32 317 JBZ-Raad

Nr. 260 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2014

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 4 en 5 december 2014.

In het verslag van de Raad, treft u ook het verslag van de JBZ-BZ bijeenkomst over illegale migratie, gehouden te Rome op 27 november 2014.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 4 en 5 december 2014 te Brussel

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Betere beheersing migratiestromen: de lidstaten verwelkomen de voortgang die is geboekt met betrekking tot het Grieks Actieplan en de Raadsconclusies van 10 oktober 2014. Daarnaast hebben de Ministers de start van Frontex-operatie Triton positief ontvangen.

Veiligheid en Justitie

Verordening gegevensbescherming: de Raad nam de gedeeltelijke algemene benadering voor de publieke sector en de bijzondere verwerkingen. Sommige lidstaten stemden niet in, zij willen dat ook strengere regels dan de verordening mogelijk zijn. Het Voorzitterschap concludeerde met betrekking tot het voorstel over de One Stop Shop, dat de meerderheid van de lidstaten positief is over de elementen van het voorstel daarvoor en dat de lidstaten duidelijke richtlijnen hebben gegeven voor de verdere uitwerking door de raadswerkgroep.

Richtlijn vermoeden van onschuld: de Raad bereikte een algemene benadering ten aanzien van de richtlijn.

Verordening Europees Openbaar Ministerie: Het Voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten die zich hadden uitgesproken belang hechten aan onafhankelijkheid en autonomie van het EOM en dat de benoemingsprocedure daarbij relevant wordt geacht. Het constateerde dat de meningen nog uiteen lopen over de wijze waarop een en ander concreet moet worden ingevuld. Gelet op de reactie van een meerderheid van de lidstaten, meende het Voorzitterschap dat zijn voorstel voor de benoemingsprocedure voor de leden van het EOM als basis kan dienen voor de verdere discussie.

Verordening Eurojust: de Raad bereikte een gedeeltelijke algemene benadering. De bepalingen die betrekking hebben op de relatie tussen Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie en de bepalingen over dataprotectie zijn uitgesloten van dit deelakkoord.

Wijziging verordening insolventieprocedures: de Raad bereikte een politiek akkoord.

Verordening vereenvoudigde aanvaarding van openbare akten: de Commissie wees erop dat de voorliggende richtsnoeren op verschillende terreinen een lager ambitieniveau hebben dan het voorstel. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota neemt van het standpunt van de Commissie en dat het noodzakelijk is om de verschillende elementen van het voorstel nader te bezien.

Terrorisme: Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad goede nota heeft genomen van de voorliggende documenten voor het gevoerde oriëntatiedebat en dat verdere samenwerking wordt gesteund. Onder lidstaten bestaat wel aarzeling over de noodzaak van de aanpassing van het Kaderbesluit Terrorismebestrijding, maar Eurojust zal een bijeenkomst organiseren om dit verder te analyseren. Voorts concludeerde het Voorzitterschap dat lidstaten systematische informatie-uitwisseling met Europol steunen. Het Voorzitterschap riep lidstaten op deel te nemen aan het EU-Netwerk foreign fighters bij Europol. Tot slot concludeerde het Voorzitterschap mede dat de Richtsnoeren over Radicalisering & Recrutering zijn aangenomen en stelde het vast dat de Raad nota heeft genomen van de rapporten van de CTC over de implementatie van de strategieën over contraterrorisme en terrorisme-financiering.

Lunchbespreking EU-PNR: de meeste Ministers waren van mening dat de EU-PNR discussie met het Europees parlement moet worden voortgezet. De Commissie is voornemens het PNR-voorstel aan te passen met waarborgen voor gegevensbescherming en bepalingen die recht doen aan de uitspraak Hof over de dataretentie-richtlijn. Het Voorzitterschap concludeerde dat verder gewerkt moet worden aan het PNR-dossier.

I. Gemengd Comité

1. Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

= stand van zaken

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken rond de verordening gegevensbescherming en de richtlijn gegevensbescherming voor opsporing en vervolging. Commissaris Avramopoulos (Migratie en Binnenlandse Zaken) meldde dat het Europees parlement (EP) de verordening en richtlijn als pakket benadert. Enkele lidstaten vonden dat de Raad zich moet uitspreken over de gelegde (nieuwe) link door het EP: het EP wil namelijk geen PNR zonder goedkeuring van de richtlijn.

2. Maatregelen om migratiestromen te beheersen

= informatie van de Commissie en EDEO

De Ministers verwelkomden de bereikte vooruitgang in de implementatie van het Grieks Actieplan en de Raadsconclusies van 10 oktober met betrekking tot een betere beheersing van migratiestromen. De meerderheid van de lidstaten benadrukte dat de tijd is gekomen om woorden om te zetten in daden, waarmee met name wordt gedoeld op de uitvoering van de Raadsconclusies van 10 oktober.

Verschillende lidstaten legden nadruk op de verhoogde instroom van asielzoekers, wat ook wordt ondersteund door de cijfers die Frontex tijdens de bijeenkomst presenteerde. Daarnaast vroegen enkele lidstaten aandacht voor meer interne en externe EU-solidariteit. De regels van het gemeenschappelijke Europees asielsysteem dienen te worden nageleefd, waarbij het afnemen van vingerafdrukken een belangrijke rol speelt. Door verschillende lidstaten werd de nadruk gelegd op het belang van de samenwerking met derde landen en de Commissie gaf aan dit als een prioriteit te zien, zoals ook werd benadrukt tijdens het Jumbo-diner.

3. Functioneren Schengenruimte

= 6e tweejaarlijkse rapportage over functioneren van de Schengenruimte

– Informatie

Commissaris Avramopoulos presenteerde het zesde halfjaarrapport over het functioneren van de Schengenruimte. De Commissie wees op het daadwerkelijk van start gaan van het nieuwe Schengen evaluatiemechanisme. In uiteenlopende interventies werd het belang van het naleven van bestaande afspraken en het beter gebruik van reeds ontwikkelde systemen door verschillende lidstaten benadrukt, onder meer met betrekking tot het registreren van secundaire migratiestromen en deze gegevens te delen met Frontex. Verschillende lidstaten benoemden het belang van een beter gebruik van het SIS-systeem bij de aanpak van foreign fighters.

= Eindrapport en Raadsconclusies over 15 jaar Schengenevaluaties in de Raad

– Informatie

De Raad nam Raadsconclusies aan die de overgang van het oude naar het nieuwe Schengen-evaluatiesysteem markeren. Hierbij zullen bevoegdheden overgaan van de Raad naar de Commissie, maar de Raad en het Gemengd Comité zullen een belangrijke rol blijven spelen.

4. Diversen wetgevend

= informatie over wetgevende dossiers

– Voorstel van de Europese Commissie voor een Verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende de visumcode van de Unie (Visumcode) (herschikking)

– Voorstel voor een Verordening van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een rondreisvisum en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en van de Verordeningen (EG) nr. 562/2006 en (EG) nr. 767/2008.

Commissaris Avramopoulos vroeg het inkomend Voorzitterschap om voortgang te boeken met betrekking tot het visumpakket.

– Presentatie inkomend Voorzitterschap Letland

Inkomend Voorzitter Letland presenteerde de prioriteiten voor de eerste helft van 2015, te weten: migratiedruk, foreign fighters, het ontwikkelen van een nieuwe interne veiligheidsstrategie en het verder brengen van lopende wetgevingsdossiers, zoals de Studenten en Onderzoekersrichtlijn en de wijziging van de Dublin Verordening.

– Slimme grenzen

Commissaris Avramopoulos kondigde aan eind 2015/begin 2016, met een nieuw voorstel te komen op het slimme grenzenpakket. Het Voorzitterschap gaf aan tevreden te zijn over de voortgang die is geboekt op dit dossier en benadrukte het belang van samenwerking met het Europees parlement.

5. Diversen van het Voorzitterschap

– EU-VS Ministeriële bijeenkomst, 12 en 13 november

Zie onder III.9

– Ministeriële bijeenkomst Salzburg Forum, 11 en 12 november

Slovenië lichtte dit onderwerp toe, en wees in het bijzonder op het initiatief om te komen tot een geïntegreerd beleid met betrekking tot foreign fighters in de West Balkan.

– Rabat Proces, 26–27 november en Khartoum proces, 28 november

Het Voorzitterschap gaf aan nog te zullen komen met een verslag inclusief verklaringen en benadrukte dat het Rabat Proces een goed voorbeeld is van intensievere coördinatie tussen intern en extern beleid.

– Informele bijeenkomst JBZ-BZ, 27 november 2014

De Commissie verwelkomde in het bijzonder het Jumbo-diner van Ontwikkelingssamenwerking- en migratieministers.

Verslag informele bijeenkomst JBZ-BZ, 27 november 2014

Op 27 november 2014 vond in Rome mede op initiatief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, een eerste gecombineerde JBZ-BZ bijeenkomst over het versterken van de coherentie en coördinatie van het interne en externe beleid plaats. Het Nederlandse standpunt dat meer coherentie en coördinatie van de interne en externe dimensies van het beleid leidend dienen te zijn, vond weerklank bij de EU-instellingen.

De Commissaris Avramopoulos en Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini benadrukten beide dat dit gecombineerde werkdiner een weerspiegeling is van de nieuwe structuren van de nieuwe Commissie, waarbij de interne en externe componenten van het beleid meer in samenhang worden bezien.

De HV richtte zich in haar inleiding op de noodzaak om alle ter beschikking staande instrumenten (o.a. bilaterale dialogen, mensenrechtendialogen, ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, handel) in te zetten teneinde een gestructureerde aanpak te bewerkstelligen. Haar inspanningen zullen zich richten op preventie van pushfactoren en op een samenhangende aanpak vanuit geografisch oogpunt, in derde landen. De samenwerking met internationale organisaties en lokale ngo’s is van essentieel belang. De HV riep voorts op om het gecombineerde JBZ-BZ format vaker te benutten, en ook de ontwikkelings- en handelsdimensie te betrekken, zowel op Raads- als op Commissieniveau. Ook de EU-vertegenwoordigingen in derde landen zullen worden versterkt om optimaal te kunnen bijdragen aan adequate oplossingen voor de problematiek, onder meer door middel van het inzetten van migratie-experts.

Commissaris Avramopoulos betreurde het feit dat er weliswaar consensus is over de ingeslagen weg, maar dat concrete implementatie vooralsnog onvoldoende was gebleken. Hij benoemde het gevaar van xenofobie en de bedreiging van fundamentele waarden als gevolg van de door de migratiestromen veroorzaakte druk op samenlevingen. Verruiming van de mogelijkheden voor legale migratie zou één van de oplossingsrichtingen moeten zijn, dat wil zeggen meer geloofwaardige alternatieven voor de huidige gevaarlijke migratieroutes. Hierbij legde hij tevens de link met een alomvattend migratiebeleid, waarbij ook de uitdagingen waar de Unie de komende tijd voor zal komen te staan, zoals tekorten aan arbeidskrachten en een verouderende bevolking, in ogenschouw worden genomen. Ook benoemde Avramopoulos de noodzaak om het voor derde landen aantrekkelijker te maken met de EU samen te werken. Gebieden waarop actie is vereist, zijn onder meer de strijd tegen criminele netwerken, versterking van het grensbeheer, solidariteit met mensen in nood, beter gebruik van ontwikkelingssamenwerking, hervestiging, en een effectief terugkeerbeleid.

Interventies van lidstaten waren voornamelijk een bevestiging van de gekozen insteek voor een geïntegreerde benadering met de nadruk op aanpak van de grondoorzaken van illegale migratie. Hierbij was veel steun voor de door Nederland naar voren gebrachte oproep tot meer coherentie en coördinatie van het interne en externe beleid. Lidstaten zagen deze bijeenkomst als een eerste noodzakelijke stap, waarbij nu snel moest worden overgegaan tot concrete initiatieven die een daadwerkelijke impact moesten hebben op de inperking van de migratiestromen.

Het voorstel van een lidstaat voor een taakverdeling tussen de lidstaten op basis van hun banden en belangen m.b.t. specifieke derde landen, en een meer flexibele, onconventionele inzet van beschikbare middelen zal de komende tijd door de HV nader worden uitgewerkt. Ook de oproep van een lidstaat om voor specifieke landen specifieke plannen te maken, werd positief ontvangen door de HV. Nederland heeft het belang van deze stap benadrukt en aangegeven dat dit moet worden gebaseerd op een whole of government approach.

De HV en de Commissie concludeerden dat meer gezamenlijke Raden (formeel of informeel) noodzakelijk zijn, evenals nauwe betrokkenheid van relevante EU-instellingen, en internationale organisaties. Ook versterking van de EU-vertegenwoordigingen in derde landen met migratie-experts zal nader worden uitgewerkt. De HV en de Commissie zullen de komende tijd werken aan een alomvattend migratiebeleid en aan een efficiëntere inzet van de instrumenten, inclusief de financiële middelen, zodat het potentieel van de EU beter wordt benut.

II. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad – wetgevende besprekingen

6. EU PNR

Dit onderwerp is besproken tijdens de Ministerslunch op 4 december 2014. Zie IV.1

7. Diversen

– Informatie van het Voorzitterschap over ter tafel liggende wetgevingsvoorstellen

– Richtlijn studenten/onderzoekers

Het Voorzitterschap merkte op dat de onderhandelingen in een impasse verkeren en heeft hierover bilateraal contact met betrokken lidstaten. Het Voorzitterschap wil zo spoedig mogelijk het Europees parlement een compromistekst voorleggen om de onderhandelingen op gang te brengen.

– Wijziging Dublin verordening

De Commissie merkte slechts op dat deze wijziging het resultaat is van het commitment dat de Uniewetgever is aangegaan om de rechten te verzekeren van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Raad – niet wetgevende besprekingen

8. Aanpak terrorisme

  • a) Foreign Fighters en terugkerende strijders: implementatie van maatregelen

    = oriënterend debat

  • b) Richtlijn voor het gebruik van passagiersgegevens voor de preventie, detectie, het onderzoek en vervolging van terroristische daden en zware criminaliteit (Europees PNR)

    = stand van zaken

  • c) concept richtsnoeren voor de EU radicaliserings- & recruteringsstrategie

    = aanname

  • d) Rapport over de implementatie van de EU contra-terrorisme strategie

  • e) Rapport over de implementatie van de herziene strategie over financiering van terrorisme

Het Voorzitterschap gaf een overzicht van de diverse activiteiten na de JBZ-Raad van 9 en 10 oktober 2014. Op ambtelijk niveau was al gesproken over de implementatie van VN Veiligheidsraadresolutie 2178 en de daarin voorgeschreven strafbaarstelling van personen die willen vertrekken naar oorlogsgebieden. Duidelijk is toen geworden dat de meeste lidstaten de voorkeur geven aan een nationale aanpak. Het Voorzitterschap vroeg de lidstaten om de Raad te informeren over bestaande en te nemen nationale maatregelen. Tijdens de lunch van de Ministers van Justitie op 4 december 2014 is bleek dat lidstaten nog steeds aarzelen over aanpassing van bestaande wetgeving (te weten het Kaderbesluit Terrorismebestrijding) maar welwillend staan tegenover een door Eurojust te organiseren strategische bijeenkomst om dit onderwerp nader te analyseren. De voorgestelde aanpak van rehabilitatie is door de lidstaten in de lunch op 4 december, welwillend ontvangen. Met betrekking tot informatie-uitwisseling deelde het Voorzitterschap mede dat gekeken wordt naar de samenwerkingsstructuren binnen Europol en het initiatief van het Voorzitterschap om een EU-netwerk van contactpunten speciaal gericht op foreign fighters bij Europol in te stellen. Wel moeten lidstaten nog veel meer, systematisch, data over het fenomeen foreign fighters met Europol delen. Data zijn nodig om tot een betere analyse te kunnen komen. Het Voorzitterschap wees in dit verband naar de door het FIU-Net gehanteerde vorm van data-analyse.

De EU-Contra Terrorisme Coördinator (CTC), gaf aan dat ondanks de hoeveelheid van activiteiten het nog niet is gelukt het aantal foreign fighters in te dammen. De dreiging vanuit foreign fighters blijft groot. De CTC meldde kort de vorderingen die zijn gemaakt op het gebied van de verbetering van grenscontroles en de activiteiten ten aanzien van gemeenschappelijke risico-indicatoren. Hij riep tot slot op om de bestaande mechanismen – waaronder Europol, Interpol, Eurojust en het gebruik van API – beter te gaan gebruiken. De CTC gaf aan graag deelname te zien van Eurojust en Interpol aan het Focal Point Travel bij Europol.

De directeur van Europol benadrukte dat het noodzakelijk is dat lidstaten meer data delen met het Focal Point Travel dat sinds april 2014 bestaat, zodat meer zicht komt op de dreigingen. Momenteel zijn slechts vier lidstaten (waaronder Nederland) actief met het uitwisselen van data.

Eurojust gaf aan te constateren dat de strafrechtelijke wetgevingen in de lidstaten hiaten vertonen. Eurojust heeft een aantal aanbevelingen waarmee ook voldaan kan worden aan de bepalingen in Veiligheidsraadresolutie 2178. Volgens Eurojust bestaan er tevens hiaten op het gebied van bewijsvergaring, e-evidence en retentie van data. Eurojust benadrukte het belang van aanpassing van EU-wetgeving met als doel uniforme toepassing van strafrecht op het bestrijden van foreign fighters.

