32 317 JBZ-Raad

Nr. 361 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2015

Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 3 en 4 december 2015 in Brussel en een recent monitoringsoverzicht (4e kwartaal 2015) van JBZ-dossiers aan1.

In de geannoteerde agenda treft u bij wetgevende voorstellen het interinstitutionele dossiernummer aan. De beschikbare documenten voor het betreffende dossier kunnen met dat nummer worden geraadpleegd via Extranet, de online databank voor Raadsdocumenten alsook via de online databank Eur-lex voor EU-wetgeving en -publicaties. Met dat nummer kan tevens worden nagegaan in welke Raadswerkgroep het voorstel op dat moment wordt behandeld, alsmede de stand van zaken in de Raad.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 3 – 4 december 2015 te Brussel

I. Immigratie en asiel

Gemengd Comité

1. Migratie

= stand van zaken en opvolging genomen maatregelen

= toekomstige acties

Net als bij de JBZ-Raad van 9 november jl. zal de Raad de stand van zaken van de migratieproblematiek bespreken, alsook de uitwerking van de tot dusver genomen maatregelen. Hierbij zullen naar verwachting de voortgang met betrekking tot de hotspots in Italië en Griekenland, de uitvoering van de herplaatsingsbesluiten, de registratie aan de buitengrenzen, de verzoeken van EASO en Frontex voor de inzet van extra experts en materieel en de opschaling van de geïntegreerde EU-regeling politieke crisisrespons worden besproken.

2. Functioneren Schengenruimte

– 6e tweejaarlijkse rapportage over functioneren van de Schengenruimte

= informatie van de Commissie / uitwisseling standpunten

De Raad zal – conform de Raadsconclusies van maart 2012 – door de Commissie middels haar halfjaarlijkse verslag worden geïnformeerd over het functioneren van de Schengenruimte. Op basis van deze rapportages van de Commissie kan de Raad beter politieke sturing geven, en wordt de samenhang tussen de verschillende initiatieven ten behoeve van de versterking van de Schengenruimte geborgd. Tijdens de JBZ-Raad van 9 november jl. heeft de Raad besloten om een fundamenteel debat te voeren tijdens de JBZ-Raad van 3 en 4 december voor wat betreft het functioneren van de Schengenruimte. Het functioneren van de Schengenruimte is ook besproken tijdens de ingelaste JBZ-Raad van 20 november, naar aanleiding van de aanslagen in Parijs. De hoge asielinstroom stelt de lidstaten in het algemeen voor een grote uitdaging en voor de Schengenruimte in het bijzonder. De inzet en actieve bijdrage van Nederland is er daarbij steeds op gericht om gezamenlijk met 28 lidstaten in de EU en 26 landen in de Schengenruimte tot een aanpak te komen; iedereen heeft daarbij zijn verantwoordelijkheid te nemen. Nederland acht het daarom van belang dat alle lidstaten hun verplichtingen uit de Schengengrenscode nakomen, vermeden moet worden dat individuele lidstaten zonder overleg eenzijdig maatregelen treffen. Wanneer de controles aan de buitengrenzen niet goed functioneren, heeft dit zijn uitwerking op andere Europese afspraken, zoals de Dublin Verordening. In Europees verband dient te worden besproken hoe de Schengenruimte zodanig kan worden versterkt, dat internationale bescherming door de EU-lidstaten kan blijven worden geboden, zonder dat hierbij het vrije personenverkeer in gevaar komt. Conform het standpunt uit zijn brief van 8 september jl., ziet het kabinet op de middellange termijn op voorwaarde van goede afspraken over opvang in de regio, het niet meer bieden van asiel binnen de EU voor vluchtelingen uit die regio anders dan via hervestiging als optie. In de tussenfase moet de bescherming van vluchtelingen op EU-grondgebied gegarandeerd blijven en dient er een billijke verdeling van de asielaanvragen tussen de lidstaten tot stand te komen.

Raad wetgevende besprekingen

3. Richtlijn inzake de voorwaarden voor toelating en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op onderzoek, studie, scholierenuitwisseling, betaalde en onbetaalde stage, vrijwilligerswerk en au pairs

Interinstitutioneel dossiernummer 2013/0081 (COD)

= politiek akkoord

De Raad zal het politieke akkoord bespreken dat met het Europees parlement is bereikt over het voorstel. De laatste triloog vond plaats op 17 november, waarmee het dossier voor het Nederlands Voorzitterschap zal zijn afgerond. Het akkoord ziet op het samenvoegen van twee richtlijnen tot één, waardoor het makkelijker en attractiever voor studenten en onderzoekers wordt om te studeren of onderzoek te doen aan universiteiten in de EU. Ook wordt het gemakkelijker om tijdelijk in een andere lidstaat onderzoek te doen of te studeren. Daarnaast behelst het akkoord ook voorzieningen om de voorwaarden voor niet-EU stagiaires, vrijwilligers, scholierenuitwisseling en au pairs te verhelderen. Het Europees parlement en de Raad dienen het akkoord nog te bevestigen.

De lidstaten dienen alleen de volgende categorieën uit de richtlijn te implementeren: onderzoekers, studenten, stagiairs met een hoger onderwijsdiploma, of die daarvoor studeren, en vrijwilligers die deelnemen aan het «European Voluntary Service».

Het belangrijkste punt voor Nederland in de onderhandelingen betrof de mogelijkheid om het verplicht referentschap voor toelating van studenten te handhaven. Die mogelijkheid is inderdaad in de richtlijn vastgelegd. Het kabinet staat dan ook positief ten opzichte van het onderhandelingsresultaat.

4. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een crisisherplaatsingsmechanisme en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0208 (COD)

= informatie over stand van zaken

Het betreft hier het voorstel tot inrichting van een permanente structuur waarin de Europese Commissie kan besluiten tot herplaatsing van asielzoekers in geval van een crisissituatie in een lidstaat. Tijdens de JBZ-Raad van 8 en 9 oktober is besloten dat dit voorstel nader dient te worden bestudeerd en in de Raadsconclusies van 9 november jl. is bevestigd om hiermee verder te gaan. Verschillende lidstaten hebben aangegeven te willen wachten op de ervaringen met herplaatsingen vanuit Italië en Griekenland alvorens dit voorstel van de Commissie verder te beoordelen. Zoals gemeld in het verslag van de bijeenkomst van de JBZ-Raad van 9 november jl., verlopen de herplaatsingen moeizaam. Nederland steunt het voorstel van de Commissie en zou graag zien dat dit tot een permanent systeem zal leiden waarin alle asielaanvragen in de EU worden verdeeld volgens een billijke verdeelsleutel, ongeacht of er sprake is van een crisissituatie. Een aantal lidstaten vindt het Nederlandse voorstel interessant om verder te verkennen. De LIBE-commissie van het Europees parlement heeft het voorstel in het algemeen besproken en een rapporteur aangewezen. Op initiatief van de Europese Commissie is het voorstel voor een crisisherplaatsingsmechanisme voor advies voorgelegd aan het Europese Economische en Sociale Comité en het Comité van de Regio’s.

5. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst voor de toepassing van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees parlement en de Raad betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming, en tot wijziging van Richtlijn 2013/32/EU

Interinstitutioneel dossiernummer 2015/0211 (COD)

= informatie over stand van zaken

Tijdens de JBZ-Raad op 8 oktober 2015 is dit voorstel besproken, waarbij een aantal lidstaten bedenkingen heeft geuit met betrekking tot de opname van Turkije op de lijst. In de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad van 8 en 9 oktober jl. heeft het kabinet het Nederlandse standpunt opgenomen voor wat betreft deze lijst van veilige landen van herkomst. Op initiatief van de Commissie is het voorstel voor een crisisherplaatsingsmechanisme voorgelegd aan het Europese Economische en Sociale Comité en het Comité van de Regio’s. De LIBE-commissie van het Europees parlement heeft het voorstel in het algemeen besproken en een rapporteur aangewezen.

6. Diversen wetgevend

Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken van lopende onderhandelingen over wetgevingsvoorstellen.

Raad niet-wetgevende besprekingen

7. Diversen niet-wetgevend

a. Ministeriële top EU-VS d.d. 13 november 2015

= informatie van het Voorzitterschap

Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de uitkomsten van de reguliere halfjaarlijkse EU-VS JBZ ministeriële bijeenkomst, die dit keer op 13 november 2015 te Washington werd gehouden. Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over de EU-VS samenwerking en actuele ontwikkelingen op het gebied van migratie, de aanpak van terrorisme en cyber crime, cyber security, gegevensbescherming en strafrechtelijke samenwerking. Inkomend Voorzitterschap Nederland was als toehoorder bij de bijeenkomst aanwezig en kreeg daarbij de gelegenheid om de voorzitterschapsprioriteiten op JBZ-terrein, waaronder de aanpak van terrorisme en migratie, te presenteren.

b. Ministerieel Forum EU – Westelijke Balkan d.d. 7–8 december 2015

= informatie van het Voorzitterschap

Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de uitkomsten van de reguliere jaarlijkse EU-Westelijke Balkan JBZ ministeriële bijeenkomst, die dit keer op 7–8 december 2015 te Sarajevo werd gehouden. Op het moment van schrijven dient de agenda voor deze bijeenkomst nog vastgesteld te worden. Naar verwachting zal tijdens deze bijeenkomst in ieder geval worden gesproken over actuele ontwikkelingen in (relatie tot) de regio op het gebied van migratie, alsmede over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in de Westelijke Balkanlanden.

c. Valetta-top d.d. 11–12 november 2015

= informatie van het Voorzitterschap

De Raad zal worden geïnformeerd over de follow-up van de Migratietop in Valletta. De EU-Afrika Migratietop in Valletta is naar tevredenheid verlopen. Er zijn weliswaar verschillen die ook na Valletta nog aan de orde blijven zoals de benadering van onderwerpen als terugkeer (de Afrikaanse landen willen alleen over vrijwillige terugkeer spreken) en legale migratie (willen de Afrikaanse landen meer mogelijkheden toe zien), maar de uitkomst biedt positieve mogelijkheden voor verdere samenwerking op migratiegebied. Nederland is voorstander van daadwerkelijke migratiepartnerschappen met individuele Afrikaanse landen, inclusief maatwerkpakketten voor de invulling daarvan. Voor Nederland is het zaak in de follow-up van de Top te sturen op resultaten en de voortgang te bewaken. Nederland stelt daarom dat een kleine stuurgroep bovenop de bestaande migratiedialogen (Rabat en Khartoem) nodig is om de follow-up van Valletta goed te kunnen monitoren. Een aandachtspunt daarnaast is «ownership» van de Afrikaanse landen bij de uitwerking van het EU-Trustfonds. Belangrijk is ook dat nu echt resultaat geboekt gaat worden op terugkeer.

d. Informatie van Denemarken over het Deens referendum d.d. 3 december 2015

Op 3 december 2015 zal er in Denemarken een referendum worden gehouden over de mogelijke verandering van de Deense opt-out-clausule die momenteel van kracht is. De Deense delegatie zal de Raad informeren over de stand van zaken.

e. Programma inkomend Nederlands EU-Voorzitterschap

= informatie van de Nederlandse delegatie

Als inkomend Voorzitterschap zal Nederland de Raad op hoofdlijnen informeren over de Nederlandse ambities op het gebied van justitie en binnenlandse zaken en over onderwerpen die het wil agenderen tijdens de JBZ-Raden gedurende de eerste helft van 2016. Zoals eerder toegezegd, zullen beide Kamers daarover na deze laatste Raad onder Luxemburgs voorzitterschap per brief nader worden geïnformeerd. Die brief zal in de tweede helft van december aan de Kamers worden gezonden.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad wetgevende besprekingen

8. Voorstel voor een richtlijn voor het gebruik van passagiersgegevens voor de preventie, detectie, het onderzoek en vervolging van terroristische daden en zware criminaliteit (Europees PNR)

Interinstitutioneel dossiernummer 2011/0023 (COD)

= stand van zaken

Het proces voor afronding van de PNR-richtlijn is in volle gang. De PNR-richtlijn werd ook geagendeerd op de buitengewone JBZ-Raad van 20 november 2015. De oproep om de richtlijn voor het einde van het jaar af te ronden is met de recente aanslagen in Parijs sterker geworden. Nederland zal een constructieve houding aannemen in de verdere onderhandelingen. Daarbij blijft Nederland benadrukken dat er strikte waarborgen voor de gegevensbescherming moeten zijn opgenomen in de richtlijn. Beide Kamers ontvangen een verslag van de uitkomsten van deze buitengewone Raad. Over de betekenis hiervan ten aanzien van de PNR-richtlijn, en de agendering tijdens de JBZ-Raad van 3–4 december, stuurt het kabinet separaat een brief aan beide Kamers. De rol van Nederland ten aanzien van de richtlijn tijdens het EU-Voorzitterschap, is afhankelijk van de voortgang die Luxemburg als huidige voorzitter boekt.

9. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ

Interinstitutioneel dossiernummer 2013/0091 (COD)

= politiek akkoord

Tijdens de JBZ-Raad d.d. 5 juni 2014 is het voorstel voor een verordening betreffende Europol aangenomen. Het voorstel heeft als doel de juridische basis van Europol aan te passen aan het Verdrag van Lissabon, namelijk door het werkterrein en de taken van Europol in een verordening vast te leggen, en Europol doeltreffender te maken en de rol van het Europees parlement te versterken. Het voorstel heeft tevens als doel de manier waarop Europol de nationale rechtshandhavingsinstanties bij grensoverschrijdende samenwerking en onderzoeken ondersteunt, concreter en gerichter te laten worden. Het voorstel beoogt de informatie-uitwisseling en analyse van georganiseerde criminaliteit, terrorisme en andere vormen van zware grensoverschrijdende criminaliteit te verbeteren. Op moment van schrijven van deze geannoteerde agenda, lopen de triloogbesprekingen met het Europees parlement nog, onder andere over parlementaire controle op de activiteiten van Europol. Om die reden is het niet duidelijk of afronding van de triloogbesprekingen nog voor de onderhavige JBZ-Raad plaatsvindt en in hoeverre het voorstel ter goedkeuring wordt aangeboden of de stand van zaken zal worden besproken.

