32 317 JBZ-Raad

Nr. 402 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2016

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 10 en 11 maart 2016.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 10 en 11 maart 2016 te Brussel

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Migratie: de Raad besprak de uitvoering van de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van 7 maart, mede ter voorbereiding van de Europese Raad van 17 en 18 maart. Hierbij heeft het Voorzitterschap het belang van het volledig naleven van de Schengengrenscode, het beëindigen van de doorwuifpraktijken en het belang van het ondersteunen van Griekenland onderstreept.

Europese grens- en kustwacht: er is voortgang geboekt met betrekking tot de behandeling van het voorstel; het streven is om voor de volgende JBZ-Raad een Raadspositie te bewerkstelligen.

Mensensmokkel: de Raad nam tijdens deze bijeenkomst conclusies aan over de aanpak van mensensmokkel.

Veiligheid en Justitie

Richtlijn vuurwapens: Het Voorzitterschap legde de Raad vragen voor over een minimumleeftijd, medische testen, een verbod zware semi-automatische wapens, uitzonderingen op het verbod voor culturele en historische redenen en online verkoop van vuurwapens. Over het algemeen hielden de lidstaten in hun reacties bij voorkeur vast aan de bepalingen van de huidige richtlijn vuurwapens, waarin deze onderwerpen worden overgelaten aan nationale wetgeving. De conclusies van het Voorzitterschap zullen dienen als basis voor de verdere onderhandelingen op het technisch niveau.

Terrorismebestrijding: De door de EU-contra terrorisme coördinator getrokken conclusies met een nadruk op verbetering van informatie-uitwisseling en grenscontroles werden door de lidstaten onderschreven.

Richtijn bestrijding terrorisme: De JBZ-raad bereikte al twee maanden na de presentatie van het voorstel van de commissie, een algemene oriëntatie over de richtlijn betreffende de bestrijding van terrorisme. Een groot aantal lidstaten gaf daarbij aan dat voor de bepaling inzake reizen met een terroristisch doel een meer ambitieuze bepaling wenselijk zou zijn geweest, met name vanwege de schrapping van intra-EU reizen met een terroristisch doel.

EOM: Het Voorzitterschap markeerde in het licht van de motie Van Oosten c.s. d.d. 9 maart 2016 (Kamerstuk 32 317, nr. 398) dat het Nederlandse parlement de ontwikkelingen in de onderhandelingen met aandacht volgt, maar in meerderheid onverminderd kritisch staat ten opzichte van de overdracht van bevoegdheden, zoals voorzien in de tekst voor de artikelen 1 t/m 35. Het debat in de Raad liet zien dat er ten aanzien van het begrip «operational expenditure» en de vraag welke kosten voortvloeiend uit activiteiten van het EOM in de deelnemende lidstaten, in het bijzonder voor onderzoeksmaatregelen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, onder het budget van de Unie respectievelijk dat van de lidstaten zullen vallen, verschillende zienswijzen bestaan.

I. Gemengd Comité

1. Migratie

– stand van zaken en opvolging genomen maatregelen

– toekomstige acties

= gedachtewisseling

De Ministers wisselden van gedachten over de Europese migratieproblematiek en de uitwerking van de verklaring van de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie van 7 maart jl. Een meerderheid van de lidstaten uitte zich positief over de uitkomsten van de samenwerking tussen de Europese Unie en Turkije, waarbij werd benadrukt dat juridische en praktische aspecten nog nadere uitwerking behoeven, in overeenstemming met Europese en internationale verplichtingen. Het Voorzitterschap onderstreepte het belang van adequate toepassing van de Schengengrenscode, het einde van de doorwuifaanpak en het ondersteunen van Griekenland op alle terreinen.

De Europese Commissie stelde dat elementen uit de overeenkomst tussen de Europese Unie en Turkije noodzakelijk zijn om de situatie in de Schengenzone weer te normaliseren. Griekenland deed daarnaast een dringend beroep op de lidstaten om de herplaatsingsbesluiten versneld uit te voeren en om steun voor het opvangen van gestrande migranten.

In hun interventies beaamden de meeste lidstaten dat de overeenkomst tussen de Europese Unie en Turkije een stap in de goede richting is. Verschillende lidstaten uitten bovendien zorgen over de versnelling van het visumliberalisatieproces voor Turkije en benadrukten dat hiertoe niet over kan worden gegaan, zonder dat Turkije aan alle voorwaarden heeft voldaan. De Europese Commissie zegde toe een analyse van het juridische raamwerk te publiceren in aanloop naar de Europese Raad.1 Verschillende lidstaten uitten bovendien hun zorgen over eventuele alternatieve routes voor migranten, onder meer via Albanië en Libië.

Frontex zegde toe binnen afzienbare tijd een update te publiceren met betrekking tot een uitvraag voor de noodzakelijke experts en materiaal ten gunste van de werking van de hotspots. Daarnaast gaf Frontex informatie over de situatie aan de grens tussen Griekenland en Macedonië. EASO informeerde lidstaten dat de aantallen voor wat betreft instroom lager zijn, maar dat de instroom niet is ingedamd. EASO benadrukte bovendien dat het extra personeel nodig heeft in Griekenland om het werk adequaat te kunnen uitvoeren.

Het Voorzitterschap concludeerde dat het een vruchtbare gedachtenuitwisseling was, tussen de twee bijeenkomsten van de Europese Raad in. De implementatie van genomen maatregelen om de instroom te laten dalen, om de Europese buitengrenzen te beschermen, om illegale migratie te reduceren, om Schengen te behouden en om de negatieve humanitaire gevolgen te reduceren, blijft bovenaan de migratieagenda prijken. Het Voorzitterschap benadrukte het belang van de volledige implementatie van alle stappen die door de Europese Commissie zijn geïdentificeerd in de mededeling «Terug naar Schengen». Lidstaten zijn gereed om de afspraken tussen de Europese Unie en Turkije te implementeren en hebben een gezamenlijk belang bij het laten slagen hiervan, maar deze verdienen nog verdere uitwerking. Tegelijkertijd moeten alternatieve routes en dynamieken actief worden gemonitord en dienen lidstaten en agentschappen gereed te zijn om illegale migratie en secundaire bewegingen te controleren. Ten slotte is het van het grootste belang om een effectief terugkeerbeleid te voeren.

2. Europese grens- en kustwacht: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2007/2004, Verordening (EG) nr. 863/2007 en Beschikking 2005/267/EG van de Raad (eerste lezing)

= stand van zaken

Het Voorzitterschap heeft tijdens dit agendapunt opnieuw de voortgang op ambtelijk niveau van de behandeling van dit voorstel gepresenteerd. Het voorstel zal tijdens elke JBZ-Raad de komende maanden worden geagendeerd om te voldoen aan de timing zoals deze volgt uit de conclusies van de Europese Raad van februari. Het Voorzitterschap streeft ernaar een Raadspositie te bereiken voor de JBZ-Raad van 21 april as. Het Voorzitterschap staat in nauw contact met de rapporteur uit het Europees Parlement en er heeft in LIBE een eerste openbare gedachtewisseling plaatsgevonden.

3. Diversen

= stand van zaken wetgevende voorstellen

Het Voorzitterschap informeerde de Raad onder verwijzing naar een paper van het Voorzitterschap, over de stand van zaken van de onderhandelingen in diverse dossiers, te weten het pakket waarborgen voor verdachten, de Europolverordening, de EU-PNR richtlijn, het pakket gegevensbescherming, de Eurojustverordening, de PIF-richtlijn, de richtlijn ECRIS voor derdelanders, het slimme grenzen voorstel, de herziening van de Dublin-verordening en de verordening tot vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst.

Mensensmokkel (A-punt)

Lidstaten hebben raadsconclusies aangenomen met betrekking tot de aanpak van mensensmokkel.2 Deze conclusies benadrukken het belang van een multidisciplinaire aanpak van mensensmokkel, waarbij alle relevante partijen zijn aangesloten. De conclusies doen een beroep op de Commissie, lidstaten, en Europese agentschappen om de politiële en justitiële samenwerking verder te intensiveren. Alle betrokken partijen worden aangemoedigd om de onderlinge informatieverzameling- en uitwisseling te verbeteren, waaronder het beter benutten van bestaande systemen. In de conclusies is er verder aandacht voor de thema’s: financieel rechercheren, het gebruik van sociale mediagegevens, het versterken van de samenwerking met derde landen en de private sector, het ondersteunen van kwetsbare groepen migranten en het gebruik van informatiecampagnes bij het voorkomen van mensensmokkel.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad – wetgevende besprekingen

4. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens

= oriënterend debat/voortgangsverslag

Aan de hand van het discussiedocument (Doc.nr. 6755/160) over de richtlijn vuurwapens, gaf het Voorzitterschap aan een algemene oriëntatie op de richtlijn te willen behalen op de JBZ-Raad van 9 en 10 juni 2016.

Het Voorzitterschap lichtte de vijf elementen uit de discussienotitie toe, te weten: 1) minimumleeftijd 2) medische testen voor de vergunning om een wapen te verkrijgen of te bezitten 3) het verbod van semi-automatische wapens voor civiele toepassing 4) uitzondering op het bezit van verboden vuurwapens voor culturele en historische redenen en 5) online verkoop.

Vraag a) Minimumleeftijd

De meeste lidstaten gaven aan vast te willen houden aan de regel in de huidige richtlijn die verkrijging door gift en erfenis en bezit voor minderjarigen toestaat (optie A in het discussiedocument).

Het Voorzitterschap concludeerde dat de meeste lidstaten kiezen voor optie A.

Vraag b) Medische tests voor een vergunning

De meeste lidstaten gaven aan een voorkeur te hebben voor regeling die voorwaarden stelt aan het verstrekken van een wapenvergunning (bijv. een medische test) in het nationale recht (optie A in het discussiedocument).

Het Voorzitterschap concludeerde dat optie A de steun heeft van een grote meerderheid van lidstaten.

Vraag c) Verbod semi-automatische vuurwapens voor civiele toepassing

De discussie liet zien dat een meerderheid van de lidstaten de mening was toegedaan dat het civiele gebruik van semi-automatische vuurwapens mogelijk moet blijven, maar wel onder striktere voorwaarden dan nu het geval is (optie B uit het discussiedocument).

Een lidstaat gaf aan van mening te zijn dat er eerst op technisch niveau naar deze vraag moet worden gekeken voordat de politiek hiermee iets kan. Waarop het Voorzitterschap antwoordde dat als dat het geval moet zijn, er zeker geen akkoord komt in juni op de JBZ-Raad. Een andere lidstaat verzette zich stevig tegen een totaal verbod (optie A uit het document), maar gaf ook aan zich wel te kunnen vinden in strengere voorwaarden ten aanzien van deze vuurwapens, waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan regels omtrent opslag etc. Weer een andere lidstaat pleitte nadrukkelijk voor een goede regeling van het gebruik van semi-automatische vuurwapens. Immers, deze wapens kunnen gemakkelijk worden omgebouwd.

Het Voorzitterschap concludeerde dat op basis van de discussie voor optie B kon worden gekozen.

Vraag d) Uitzondering op het bezit van verboden vuurwapens voor culturele en historische redenen

De meeste lidstaten gaven aan te willen vasthouden aan de huidige regeling in de richtlijn. Dat wil zeggen zij gaven aan te kiezen voor optie A uit het discussiedocument, inhoudende dat uitzonderingen op het bezit van verboden vuurwapens voor culturele en historische redenen mogelijk moeten blijven. Een lidstaat verzocht verduidelijkende voorbeelden wat daar onder kan vallen, een andere lidstaat gaf aan dat ook uitzonderingen mogelijk moeten zijn voor onderzoek en productie en weer een andere lidstaat bepleitte dat verzamelaars geen vrijstelling mogen krijgen.

De conclusie van het Voorzitterschap was dat optie A de meeste steun kreeg van de lidstaten.

Vraag e) Online verkoop

De discussie over de online verkoop van wapens leverde niet een heel duidelijke richting op. Voor optie A, dat wil zeggen dat online verkoop mogelijk moet zijn mits de daadwerkelijke overdracht van het wapen aan voorwaarden is verbonden, spraken zich diverse lidstaten uit. Een kleine meerderheid van andere lidstaten was van mening dat online verkoop alleen mag door alleen geautoriseerde handelaren en een overdracht van het verkochte wapen moet geschieden in persoon (optie B). Er was een bijna even grote groep lidstaten die zich uitsprak voor optie C), inhoudende dat de online verkoop onder voorwaarden en controle is toegestaan.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er een kleine meerderheid is voor optie B) is maar dat een substantiële groep lidstaten een voorkeur voor optie C) heeft.

Uitgenodigd door het Voorzitterschap, deed de Commissie een beroep op de lidstaten om de legale wapenhandel goed te reguleren. De Commissie benadrukte dat zij de meest gevaarlijke semi-automatische vuurwapens wil verbieden, maar dat ze wel openstaat voor verbetering in de tekst van de voorgestelde richtlijn. De Commissie blijft staan op een verbod voor semi-automatische aanvalswapens. Voorts gaf de Commissie duidelijk aan dat zij geen uitzondering wil voor verzamelaars. Hier ligt een «loophole» voor illegale handel, aldus de Commissie. Tenslotte pleitte de Commissie voor een strikte regulering voor online verkoop van wapens, maar gaf aan ook hier open te staan voor verbeteringen van de voorgestelde tekst. Het gaat immers om het verbeteren van de veiligheid van de burgers binnen de EU. De Commissie riep de Raad op om voortgang te maken met het voorstel. De Commissie gaf aan te hopen dat de Raad de Commissie wil steunen om ook het Europees Parlement er van te overtuigen dat het belangrijk is voortgang te maken op dit dossier.

Het Voorzitterschap gaf aan dat het debat in de Raad richting zal geven aan de onderhandelingen op raadswerkgroepniveau. De door de Commissie aangegeven aandachtspunten zullen eveneens verder worden besproken op technisch niveau bij de zoektocht naar de juiste oplossingen. Ook zal in de komende periode tijdens de onderhandelingen aandacht zijn voor de traceerbaarheid van vuurwapens en de link met informatie-uitwisseling. Het Voorzitterschap gaf aan te streven naar een algemene oriëntatie op de JBZ-raad van 9 en 10 juni 2016.

Raad – niet wetgevende besprekingen

5. Terrorismebestrijding

a. Follow-up van de uitvoering van de conclusies van de Raad van 20 november 2015

= gedachtewisseling

b. bestrijding van terroristische reisbewegingen

= informatie van het Voorzitterschap

c. Bestrijding van gewelddadig extremisme

= informatie van het Voorzitterschap

Het Voorzitterschap gaf aan dat het implementatierapport van de conclusies van de JBZ-Raad en de Europese Raad uit 2015 m.b.t. terrorisme (document 6450/16) toegelicht zal worden door de EU contra-terrorisme coördinator (EU CTC). Uit het gedetailleerde rapport kan worden afgeleid dat voortgang is geboekt, in het bijzonder ten aanzien van informatie-uitwisseling en operationele samenwerking tussen de lidstaten en met Europol en Interpol. Verbetering van de informatie-uitwisseling is een prioriteit evenals de controle van de buitengrenzen. De lidstaten hebben in COSI dit rapport al positief ontvangen en aanbevelingen onderschreven. Het Voorzitterschap voegde hieraan toe dat voor de JBZ-Raad van juni 2016 een actieplan met concrete acties voor de verbetering van informatie-uitwisseling aan de Raad zal worden voorgelegd. Bij het opstellen van dit actieplan zullen de Commissie, de lidstaten en de CTC nauw worden betrokken.

De EU CTC, de heer De Kerchove, gaf vervolgens een toelichting op het document waarbij hij de nadruk legde op informatie-uitwisseling en controles van de buitengrenzen. Hij gaf aan de discussie die in COSI is gestart over de architectuur van de informatiesystemen en hun interoperabiliteit van harte te steunen. Ook de uitkomsten van de countering terrorist travel conferentie van 1 maart 2016 zullen hieraan een waardevolle bijdrage leveren. Daarnaast komt de Commissie op korte termijn met voorstellen over de EU-databank voor vingerafdrukken Eurodac, het Schengen Informatie Systeem (SIS) en Slimme Grenzen. Deze elementen kunnen ook gaan leiden tot herziening van de algehele opzet van de informatie-systemen. Een ander element is nog het door de Commissie financieel gesteunde project met betrekking tot de verbinding tussen de nationale Passenger Information Units (PIU’s) ter implementatie van de Richtlijn EU-PNR.

Voorts pleitte de EU CTC ervoor om nog dit jaar toegang van «law enforcement» tot Eurodac te realiseren en voor het invoeren van vingerafdrukken in het SIS. Hij pleitte voor een link tussen Eurodac met het Visa Informatie Systeem (VIS) en het SIS. Ook zou het volgens de EU CTC mogelijk moeten worden dat Veiligheidsdiensten rechtstreeks toegang krijgen tot SIS (nu gebeurt dat in veel lidstaten door tussenkomst van de politie). Met betrekking tot de controles aan de buitengrenzen riep de CTC lidstaten op om personeel ter beschikking te stellen voor de hotspot-activiteiten van Europol en te zorgen voor aansluiting op de Stolen and Lost Travel Documents (SLTD) databank. Tot slot verwees de CTC naar de activiteiten van Commissaris Jourova op het gebied van rehabilitatie en riep in dit verband lidstaten op gebruik te maken van de beschikbaar gestelde financiële middelen hiervoor.

Het Verenigd Koninkrijk gaf een toelichting op het Frans – Britse paper over data- en informatie-uitwisseling dat kort voor de vergadering was verspreid (doc.6930/16). Dit gezamenlijke paper bevat een aantal concrete acties die beide lidstaten ook zien als input voor de onder het Nederlands Voorzitterschap gestarte discussie over het gebruik van verschillende informatiesystemen en verbinding hiertussen.

Het Voorzitterschap zegde toe dit document bij de verdere uitwerking van het actieplan te zullen betrekken.

De Commissie gaf aan de aanbevelingen van de CTC te steunen. De Commissie noemde ook informatie-uitwisseling en grenscontroles als prioriteiten. In dit verband is de adoptie van de wijziging van de Schengen Grenscode (art. 7 (2)) een stap in de goede richting. Systematische registratie van aankomende migranten, het afnemen van hun vingerafdrukken en de veiligheidchecks zijn onontkoombaar. Griekenland en Italië moeten hierbij gesteund worden. De Commissie wees erop dat bestaande systemen beter benut moeten worden, en noemde hierbij met name Prüm en SLTD van Interpol. Tien jaar na afronding van Prüm moet geconstateerd worden dat de mogelijkheden niet ten volle benut worden. Tot slot pleitte de Commissie voor snellere implementatie van de EU-PNR Richtlijn.

België informeerde de Raad over het werkontbijt van meest betrokken lidstaten, over buitenlandse terroristische strijders. Daar is verbetering van de informatie-uitwisseling bevestigd en benadrukt dat bestaande systemen ten volle moeten worden benut. Er werd nadrukkelijke steun uitgesproken voor het Nederlandse initiatief om te komen tot een actieplan met concrete voorstellen.

Diverse lidstaten spraken steun uit voor de aanbevelingen van de CTC en de ontwikkeling van een actieplan ter verbetering van de informatie-uitwisseling. Ook dient er aandacht te zijn voor de slachtoffers van terrorisme, de bestrijding van financiering van terrorisme en alle vormen van radicalisering.

Vervolgens informeerde het Voorzitterschap de Raad over de uitkomsten van twee conferenties die zijn georganiseerd in Amsterdam: de eerste over de bestrijding van gewelddadig extremisme en de tweede over bestrijding van reisbewegingen van terroristen.

De eerstgenoemde conferentie concludeerde dat het uitwisselen van lokale ervaringen en praktijken belangrijk is en blijft, hetgeen een plaats zou moeten krijgen in nationale contraterrorisme-strategieën.

De uitkomsten van conferentie over reisbewegingen worden meegenomen in het te ontwikkelen actieplan. Daarin zullen concrete voorstellen worden opgenomen voor versterking van het verzamelen, het controleren en het verbinden van informatie.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de aanbevelingen in het rapport van de EU CTC en van de uitkomsten van de conferenties over de bestrijding van gewelddadig extremisme en reisbewegingen van terroristen.

6. Diversen

Ontwerp van Europees initiatief ter voorkoming en bestrijding van woninginbraken door georganiseerde criminele groepen

= informatie van Duitsland en Frankrijk

Duitsland informeerde de Raad aan de hand van document 6876/16 over een Frans-Duits initiatief om georganiseerde inbraken met een grensoverschrijdend karakter te voorkomen. Duitsland gaf aan van mening te zijn dat dit initiatief niet haaks staat op de ontwikkelingen binnen de EU-beleidscyclus zware en georganiseerde criminaliteit (EMPACT). Ook in deze beleidscyclus zijn voorkoming en bestrijding van georganiseerde grensoverschrijdende inbraken als prioriteit aangemerkt. Frankrijk en Duitsland gaven aan voornemens te zijn om voor implementatie van dit initiatief financiële ondersteuning aan de Commissie te vragen.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota heeft genomen van de presentatie van het Frans-Duitse initiatief en dat COSI wordt opgedragen de opvolging hiervan verder te bespreken.

III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

7. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad inzake terrorismebestrijding

= algemene oriëntatie

Het Voorzitterschap gaf aan te verwelkomen dat op de jaarlijkse EU-dag inzake herdenking van slachtoffers van terrorisme een algemene oriëntatie ten aanzien van de richtlijn over terrorismebestrijding kan worden bereikt. Het voorliggende compromispakket beoogt een juiste balans te zijn tussen enerzijds het voorstel van de Commissie en anderzijds de onderling verschillende posities van de lidstaten. Het Voorzitterschap sprak de hoop uit dat het Europees Parlement al in april zijn standpunt zal vaststellen zodat daarna de triloog kan starten.

Commissaris Avramopoulos verwelkomde de snelle voortgang op deze richtlijn. Hij gaf aan dat de rapporteur Hohlmeier in het Europees Parlement heeft aangegeven voor de zomer een akkoord te willen bereiken over de richtlijn. De Commissie heeft evenwel zorgen bij één bepaling uit de richtlijn: de strafbaarstelling van het reizen met een terroristisch doel. Het is voor de Commissie van groot belang dat ook het reizen met terroristisch doel door terugkerende strijders, alsmede het intra-EU reizen onder de reikwijdte vallen. Op dat punt zou de Raad de ambitie niet naar beneden moeten bijstellen. Daarnaast uitte de Commissie twijfel over de vraag of de regeling in lijn is met de internationale verplichtingen die voortvloeien uit VNVR resolutie 2178(2014) en het Aanvullende Protocol bij het Raad van Europa-verdrag ter voorkoming van terrorisme (CETS nr. 217).

Hierna sprak een grote meerderheid van de lidstaten steun uit voor de algemene oriëntatie en veel lidstaten dankten de Commissie en het Voorzitterschap voor het snelle bereiken daarvan. Een groot aantal lidstaten stelde evenwel dat het wenselijk zou zijn om ook intra-EU reizen onder de reikwijdte van de strafbaarstelling van reizen met een terroristisch doel te brengen. Diverse lidstaten gaven aan dat zij ook een meer ambitieus akkoord hadden willen steunen ten aanzien van rechten van en voorzieningen voor slachtoffers en ten aanzien van de strafbaarstelling van terrorismefinanciering.

Er was slechts één lidstaat die geen steun gaf aan de compromistekst. Deze lidstaat vond de strafbaarstelling van reizen met een terroristisch doel onvoldoende, alsmede de strafbaarstelling van terrorismefinanciering en de voorstellen inzake het verwijderen van informatie van het internet, de voorkoming van illegale handel in cultuurgoederen en de inzet van opsporingsbevoegdheden.

Het Voorzitterschap bedankte de lidstaten voor de uitgesproken steun en concludeerde dat een algemene oriëntatie is bereikt. Het Voorzitterschap zal op basis daarvan in onderhandeling treden met het Europees Parlement als dat zijn standpunt heeft vastgesteld.

8. Digitale agenda

a. Levering van digitale inhoud: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud

b. Verkoop op afstand van goederen: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de onlineverkoop en andere verkoop op afstand van goederen

= voortgangsverslag

De Commissie gaf aan zeer dankbaar te zijn voor de inspanningen van het Voorzitterschap op dit dossier en verheugd te zijn over de vooruitgang die is geboekt op technisch niveau. De Commissie gaf aan zich erin te kunnen vinden om eerst vooruitgang te boeken op de richtlijn over de levering van digitale inhoud, maar wees er wel op dat de online aankoop van goederen een groter aandeel vormt van de interne markt dan de levering van digitale inhoud. Daarom moet het voorstel over de online aankoop van goederen niet uit het zicht worden verloren. Ook is het van belang dat de regels voor digitale inhoud consistent zijn met die voor de online aankoop van goederen. Beide voorstellen zullen daarom gedurende de technische discussies in het zicht moeten worden gehouden. De Commissie gaf aan de zorgen van de lidstaten over de samenhang met de bestaande regels voor de offline aankoop van goederen te delen. De Commissie merkte tot slot op te hopen op concrete resultaten tijdens de JBZ-Raad van 9 en 10 juni 2016.

Er waren geen interventies van lidstaten. Het Voorzitterschap concludeerde dat het voortgangsrapport is aangenomen door de Raad.

9. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)

= oriënterend debat

Het Voorzitterschap leidde de discussie in met het voor de onderhandelingen over het EOM onverminderd geldende adagium «nothing is agreed untill everything is agreed». Het Voorzitterschap markeerde, in het licht van de motie Van Oosten c.s. d.d. 9 maart 2016 (Kamerstuk 32 317, nr. 398) dat het Nederlandse parlement de ontwikkelingen in de onderhandelingen met aandacht volgt, maar in meerderheid onverminderd kritisch staat ten opzichte van de overdracht van bevoegdheden, zoals voorzien in de tekst voor de artikelen 1 t/m 35.

Het Voorzitterschap vroeg de lidstaten eerst naar hun eventuele opmerkingen met betrekking tot de annex, waarin de stand van zaken van de artikelen over relaties met partnerorganisaties, financiële bepalingen en slotbepalingen werd gepresenteerd.

Lidstaten verwelkomden over het algemeen de voortgang van de onderhandelingen en onderschreven de stand van zaken in de annex. Een enkele lidstaat gaf aan nog geen definitieve positie ten aanzien van de uiteindelijke deelname aan het EOM te hebben.

Vervolgens vroeg het Voorzitterschap de Commissie en de lidstaten om zich aan de hand van document 6667/16 uit te spreken over het begrip «operational expenditure» in artikel 49 van de ontwerpverordening en de vraag welke kosten voortvloeiend uit activiteiten van het EOM in de deelnemende lidstaten, in het bijzonder voor onderzoeksmaatregelen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek onder het budget van de Unie respectievelijk dat van de lidstaten zouden moeten vallen.

De Commissie gaf aan de benadering te steunen zoals die thans in artikel 49 is gekozen. Onder «operational expenditure» vallen wat de Commissie betreft kosten in het kader van training, vertaling van stukken en reiskosten (mission costs) die door gedelegeerde aanklagers worden gemaakt. De Commissie pleitte voor het uitsluiten van de kosten die zijn gemoeid met onderzoeksmaatregelen die door gedelegeerde aanklagers worden uitgevoerd. Deze kosten zouden volgens de Commissie voor rekening van de deelnemende lidstaten moeten komen, waarbij de Commissie refereerde aan het feit dat lidstaten ook nu gehouden zijn om EU-fraude effectief te bestrijden. De Commissie gaf steun aan de wijze waarop thans in de ontwerpverordening het begrip «operational expenditure» wordt ingekaderd.

Diverse lidstaten gaven aan de zienswijze van de Commissie te steunen en verwelkomden de benadering zoals die thans in artikel 49 van de ontwerpverordening is gekozen. Een aanzienlijk aantal lidstaten pleitte eveneens voor een benadering waarbij als uitgangspunt geldt dat de deelnemende lidstaten de kosten voor onderzoeksmaatregelen dragen, maar dan wel een waarbij enige ruimte wordt behouden voor een beroep op financiering vanuit het budget van het EOM in gevallen waarin de kosten bijzonder hoog zouden uitvallen. Een enkele lidstaat leek zich op het standpunt te stellen dat onderzoeksmaatregelen vanuit het budget van het EOM zouden moeten worden betaald.

Het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland markeerden hun positie als niet-deelnemende lidstaten en de gevolgen van daarvan voor de financiering van het EOM. Daarbij vroegen het VK en Ierland aandacht voor de wijze waarop de samenwerking tussen niet-deelnemende lidstaten en het EOM wordt vormgegeven. Het VK lichtte toe dat het streeft naar een aparte overeenkomst waarin die samenwerking wordt uitgewerkt.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de vraag wat onder het begrip «operational expenditure» moet vallen verschillend wordt beantwoord en dat kan worden geconstateerd dat een aantal lidstaten ervoor pleit dat de deelnemende lidstaten de onderzoeksmaatregelen bekostigen, dat een aantal andere lidstaten hetzelfde vertrekpunt kiest, maar enige flexibiliteit wil aanbrengen voor situaties waarin de kosten bijzonder hoog zouden uitvallen, en dat slechts enkele lidstaten voor een benadering pleitten waarbij de kosten voor onderzoeksmaatregelen vanuit het budget van het EOM worden gefinancierd. Het Voorzitterschap nam nota van de positie van niet-deelnemende lidstaten. Het Voorzitterschap concludeerde tot slot dat er op dit punt verder werk op technisch niveau nodig is.

10. Diversen

a. informatie van het Voorzitterschap over de ter tafel voorliggende wetgevingsvoorstellen

b. Privacyschild EU-VS: nieuw kader voor trans-Atlantische doorgiften van persoonsgegevens

= informatie van de Commissie

c. Raamovereenkomst EU-VS: Ontwerpovereenkomst tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Europese Unie betreffende de bescherming van persoonsgegevens in verband met voorkoming, onderzoek, opsporing en vervolging van strafbare feiten (raamovereenkomst)

= informatie van de Commissie

De Commissie verwees naar haar Mededeling van 29 februari over het herstel van vertrouwen voor Trans-Atlantische doorgiften van persoonsgegevens. Het is volgens de Commissie nu van belang dat de EU haar interne dataprotectieregels zo snel als mogelijk formeel aanneemt. De Commissie wees op de Judicial Redress Act als noodzakelijke voorwaarde voor de Raamovereenkomst EU-VS, welke over 3 maanden in de VS in werking zal treden. De Commissie gaf aan snel een voorstel te zullen presenteren, met een machtiging voor ondertekening en sluiting van de Raamovereenkomst. Gestreefd wordt naar ondertekening op 1 of 2 juni tijdens de EU-VS ministeriële bijeenkomst. Na instemming door het Europees Parlement kan de Raamovereenkomst vervolgens worden gesloten.

Wat betreft het EU-US Privacy Shield als reactie op Hofuitspraak van 1 oktober 2015 waarbij voorloper Safe Harbour ongeldig is verklaard, lichtte de Commissie toe dat de eerste stap nu is dat advies van de Artikel 29 Working Party wordt ingewonnen, waarschijnlijk op 12–13 april. Het is vervolgens aan de experts in het Artikel 31 comitologie-comité om in te stemmen waarna de Commissie kan overgaan tot formele adoptie van de «adequacy decision».

Raad – niet wetgevende besprekingen

11. Diversen niet-wetgevend

a. Digitaal bewijsmateriaal: doeltreffende strafrechtspleging in het digitale tijdperk: jurisdictie in de cyberruimte

= informatie van het Voorzitterschap over de lopende werkzaamheden

Het Voorzitterschap lichtte de stand van zaken op het dossier Cybercrime toe. Op 7 en 8 maart jl. heeft in Amsterdam de high level expert conference «Crossing Borders: Jurisdiction in cyberspace» plaatsgevonden. De discussie ging daar over het vergroten van de effectiviteit van de bestrijding van het crimineel gebruik van cyberspace. Tijdens de conferentie stonden drie onderwerpen centraal: het verbeteren van bestaande rechtshulp procedures, de tegenstrijdige regelgeving die de samenwerking met private partijen belemmert en situaties waarin rechtshulp niet mogelijk is omdat de locatie van het e-bewijs of de oorsprong van een cyber-aanval niet bekend is. Ten aanzien van het verbeteren van bestaande rechtshulp procedures zijn er praktische ideeën aangedragen om de bureaucratie omtrent deze procedures te verminderen. Deze ideeën zouden op relatief korte termijn kunnen worden uitgewerkt. Voor de samenwerking met private partijen gaven de deelnemers aan dat een geëxpliciteerd helder kader waarbinnen kan worden samengewerkt kan bijdragen aan de effectiviteit en efficiëntie van de samenwerking. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden naar type data, bijvoorbeeld abonneegegevens, verkeersgegevens en inhoud. Een aangepast regime voor abonneegegevens werd aangedragen als de meest gerede optie om uit te werken. Ten aanzien van situaties waarin rechtshulp niet mogelijk is omdat de locatie van het e-bewijs of de oorsprong van een cyber-aanval niet bekend is, verkenden de deelnemers de mogelijkheden voor het onderzoek naar de locatie van het e-bewijs of de oorsprong van een cyber-aanval. Daarbij is het belang van proportionaliteit en transparantie bij het gebruik van bevoegdheden onderstreept. Het Nederlands Voorzitterschap zal de concrete resultaten uit de conferentie in Amsterdam verwerken in gerichte voorstellen en deze via de geëigende raadswerkgroepen en hoogambtelijke comités aan de JBZ-Raad in juni voorleggen. Daarnaast zal door het Nederlands Voorzitterschap een voorstel tot de oprichting van een netwerk van officieren van justitie en onderzoeksrechters belast met cyber aan de JBZ-Raad van juni worden voorgelegd.

b. Voorstellen van de Commissie voor besluiten van de Raad betreffende de sluiting en de ondertekening, door de Europese Unie, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul)

= informatie van de Commissie

De Commissie wees op het belang van toetreding door de EU tot de Istanbul Conventie voor bestrijding van geweld tegen vrouwen. De toegevoegde waarde van toetreding van de EU ligt hierin dat deze past bij de holistische aanpak van het onderwerp op EU-niveau. Toetreding zorgt verder voor coherentie van aanpak door de EU en het beter gebruik maken van EU-fondsen. De Commissie stelt voor dat de Unie naast de lidstaten toetreedt en alleen voor zover deze binnen de Uniebevoegdheid valt (zo komt «substantive criminal law» nog steeds toe aan de lidstaten). De verdeling van bevoegdheden is van belang voor de verdere discussie van het voorstel. De Commissie gaf aan te rekenen op het Voorzitterschap om de onderhandelingen verder te brengen.

Een lidstaat gaf aan enige twijfel te hebben over de bevoegdheidskwestie. Een andere lidstaat die zelf een verklaring heeft afgelegd bij ratificatie, vroeg wat de status van de verklaring is na toetreding van de EU. Het Voorzitterschap merkte op dat experts hier bij de verdere behandeling verder naar zullen kijken en nam verder goede nota van de presentatie door de Commissie.

c. Dialoog met Internet service providers over haatzaaiende uitingen online (online hatespeech)

= informatie van de Commissie

Commissaris Jourová lichtte de stand van zaken toe ten aanzien van online hatespeech en de dialoog met de internet service providers. De Commissie gaf aan in te zetten op het verbeteren van de «notice and take down»-procedures, inclusief het versnellen van het verwijderen van de online hatespeech, het opzetten en uitbreiden van een netwerk van «trusted flaggers» en het bewegen van de internet service providers tot het toetsen van uitingen aan EU- en nationale wetgeving in plaats van (alleen) de eigen servicevoorwaarden. De Commissie gaf aan deze gezamenlijke afspraken te willen opnemen in een «code of conduct» en in juni concrete resultaten ten aanzien van de strijd tegen online hatespeech te willen presenteren aan de JBZ Raad.

Diverse lidstaten gaven aan positief te staan tegenover het initiatief van de Commissie en het een belangrijk onderwerp te vinden. Er werd ook gewezen op het belang van een balans tussen vrijheid van meningsuiting en de strafbare vorm van online hatespeech en enkele lidstaten vroegen specifiek aandacht voor «counterspeech», het behoud van pluriformiteit en het tegengaan van anonieme online hatespeech.


X Noot
1

Inmiddels op 16 maart verschenen, zie COM (2016) 166 (Kamerstuk 22 112, nr. 2080).

X Noot
2

Doc. 6995/16.

Naar boven