Commissaris Avramopoulos lichtte de activiteiten van de Commissie toe op het terrein van bestrijding van terrorisme. De Commissie is tevreden over de Radicalisering & Recrutering Strategie en gaf aan de voorliggende Richtsnoeren voor de implementatie hiervan te steunen. Op het terrein van monitoring en vervolging noemde Commissaris Avramopoulos de verbetering van het gebruik van SIS II en de stand van zaken rond EU-PNR. Ten aanzien van grenscontroles deelde hij mede op korte termijn te komen met richtsnoeren voor grenspersoneel. Daarnaast wordt gewerkt aan de ontwikkeling van risico-indicatoren voor de non-systematische grenscontroles.

Wat vervolging van foreign fighters betreft, betwijfelde de Commissie of een aanpassing van het Kaderbesluit Terrorismebestrijding nodig is. Eerst moet volgens de Commissie gekeken worden naar de noodzaak, proportionaliteit en effectiviteit voordat de Commissie met een voorstel hiervoor komt. Een ander belangrijk onderwerp voor de Commissie is bestrijding van de financiering van terrorisme waarvoor onder meer de samenwerking tussen Financial Intelligence Units (FIU’s) versterkt moet worden.

Minister Opstelten merkte namens Nederland op dat de problematiek van foreign fighters de komende jaren nog op de nationale en internationale agenda zal staan. Met de ondernomen activiteiten heeft de EU stappen gezet maar de inzet moet op sommige aspecten verhoogd worden. Nederland steunt de voorstellen over informatie-uitwisseling en onderschrijft het belang van het Focal Point Travel bij Europol en de informatie-uitwisseling via SIS II. De meerwaarde van Interpol is vooral te vinden als het gaat om moeilijke relaties met derde landen, zoals Turkije. De Minister riep de lidstaten op de informatie-uitwisseling te intensiveren. Nederland ziet overigens geen noodzaak tot aanpassing van het Kaderbesluit Terrorismebestrijding, maar steunt na kennisname van het rapport van Eurojust een discussie over de wenselijkheid hiervan. Ten aanzien van bewijsvergaring is Nederland van mening dat dit primair een verantwoordelijkheid van de lidstaten is. Bestaande instrumenten voor rechtshulp kunnen daarvoor worden gebruikt. Een rol voor Eurojust bij het organiseren van strategische en tactische bijeenkomsten kan echter wel gesteund worden, aldus de Minister.

Door lidstaten werd onder meer gepleit voor snelle voortgang met EU-PNR. Ingeval er geen Richtlijn EU-PNR komt dan zou de mogelijkheid van intergouvernementele overeenkomsten bezien moeten worden. Er werd teleurstelling geuit over de houding van het EP die volgens lidstaten niet bijdraagt aan de veiligheid; PNR is nodig om de dreiging van foreign fighters tegen te gaan. Lidstaten gaven voorts informatie over hun nieuwe nationale wetgeving om het vertrek van personen naar strijdgebieden wettelijk aan te pakken o.a. door tijdelijke inbeslagname van paspoorten, toezicht op personen die zijn teruggekeerd en de-radicalisering maatregelen. Verschillende lidstaten waren van mening dat ondanks de vele maatregelen de aantallen foreign fighters niet afnemen. Er was steun voor de voorstellen voor de verbetering van SIS II en intensivering van de informatie-uitwisseling, o.a. met het Focal Point Travel bij Europol, werd noodzakelijk geacht. Bestaande systemen moeten geoptimaliseerd worden.

Diverse lidstaten waren overigens voorstander van aanpassing van het Kaderbesluit Terrorismebestrijding, met als argumentatie dat een uniform kader voor strafrechtelijke vervolging en berechting belangrijk is. Anderen waren daarentegen van mening dat de nationale wetgeving al voorziet in de strafrechtelijke bepalingen nodig voor uitvoering van Veiligheidsraadresolutie 2178.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad goede nota heeft genomen van de voorliggende documenten voor dit oriëntatiedebat en dat verdere samenwerking wordt gesteund. Onder lidstaten bestaat wel aarzeling over de noodzaak van de aanpassing van het Kaderbesluit Terrorismebestrijding, maar Eurojust zal een bijeenkomst organiseren om dit verder te analyseren. Voorts concludeerde het Voorzitterschap dat lidstaten systematische informatie-uitwisseling met Europol steunen. Het Voorzitterschap riep lidstaten op deel te nemen aan het EU-Netwerk foreign fighters bij Europol. Tot slot concludeerde het Voorzitterschap mede dat de Richtsnoeren over Radicalisering & Recrutering zijn aangenomen en stelde het vast dat de Raad nota heeft genomen van de rapporten van de CTC over de implementatie van de strategieën over contraterrorisme en terrorisme-financiering.

9. Diversen uit Gemengd Comité

– Functioneren Schengen gebied (6e rapport en evaluatie)

– managen migratiestromen

Zie onder I.2 en I.3

III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

11. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende de bescherming van individuen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

= oriënterend debat en gedeeltelijk algemene oriëntatie over publieke sector en bijzondere verwerkingen

Gedeeltelijk algemene oriëntatie over publieke sector en bijzondere verwerkingen

De Commissie gaf aan volledig te kunnen instemmen met de in de huidige tekst geboden flexibiliteit voor nationale overheden binnen het kader van de verordening. De Commissie benadrukte weer het belang van een hoog, volledig en coherent beschermingsniveau voor datasubjecten. Een andere doelstelling van de verordening is rechtszekerheid voor verantwoordelijken en bewerkers. Dat burgers van hun overheden in de hele Unie een gelijk beschermingsniveau krijgen is daarbij van fundamenteel belang. Verder moeten onnodige administratieve lasten worden verminderd. Het compromis dat nu voorligt, voldoet daaraan. Het geeft de nationale overheden de mogelijkheid om specifieke regels in te voeren, om rekening te houden met aparte doelstellingen van de overheid.

Diverse lidstaten, waaronder Nederland, steunden het compromisvoorstel voor de gedeeltelijke algemene oriëntatie. Burgers in lidstaten moeten kunnen rekenen op eenzelfde niveau van bescherming, en dat biedt de huidige tekst. De geboden flexibiliteit voor lidstaten is nodig omdat het verwerken van persoonsgegevens ook betrekking heeft op het openbare leven, en wetgevers in de lidstaten verschillende accenten moeten kunnen aanbrengen om rekening te houden met gerechtvaardigde nationale behoeften. Veel lidstaten waren zeer te spreken over de geboden flexibiliteit. Kanttekeningen die werden genoemd betroffen de afbakening tussen de verordening en de richtlijn. Er is daar een risico van overlap, met name ten aanzien van de administratieve taken van de politie. Ook werden zorgen geuit ten aanzien van de gegevensverwerking met betrekking tot de gezondheidszorg. Er werd voorts aangegeven dat de tekst nog wel wat duidelijker mag stellen dat er ook nationale wetten mogelijk zijn met betrekking tot gegevensbescherming. Volgens de Commissie kan dat ook.

Sommige lidstaten konden nog niet instemmen. Zo werd genoemd dat de bescherming van werknemers, eerst beter moet worden geregeld, of dat daarvoor zelfs strengere regels moeten kunnen worden aanvaard. In de verordening zou ook tot uitdrukking moeten komen dat lidstaten de ruimte hebben om rekening te houden met bijvoorbeeld IT-ontwikkelingen en drones. Sommige lidstaten blijven van oordeel dat hun bestaande gegevensbeschermingsrecht een hoger beschermingsniveau kent. Om een achteruitgang van dit niveau te voorkomen zouden door lidstaten strengere normen moeten kunnen worden vastgesteld dan de verordening.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er voldoende overeenstemming bestaat voor een gedeeltelijke algemene oriëntatie.

De one-stop-shop (OSS)

De Commissie is tevreden met het voorliggende stuk: er is een goed evenwicht gevonden tussen nabijheid en doeltreffendheid. Daarnaast is er een geschillenmechanisme mogelijk gemaakt, dat is goed voor de rechtszekerheid. De OSS gaat vorm geven aan de samenwerking van nationale toezichthouders. Het zal het leven van bedrijven verbeteren en de bescherming van burgers ook.

Veel lidstaten gaven steun aan de OSS. Het uitgangspunt dat bedrijven één aanspreekpunt hebben is vooruitgang. Er was onder enkele lidstaten steun voor de toekenning van de rechtspersoonlijkheid aan de European Data Protection Board (EDPB) en versterking van de rol van de EDPB. Ook werd opgemerkt dat de EDPB bindende besluiten zou moeten kunnen nemen.

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland een compromis, gelet op de verschillende denkrichtingen in de Raad over de OSS, onvermijdelijk acht. Nederland kan met dit compromis instemmen, maar heeft nog wel kanttekeningen. Het hele idee van de OSS komt voort uit de gedachte dat bedrijven geholpen moeten worden. De voorstellen bevatten nu een register waarin bedrijven zich moeten aanmelden om aan te geven welke nationale toezichthouder het eerst in aanmerking komt om toezicht op het bedrijf te houden. Dit register zorgt voor hoge administratieve lasten voor bedrijven. Ook de bestuurlijke lasten voor de nationale toezichthouders zijn hoog. Nederland is voorstander van meer vertrouwen in het bedrijfsleven en staat daarom kritisch ten opzichte van het register. Nederland is voorstander van een EDPB die bindende besluiten kan nemen wanneer toezichthouders het onderling oneens zijn, omdat ook de oplossing van deze geschillen geheel onafhankelijk moet plaatsvinden. Nederland vindt dat de bepalingen over de rechtsbescherming tegen de besluiten van de nationale toezichthouders en de EDPB integraal deel uitmaken van de OSS-oplossing. Nederland betreurt het dat daarop nog geen overeenstemming kon worden bereikt, maar ziet uit naar de verdere discussie op dit punt, zo gaf de Staatssecretaris aan.

Sommige lidstaten uitten twijfel over het toekennen van rechtspersoonlijkheid aan de EDPB, hetgeen het OSS-systeem zou kunnen verlammen. Een klein aantal lidstaten verzet zich daartegen. Ook werd opgemerkt dat het OSS-systeem nog niet goed is doordacht. Het risico bestaat dat zaken te snel onder de OSS vallen en dat de EDPB wordt overspoeld met als gevolg hoge kosten voor de EU. Er werd gesteld dat ook de juridische reikwijdte van de EDPB besluiten nog niet duidelijk is. Diverse lidstaten gaven aan dat de administratieve lasten zo laag mogelijk moeten zijn. Er werden fundamentele zorgen geuit over het overnemen van besluiten van buitenlandse autoriteiten of besluiten van de EDPB door de nationale toezichthouders. De meeste lidstaten vinden verdere uitwerking van het OSS-systeem noodzakelijk, de consequenties van OSS moeten verder worden besproken.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de meerderheid van de lidstaten positief is over de elementen van het compromisvoorstel. De bindende beslissingen van de EDPB zijn daarin belangrijk. De Raad heeft duidelijk richting gegeven aan de raadswerkgroep om de laatste punten op te lossen, zo besloot het Voorzitterschap.

12. Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad inzake de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn

= algemene benadering

Het Voorzitterschap gaf aan de nu voorliggende tekst als een goede basis voor de triloog te beschouwen.

De Commissie gaf aan de algemene benadering te steunen en aansluiting te willen zoeken bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De Commissie betreurde wel dat de Raad op een aantal punten het ambitieniveau van het voorstel van de Commissie niet heeft gevolgd, met name ten aanzien van de regeling van het zwijgrecht, het schrappen van de sanctie van bewijsuitsluiting en het opnemen van een aantal uitzonderingen.

Minister Opstelten sprak namens Nederland steun uit voor de algemene benadering op basis van de voorliggende tekst. Het parlementaire voorbehoud werd opgeheven. Hij benadrukte dat Nederland hecht aan een adequate bescherming van het vermoeden van onschuld, het recht om als verdachte bij de zitting aanwezig te zijn en het waarborgen van de rechten van de verdediging. Voorts bracht hij de Raad in herinnering dat Nederland aanvankelijk geen voorstander van de onderhavige richtlijn is geweest, omdat het vermoeden van onschuld al is verankerd in het nationale recht van de lidstaten, het EVRM en het Handvest van de Grondrechten.

De lidstaten die intervenieerden spraken eveneens steun uit.

Het Voorzitterschap concludeerde dat lidstaten akkoord gaan met een algemene benadering op basis van de voorliggende tekst. Deze tekst zal het uitgangspunt vormen voor de triloog.

13. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie (EOM)

= oriënterend debat

Het Voorzitterschap leidde dit agendapunt in met een uitleg over het voorliggende document. Het had gemeend er goed aan te doen in een document de stand van de discussie weer te geven, zoals deze zich in zijn ogen had ontwikkeld. De keuze van het Voorzitterschap voor de voorgelegde vragen was ingegeven door het belang dat het Voorzitterschap hechtte aan de onafhankelijkheid van de leden van het EOM waardoor tevens de autonomie van het EOM meer is gewaarborgd. Het wees daarbij ook op het grote belang dat het Europese parlement daaraan hecht.

Commissaris Jourová hield eerst een persoonlijk getint pleidooi voor het EOM. Zij vertelde dat zij in een vorige functie betrokken is geweest bij de verdeling van structuurfondsen. Het gaat daarbij om enorme bedragen. Volgens Jourová is het EOM belangrijk in dat verband. Zij is ervan overtuigd dat het EOM een wezenlijke bijdrage kan leveren aan betere bescherming van EU gelden, te weten het geld van de Europese belastingbetaler.

Met betrekking tot de voorgelegde vragen werd het volgende opgemerkt.

De Commissaris gaf aan dat de Commissie hecht aan een onafhankelijk en effectief EOM. De structuur, de bevoegdheid en de benoeming van de Europese Hoofdaanklager en de Europese aanklagers houden onderling verband met elkaar. Met betrekking tot de benoemingsprocedure steunde de Commissie de benadering van het Voorzitterschap: een transparante en «Europese» benoeming van de Europese aanklagers is volgens de Commissie van belang. Ten overvloede benadrukte de Commissie dat belangrijke beslissingen op het centrale niveau van het EOM moeten worden genomen. Voorts dient de bevoegdheid van het EOM scherp te worden geformuleerd. Het EOM moet worden geïnformeerd over alle lopende zaken in de lidstaten en het evocatierecht moet stevig zijn verankerd.

Diverse lidstaten stelden zich op het standpunt dat de collegiale structuur de onafhankelijkheid van het EOM waarborgt. Sommige lidstaten vonden dat de hoofdaanklager uit het College moet worden voorgedragen, met een rol voor de Raad en het EP, alsook voor de lidstaten. Andere lidstaten steunden daarentegen een bredere selectieprocedure van de hoofdaanklager. Over de benoemingsprocedure van de Europese aanklagers was eveneens discussie. Zo pleitten enkele lidstaten voor een benoemingsprocedure soortgelijk aan de benoemingsprocedure voor rechters in het Hof van Justitie. Ook stelden enkele lidstaten dat het van belang is dat de Europese aanklagers, Europese functionarissen zullen zijn. Enkele lidstaten merkten tot slot op, dat het voor de geloofwaardigheid van het EOM van belang is dat zoveel mogelijk lidstaten meedoen aan het EOM.

De Commissaris merkte na deze discussie op dat er duidelijk nog moet worden gewerkt aan het vinden van een juist evenwicht. Zij herhaalde nog eens dat het doel van het EOM is om het geld van de belastingbetaler te beschermen. Het is voor de Commissie van belang dat de belastingbetaler kan vertrouwen op een EOM dat dat doel kan verwezenlijken.

Het Voorzitterschap concludeerde dat ook de lidstaten die zich hadden uitgesproken belang hechten aan onafhankelijkheid en autonomie van het EOM en dat de benoemingsprocedure daarbij relevant wordt geacht. Het constateerde dat de meningen nog uiteen lopen over de wijze waarop een en ander concreet moet worden ingevuld. Gelet op de reactie van een meerderheid van de lidstaten, meende het Voorzitterschap dat zijn voorstel voor de benoemingsprocedure voor de leden van het EOM als basis kan dienen voor de verdere discussie.

14. Voorstel voor een Verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

= Gedeeltelijk algemene benadering

Het Voorzitterschap vroeg de Raad om een gedeeltelijke algemene benadering. De bepalingen die betrekking hebben op de relatie tussen Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie en de bepalingen over dataprotectie zijn uitgesloten van dit deelakkoord.

De Commissie steunde veel bepalingen in de tekst, maar gaf aan ook de volgende kritiekpunten te hebben, die zij in de triloog zal laten terugkeren:

  • De rol van de Commissie in het College is te beperkt en bovendien niet in lijn met de horizontale afspraken over EU-agentschappen. Er is geen reden om voor Eurojust een uitzondering te maken. De Commissie moet haar verantwoordelijkheid voor de begroting van EU-agentschappen kunnen waarmaken. De Commissie wil ook betrokken zijn bij de benoeming van de algemeen directeur;

  • De informatieverplichting in artikel 21 schiet te kort om Eurojust effectief in staat te stellen om verbanden tussen grensoverschrijdende zaken te laten leggen;

  • Het compensatiemechanisme in artikel 11a is problematisch.

Een tweetal lidstaten gaf geen steun aan de gedeeltelijke algemene benadering. Zij hechten er zeer aan dat voor Eurojust regels over transparantie stevig worden verankerd. Dat is volgens die lidstaten nu niet het geval.

Minister Opstelten stemde namens Nederland in met een gedeeltelijke algemene benadering op basis van de voorliggende tekst. Nederland heeft sympathie voor de zorgen van de twee lidstaten die zich verzetten ten aanzien van de regeling voor openbaarheid van documenten. Maar alles afwegende, vindt Nederland dat evenwel onvoldoende grond om zich tegen dit deelakkoord uit te spreken. De Minister hief namens Nederland het parlementaire voorbehoud op.

Het Voorzitterschap concludeerde dat er voldoende steun is voor een gedeeltelijke algemene benadering.

15. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures

= eerste lezing

Het Voorzitterschap heeft het voorstel voor een verordening tot wijziging van verordening nr. 1346/2000 betreffende insolventieprocedures voor algemene overeenstemming in eerste lezing geagendeerd. De Raad stemde in met het akkoord dat met het Europees parlement is bereikt.

16. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen en Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europees betalingsbevelprocedure.

= Algemene benadering

Na inleiding van het Voorzitterschap, gaf de Commissie aan dat zij de verhoging van het grensbedrag voor geringe vorderingen tot € 10.000 belangrijk vindt. Met die verhoging kunnen tot 30% meer grensoverschrijdende vorderingen op basis van deze procedure worden beslecht. De Commissie gaf aan te betreuren dat het voorliggende voorstel voor een algemene oriëntatie een lager ambitieniveau heeft dan het oorspronkelijke voorstel. Een verhoging van het grensbedrag voor geringe vorderingen tot slechts € 4.000 is te weinig en komt ook niet overeen met de ER-conclusies op JBZ-terrein van juni dit jaar. Daarnaast betreurde de Commissie de schrapping van het artikel waarin een grens van 10% van de vordering aan griffierechten wordt vastgelegd. Volgens de Commissie bedragen in sommige lidstaten de griffierechten wel 20% van een vordering. Een grens van 10% zal bijdragen aan de mogelijkheid voor consumenten om een procedure te starten. Ten slotte vroeg de Commissie om meer ambitie bij de benutting van elektronische communicatiemiddelen voor zowel de betekening als de mondelinge behandeling van een zaak.

Alle lidstaten konden de algemene benadering steunen. Wel waren enkele lidstaten met de Commissie voorstander van een hoger grensbedrag dan € 4.000,–, een enkele lidstaat was daar juist uitgesproken tegen.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten kunnen instemmen met de algemene benadering en gaf aan ervan overtuigd te zijn dat met het Europees parlement overeenstemming kan worden bereikt over het grensbedrag.

17. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad ter bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

= oriënterend debat

De Commissie wees erop dat de voorliggende richtsnoeren op verschillende terreinen een lager ambitieniveau hebben dan het voorstel van de Commissie. De Commissie gaf aan het van groot belang te achten dat de verordening ook een «business dimension» heeft zodat bureaucratie en kosten voor bedrijven kunnen worden verminderd. Daarnaast zouden slechts gewaarmerkte vertalingen gevraagd mogen worden als een gerechtvaardigd publiek belang bestaat. Het huidige voorstel levert meer kosten voor de burger op. De meertalige modelformulieren moeten zelfstandige documenten zijn die een zelfde waarde hebben als het nationale document. Op die wijze hebben de documenten waarde voor de burger. Daarvan is geen sprake als deze slechts zouden dienen als vertaalhulp bij de nationale documenten. Voorts is voor de Commissie afschaffing van apostille een «red line».

Er waren geen interventies van lidstaten. Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad nota neemt van het standpunt van de Commissie en dat het noodzakelijk is om de verschillende elementen van het voorstel nader te bezien.

18. Diversen

– Informatie van het voorzitterschap over ter tafel liggende wetgevingsvoorstellen

a. Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging

Het Voorzitterschap lichtte de stand van zaken in de onderhandelingen toe. Tijdens dit Voorzitterschap zijn cruciale thema’s behandeld zoals afbakening van het toepassingsbereik, de concept bevoegde autoriteit voor gegevensuitwisseling waarop de richtlijn van toepassing is en overdracht van gegevens aan derde landen. Afbakening is een moeilijk thema waarvan de uitwerking directe gevolgen heeft voor de verordening. Verschillende lidstaten willen één regelgevend kader voor alle politie-activiteiten. Vandaar hun wens om alle activiteiten op het terrein van openbare veiligheid in de richtlijn op te nemen.

b. Voorstel voor een richtlijn betreffende voorlopige rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel

Het Voorzitterschap informeerde de lidstaten over de stand van zaken van de onderhandelingen over de richtlijn voorlopige gefinancierde rechtsbijstand. Het Voorzitterschap schat in dat de Raad onder Lets Voorzitterschap overeenstemming zal kunnen bereiken. Het Voorzitterschap wees erop dat op dit moment een groep lidstaten voorstander is van beperking van de reikwijdte van de richtlijn voor lichtere strafbare feiten. Enkele lidstaten achten juist een uitbreiding van de reikwijdte wenselijk, maar het is niet zeker of dat voorstel het zal halen, zo gaf het Voorzitterschap aan.

De Commissie wees er vervolgens op dat twee elementen in de onderhandelingen nog oplossing behoeven. Zo moet er een effectief recht op toegang tot een raadsman zijn voor personen die van hun vrijheid zijn beroofd, nog vóór het verhoor. De toegang tot een raadsman moet niet afhankelijk zijn van de financiële draagkracht van een persoon. Een lagere standaard dan in het voorstel van Commissie zou het recht op een eerlijk proces schaden. Voorts is de Commissie van oordeel dat er in procedures over een Europees aanhoudingsbevel een recht op gefinancierde rechtsbijstand moet zijn in beide lidstaten.

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland de meerwaarde ziet van harmonisatie van het recht op voorlopige gefinancierde rechtsbijstand. Nederland is evenwel van oordeel dat de richtlijn op onderdelen verder gaat dan noodzakelijk. De richtlijn heeft als enig criterium dat de verdachte van zijn vrijheid is beroofd. De ernst van het strafbare feit wordt daarbij buiten beschouwing gelaten. De ernst van het strafbare feit moet wat Nederland betreft eveneens een rol spelen bij de vraag of toekenning van voorlopige gefinancierde rechtsbijstand noodzakelijk is. Bij minder zware feiten of bij eenvoudige zaken is dit niet altijd proportioneel en dus niet altijd noodzakelijk.

c. Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de twee trilogen die hebben plaatsgevonden met betrekking tot de richtlijn strafrechtelijke bestrijding EU-fraude. Over de eventuele opname van BTW-fraude onder de reikwijdte van de richtlijn, waarvan het EP en de Commissie voorstander zijn en de Raad tegenstander, moet nader worden gesproken. Een compromis op dit punt is nog ver te zoeken. Andere onderdelen waarover nog geen compromis is bereikt zijn de definitie van EU-fraude, opname van een specifieke strafbaarstelling van aanbestedingsfraude, de hoogte van maximumstraffen voor ernstige vormen van fraude en verjaring.

d. Voorstel Verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensrechtstelsels en voorstel Verordening betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

Het Voorzitterschap gaf aan van mening te zijn dat de tekst een hoge mate van «maturiteit» heeft bereikt. Noch de Commissie, noch de lidstaten namen vervolgens het woord.

Raad niet-wetgevende besprekingen

19. Diversen van het Voorzitterschap

– EU-VS Ministeriële bijeenkomst

Het Voorzitterschap gaf een terugkoppeling van de afgelopen EU-VS ministeriële bijeenkomst, waar vooral is gesproken over Safe Harbour en de paraplu-overeenkomst tussen de EU en de VS met betrekking tot gegevensbescherming. De VS heeft het belang benadrukt van informatie-uitwisseling. De volgende EU-VS ministeriële bijeenkomst is op 27 en 28 mei in Riga.

– Activiteiten Special Commitee on organised crime, corruption and money laundering (CRIM) van het EP

Het Voorzitterschap gaf een toelichting op de activiteiten van deze subcommissie van het EP. Het CRIM heeft indicaties gegeven aan de Commissie over toekomstige wetgeving op het terrein van haar expertise. Dit moet voor het EP uitmonden in een actieplan voor de komende vijf jaar. Binnenkort komt de Commissie met een rapport over de implementatie van het Kaderbesluit georganiseerde criminaliteit. Met betrekking tot confiscatie wil CRIM kijken naar verdergaande wetgeving, waaronder ook non-conviction based confiscatie.

– Presentatie inkomend Lets Voorzitterschap

Letland zal in de eerste helft van 2015 voor het eerst Voorzitter zijn. Prioriteiten van het Letse Voorzitterschap zijn: (i) gegevensbescherming in samenhang met de digitale agenda. Het Letse Voorzitterschap wil tijdens de JBZ-Raad in maart een algemene oriëntatie over de verordening bereiken. (ii) bescherming financiële belangen van de Unie, in het bijzonder het voorstel voor een Europees Openbaar Ministerie. Het is de bedoeling van het Voorzitterschap om concrete vooruitgang te boeken. (iii) versterken strafrechtelijke procedures. Letland wil als Voorzitter op de JBZ-Raad in maart een algemene benadering bereiken over de Richtlijn rechtsbijstand. (iv) justice for growth: het Letse Voorzitterschap heeft speciale aandacht voor civiel recht en wil voortgang maken met Richtlijn geringe vorderingen. Verder wil het Voorzitterschap werken aan het Europees kooprecht. Ook het Oostelijk Nabuurschap is een prioriteit. Het Voorzitterschap zal daarom een Ministeriële bijeenkomst organiseren komt met landen van het Nabuurschap. De nadruk zal daarbij leggen op activiteiten op het terrein van preventie van en bestrijding van corruptie.

IV. Lunchbespreking

20. Lunchbespreking EU PNR en PNR met derde landen

Het Voorzitterschap legde de vraag voor aan de Ministers, hoe verder te gaan met het EU-PNR dossier en de houding van het EP en daarnaast hoe verder gegaan moet worden met derde landen, met name Mexico.

De Commissie gaf aan dat het EP heeft besloten de EU-overeenkomst met Canada voor te leggen aan het Hof. De vraag die aan het Hof wordt voorgelegd is of de overeenkomst wel of niet in overeenstemming is met de uitspraak over dataretentie. De gerechtelijke procedure neemt naar verwachting 12 tot 18 maanden in beslag en de uitkomst hiervan moet worden afgewacht. De overeenkomst met Canada kan overigens niet gewijzigd worden door het EP. Een uitspraak van het Hof kan ook consequenties hebben voor de overeenkomsten met de VS en Australië. De Commissie stelde dat er nu een «security kloof» bestaat die met PNR opgelost moet worden. De Commissie riep lidstaten op om met nationale EP-leden te spreken om de bezwaren tegen EU-PNR weg te nemen. De Commissie maakte er melding van dat Mexico vanaf 1 januari 2015 met hoge boetes zal komen als luchtvaartmaatschappijen geen PNR-data doorgeven.

Het Voorzitterschap gaf aan van mening te zijn dat het EP van de ernst van de situatie (het ontstaan van een «security kloof») moet worden overtuigd. Door de lidstaten moet intussen gewerkt worden aan de interoperabiliteit van de PNR-systemen die worden ontwikkeld door veertien lidstaten met financiële ondersteuning van de Commissie. De Commissie gaf daarop aan met extra financiële mogelijkheden te komen om tegemoet te komen aan de zorgen van de interoperabiliteit tussen de in oprichting zijnde PNR-systemen van de veertien lidstaten. Het Voorzitterschap uitte zorgen over de problemen die ontstaan met derde landen, zoals zeer spoedig met Mexico.

Er werd door lidstaten gepleit voor voortzetting van de dialoog met het EP. Het EP is immers mede-wetgever in het EU-PNR dossier en mag met aanpassingen komen. Voor derde landen moet er een EU-oplossing komen, anders bepalen derden het en zullen lidstaten nationaal moeten handelen. Het Letse inkomend Voorzitterschap gaf aan van mening te zijn dat het EP de fragmentatie van het PNR-regime in de verschillende lidstaten ook als risico zou moeten zien. Er is onder lidstaten begrip voor het feit dat lidstaten gaan nadenken over intergouvernementele overeenkomsten en nationale ontwikkelingen omdat niets doen te risicovol zou zijn. Enkele lidstaten verzochten de Commissie om op korte termijn met een voorstel voor dataretentie te komen.

Het Voorzitterschap concludeerde dat verder gewerkt blijft worden aan het EU-PNR dossier.

Naar boven