32 317 JBZ-Raad

Nr. 251 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2014

Hierbij bieden wij u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 9 en 10 oktober 2014 in Luxemburg en een recent monitoringsoverzicht (3e kwartaal 2014) van JBZ-dossiers aan1.

In de geannoteerde agenda treft u vanaf heden bij wetgevende voorstellen het interinstitutionele dossiernummer aan. Via de online databank van de interinstitutionele pro cedures, PreLex, kunnen met dit nummer de belangrijkste fases van het EU-besluitvormingsproces worden gevolgd. De beschikbare documenten kunnen met dat nummer worden geraadpleegd via Extranet, de online databank voor Raadsdocumenten.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 9–10 oktober 2014 te Luxemburg

I. Immigratie en Asiel

Gemengd Comité

1. Migratiedruk

2. Taskforce voor het Middellandse Zeegebied

= informatie van de Commissie, FRONTEX

De Europese Commissie zal de Raad informeren over de voortgang van de maatregelen van de taskforce voor het Middellandse Zeegebied (TFM). De Commissie zal onder andere spreken over de strategische acties die ondernomen kunnen worden richting derde landen. Daarnaast zal een toelichting worden geven op de nieuwe Frontex operatie, «Triton» genaamd, die twee bestaande Frontex-operaties samenvoegt. Nederland steunt de opzet van de voorgestelde operatie, zolang de operatie binnen het mandaat van Frontex blijft. Nederland kan een verruiming van het budget van Frontex door de Commissie steunen mits dit binnen de bestaande MFK-kaders blijft. Ten derde zal worden gesproken over de volledige toepassing van het acquis inzake de opvang en registratie van illegale immigranten en asielzoekers en de manieren om de hoge migratiedruk in bepaalde lidstaten te kanaliseren.

Het belang van de maatregelen in het kader van de TFM wordt door alle partijen onderschreven. Het nemen van preventieve maatregelen in de transit- en herkomstlanden om illegale migratiestromen te voorkomen, kan rekenen op brede steun. Zuidelijke lidstaten hechten daarnaast veel belang aan intra-EU solidariteit. Wat Nederland en veel andere Noordelijke lidstaten betreft is de volledige en tijdige implementatie van het gemeenschappelijk Europees asielbeleid door alle lidstaten eerste prioriteit. Daarnaast is de aanpak van mensensmokkel, zowel binnen de EU als daarbuiten, een belangrijk onderwerp voor Nederland. Dit standpunt wordt door de Europese Commissie en diverse andere lidstaten gedeeld. De Commissie pleit met name voor meer samenhang tussen de acties en actoren. Nederland steunt dit pleidooi. Verder hecht Nederland belang aan maatregelen gericht op de herkomst- en transitlanden. Ook heeft Nederland voorgesteld om een gecombineerde JBZ-BZ-OS-Raad bijeen te laten komen. Nederland verwelkomt dan ook het voornemen van het Italiaanse voorzitterschap om in november een gecombineerde JBZ-BZ-OS-Raad te organiseren.

Net als de Raad onderschrijft het Europees parlement (EP) het belang van de maatregelen in het kader van de TFM. Ook is er een gevoel van urgentie. Het versterken van Frontex kan rekenen op steun van diverse partijen. Het bieden van legale migratieroutes als oplossingsrichting wordt door meerdere partijen genoemd, maar kent in het EP ook critici.

3. Herzien Grieks actieplan over asiel en migratie

= stand van zaken implementatie

De Raad zal een update krijgen van de stand van zaken inzake de uitvoering van het Griekse Nationale Actieplan ter hervorming van het asiel- en migratiestelsel. In 2010 heeft Griekenland het Nationaal Actieplan uitgebracht om het Griekse asielsysteem weer op orde te brengen. Het Actieplan is in 2013 herzien, met daarin een verdere prioritering van de acties. Eind 2014 loopt het herziene Actieplan af.

Er is de nodige vooruitgang geboekt op meerdere fronten, zoals het functioneren van de nieuwe diensten. De bestendigheid van deze verbeteringen is evenwel kwetsbaar, zeker als men een verhoogde instroom in beschouwing neemt. Vanuit dat oogpunt blijft er aandacht nodig voor bijvoorbeeld voldoende opvangplekken en voor een optimale benutting van de beschikbare financiële middelen.

Bespreking van de stand van zaken tijdens de JBZ-Raad moet meer licht werpen op de vraag wanneer en op welke wijze Dublinoverdrachten aan Griekenland weer zouden kunnen worden opgepakt.

4. Toetreding van Bulgarije en Roemenië tot het Schengenacquis

= stand van zaken

Het ontwerpbesluit van de Raad betreffende het kader voor de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en in Roemenië staat als «mogelijk» op de agenda. Op het moment van schrijven van deze brief is niet bekend of dit onderwerp op deze JBZ-Raad als stand van zaken wordt geagendeerd of er helemaal van af wordt gehaald.

Nederland heeft steeds op basis van de relevante ontwikkelingen, in het bijzonder de voortgang die door Roemenië en Bulgarije geboekt wordt op het gebied van de hervormingen van de rechtsstaat, de strijd tegen corruptie en in het geval van Bulgarije ook de strijd tegen georganiseerde misdaad, zijn standpunt bepaald inzake het kunnen toetreden van beide landen tot de Schengenzone. Hierover vindt consultatie met andere lidstaten plaats.

Raad wetgevende besprekingen

5. Diversen

  • Voorstel van de Europese Commissie voor een Verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende de visumcode van de Unie (Visumcode) (herschikking)

  • Voorstel voor een Verordening van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van een rondreisvisum en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en van de Verordeningen (EG) nr. 562/2006 en (EG) nr. 767/2008.

De nieuwe Visumcode wordt thans artikelsgewijs in de Raadswerkgroep Visa besproken. De inhoudelijke behandeling van het Rondreisvisum zal naar verwachting later dit jaar starten.

Evenals Nederland hebben veel lidstaten zich positief uitgelaten over het faciliteren van bonafide regelmatige reizigers voor zover dit de risico’s op illegale migratie niet vergroot. En evenals Nederland hebben veel lidstaten aangegeven kritisch te staan ten opzichte van het beperken van de mogelijkheid om een nationale luchthaventransitvisumplicht in te voeren, de verplichte visumvertegenwoordiging, het afschaffen van de verplichte medische reisverzekering en het faciliteren van familieleden van unieburgers die geen gebruik hebben gemaakt van het vrije verkeer.

Het Europees parlement heeft een rapporteur benoemd voor de herschikking van de Visumcode. De verwachting is dat de besprekingen in het Europees parlement binnenkort zullen starten.

  • Voorstel voor een Richtlijn van het Europees parlement en de Raad inzake de voorwaarden voor toelating en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op onderzoek, studie, scholierenuitwisseling, betaalde en onbetaalde stage, vrijwilligerswerk en au pairs.

Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken van de onderhandelingen over de richtlijn.

Raad niet-wetgevende besprekingen

6. Migratiedruk

Zie I.1.

7. Taskforce voor het Middellandse Zeegebied

= informatie van de Commissie, FRONTEX en EASO

Zie I.2.

8. Herzien Grieks actieplan over asiel en migratie

= stand van zaken implementatie

Zie I.3.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

9. Implementatie EU-prioriteiten bestrijding zware en georganiseerde internationale criminaliteit

= oriënterend debat

De Raad van 5 en 6 juni 2013 heeft conclusies aangenomen ter vaststelling van de prioriteiten van de EU ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit voor de periode 2014–2017. Het betreft de volgende prioriteiten:

  • Illegale immigratie (en het faciliteren daarvan);

  • Mensenhandel;

  • Vervaardiging en distributie van namaakproducten in strijd met gezondheids-, veiligheids- en voedselvoorschriften;

  • Intracommunautaire accijnsfraude en belastingfraude;

  • Productie van synthetische drugs binnen de EU;

  • Smokkel van cocaïne en heroïne naar de EU;

  • Computercriminaliteit (zoals online fraude en betaalkaartfraude, cybercriminaliteit die de slachtoffers grote schade berokkent, zoals online seksuele uitbuiting van kinderen, en cyberaanvallen tegen kritieke infrastructuur en informatiesystemen in de Unie).

  • Illegale handel in vuurwapens;

  • Georganiseerde vermogenscriminaliteit door mobiele groepen.

Door middel van de zogenoemde EMPACT-projecten (European Multidisciplinary Platform Against Crime Threats) wordt er momenteel operationeel uitvoering gegeven aan de prioriteiten. Nederland neemt actief aan deel aan elk van de negen EMPACT-projecten. De Raad heeft het Comité voor Interne Veiligheid (COSI) de opdracht gegeven om, binnen de grenzen van zijn mandaat, de uitvoering van de EMPACT-projecten per prioriteit te coördineren, te ondersteunen, te monitoren en te evalueren. Dit is ook zo vastgelegd in de beleidscyclus ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Uit de uitvoering de projecten blijkt dat de operationele samenwerking tussen de rechtshandhavingsdiensten in de Europese Unie verbetert en het aantal gezamenlijke onderzoeken toeneemt. De stand van zaken van de uitvoering van de operationele projecten zal tijdens deze JBZ-Raad besproken worden.

10. «Foreign fighters»: opvolging van de conclusies van de Europese Raad van 30 augustus 2014

= oriënterend debat

De EU-kopgroep «Foreign Fighters» heeft op 8 juli – en marge van de informele JBZ-raad – een aantal maatregelen vastgesteld die ingezet zullen worden in de strijd tegen «foreign terrorist fighters». Deze maatregelen zien voornamelijk op het versterken van huidige en inzetten van nieuwe instrumenten voor de detectie, monitoring en bestrijding van «foreign terrorist fighters». Nederland heeft hier een actieve rol in. Nederland heeft een aantal van deze maatregelen vertaald naar het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme.

Tijdens deze Raad zal een oriënterend politiek debat worden gehouden over de opvolging van de conclusies van de Europese Raad (ER) van 30 augustus 2014. De Europese Raad heeft de wens uitgesproken dat versneld uitvoering wordt gegeven aan het pakket van maatregelen dat de Unie sinds juni 2013 ter ondersteuning van de inspanningen van de lidstaten is overeengekomen en die er in het bijzonder op gericht zijn radicalisering en extremisme te voorkomen, doeltreffender uitwisseling van informatie, ook met relevante derde landen, te bewerkstelligen, verdachte reisbewegingen te ontmoedigen, te traceren en te verstoren, en buitenlandse strijders op te sporen en te vervolgen.

Er is voor deze Raad nog geen document beschikbaar, maar naar verwachting zal een document voortbouwen op de ER-conclusies van augustus.

11. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie

Interinstitutioneel dossier: 2013/0255 (APP)

= stand van zaken/oriënterend debat

Het voorzitterschap is voornemens tijdens de JBZ-Raad een oriënterend debat te voeren over de verordening tot oprichting van een Europees Openbaar Ministerie. Op dit moment is nog niet bekend welke thema’s uit de ontwerpverordening geagendeerd zullen worden.

Sinds de laatste formele JBZ-Raad op 5–6 juni jl. is onder Italiaans voorzitterschap met name de discussie over procedurele rechten in de EOM-verordening voortgezet die in de JBZ-Raad van 3–4 maart jl. is begonnen. De lidstaten hebben zich tijdens de besprekingen op ambtelijk niveau in meerderheid uitgesproken voor opname in de verordening van een algemene verwijzing naar het acquis op het terrein van de procedurele rechten (maatregelen uit de routekaart procedurele rechten van verdachten in strafprocedures). Veel lidstaten zijn echter bezorgd dat een verdergaande regeling van procedurele rechten in de verordening, waarbij in de verordening in harmonisatie van specifieke rechten zou worden voorzien, in potentie leidt tot een ongerechtvaardigde en onwenselijke differentiatie van procedurele rechten in strafrechtelijke procedures die zien op enerzijds EU-fraudedelicten en anderzijds andere delicten. Nog niet uitgekristalliseerd is hoe een algemene verwijzing moet worden vormgegeven. Tegelijkertijd wil een andere groep lidstaten verkennen of er rechten zijn die niet door de maatregelen uit de routekaart worden gedekt, maar die wel regeling in de verordening behoeven. Het EP hecht grote waarde aan een stevige verankering van procedurele rechten in de verordening. Op dit moment is nog onbekend of dit onderwerp opnieuw op de Raad zal worden behandeld.

12. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad betreffende de bescherming van individuen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

Interinstitutioneel dossier: 2012/0011

= gedeeltelijke algemene benadering/oriënterend debat

Het Voorzitterschap heeft zich ten doel gesteld om een gedeeltelijke algemene benadering te bereiken op hoofdstuk IV van de algemene verordening gegevensbescherming. Dit hoofdstuk gaat over de verplichtingen van de verantwoordelijke en verwerker. Het voorzitterschap heeft de inrichting van het hoofdstuk gebaseerd op de zogenaamde risicobenadering. Dat wil zeggen hoe hoger de het risico van een bepaalde verwerking van persoonsgegevens voor de rechten van burgers, hoe meer verplichtingen de verantwoordelijke op zich moet nemen. De risicobenadering wordt breed gesteund door de lidstaten, maar over de invulling hiervan zal op deze Raad nog worden gesproken. Voor Nederland is dit, gegeven de grote zorg over de administratieve lasten en de nalevingskosten die met de uitvoering gemoeid zijn, een bijzonder belangrijk punt. Het Europees parlement (EP) is eerder al akkoord gegaan met het voorstel voor de verordening. Ook het EP is op onderdelen voorstander van het toepassen van de risicobenadering.

In het voorliggende document van het Voorzitterschap is het algemene beeld dat hoofdstuk IV van de verordening, waarin de verplichtingen van verantwoordelijken voor gegevensverwerkingen worden geregeld, in behoorlijke mate uitgaat van een risicogeoriënteerde benadering in plaats van een «one size fits all». Verplichtingen mogen én moeten zwaarder zijn, naarmate het risico van een gegevensverwerking voor burgers hoger is. Nederland is tevreden met de gemaakte vorderingen op dit hoofdstuk en de Nederlandse inspanningen hebben resultaat gehad. Op één punt heeft Nederland geen meerderheid van lidstaten mee kunnen krijgen. De verordening schrijft voor dat bij bijzonder risicovolle verwerkingen voorafgaand overleg met de toezichthouder is vereist. Nederland zag in plaats daarvan graag een formele toestemming, daar is de rechtszekerheid voor bedrijven én voor de toezichthouder bij gebaat.

Tevens zal er waarschijnlijk een oriëntatiedebat worden gevoerd over de gevolgen van de recente uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak Google vs AEPD (Agencia Española de Protección de Datos) betreffende het zogenoemde recht om te worden vergeten en de mogelijke gevolgen voor de lopende onderhandelingen. Op dit moment zijn nog geen documenten voor discussie beschikbaar.

13. Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad inzake de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn

Interinstitutioneel nummer: 2013/0407 (COD)

= oriënterend debat

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd in de geannoteerde agenda’s voor de JBZ-Raad los van de agendering van de Raad, in te gaan op de stand van zaken rond van onderhandelingen over de voorstellen voor

  • a) een richtlijn betreffende voorlopige rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (COM(2013)824);

  • b) een richtlijn betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (COM(2013)822);

  • c) een richtlijn inzake de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij het proces aanwezig te zijn (COM(2013)821).

Op de agenda van de Raad staat alleen de richtlijn inzake de versterking van de presumptie van onschuld.

Onschuldpresumptie

Het voorzitterschap wil een oriënterend debat houden over het voorstel voor een richtlijn inzake de versterking van de presumptie van onschuld. Op dit moment is nog niet duidelijk welke onderwerpen het voorzitterschap precies aan de orde wil stellen.

De richtlijn wil het recht van personen om voor onschuldig te worden gehouden totdat zij schuldig zijn bevonden aan het plegen van een strafbaar feit – vaak ook aangeduid als de «onschuldpresumptie» – versterken. Autoriteiten dienen zich te onthouden van uitingen over verdachten als zouden zij reeds veroordeeld zijn. Voorts dient de bewijslast in strafzaken te rusten op het Openbaar Ministerie. Verder zijn verdachten niet verplicht om voor zichzelf belastende verklaringen af te leggen noch om medewerking te verlenen aan een strafrechtelijk onderzoek waarin zij als verdachte gelden. Verdachten komt bovendien een zwijgrecht toe; zij dienen hierop door middel van een cautie te worden gewezen. Ten slotte wil de richtlijn het recht van de verdachte om aanwezig te zijn bij berechting versterken. Het gaat in dit verband om algemene uitgangspunten voor wat doorgaans wordt aangeduid als de verstekregeling. Dit laatste onderdeel van de richtlijn staat in beginsel los van het recht op het vermoeden van onschuld.

In het BNC-fiche heeft het kabinet zowel de subsidiariteit als de proportionaliteit van het voorstel negatief beantwoord. In het verlengde van het negatieve oordeel over de subsidiariteit ontbreekt naar de mening van het kabinet ook de rechtsgrondslag. De Tweede Kamer heeft zich achter dit oordeel geschaard.

Aan de Tweede Kamer is toegezegd om de Nederlandse twijfel ten aanzien van de rechtsgrondslag en subsidiariteit actief naar voren te brengen. Aan dat verzoek is ook gevolg gegeven, zowel op hoogambtelijk als op raadswerkgroepsniveau. Het Nederlandse standpunt wordt door het overgrote deel van de lidstaten evenwel niet onderschreven. Het EP zal deze richtlijn naar verwachting positief beoordelen en, nu de richtlijn betrekking heeft op grondrechten, een grote reikwijdte van de daaruit voortvloeiende verplichtingen voorstaan. Nu de richtlijn er komt, zal de Nederlandse inzet erop gericht moeten zijn om de Nederlandse belangen en onderhandelingspositie zo goed mogelijk te dienen. Daarbij is de Nederlandse inzet erop gericht om de bepalingen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen zo helder mogelijk verwoord te krijgen. Ten aanzien van die verplichtingen zal Nederland bepleiten om zo dicht mogelijk bij de verplichtingen te blijven, zoals deze voortvloeien uit artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de uitleg die daaraan wordt gegeven in de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Rechtsbijstand

De Raad zal zich deze keer niet buigen over het voorstel voor een richtlijn inzake voorlopige rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel, waarover de onderhandeling wel al op raadswerkgroepsniveau zijn gestart. De besprekingen spitsen zich met name toe op de artikelen 2 (toepassingsgebied) en 4 (toegang tot voorlopige gefinancierde rechtsbijstand) enerzijds en artikel 5 (rechtsbijstand voor gezochte personen in een procedure ter zake een Europees aanhoudingsbevel) anderzijds. Met betrekking tot de artikelen 2 en 4 wordt met name gesproken over de opname van een uitzondering in de richtlijn voor lichte strafbare feiten en/of vrijheidsbeneming van korte duur. Daarnaast is de vraag aan de orde of de richtlijn ook moet zien op niet-aangehouden verdachten. De besprekingen over artikel 5 spitsen zich toe op de vraag of een recht op gesubsidieerde rechtsbijstand zou moeten bestaan in de lidstaat die een Europees aanhoudingsbevel heeft uitgevaardigd voor de ondersteuning die door een raadsman in die lidstaat wordt verleend met het oog op de procedure ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel in de tenuitvoerleggende lidstaat. Tot op heden tekent zich voor geen van deze onderwerpen een meerderheidsstandpunt af in de Raad. Na de volgende besprekingen op ambtelijk niveau in oktober zal het voorzitterschap bepalen of een algemene oriëntatie op de JBZ-Raad in december aan de orde is. De besprekingen in het EP zijn nog niet gestart.

Procedurele waarborgen voor kinderen

Wat betreft de richtlijn betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure, werd op de JBZ-Raad van 5 en 6 juni 2014 een algemene oriëntatie bereikt. Het EP heeft nog geen positie vastgesteld maar zal met dat doel naar verwachting op korte termijn de besprekingen starten. Nadat het EP zijn positie heeft bepaald kan de triloog tussen de Raad en het EP starten. Dit zal ten vroegste eind van dit jaar of begin van volgend jaar zijn.

14. Voorstel voor een verordening van het Europees parlement en de Raad ter bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

Interinstitutioneel dossier: 2013/0119 (COD)

= oriënterend debat

Tijdens de Raad zal worden gesproken over het voorstel voor een verordening ter bevordering van het vrije verkeer van burgers en bedrijven door vereenvoudigde aanvaarding van bepaalde openbare akten in de Europese Unie en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1024/2012. Er is nog geen discussiedocument van het Voorzitterschap verschenen over dit onderwerp.

Zoals ook in het BNC-fiche is aangegeven, is Nederland positief over een vergemakkelijking van het vrij verkeer van burgers en bedrijven door vermindering van de bureaucratie en reductie van administratieve lasten. Nederland kan instemmen met een alternatieve procedure voor de wederzijdse vereenvoudigde aanvaarding van akten en het afschaffen van de apostille op voorwaarde dat dit alternatief voordeliger is voor de burger (minder kosten en minder bureaucratie) en het tegelijkertijd niet leidt tot een onevenredige lastenverzwaring voor lidstaten.

Nog onvoldoende duidelijk is of de voorgestelde procedure in de verordening voordeliger is voor de burger (vooral langere termijnen voor verkrijgen akte en mogelijke controle achteraf bij gegronde twijfel) en niet tot te veel kosten leidt voor lidstaten (opzetten Centrale autoriteit, kosten nieuwe EU-modelformulieren). Daarnaast is nadere opheldering nodig over waarom niet wordt aangesloten bij bestaande, goed werkende internationale instrumenten.

Voor Nederland is een absolute voorwaarde waaraan een nieuwe procedure voor wederzijdse vereenvoudigde aanvaarding van akten moet voldoen, dat deze voldoende waarborgen biedt tegen fraude met en manipulatie van openbare akten.

De uitkomst van de informele JBZ-Raad van 8 en 9 juli 2014 was dat de meeste lidstaten, net als Nederland, de reikwijdte van de verordening willen beperken tot documenten van de burgerlijke stand. Overigens deelt de meerderheid van lidstaten de Nederlandse zorgen over langere termijnen, hogere kosten en fraude. De meeste lidstaten zijn niet tegen het gebruik van het IMI-systeem. Maar, een overzicht van alle informatie-uitwisselingssystemen wordt door de meerderheid van lidstaten wenselijk gevonden, zodat dát systeem kan worden gekozen dat de meeste waarborgen biedt.

Het Europees parlement, tot slot, is voorstander van aanzienlijke uitbreiding van de reikwijdte van het voorstel, door ook de volgende documenten daaronder te brengen: documenten betreffende burgerrechten en kiesrechten; diploma's en opleidingscertificaten; gezondheidskwalificaties, waaronder het bewijs dat sprake is van een handicap; rijbewijzen, vliegbrevetten en dergelijke; documenten inzake belastingen en douanepapieren en sociale zekerheidsdocumenten.

15. Diversen

  • Voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

Het Voorzitterschap zal informatie geven over de stand van zaken van de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging. Hier wordt verwezen naar de brief van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 17 juli 2014 «Stand van zaken inzake de onderhandelingen in Brussel over de algemene verordening gegevensbescherming en de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging».2

Raad niet-wetgevende besprekingen

16. Diversen

Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken van niet-wetgevende voorstellen.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 32 761, nr. 68.

Naar boven