32 317 JBZ-Raad

Nr. 269 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 februari 2015

In deze brief treft u het verslag van de bespreking tijdens de informele JBZ-Raad te Riga op 29-30 januari 2015, onderdeel terrorisme. Bij de beantwoording van de vragen van het schriftelijk overleg over de informele JBZ-Raad, is toegezegd dat ik uw Kamer dit verslag over terrorisme voor 7 februari 2015 zal doen toekomen.

Verslag aanpak van terrorisme (29 januari 2015)

Het Voorzitterschap zette uiteen langs welke punten het de discussie wil voeren:

  • 1. Preventie van radicalisering, in het bijzonder op sociale media

  • 2. Informatie-uitwisseling: verbetering gebruik bestaande systemen en uitwisselen van informatie aan Europol en Eurojust. Dit betreft ook informatie van veiligheidsdiensten.

  • 3. Identificatie van reisroutes van terroristen. Belangrijkste hier is de totstandkoming van een EU PNR richtlijn in overeenstemming met de VN Veiligheidsraad Resolutie 2178 (UNSCR 2178).

  • 4. Bestrijding van de illegale handel in vuurwapens

Het doel van het Voorzitterschap was om tijdens de informele Raad gemeenschappelijke EU-acties te identificeren en deze op te nemen in een gemeenschappelijke verklaring als input voor de Europese Raad van 12 februari 2015.

Frankrijk gaf een overzicht van de recente aanslagen en benadrukte dat naast nationale maatregelen ook maatregelen op EU-niveau nodig zijn. Het gebruik van bestaande instrumenten moet geïntensiveerd moet worden. Voor de versterking van de grenscontroles moet SIS II intensiever worden gebruikt. Wat betreft PNR gaf Frankrijk aan van mening te zijn dat dit een absoluut vereiste is om jihadgangers te kunnen traceren. Daar is een spoedig compromis met het Europees parlement (EP) voor nodig. De aanpak van de illegale handel in vuurwapens via internet is eveneens een belangrijk aandachtspunt. Informatie-uitwisseling op dit terrein dient wat Frankrijk betreft, aanzienlijk verbeterd te worden. Internetproviders moeten worden betrokken bij de preventie van terrorisme, de samenwerking met hen moet worden geïntensiveerd. Bij al deze maatregelen moet een goede balans worden gevonden tussen vrijheden en veiligheid, zo gaf Frankrijk aan.

Ook België gaf een overzicht van de preventieve operationele acties die het o.a. in Verviers heeft uitgevoerd. België benadrukte vooral het belang van de tegenboodschap (counter narrative) en wees op het door België en het Verenigd Koninkrijk geleide Syria Strategic Communication Advisory Team (SSCAT-project). Binnen dit project wordt bekeken op welke wijze de boodschappen van extremisten kunnen worden beantwoord/tegengegaan. België steunde de door Frankrijk voorgestelde versterking van grenscontroles en maatregelen met betrekking tot het internet, alsook vuurwapens. Ten aanzien van PNR stelde België dat niet eindeloos op het EP kan worden gewacht. Als er niet tijdig overeenstemming met het EP wordt bereikt, dan wordt een nationaal systeem ontwikkeld.

Het EU Intelligence Analysis Centre (IntCen) gaf vervolgens uitleg over zijn werkzaamheden, in het bijzonder die van de contraterrorisme-afdeling. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de instellingen.

De EU Contraterrorisme-Coördinator (CTC), de heer De Kerchove, gaf aan dat de Verklaring van Parijs een goed startpunt is. Hij hoopt dat de Commissie de daar genoemde onderwerpen opneemt in de nieuwe Interne Veiligheidsstrategie. De CTC gaf aan dat internet een belangrijke rol speelt. Er moet nadrukkelijk aandacht komen voor encryptie op het internet, encryptie maakt het namelijk moeilijk illegale inhoud te onderscheppen. M.b.t. informatie-uitwisseling zouden veiligheidsdiensten hun informatie beter met Europol moeten kunnen delen. M.b.t. versterking van de grenscontroles gaf de CTC aan van mening te zijn dat de Schengen Grens Code (SGC) amendering behoeft. Ook de Richtlijn over wapens (91/477) zou aangepast moeten worden met bepalingen over de-activatie en handel via internet. Tot slot gaf de CTC aan dat een gemeenschappelijke definitie van foreign terrorist fighters noodzakelijk is.