10. Voorstel voor een Verordening van het Europees parlement en de Raad ter bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

Interinstitutioneel dossiernummer 2013/0119 (COD)

= politiek akkoord

Tijdens de Raad zal het Luxemburgs Voorzitterschap willen komen tot een politiek akkoord over het voorstel voor een verordening ter bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde publieke documenten in de Europese Unie en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1024/2012.

De verordening schaft voor akten van de burgerlijke stand (o.a. geboorte, overlijden, naam, huwelijk en geregistreerd partnerschap, adoptie en nationaliteit) alle legalisatieformaliteiten, zoals een apostille, af. Daarnaast introduceert de verordening meertalige modelformulieren. De modelformulieren hebben de functie van vertaalhulp en kunnen bij nationale akten van de burgerlijke stand worden gevoegd zodat geen gewaarmerkte vertaling van de akte meer nodig is. De verordening biedt burgers een alternatief systeem, naast de apostille en meertalige uittreksels van de CIEC, voor de acceptatie van akten van de burgerlijke stand in een andere EU-lidstaat.

De triloog met het Europees parlement heeft niet tot substantiële wijzigingen van de opzet en inhoud van de tekst van de verordening geleid, zoals deze op de JBZ-Raad van 15 en 16 juni 2015 is vastgesteld. De belangrijkste wijzigingen betreffen een uitbreiding van de reikwijdte van de verordening met de attestatie de vita (verklaring van in leven zijn), documenten die de afwezigheid van een strafblad registreren en documenten inzake kiesrechten. Ook het aantal meertalige modelformulieren is uitgebreid en de kosten die hiervoor in rekening mogen worden gebracht zijn gemaximeerd tot de werkelijke kosten. Tot slot is de implementatietermijn met een half jaar verkort naar 2,5 jaar. Voor Nederland heeft de uitbreiding van de reikwijdte geen gevolgen. De attestatie de vita is een akte die uit de Basisregistratie Personen (BRP) volgt en gelijk akten van de burgerlijke stand door gemeenten wordt afgegeven. De Verklaring omtrent Gedrag (VOG) is geen document dat de afwezigheid van een strafblad registreert, maar verklaart of er beletselen zijn voor het uitoefenen van een bepaalde functie. Voor documenten inzake kiesrechten kent Nederland geen legalisatieformaliteiten. De overige wijzigingen zijn voor Nederland acceptabel. De meeste lidstaten zijn tevreden met dit compromis.

Het Europees parlement dat aanvankelijk een aanzienlijke uitbreiding van de reikwijdte van de verordening bepleitte, neemt thans genoegen met een evaluatiebepaling (artikel 21 verordening) waarin expliciet is opgenomen dat de Europese Commissie twee jaar na inwerkingtreding van de verordening onderzoekt of de verordening kan worden uitgebreid met documenten inzake de juridische status en vertegenwoordiging van bedrijven, diploma’s en documenten die bewijs leveren van een officieel erkende handicap.

11. Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt

Interinstitutioneel dossiernummer 2012/0193 (COD)

= stand van zaken

Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken met betrekking tot het voorstel voor een richtlijn betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt. Dit betreft de opdracht van de JBZ-Raad om de kwestie van de BTW-fraude op technisch niveau te bespreken. Deze besprekingen zijn net begonnen en zullen worden voortgezet. Er is vooralsnog geen discussie in de Raad voorzien.

12. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)

Interinstitutioneel dossiernummer: 2013/0255 (APP)

= gedeeltelijke algemene benadering

Op het moment van aanbieding van deze geannoteerde agenda is nog niet duidelijk welke aspecten van de ontwerpverordening inzake het EOM het Voorzitterschap tijdens de JBZ-Raad wil bespreken. De onderhandelingen op technisch niveau over een aantal van de artikelen 17–37 zijn, in vervolg op de uitkomst van de JBZ-Raad van 9 oktober jl., nog gaande. Het is op dit moment het streven van het Voorzitterschap de resterende artikelen uit deze reeks bepalingen voor te leggen aan de JBZ-Raad en waarschijnlijk met het oog op het bereiken van een gedeeltelijk politiek akkoord daarover. Het Voorzitterschap heeft echter nog niet definitief aangegeven welke artikelen zich daarvoor in zijn optiek lenen. Nederland zal, zoals eerder is aangegeven, hoe dan ook in dit stadium niet kunnen instemmen met individuele artikelen uit de ontwerpverordening.

13. Voorstel voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensrechtstelsels

Interinstitutioneel dossiernummer: 2011/0059 (CNS)

= aanneming

14. Voorstel voor een verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

Interinstitutioneel dossiernummer: 2011/0060 (CNS)

= aanneming

De verordeningen bevatten regels van internationaal privaatrecht inzake het toepasselijk recht, de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake (huwelijks)vermogensrechtelijke geschillen tussen echtelieden of geregistreerd partners afkomstig uit twee verschillende lidstaten. De verordeningen bevatten geen materieel inhoudelijke bepalingen inzake huwelijken of geregistreerd partnerschap. Omdat een aantal lidstaten geen geregistreerd partnerschap kent en/of het huwelijk niet heeft opengesteld voor personen van gelijk geslacht, is bij de onderhandeling aan de gelijkberechtiging van deze koppels veel aandacht besteed. Het LUX voorzitterschap heeft compromisvoorstellen opgesteld (14124/15 en 14125/15) die thans ter goedkeuring worden voorgelegd. De compromisvoorstellen zijn genderneutraal geformuleerd en behandelen huwelijk en geregistreerd partnerschap zoveel mogelijk gelijk.

15. Diversen

a. Informatie van het Voorzitterschap over wetgevende dossiers

Het Voorzitterschap en de Commissie zullen informatie geven over de stand van zaken van de onderhandelingen van diverse wetgevende dossiers.

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd in de geannoteerde agenda’s voor de JBZ-Raad los van de agendering van de Raad, in te gaan op de stand van zaken rond van onderhandelingen over de voorstellen voor

  • a) een richtlijn betreffende voorlopige rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (COM(2013)824);

  • b) een richtlijn betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (COM(2013)822);

  • c) een richtlijn inzake de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn (COM(2013)821).

Op de agenda van deze JBZ-Raad staan de drie hiervoor vermelde richtlijnen niet geagendeerd.

Voorlopige gefinancierde rechtsbijstand

Tijdens de JBZ-raad van 12 en 13 maart 2015 is een algemene benadering vastgesteld. Deze houdt op onderdelen een beperking in van het Commissievoorstel. Hiermee heeft de Raad zijn positie bepaald voor de onderhandelingen met het Europees parlement. Zeven lidstaten hebben weliswaar ingestemd met dit mandaat, maar hebben in een verklaring aangegeven dat zij teleurgesteld zijn over de mogelijkheden om uitzonderingen te maken op het recht op voorlopige gefinancierde rechtsbijstand. Op 6 mei 2015 heeft het Europees parlement zijn positie voor de onderhandelingen met de Raad bepaald. Het Europees parlement wenst de richtlijn op substantiële onderdelen juist verder uit te breiden dan het voorstel van de Commissie. Nadat de posities van de Raad en het Europees parlement bepaald waren is de triloog in juli gestart.

Procedurele waarborgen voor kinderen

De onderhandelingen over deze richtlijn bevinden zich in de triloogfase en zijn gevorderd. Het Voorzitterschap streeft ernaar nog dit kalenderjaar tot een vergelijk te komen met het Europees parlement. Deze wens van het huidige Voorzitterschap is reëel. In verband hiermee worden de richtlijn of onderdelen daarvan mogelijk geagendeerd voor COREPER van 2 december 2015.

Ten tijde van de totstandkoming van de geannoteerde agenda is de inhoud van het onderhandelingsresultaat nog niet bekend. Bij gelegenheid van het Algemeen Overleg ter voorbereiding op de JBZ-raad op 2 december zal u daarover derhalve nader worden geïnformeerd. In deze geannoteerde agenda wordt de voorlopige positie van het kabinet toegelicht, op grond van de meest recente resultaten van de ambtelijke onderhandelingen en beperkt tot die punten waarin de richtlijn belangrijk afwijkt van de Nederlandse praktijk.

Het kabinet onderschrijft in het BNC-fiche de strekking van het richtlijnvoorstel en heeft aangegeven te hechten aan een effectieve verwezenlijking van het recht op een eerlijk proces. Minderjarigen zijn tot de verwezenlijking van dit recht niet altijd zelfstandig in staat en moeten daarbij worden ondersteund. De onderhandelingen hebben zich, ook in de trilogen, toegespitst op de vraag hoe de noodzakelijke ondersteuning van de jeugdige op een meer evenwichtige wijze vorm kan krijgen dan in het richtlijnvoorstel voorzien.

Aan het oorspronkelijk negatieve kabinetsoordeel over de proportionaliteit lag ten grondslag dat de in het richtlijnvoorstel opgenomen verdedigingsrechten op een disproportionele wijze cumuleren. Zo gaat het door de Commissie geformuleerde richtlijnvoorstel uit van een recht op bijstand van een raadsman bij het verhoor (artikel 6) náást een verplichting tot de audiovisuele registratie van de verhoren (artikel 9). Ook is er in alle gevallen van vrijheidsbeneming recht op een medisch onderzoek door een arts (artikel 8). In het BNC-fiche is gewezen op het absolute karakter van deze verdedigingsrechten; het Commissievoorstel liet zeer beperkt ruimte voor uitzonderingen en de genoemde rechten zouden moeten gelden in alle situaties van vrijheidsbeneming. De ernst van het feit waarvan de jeugdige wordt verdacht en de gevolgen die de strafvervolging voor de jeugdige heeft, spelen bij de toekenning van voornoemde rechten een zeer ongeschikte rol. Met de tekst van de algemene oriëntatie hebben de lidstaten een meer uitgebalanceerde ondersteuning van de jeugdige verdachte kunnen bewerkstelligen. Hierbij speelt de ernst van de gepleegde feiten bij de toekenning van rechten wél een rol en wordt cumulatie van verdedigingsrechten zoveel mogelijk voorkomen.

Het Europees parlement, gesteund door de Commissie, heeft het recht op toegang tot en bijstand van een raadsman tot een speerpunt in de onderhandelingen gemaakt. Uit oogpunt van bescherming van de jeugdige, dient het recht op toegang tot en ondersteuning van een raadsman volgens het Europees parlement verder te strekken dan onder de werking van de richtlijn toegang tot een raadsman (richtlijn 2013/48) het geval is. Het grootste verschil in rechtspositie is dat de jeugdige géén afstand kan doen van het recht op toegang tot een raadsman. Hoewel naar het aanvankelijk oordeel van het kabinet wél afstand zou moeten kunnen worden gedaan, steunt het merendeel van de lidstaten het uitgangspunt van de Commissie en het Europees parlement. Verder wordt het Europees parlement tegemoetgekomen in zijn wens om in ieder geval in de bijstand van een raadsman te voorzien in situaties waarin de strafvervolging naar verwachting zal leiden tot een vrijheidsbenemende sanctie. Het kabinet onderschrijft dit. Bij minder ernstige feiten moet echter ook van de bijstand van een raadsman kunnen worden afgezien. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan die zaken die leiden tot een HALT-afdoening. Daarnaast wordt onderhandeld over de mogelijkheden om van de bijstand van een raadsman af te zien in situaties van zeer kortdurende vrijheidsbeneming. Een meerderheid van lidstaten steunt dit. Met het Europees parlement bestaat hierover op het moment van het schrijven van deze annotatie geen overeenstemming.

Voorlopige overeenstemming bestaat wel over het in artikel 8 vervatte recht op een medische beoordeling bij vrijheidsbeneming en het recht op de audiovisuele registratie van verhoren. De tekst gaat er thans van uit dat er recht bestaat op toegang tot een arts (artikel 8) en dat daarom kan worden verzocht door de verdachte, diens ouders of raadsman. Ambtshalve hoeft echter niet in toegang tot een arts te worden voorzien, wanneer daar kennelijk geen medische aanleiding voor bestaat. Naar verwachting kan de richtlijn op dit punt zo worden geïmplementeerd dat niet in de standaard aanwezigheid van een arts of ander geschoold medisch personeel op het politiebureau behoeft te worden voorzien. Daarmee is naar het oordeel van het kabinet een werkbaar resultaat bereikt. Soortgelijke opmerkingen maakt het kabinet over artikel 9. Naar verwachting zal ook het Europees parlement kunnen instemmen met een voorstel dat uitgaat van de situatie waarin bij aanwezigheid van de raadsman van het opnemen van verhoren kan worden afgezien. Het Europees parlement verlangt daarvoor de instemming van de raadsman. Een meerderheid van Lidstaten kan met dat uitgangspunt instemmen.

Naar de huidige stand van zaken heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van de voorstellen die een compromis tussen de Commissie, de Raad en het Europees parlement, mogelijk zouden maken. De instemming van het kabinet zal in het bijzonder afhankelijk zijn van het onderhandelingsresultaat dat kan worden bereikt ten aanzien van artikel 6 over de bijstand door een raadsman en over het behoud van de mogelijkheid voor de toekenning van rechten een proportionaliteitstoets aan te leggen. Concreet doelt het kabinet daarmee op de mogelijkheden bij de toekenning van rechten rekening te houden met de ernst van het strafbaar feit waarvan de jeugdige wordt verdacht en de gevolgen die de strafvervolging voor de jeugdige heeft.

Onschuldpresumptie

Bij brief van 5 november jl. zijn beide Kamers geïnformeerd over een alomvattende compromistekst voor de richtlijn inzake de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn (Kamerstuk 32 317, nr. 354). Nadat het Luxemburgse voorzitterschap in Coreper op 4 november jl. had vastgesteld dat binnen de Raad voldoende steun bestaat voor het compromis, heeft ook de LIBE-commissie van het Europees parlement op 10 november jl. met de tekst ingestemd. De tekst van het voorstel wordt thans in alle officiële talen van de EU vertaald. Daarna zal de tekst voor definitief akkoord worden voorgelegd aan de plenaire vergadering van het Europees parlement en daarna worden geagendeerd op een Raad. Op dit moment is nog niet bekend wanneer dat zal zijn.

Raad niet-wetgevende besprekingen

16. Bestrijding terrorisme

– presentatie EU CTC

– opvolging lopende maatregelen

Er is nog geen raadsdocument beschikbaar op het moment van aanbieden van deze geannoteerde agenda. Het is aannemelijk dat verder zal worden ingegaan op de resultaten van de extra JBZ-Raad over terrorisme van 20 november 2015.

17. Hernieuwde interne EU-veiligheidsstrategie (2015–2020)

= algemeen debat over stand van zaken

Ter implementatie van de Europese Veiligheidsagenda zijn door het Luxemburgs Voorzitterschap activiteiten benoemd voor de tweede helft 2015. De Raad heeft tijdens de JBZ-Raad van 8–9 oktober jl. het overzicht met werkzaamheden gesteund, omdat het een goede basis vormt voor monitoring en coördinatie van de implementatie van de herziene Interne Veiligheidsstrategie van de EU. Er is nog geen document beschikbaar voor de JBZ-Raad van 3–4 december. De verwachting is dat het Voorzitterschap een stand van zaken zal geven over de implementatie van de activiteiten die gepland waren voor de tweede helft van 2015.

18. Ontwerpconclusies van de Raad over de strafrechtelijke reactie op radicalisering welke leidt tot terrorisme en gewelddadig extremisme

= aanneming

Op initiatief van het Luxemburgs Voorzitterschap en Commissaris Jourová is een ministeriële conferentie georganiseerd op 19 oktober jl. over een effectieve strafrechtelijke aanpak van gewelddadig Jihadisme met een specifieke focus op deradicalisering in gevangenissen. De JBZ-raad heeft conclusies aangenomen in de extra JBZ-Raad van 20 november 2015, waarin de lidstaten worden opgeroepen een integrale aanpak te voeren, dat wil zeggen een combinatie van persoonsgerichte interventies en preventieve maatregelen. Nederland heeft deze conclusies gesteund; het nationale actieprogramma integrale aanpak jihadisme is op deze twee pijlers gestoeld. De gedetineerden die op een van de twee terrorisme-afdelingen in Nederland verblijven, worden individueel besproken in het zogeheten Multidisciplinaire Overleg Terroristenafdelingen (MDO-TA). Bij dit proces wordt een risico-beoordelingsinstrument ingezet. Ook wordt bezien in hoeverre de gedetineerde voorbereid kan worden op re-integratie. Gesprekken met imams, psychologen en/of andere experts behoren tot de mogelijkheid. Daarnaast kan bij een opening én op vrijwillige basis een traject vanuit Exits (faciliteit waar geradicaliseerde personen op vrijwillige basis een programma kunnen volgen gericht op disengagement of deradicalisering) ingezet worden.

In de raadsconclusies wordt verder het belang benadrukt van het zoeken naar mogelijkheden voor deradicalisering in gevangenissen.

19. Migratie crisis: aspecten van de justitiële samenwerking en de strijd tegen vreemdelingenhaat

= follow-up

In de JBZ-raad van oktober jl. is steun uitgesproken over de hoofddoelen zoals geformuleerd in het document «migratie crisis: aspecten van de justitiële samenwerking en de strijd tegen vreemdelingenhaat» (document 12372/15). Dit betreft in het bijzonder het intensiveren van het werk van Eurojust in de huidige situatie, alsook het mandaat van de Commissie om door te gaan met de dialoog met internetproviders. In deze JBZ raad zal de stand van zaken van de follow-up worden gegeven door het Voorzitterschap en ook door vertegenwoordigers van Eurojust en het Europees Justitieel Training Netwerk. Nederland zal de stand van zaken aanhoren.

20. Lunchbespreking: Aanpak online haatuitlatingen

= Algemeen debat

De lunchdiscussie zal voortbouwen op de discussie tijdens de «Çoordination meeting on dialogues with internet platforms on-line hate speech» op 23 november. Bij het bestrijden van discriminatie op het internet spelen twee soorten maatregelen een rol: repressieve (identificeren, verwijderen discriminerende uitingen) en preventieve (mensen stimuleren om dergelijke uitingen niet te plaatsen). Tijdens een bijeenkomst op het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben Facebook, Twitter en Google (YouTube) aangegeven dat ze gaarne bereid zijn om de samenwerking in Nederland op beide terreinen uit te breiden. Daarbij is de samenwerking met meldpunten van online discriminatie (zoals MiND) van bijzonder belang.

21. Effectief strafrecht in het digitale tijdperk/aanpak cybercrime: de benodigdheden

= stand van zaken

CATS op 11 november 2015 en de Friends of Presidency groep over cyber op 12 november 2015 hebben gesproken over de stand van zaken, de resultaten en vooral ook de uitdagingen bij het vergaren van elektronisch bewijs (E-evidence). De resultaten van die besprekingen kunnen worden gebruikt als een geannoteerde agenda voor verdere actie, zoals gevraagd in de EU Agenda voor interne veiligheid (april 2015). Op de JBZ-Raad van 3 en 4 december 2015 zullen door het inkomend Trio-Voorzitterschap, de verder op te pakken actiepunten worden vastgesteld.

Het inkomend Trio (Nederland voorop) spant zich in om de actiepunten «voortrollend» te plannen in het implementatieplan voor de uitvoering van de EU agenda voor interne veiligheid.

Nederland pakt daarbij de volgende twee punten op: rechtsmacht in cyberspace en verbetering van concrete, praktische grensoverschrijdende samenwerking.

Het eerste onderwerp, rechtsmacht in cyberspace, is op de informele JBZ-Raad in januari 2016 geagendeerd. Op het «politieke» vlak staat dit punt nog niet goed voor ogen en er bestaat behoefte om te bediscussiëren of dit probleem van een tekort aan handhaving in de landsgrensoverschrijdende cyberspace op het JBZ – niveau als probleem wordt gezien waarvoor een oplossing moet worden gezocht, en zo ja, welke opties daarvoor nader moeten worden bekeken. Na bespreking op de informele JBZ-Raad kan het Nederlandse Voorzitterschap dan acties in raadswerkgroepen en in COSI en in CATS inzetten om het onderwerp rechtsmacht in cyberspace verder uit te werken.

22. Dataretentie

= Algemeen debat

Voorzien is een algemene uitwisseling van gedachten over de consequenties van de ongeldigverklaring van de voormalige richtlijn dataretentie door het Hof van Justitie van de Europese Unie. In enkele lidstaten is de nationale wetgeving op het gebied van de bewaarplicht, ter implementatie van de voormalige richtlijn dataretentie, buiten werking gesteld zodat er geen bewaarplicht voor telecommunicatiegegevens meer is. Dit zal ingrijpende consequenties kunnen hebben voor de criminaliteitsbestrijding in de betreffende lidstaten, inzake de situatie Nederland heeft het kabinet de Kamers geïnformeerd bij brief van 21 juli (Kamerstuk 33 542, nr. 19).

23. Diversen niet-wetgevend

a. Relatie EU-VS

– Ministeriële top EU-VS d.d. 13 november 2015

= informatie van het Voorzitterschap

Zie 7a.

= informatie van de Commissie

De Commissie heeft op 6 november 2015 een Mededeling uitgebracht aan de Raad en het Europees parlement over de doorgifte van persoonsgegevens uit de Europese Unie naar de Verenigde Staten onder richtlijn 46/95/EG na het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-362/14 (Schrems) COM (2015) 566 final. De Kamer wordt over deze Mededeling nog separaat geïnformeerd met een BNC-fiche. De Kamer zal bovendien nog een eigen appreciatie ontvangen van het arrest en zijn gevolgen.

De Commissie zal deze Mededeling kort toelichten en de Raad om steun vragen voor de daarin uitgezette lijn.

In de Mededeling wordt kort ingegaan op de rechtsgevolgen van de ongeldigverklaring van de Safe Harbourbeschikking. De Commissie gaat vervolgens in op de overige rechtsgrondslagen van richtlijn 95/46/EG voor de doorgifte van persoonsgegevens naar de VS. De Commissie wijst daarbij met name op standaardcontractclausules en intern bindende bedrijfsvoorschriften, waarvan vooralsnog gewoon gebruik kan worden gemaakt. De Commissie gaat kort in op de consequenties van het arrest voor de overige, nog geldende toereikendheidsbesluiten. Die bevatten een standaardclausule die door het HvJEU als onrechtmatig wordt beoordeeld. Die zullen allen moeten worden aangepast. Tenslotte wijst de Commissie op de al lopende onderhandelingen tussen de EU en de VS over een nieuw Safe Harbourarrangement (Safe Harbour 2.0) dat wel voldoet aan de eisen voortvloeiend uit het Handvest van de Grondrechten.

De Mededeling is grotendeels beschrijvend van aard. Het geldende recht behoeft geen appreciatie dezerzijds. De aanpassing van de geldende toereikendheidsbesluiten is een wetgevingstechnische zaak. Het is bovendien een eigenstandige bevoegdheid van de Commissie. Nederland zal daarover een positief advies geven in het Artikel 31 Comité. Wat de onderhandelingen met de VS betreft, kan worden vastgesteld dat deze door de Commissie met grote intensiteit worden gevoerd. Zij moeten voor eind januari 2016 zijn afgerond. Dan verloopt de termijn die de Artikel 29 Werkgroep heeft gesteld aan de Commissie.

Nederland verwacht dat de Mededeling steun krijgt van de Raad. Het Europees parlement staat al geruime tijd zeer kritisch tegenover het Safe Harbour-arrangement.

b. Ministerieel Forum EU – Westelijke Balkan d.d. 7–8 december 2015

= informatie van het Voorzitterschap

Zie onder 7a.

c. Programma van het inkomende Nederlands EU-Voorzitterschap

= informatie van de Nederlandse delegatie

Zie onder 7e.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven