een ver gevorderd stadium, maar is de afronding van de besprekingen van ieder van deze voorstellen afzonderlijk afhankelijk van die van de andere. Het Slowaakse Voorzitterschap wil in het bijzonder bespreken hoe het EOM effectief PIF-delicten zal kunnen aanpakken en hoe Eurojust en OLAF de rol van het EOM daarbij kunnen aanvullen. Verder verzoekt het Slowaakse Voorzitterschap in te stemmen met het verzoek aan de Commissie om de JBZ-Raad te informeren over de kosten en baten van het EOM op basis van de gewijzigde structuur en bevoegdheid. Het Slowaakse Voorzitterschap verzoekt de Raad zich te scharen achter zijn ambitie om einde van het jaar een algemene oriëntatie te bewerkstelligen. Nederland verwelkomt het feit dat er naar de samenhang tussen de verschillende voorstellen wordt gekeken, dat er aandacht wordt besteed aan de eigenstandige rol voor Eurojust en OLAF bij de aanpak van EU-fraude en zal zo nodig refereren aan de uitkomst van de besprekingen over de PIF-richtlijn en het EOM onder het Nederlandse Voorzitterschap tijdens de JBZ-Raad van 9 juni jl. Ten aanzien van de tweede vraag zal Nederland het bekende standpunt herhalen dat het actief betrokken blijft bij de onderhandelingen over het EOM, maar pas een finaal standpunt over deelname daaraan zal innemen als het eindpakket na de onderhandelingen beschikbaar is en het Nederlandse parlement zich daarover heeft kunnen uitspreken. Voor een goede beoordeling van het eindpakket is het wenselijk dat de Commissie inzage verschaft in de verwachte financiële implicaties van het EOM, rekening houdend met de ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel gewijzigde structuur en bevoegdheid van deze organisatie.

4. e-Justice

Het Europese e-Justice programma heeft tot doel digitale voorzieningen te ontwikkelen die het rechtsverkeer tussen burgers, bedrijven en juridische professionals die te maken hebben met geschillen met een grensoverschrijdende karakter, te faciliteren. De tussenrapportage van het Meerjaren Europees e-Justice Actieplan is als A-punt aangenomen in de JBZ-Raad van 9 en 10 juni jl. en geeft een overzicht van de voortgang van het programma. Nederland heeft zich de afgelopen jaren actief ingezet om van e-Justice een succes te maken en is heel tevreden over de voortgang die is geboekt. Het project e-Codex – «e-Justice Communication via Online Data Exchange» –, dat nu is afgerond, had tot doel bouwstenen op te leveren voor veilig en betrouwbaar digitaal verkeer tussen lidstaten op het justitiële terrein. Om de bouwstenen van e-Codex te borgen heeft Nederland deelgenomen aan een subsidieaanvraag bij de Europese Commissie voor een project van twee jaar met de naam Me-Codex (Maintenance e-Codex). Inmiddels is deze subsidieaanvraag gehonoreerd.

Nederland kijkt ernaar uit hoe het Slowaakse Voorzitterschap dit dossier verder zal begeleiden.

5. Diversen: presentatie door de Commissie van het voorstel betreffende de herziening van Brussel IIbis

Dit betreft de presentatie van het reeds eerder aangekondigde voorstel tot herziening van Brussel IIbis (de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000). De inhoud van het voorstel is op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda nog onbekend. Beide Kamers der Staten-Generaal zullen over deze inhoud te zijner tijd nader worden geïnformeerd langs de daartoe gebruikelijke weg (BNC-fiche). Voor beide Kamers geldt op dit dossier een instemmingsrecht. Nu de inhoud van het voorstel nog niet bekend is, is ook de positie van andere landen en het Europees parlement nog onbekend. Het Europees parlement is op het terrein van Brussel IIbis geen medewetgever, maar heeft een adviserende rol. Het Europees parlement heeft wel reeds aangegeven deze rol actief in te willen vullen op dit dossier.

Nederland heeft op een aantal punten reeds positie ingenomen middels een inbreng in de openbare raadpleging van de Europese Commissie over de werking van Brussel IIbis. Deze inbreng is eerder afgestemd met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2013/14, 22 112, 1891, bijlage). De inbreng van Nederland in de informele JBZ-Raad zal zich beperken tot het herhalen van de opmerking dat Nederland het voorstel tot herziening van Brussel IIbis verwelkomt en dat Nederland het wenselijk acht zich bij de herziening te richten op de verbetering van de praktische toepassing van de verordening.

6. Lunchbespreking: cybercrime en encryptie

Het Slowaakse Voorzitterschap initieert tijdens deze informele Raad een discussie over het gebruik van encryptie door criminelen en de problemen die de opsporing daardoor ondervindt bij het vergaren van gegevens.

Bij het gebruik van internet en communicatietechnologie speelt het gebruik van versleuteling van gegevens een grote rol. Het gaat dan enerzijds om versleutelingstechnieken die worden gebruikt in online communicatie zoals via Skype, WhatsApp, Facebook, Twitter en versleutelde e-mails. Anderzijds is er software die het mogelijk maakt offline (op de computer / in het netwerk) gegevens te versleutelen met behulp van open-source programma’s zoals Truecrypt. Deze versleutelingen maken het vergaren van gegevens door opsporingsdiensten heel moeilijk. Bij online versleuteling is de politie afhankelijk van de medewerking van de Internet Service Providers (ISPs). Deze hebben zelf echter, onder meer door de toename van het gebruik van end-to-end encryptie, steeds vaker niet de mogelijkheid meer de gegevens te ontsleutelen De ISPs hebben dan alleen de versleutelde data. Bij offline versleuteling is de politie afhankelijk van de juiste ontsleutelingscode die de verdachte meestal zelf heeft aangemaakt en daardoor niet zonder medewerking van de verdachte kan worden verkregen.

Vanuit het belang van veiligheid op internet worden veilig ontworpen software en het gebruik van hulpmiddelen om ongewenste kennisneming door derden van gegevens tegen te gaan gestimuleerd. Het Slowaakse Voorzitterschap wil tijdens de informele JBZ--Raad discussiëren over de verhouding tussen het opsporingsbelang en het belang van de bescherming van gegevens in relatie tot encryptie. Ministers worden gevraagd vanuit hun eigen ervaringen en rechtspraktijk te reflecteren op de noodzaak van en de mogelijkheden tot een aanpak die toegang tot data mogelijk maakt zonder in te boeten op de bescherming van de privacy van de rechthebbenden op die data.

Voor Nederland zijn voor deze discussie aanknopingspunten te vinden in de brief aan de Tweede Kamer van 4 januari 2016 (Handelingen II, 2015–2016, 26 643, nr. 383) met het kabinetsstandpunt over encryptie. Het kabinet onderschrijft het belang van sterke encryptie voor de veiligheid op internet, ter ondersteuning van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers, voor vertrouwelijke communicatie van overheid en bedrijven, en voor de Nederlandse economie. Het kabinet heeft ook oog voor het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de belangen die zijn gemoeid met de nationale veiligheid. Het omgaan met deze ontwikkelingen vergt het zoeken naar nieuwe oplossingen. De opsporings-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn daarbij deels afhankelijk van samenwerking met aanbieders van ICT-producten en -diensten, met inachtneming van ieders rol en verantwoordelijkheden en de wettelijke kaders. Het kabinet is van mening dat het op dit moment niet wenselijk is om beperkende wettelijke maatregelen te nemen ten aanzien van de ontwikkeling, de beschikbaarheid en het gebruik van encryptie binnen Nederland.

Naar boven