Europol gaf eveneens een overzicht van zijn activiteiten. Europol stelde een adequate bijdrage te kunnen leveren aan terrorismebestrijding, ook wanneer het gaat om uitwisseling van intelligence van opsporingsdiensten, en wees op de bestaande veilige omgeving waarbinnen informatie uitgewisseld kan worden (SIENA). Voor het kunnen maken van analyses van het fenomeen foreign terrorist figthers is volgens Europol noodzakelijk dat alle lidstaten systematisch en structureel informatie doorgeven aan het Focal Point Travellers.

Eurojust gaf aan beter betrokken te willen worden bij een aantal ontwikkelingen zoals aansluiting bij de relevante Focal Points bij Europol. Eurojust vroeg ook aandacht voor radicalisering in gevangenissen.

De Commissie merkte op dat de aanslagen in Parijs gekwalificeerd kunnen worden als een aanslag op de vrijheid van meningsuiting en op de politie en de Joodse gemeenschap. Terrorismebestrijding is volgens de Commissie in eerste instantie een nationale aangelegenheid. Bezien moet worden wat daaraan op EU-niveau kan worden toegevoegd. De Commissie gaf aan dat nu eerst bekeken wordt wat op EU-niveau bestaat en of dit effectief is. De Commissie noemde de al gemaakte afspraken die een snellere implementatie behoeven, zoals versterking van de controles aan de buitengrenzen, cybersecurity en de bescherming van vitale infrastructuur. Vervolgens merkte de Commissie op dat de hangende wetsvoorstellen spoedig moeten worden afgerond en duidde hierbij op het EU-PNR-dossier, en de Europol- en CEPOL-verordeningen. Belangrijke aanvullende maatregelen zijn o.a. het tot stand brengen van de publiek-private samenwerking met internetproviders met het oog op het detecteren en verwijderen van illegale inhoud. Van belang hierbij is het opstellen van een tegenboodschap en het kunnen lezen van berichten die worden geplaatst (encryptie). Wat vuurwapens betreft is van belang dat een betere informatie-uitwisseling met de JBZ-agentschappen wordt verwezenlijkt. Daarnaast gaf de Commissie aan dat thans wordt bekeken of wat betreft het laatste de bestaande EU-wetgeving moet worden versterkt. Tot slot noemde de Commissie aandacht voor een meer effectieve uitwisseling van intelligence. De Commissie erkende dat dit een delicaat onderwerp is, maar discussie hierover zal volgens de Commissie toch gevoerd moeten worden.

De voorzitter van het LIBE-Comité van het EP gaf aan dat het voor het EP ook van belang is om de besprekingen over EU-PNR te hervatten. Van belang is wel dat het EP bewijs krijgt van het nut van PNR. Uitgangspunten als noodzaak en proportionaliteit zijn belangrijk voor het hervatten van de discussie. Andere belangrijke punten die volgens LIBE ook moeten worden opgelost zijn dataprotectie en dataretentie. LIBE deed tot slot een beroep op de lidstaten om het gegevensbeschermingspakket snel af te ronden.

De lidstaten reageerden vervolgens langs de volgende lijnen.

Alle lidstaten onderschreven de voorgestelde prioritaire thema’s van het Voorzitterschap. Uitgangspunt is wel dat beter en volledig gebruik moet worden gemaakt van bestaande instrumenten. Alleen als daar hiaten in voorkomen moeten er nieuwe voorstellen komen. Tijdens de bespreking werd duidelijk dat voor de lidstaten preventie van radicalisering, ook via internet, en de reactivering van het EU-PNR dossier prioritair zijn. De meeste lidstaten vroegen ook aandacht voor versterking van de koppeling tussen interne en externe veiligheid en voor de aanpak van de financiering van terrorisme.

Sommige lidstaten gaven aan voorstander te zijn van versterking van de grenscontroles en amendering van de SGC (indien er hiaten bestaan) waarbij wel terdege rekening moet worden gehouden met het vrij verkeer van personen.

Enkele lidstaten hadden kritiek op het gebrek aan voortgang bij de implementatie van gemaakte afspraken over nieuwe structuren bij Europol.

Diverse lidstaten pleitten voor snelle totstandkoming van de richtlijn EU-PNR, ook voor intra-EU vluchten. Er werd gepleit voor een EU Referral Unit als platform voor het verwijderen van illegale boodschappen op internet. Er werd gewezen op het belang van het ontwikkelen van de tegenboodschap tegen terrorisme.

Namens Nederland heb ik de voorstellen van het Voorzitterschap gesteund, maar er op gewezen dat Nederland een terughoudende positie inneemt over EU-PNR, gelet op de afspraken met uw Kamer. Ik heb medegedeeld dat Nederland nationaal inzet op beter en effectief gebruik van bestaande instrumenten en kanalen voor wat betreft het volgen van de reisroutes en een integrale aanpak van preventie en repressie.

Het Voorzitterschap concludeerde dat alle lidstaten een bijdrage aan de discussie hebben geleverd en de voorgelegde gemeenschappelijke Verklaring ondersteunen. Bestaande instrumenten dienen beter gebruikt te worden alvorens nieuwe te ontwikkelen. Preventie van radicalisering, inclusief internet, en de noodzaak om voortgang te boeken op het PNR-dossier worden breed ondersteund. Het Voorzitterschap stelde vast dat de meeste lidstaten van mening zijn dat de rol van Europol bij informatie-uitwisseling versterkt moet worden, echter wel binnen de bestaande mogelijkheden. Met betrekking tot vuurwapens werd vastgesteld dat aanpak op EU-niveau een toegevoegde waarde heeft. Het Voorzitterschap besloot met de constatering dat de gemeenschappelijke verklaring voldoende aanknopingspunten bevat voor concrete acties op nationaal en EU-niveau.

Verslag justitiële aspecten van de aanpak van terrorisme (30 januari 2015)

Op verzoek van Frankrijk spraken de Commissie, de EU-CTC, Frankrijk en Eurojust ook over de justitiële aspecten van de aanpak van terrorisme. Andere lidstaten namen niet het woord. Er was geen discussie voorzien.

Tijdens de presentaties werd het belang duidelijk van het uitwisselen van best practices met betrokkenheid van Eurojust, o.a. door het informeren van Eurojust over veroordelingen in terrorisme-zaken. Op basis hiervan krijgt Eurojust de gelegenheid deze zaken te analyseren en voorstellen te doen over bewijsvergaring, inclusief e-bewijs.

De Commissie noemde vijf prioritaire acties:

  • Bestrijding haatboodschappen op internet i.s.m. internetproviders;

  • Maximaal gebruik van EU-samenwerking zoals het Europees aanhoudingsbevel en de rechtshulpinstrumenten. In dit verband noemde de Commissie ook het opnemen van onderdanen uit derde landen in ECRIS;

  • Financiële middelen worden vrijgemaakt voor trainingen m.b.t. preventie van radicalisering in gevangenissen;

  • De recent geaccordeerde Richtlijn witwassen/terrorismefinanciering dient z.s.m. te worden geïmplementeerd om verdachte geldtransacties te kunnen aanpakken;

  • Het voornemen bestaat om het Kaderbesluit Terrorisme aan te passen, maar de mening van lidstaten is hiervoor van belang.

Eurojust lichtte tot slot de meerwaarde toe die geleverd kan worden via het Netwerk van nationale contactpunten waardoor o.a. rechtshulpprocedures versneld kunnen worden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven