32 317 JBZ-Raad

Nr. 240 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 juni 2014

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Luxemburg op 5 en 6 juni 2014.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 5 en 6 juni 2014 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Taskforce Middellandse Zeegebied: Er was brede steun voor het prioriteren van de maatregelen. Zowel de Commissie als vele lidstaten onderschreven hierbij het door Nederland benadrukte belang van de aanpak van mensensmokkel. Ook de acties gericht op preventie in landen van herkomst en transit kregen veel steun. Daarnaast was er steun voor de gezamenlijke brief die Nederland, samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Zweden, heeft verstuurd. Dit onderwerp blijft ook onder Italiaans voorzitterschap hoog op de agenda staan. Voorzitter sloot de discussie af onder vermelding dat hij goede nota heeft genomen van de posities.

Veiligheid en Justitie

Europol/Cepol: De Raad nam een algemene benadering aan. Er zijn nog wel technische besprekingen voorzien voor het aanbrengen van coherentie op het gebied van met name gegevensbescherming tussen de Europol verordening en de verordeningen voor Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie en het dataprotectie pakket.

Post-Stockholm discussie: de lidstaten gaven hun visie op de gewenste nieuwe ontwikkelingen op JBZ-gebied. Er is inmiddels volledige steun voor de uitgangspunten die ook actief door Nederland zijn opgebracht waaronder met name consolidatie, implementatie. Het Voorzitterschap zal een brief met een weergave van de discussie in de JBZ-Raad naar de Voorzitter van de Europese Raad sturen, die vervolgens de concept strategische richtsnoeren zal opstellen.

Gegevensbescherming: De Raad stemde in met een Gedeeltelijke Algemene benadering op Hoofdstuk V van de verordening gegevensbescherming, inzake internationale overdrachten naar derde landen. Het door Nederland gewenste art. 44 lid 5a inzake de blokkaderegeling voor nationale databanken is in de tekst blijven staan. Wat betreft de regeling over de one-stop-shop betreft is verder werk op technisch niveau nodig is.

Richtlijn procedurele waarborgen voor kinderen in het strafproces: de Raad stemde in met een algemene benadering.

Europees Openbaar Ministerie (EOM): Veel lidstaten toonden zich in zijn algemeenheid positief over het raamwerk voor de structuur en de bevoegdheid van het EOM. Veel details moeten nog worden uitgewerkt. Nederland heeft gerefereerd aan het «position paper» van de Tweede Kamer. Het Italiaanse Voorzitterschap zal prioriteit geven aan het EOM.

Eurojust: de Raad bevestigde de keuze voor uitwerking van een bestuursmodel bestaande uit een combinatie van elementen uit het voorstel van de Commissie en de in de praktijk gegroeide werkwijze van het College van Eurojust ten aanzien van de behandeling van niet-operationele zaken.

Insolventie: de Raad stemde in met een algemene benadering voor het voorstel voor een verordening tot wijziging van verordening 1346/2000 over insolventieprocedures.

I. Gemengd Comité

1. Taskforce Middellandse Zeegebied

= Informatie van de Commissie

Na een introductie van het voorzitterschap, gaven de Commissie en Frontex, EASO en Europol een overzicht van de trends die in 2014 zijn waargenomen. Daarnaast boden de Commissie, EASO en EDEO een overzicht van de resultaten van de Task Force voor het Middellandse Zeegebied tot dusver. EDEO benadrukte verder de cruciale positie van Libië in dezen. Onder de lidstaten was brede steun voor het prioriteren van de maatregelen uit de Task Force. Ook was er steun voor de brief die Nederland, samen met Denemarken, Duitsland, Oostenrijk en Zweden, heeft verstuurd. Nederland heeft het belang van een integrale Europese aanpak van mensensmokkel benadrukt. Ook heeft Nederland voorgesteld om een gecombineerde JBZ-BZ-OS-Raad bijeen te laten komen. De Commissie en vele lidstaten hebben het belang van deze aanpak onderschreven. Daarnaast hechtten veel lidstaten belang aan preventieve acties in landen van herkomst en transit. Ook de rol van Europol in de bestrijding van georganiseerde criminaliteit wordt door veel lidstaten belangrijk geacht. Aanstaand voorzitter Italië gaf aan dat dit onderwerp onder hun voorzitterschap prioritair blijft. Voorzitter sloot de discussie af onder vermelding dat hij goede nota heeft genomen van de posities.

2. Schengenbestuur. 5e Jaarrapportage van de Europese Commissie over functioneren van het Schengengebied (1 nov. 2013 – 30 apr. 2014)

= presentatie/oriënterend debat

De Commissie heeft een toelichting gegeven op het rapport. Hierbij ging de Commissie in het bijzonder in op de verplichtingen die uit het VIS voortvloeien en het nieuwe Schengenevaluatiemechanisme, waar op dit moment aan wordt gewerkt. Enkele lidstaten vroegen om aandacht voor de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen.

3. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

= Stand van zaken

Zie onder IV.5

4. FRONTEX

= oriënterend debat over selectieprocedure directeur

Hierover is zeer kort van gedachte gewisseld tijdens de lunch.

5. Diversen

– Voorstel voor verordeningen EU-visabeleid

Informatie van de Commissie

De Commissie heeft een korte presentatie van het visumpakket gegeven. De herziening van de Visumcode moet procedures simpeler, sneller en meer geharmoniseerd maken. Hierbij zijn facilitatie van de aanvraagprocedure en het behouden van een hoog niveau van veiligheid uitgangspunt. Wat betreft het rondreisvisum wijst de Commissie op de economische voordelen. De Voorzitter sluit het onderwerp af na de toelichting van de Commissie.

– Forum LS van het Schengengebied met buitengrenzen

De Poolse Minister heeft de Raad geïnformeerd over de uitkomsten van dit Forum. Er zijn geen interventies gedaan.

– Presentatie Italiaans Voorzitterschap

Het aanstaande Italiaans Voorzitterschap gaf aan dat immigratie de grootste prioriteit zal zijn. Alle doelstellingen van de Task Force Mediterranean (TFM) moeten gehaald worden. Vooral het bestrijden van mensensmokkel is van belang. Het Italiaans Voorzitterschap zal zich ook inspannen voor makkelijker toegang voor bona fide reizigers, zal voortgaan met het slimme grenzenpakket, en het complementeren van de implementatie van het GEAS.

Ook veiligheid is voor het Italiaans Voorzitterschap belangrijk. Georganiseerde misdaad is grensoverschrijdend en heeft invloed in de hele EU. Criminele organisaties infiltreren in de legale economie en dat levert een risico op voor de economische groei in de EU. Het Italiaans Voorzitterschap wil kijken naar hoe die organisaties in het gebied van nationale aanbestedingen, zijn geïnfiltreerd. Ook buitenlandse strijders zijn een prioriteit, evenals gender based geweld en cybersecurity. Italië heeft veel milieurampen meegemaakt en zal als Voorzitter binnen het kader van civiele bescherming kijken naar de reacties op rampen.

II. Gezamenlijke sessie Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap / Immigratie en Asiel

Niet-wetgevende besprekingen

1. Toekomstige ontwikkeling van de JBZ-ruimte (Binnenlandse Zaken en Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap)

Het Voorzitterschap leidde de discussie in met de mededeling dat het een brief zal sturen naar de Europese Raad met een weerslag van de Raadsdiscussie over dit onderwerp. Het Italiaans en het Lets Voorzitterschap zullen een belangrijke rol krijgen bij de implementatie van de strategische richtsnoeren.

Commissaris Reding noemde als sleutelbegrippen wederzijds vertrouwen, facilitering van (EU-)mobiliteit en economische groei, consolidatie van wetgeving, maar met de mogelijkheid van nieuwe initiatieven als dat nodig blijkt. De richtsnoeren dienen strategisch en beknopt te zijn. Het moet geen boodschappenlijst worden. Op justitiegebied gaat het om consolidatie en implementatie van hetgeen tot op heden tot stand is gekomen. Justitiële samenwerking en training voor professionals moeten gefaciliteerd worden. Commissaris Reding gaf aan dat nu de ambitie moet ontstaan om te komen tot een Europese justitieruimte, die even ver gaat als bij de bankenunie het geval is geweest. Het is daarbij ook van belang wat Ministers en nationale parlementen richting eigen burgers communiceren.

Commissaris Malmström stelde dat de uitdagingen alleen door sterke samenwerking in de Raad en met EP het hoofd kunnen worden geboden. Nu is het tijd voor consolidatie en implementatie (GEAS, Schengen). Het voorkomen van humanitaire crises kan alleen door goede samenwerking tussen lidstaten onderling en met derde landen. Ook is er meer legale toegang nodig tot EU voor personen die bescherming behoeven. Beschermde toelatingsprocedures (PEP) geven bij veel lidstaten aarzelingen, maar als lange termijn doel is het denkbaar. Goed gemanagede migratie is noodzakelijk voor groei, integratie en sociale cohesie. Tegelijkertijd moet worden doorgegaan met strijd tegen illegale immigratie. Terugkeer is hierbij prioritair. Wat betreft het visabeleid is het belangrijk dat een balans wordt gevonden tussen het bevorderen van legale mobiliteit en het garanderen van een hoog niveau van veiligheid. De versterking van de buitengrenzen is een ander belangrijk thema.

De externe dienst van de EU (EDEO) gaf aan dat de externe aspecten aan boord worden genomen, de Task Force Middellandse Zeegebied is hiervan een goed voorbeeld. Ook komt er meer nadruk op migratie in dialogen met derde landen, bijvoorbeeld in het kader van de betrekkingen tussen de EU en Afrika.

De Minister gaf namens Nederland aan dat met de huidige toestroom van immigranten weer eens duidelijk wordt dat illegale immigratie en asiel twee kanten van dezelfde medaille zijn. Solidariteit houdt wat Nederland betreft primair in dat alle lidstaten hun asielstelsels op orde hebben, dus implementatie en naleving van de EU-asielregelgeving, en voldoende capaciteitsopbouw die rekening houdt met een fluctuerende instroom. Sluitstuk van deze solidariteit is dat een lidstaat die wordt geconfronteerd met een disproportionele asieldruk, op solidariteit van de EU moet kunnen rekenen. Daartoe zijn al meerdere solidariteitsinstrumenten beschikbaar. Op het moment dat alle lidstaten daadwerkelijk hun stelsel op orde hebben, kan worden geëvalueerd of er nog aanvullende solidariteit nodig is. Nederland hecht verder aan een vervolg op de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel.

Wat betreft het vrij verkeer van personen heeft Nederland aandacht gevraagd voor een effectievere EU-aanpak van misbruik en fraude van vrij verkeer van personen. Lidstaten moeten de juiste instrumenten hebben om dit misbruik te kunnen aanpakken.

Nederland gaf verder aan de aandacht voor de effectuering van de rechten van slachtoffers, met name door het delen van kennis en «best practices», graag terug te zien in de uiteindelijke brief. Wat Nederland betreft is het waardevol te bezien of meer bestuursrechtelijke grensoverschrijdende samenwerking mogelijk is en hoe bestuurlijke autoriteiten beter kunnen worden betrokken bij de aanpak van georganiseerde criminaliteit door middel van de bestuurlijke aanpak. Vervolgens gaf de Minister aan dat voor Nederland – in het kader van de versterking van het vertrouwen tussen lidstaten – de creatie van een Europese forensische ruimte in 2020 en daarmee de invoering van EU-brede uniforme forensisch-wetenschappelijke kwaliteitsnormen, erg belangrijk is. Dit draagt namelijk bij aan een doeltreffende criminaliteitsbestrijding.

Nederland steunde de expliciete benoeming van bestrijding van mensenhandel en -smokkel door het Voorzitterschap en gaf aan te hechten aan een vervolg op de EU-strategie voor de bestrijding van mensenhandel. En gezien de recente ontwikkelingen ten aanzien van «foreign fighters» hecht Nederland ook aan goede coördinatie op het terrein van contra-terrorisme, zowel intern als extern. De CTC verricht hierin een belangrijke taak, volgens de Minister.

Lidstaten gaven voorts overwegend de bekende standpunten weer zoals de inzet op consolidatie, implementatie, consistentie, het afmaken van wat al in gang is gezet en dat nieuwe wetgeving alleen na een grondige «impact assessment» kan worden geïnitieerd. Daarnaast werd het belang van, praktische samenwerking benadrukt. Daarnaast was er brede steun voor de versterking van de verbinding tussen de interne en externe dimensie op het brede JBZ-terrein, de link tussen solidariteit en verantwoordelijkheid en de versterking van buitengrenzen door Frontex.

Wat betreft binnenlandse zaken, migratie en asiel reageerden lidstaten langs de volgende lijnen.

Veel lidstaten steunden met Nederland de expliciete benoeming van bestrijding van mensenhandel en -smokkel door het Voorzitterschap.

Er werd door een lidstaat gesteld dat burgers meer Europa willen op het gebied van de strijd tegen «foreign fighters». Er moet meer preventieve samenwerking tussen lidstaten en derde landen komen bij de-radicalisering. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat daarom de rol van de EU contra-terrorisme coördinator moet versterkt worden.

Veel lidstaten gaven aan dat de interne veiligheid meer aandacht moet krijgen.

De informatie-uitwisseling tussen EU-politie-autoriteiten moet beter en er werd gepleit voor een EU-PNR systeem. Cyberveiligheid moet in balans zijn met bescherming van fundamentele rechten.

Herverdeling van vluchtelingen moet alleen vrijwillig geschieden en een «single area of migration» komt te vroeg volgens sommige lidstaten.

Aangaande solidariteit hebben enkele lidstaten aangegeven dat de Raadsconclusies uit 2012 wellicht niet meer volstaan. Andere lidstaten stelden dat verantwoordelijkheid en solidariteit onderdeel zijn van wederzijds vertrouwen, waarvoor geen nieuwe mechanismen moeten komen. Er moet wel sprake zijn van effectieve solidariteit waarbij enkele lidstaten denken aan wederzijdse erkenning van asielbesluiten.

Diverse lidstaten hadden behoefte aan een beter terugkeerbeleid in samenwerking met derde landen en vonden inzet van EDEO als strategische prioriteit in de externe relaties nodig.

Mogelijkheden om misbruik van vrij verkeer aan te pakken dienen binnen de bestaande regels te vallen, aldus enkele lidstaten. Er is volgens enkele andere lidstaten geen noodzaak – mede gezien het toepassingsbereik van artikel 68 van het VWEU – om dit punt op te nemen in de richtsnoeren.

Wat betreft justitie reageerden lidstaten langs de volgende lijnen.

Er werd opgemerkt dat nieuwe justitiewetgeving er alleen moet komen na «impact assessments». Een lidstaat gaf aan dat nog veel te bereiken valt op het terrein van consumentenrecht, waaronder het gemeenschappelijk kooprecht.

Maar op het terrein van strafrecht benadrukten enkele lidstaten geen verdere toenadering te wensen.

Wel werd door enkele lidstaten speciale aandacht gevraagd voor de bescherming van kinderen nu door mobiliteit en internet de gevaren voor kinderen (o.a. ontvoeringen) groter worden. Volgens enkele lidstaten is ook meer actie nodig tegen haatmisdrijven, criminele opbrengsten moeten meer worden afgepakt en er mogen geen schuilplaatsen voor criminelen zijn in de EU. De EU moet zich focussen op de serieuze problemen zoals drugs, wapenhandel en radicalisering.

Ook is meer samenwerking met EU-agentschappen bij bestrijding van corruptie nodig. Toetreding van EU tot GRECO is een prioriteit, volgens enkele lidstaten.

Wat betreft wederzijds vertrouwen tussen lidstaten kan het «Justice Scoreboard» dat vertrouwen vergroten. Daarbij helpt ook meer training aan het Openbaar Ministerie, rechterlijke macht en de advocatuur. Een enkele lidstaat benoemde tijdens de discussie expliciet de behoefte aan een Europees Openbaar Ministerie.

Enkele lidstaten benadrukten ook innovatieve technologische toepassingen in het JBZ-bereik, waaronder e-justice. Technologie is belangrijk met name bij het zoeken naar synergie en interoperabiliteit. Er werd gepleit voor een digitale «single market».

Slechts enkele lidstaten noemden de toetreding van de EU tot het EVRM als belangrijk punt voor de concept richtsnoeren. Maar daar was ook verzet tegen.

Het Voorzitterschap sloot de discussie af met een dankwoord aan de Commissie en lidstaten voor hun inbreng.

2. Toepassing van artikel 10 van Protocol 36 behorende bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

= informatie van het voorzitterschap

Het Voorzitterschap informeerde de Raad dat de Friends of Presidency-groep de lijst heeft besproken van voormalige derde pijler-maatregelen van voor 1 december 2009. Voorkomen moet worden dat een operationeel gat ontstaat tussen de datum van het Verenigd Koninkrijk (VK) opt-out op 1 december 2014 en diens re-opt-in. De groep heeft op technisch niveau overeenstemming bereikt over het Raadsbesluit met betrekking tot de re-opt-in door het VK op de Schengenmaatregelen. Hierover kan echter op de Raad nog geen formeel akkoord worden bereikt. De Commissie is immers bevoegd met het VK te onderhandelen over de lijst re-opt- in (betreffende de) niet-Schengenmaatregelen. Er bestaat een direct verband tussen de Schengen- en de niet-Schengenmaatregelen. Dit is in de groep onderstreept door veel lidstaten en daarom was tijdens deze Raad nog geen formeel akkoord mogelijk.

Het Voorzitterschap riep het VK op de onderhandelingen met de Commissie zo snel mogelijk af te ronden. Er waren geen interventies.

3. Gevolgen van Hofuitspraak over dataretentierichtlijn

= oriënterend debat

Het Voorzitterschap verwees naar de zorgen die bij lidstaten leven over consequenties van de uitspraak van het Hof van Justitie waarin de huidige dataretentierichtlijn ongeldig is verklaard. Het bewaren van deze gegevens dient voor de opsporing van zware criminaliteit.

Commissaris Malmström stelde voorop dat de uitspraak onderstreept dat over het toepassingsbereik van een dataretentierichtlijn duidelijke regels moeten worden opgenomen. Het Hof heeft duidelijk gemaakt dat dataretentie op zich niet in strijd is met fundamentele rechten, aangezien het een legitiem doel dient. Het Hof koppelt dit wel aan enkele duidelijke voorwaarden. De uitspraak vereist een diepgaande analyse waar de Commissie nu mee bezig is. Een besluit over een nieuw voorstel wordt overgelaten aan de nieuwe Commissie. Ook bekijkt de Commissie de consequenties voor andere EU-instrumenten. Lopende voorstellen als entry-exit/smart borders worden ondertussen extra goed doorgelicht naar aanleiding van de uitspraak. De uitspraak benadrukt hoe dan ook de noodzaak het nieuwe dataprotectiepakket zo snel mogelijk te finaliseren.

De Minister benadrukte namens Nederland dat de bewaarplicht van data van groot belang is voor de opsporing van strafbare feiten. Dit blijkt ook uit de evaluatie van de Nederlandse implementatiewetgeving. De Nederlandse implementatiewetgeving blijft van kracht ondanks het feit dat de «aanleiding», namelijk de richtlijn, ongeldig is verklaard. In Nederland geldt een bewaartermijn van een jaar voor telefoniegegevens en zes maanden voor internetgegevens. Een analyse van de juridische consequenties van de uitspraak op de Nederlandse wetgeving vereist uiterste zorgvuldigheid. Om deze reden is de Raad van State hierover ook om advies gevraagd.

Lidstaten wezen daarnaast ook op het grote belang voor toekomstige regelgeving van de uitspraak van het Hof inzake Google, dat na de uitspraak over de dataretentierichtlijn is gewezen. De vraag werd gesteld of in de toekomst bepaalde criteria altijd in acht moeten worden genomen, zoals criteria met betrekking tot bewaartermijn en toepassingsbereik.

Andere lidstaten verwezen naar lopende nationale procedures bij bv. hun nationale grondwettelijke hoven en gaven aan eerst de uitspraak van die hoven af te wachten, alvorens consequenties te trekken. Diverse lidstaten gaven met Nederland aan nog bezig te zijn met analyses van de eigen nationale regels in het licht van de uitspraak.

Met Nederland werd door enkele lidstaten benadrukt dat dataretentie essentieel is voor de veiligheid. Dit zijn vaak de enige voor autoriteiten beschikbare gegevens voor opsporing van met name pedofielen en terroristen. Er werd door enkele lidstaten gewaarschuwd voor het overhaast aannemen van een geheel nieuw voorstel.

Een uniforme aanpak werd belangrijk gevonden. EU PNR (Passenger Name Records) en TFTP (Terrorism Financing Tracking Programme) moeten nog eens goed worden bekeken in het licht van de uitspraak van het Hof.

Een enkele lidstaat gaf aan bij de implementatie al enkele criteria te hebben toegevoegd aan de voorwaarden vermeld in de richtlijn, waardoor de nationale regels al in lijn zijn met de uitspraak. Ook andere lidstaten gaven aan nationale regels niet te hoeven aanpassen.

De Juridische Dienst van de Raad (JDR) merkte op dat de dataretentierichtlijn de nodige keuzes overlaat aan lidstaten. Het eventueel ongeldig verklaren van nationale regels is aan de nationale rechter. De JDR wees er echter op dat als de nationale regels worden gezien als implementatie van een richtlijn – bijvoorbeeld de e-privacyrichtlijn – het Handvest hierop van toepassing is en het Hof dan weer in beeld is. De JDR vindt de uitspraak echter niet erg duidelijk.

Het Voorzitterschap sloot de discussie af met een dankwoord aan de lidstaten voor de gegeven bijdrages.

4. Raadsconclusies over het EU-anticorruptierapport

= aanneming

De Commissie leidde de discussie in door het belang te onderstrepen van het nemen van maatregelen tegen corruptie. Vooral corruptie bij aanbestedingen verdient de aandacht. Er moet echter geen onnodige verhoging van administratieve lastendruk volgen als gevolg van de aanneming van de raadsconclusies over het EU-anticorruptierapport.

Diverse lidstaten benadrukten het belang van dit onderwerp. De standpunten van lidstaten moeten echter beter worden betrokken bij het opstellen van een volgend rapport. Ook werd erop gewezen dat de bij het rapport gebruikte data objectief en betrouwbaar moeten zijn. Met het aannemen van de Raadsconclusies benadrukten de lidstaten, waaronder Nederland, dat de Commissie daarnaast in het volgende rapport tevens aandacht dient te besteden aan integriteitsbeleid en corruptieproblematiek in de EU-instellingen zelf.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raadsconclusies zijn aangenomen.

5. Jaarlijks rapport grondrechtenagentschap

= presentatie FRA

Het Voorzitterschap verwees naar de bespreking tijdens de werklunch op vrijdag 6 juni die gaat over de implementatie van het Handvest naar aanleiding van de Raadsconclusies over het jaarverslag van de Commissie inzake de implementatie van het Handvest. Het is van belang om het Handvest goed te betrekken bij het opstellen van Europese regelgeving.

De directeur van het grondrechtenagentschap (FRA) de heer Kjaerum wees op het belang van fundamentele rechten voor burgers. Deze staan onder druk als gevolg van de economische crisis. Respect voor fundamentele rechten op EU-niveau kan echter vertrouwen terugwinnen van burgers. De strategische JBZ-richtsnoeren moeten dit punt onderstrepen. In 2013 heeft het FRA zich vooral bezig gehouden met de volgende terreinen: (1) dataprotectie in de nasleep van de onthullingen door Snowden. (2) rechten van slachtoffers. (3) migratie. Meer solidariteit is nodig en daarom is de operatie Mare Nostrum van belang.

Het FRA vindt het idee van een EU beleidscyclus voor fundamentele rechten, zoals genoemd in Raadsconclusies, een goed idee. Hierbij kan jaarlijks een beoordeling worden gegeven van de EU interne situatie op basis van informatie van lidstaten, EU-instellingen en nationale mensenrechteninstituten. Daarnaast kunnen daarbij prioriteiten en «best practices» worden geïdentificeerd. Hiermee kan de EU nog zichtbaarder worden gemaakt als anker op het terrein van bescherming van fundamentele rechten.

Er waren geen interventies van lidstaten.

6. EU-drugsrapport 2014

= presentatie door EMCDDA

De directeur van het Europees Monitoring Centrum voor Drugs en Drugsverslag (EMCDDA) lichtte het jaarrapport toe. In het algemeen is de situatie op dit terrein vrij stabiel. Drugs zijn intussen minder zichtbaar geworden in grote steden, maar het is nog steeds een vrij groot probleem dat zich voortdurend ontwikkelt. Er is minder heroïne op de markt, maar weer wel meer synthetische drugs en marihuana. In de EU is een «early warning»- mechanisme ontwikkeld om potentiële bedreigingen op dit terrein te identificeren. Dit mechanisme staat nu echter onder druk omdat hiervoor te weinig middelen ter beschikking worden gesteld in lidstaten. Cannabis is een aandachtspunt want deze drug genereert veel inkomsten voor de georganiseerde criminaliteit. Ook de toename van de productie van amfetamine in specifiek twee lidstaten baart zorgen. Amfetaminen worden nu ook door meerdere lidstaten erkend als een gevaar.

III. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Raad – wetgevende besprekingen

1. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ

– Algemene benadering

Het Voorzitterschap leidde de discussie in door aan te geven dat de nieuwe verordening voor Europol de effectiviteit van het agentschap moet vergroten, evenals het dataprotectie regime robuuster moet maken. Als de Raad de algemene benadering aanvaardt, kan de triloog kan beginnen.

De Commissie gaf aan de nieuwe verordening te verwelkomen. Daarin wordt de mogelijkheid geschapen dat het agentschap centra voor expertise kan ontwikkelen. Er is ook meer sprake van parlementair toezicht en er geldt een robuuster dataprotectie regime, met de European Data Protection Supervisor (EDPS) als onafhankelijke toezichthouder.

Een aantal kwesties moet in de triloog verder worden uitgewerkt: ten eerste de relatie tussen de EDPS en de nationale toezichthouders. In het gekozen model met de Cooperation Board moet de Board gezien worden als een raadgevend orgaan, en absoluut niet als extra administratieve drempel in het proces. Ten tweede moet consistentie met de andere agentschappen worden betracht, waarmee de Commissie doelt op de aanstelling van de uitvoerend directeur in de verordening.

De Minister gaf aan dat Nederland tevreden is met het voorliggende compromis. Nederland hecht er aan dat er in de komende technische besprekingen ook aandacht wordt besteed aan de andere horizontale kwesties tussen de agentschappen, zoals parlementair toezicht, externe betrekkingen en de financiering van de Joint Investigation Teams (JIT’s).

De lidstaten die met Nederland intervenieerden, gaven aan de algemene benadering te kunnen ondersteunen. Wel is er behoefte om in de technische besprekingen te voorzien in het aanbrengen van coherentie tussen de verordening en de verordeningen voor Eurojust, Europees Openbaar Ministerie en het pakket over gegevensbescherming.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad de algemene benadering heeft aangenomen.

2. Diversen

Het Voorzitterschap heeft een toelichting gegeven op de richtlijn voor toelating van onderzoekers, studenten en andere categorieën. De Voorzitter hoopt dat de triloog snel van start kan gaan. Geen van de lidstaten heeft geïntervenieerd.

Raad – niet wetgevende besprekingen

3. Taskforce Middellandse Zeegebied

= Informatie van de Commissie

Zie I.1

4. Schengenbestuur. 5e Jaarrapportage van de Europese Commissie over functioneren van het Schengengebied (1 nov. 2013 – 30 apr. 2014)

= presentatie/oriënterend debat

Zie I.2

5. FRONTEX

= oriënterend debat over selectieprocedure directeur

Zie I.3

6. Terrorisme

– Aanpak buitenlandse strijders en terugkerende strijders, in het bijzonder met betrekking tot Syrië

= stand van zaken

– Herziening EU-strategie aanpak radicalisering en rekrutering

= aanneming

De Belgische Minister van binnenlandse zaken Milquet gaf een overzicht van de gebeurtenissen rond de aanslag in het Joods Museum te Brussel, die aantonen dat een nauwere samenwerking noodzakelijk is om een potentiële pleger te onderscheppen voordat hij een aanslag pleegt. Dankzij de goede samenwerking met Frankrijk en het gezamenlijk aanscherpen van de controles, kon de dader snel worden aangehouden. Vervolgens gaf zij een toelichting op de bijeenkomst van de meest betrokken Ministers eerder op de dag, waar gesproken is over voorstellen om hierop beter voorbereid te zijn zodat aanslagen voorkomen kunnen worden. Ministers spraken af dat bestaande mechanismen (SIS II, Interpol, Europol), communicatie strategie en EU PNR moeten worden versterkt. Er is ook gesproken over informatie-uitwisseling met derde landen en een meer effectief gebruik van deze informatie en over bestrijding van propaganda. Het is duidelijk dat er een noodzaak is tot veiligheidscoördinatie op grote schaal. Een expertgroep buigt zich over de concrete uitwerking.

De Minister gaf namens Nederland aan de conclusie over het beter benutten van bestaande databases zoals SIS II te ondersteunen en hij onderstreepte het belang van PNR. De huidige mogelijkheden en instrumenten bij het detecteren en tegengaan van «terrorist travel» zijn niet voldoende. Uitwisseling van dreigingsanalyses en persoonsdata in een vroeg stadium is uitermate belangrijk. Voor Nederland zijn Turkije en Marokko prioritaire derde landen in dit dossier. Nederland kan de voorstellen van de CTC over de opzet van een web portal en de ontwikkeling van een strategische communicatie steunen.

Ook diverse andere lidstaten gaven aan van mening te zijn dat het gebruik en de mogelijkheden van bijvoorbeeld SIS II geïntensiveerd moet worden, nu de aanslagpleger een ingewikkelde reisroute heeft afgelegd vanuit Syrië terug naar Europa. Daar wees ook een andere lidstaat op, waarbij werd opgemerkt dat het belangrijk is te kijken naar de vluchtelingenstroom uit Syrië, veelal via Libië, omdat zich daarbinnen ook strijders kunnen bevinden. Het is belangrijk dat van alle asielzoekers vingerafdrukken worden afgenomen. Een andere lidstaat wees op de link tussen mensenhandel en terrorisme. Er werd ook gewezen op de rol die PNR had kunnen spelen. Een lidstaat pleitte voor het opstellen criteria voor het kunnen bepalen of iemand een foreign fighter is. Dit om te voorkomen dat personen die voor humanitaire redenen naar Syrië reizen ook als zodanig gezien worden.

De Commissie dankte het Voorzitterschap voor de gewijzigde Radicalisering & Rekrutering (R&R)-strategie, waarmee de Commissie kan instemmen. Andere lidstaten intervenieerden niet op dit punt.

De Commissie waarschuwde voor een mogelijke vermenging tussen humanitaire hulp en terrorisme bij de opzet van een Web portal, zoals voorgesteld door de CTC. De Commissie gaf aan bereid te zijn expertise beschikbaar te stellen bij de discussie en uitwerking van intensiever gebruik van SIS II, alsook bij het realiseren van een communicatiestrategie.

De EU-CTC herhaalde het belang van identificatie van zowel bekende als onbekende strijders. Hiervoor is PNR uitermate belangrijk. Hij wees op het groeiende risico van migratie van niet-EU onderdanen. Samenwerking met derde landen is zeer belangrijk en hij verwees naar de verslagen van zijn bezoeken aan diverse landen en het overzicht van de mogelijke projecten aldaar. De CTC sprak de hoop uit dat de externe dienst van de EU (EDEO) hieraan voldoende aandacht besteedt en financiering vanuit het Stabiliteitsfonds mogelijk maakt.

Het Voorzitterschap concludeerde dat prioriteiten in de voorstellen ten aanzien van de aanpak van terugkerende strijders gesteld moeten worden. De gewijzigde EU R&R-strategie is door de Ministers geaccordeerd en de relevante werkgroep heeft de opdracht gekregen richtsnoeren voor de implementatie uit te werken.

7. Diversen

– Mededeling richtlijn minimum sancties illegale tewerkstelling derdelanders

– Mededeling EU blue card

De Commissie presenteerde kort beide mededelingen. Het Voorzitterschap nam hier namens Raad nota van.

– 7de Global Forum Internationale migratie en ontwikkelingen

Zweden heeft de Raad geïnformeerd over de uitkomsten van de «Global Forum on Migration and Development» te Stockholm van 14-16 mei 2014. Er waren 900 deelnemers uit 140 landen. Migratie wordt meegenomen in de VN-discussie over de migratie en ontwikkeling agenda 2015. Turkije is de volgende voorzitter van de «Global Forum on Migration and Development».

– BRDO proces

Slovenië informeerde de Raad over uitkomst van deze vergadering te Brdo over de samenwerking op Binnenlandse Zaken terrein in de Westelijke Balkan. Slovenië en Kroatië zijn co-voorzitter. De besprekingen met de Westelijke Balkanlanden die alle lid van de EU willen worden, zij het in verschillende snelheden, betroffen de versterking van de regionale samenwerking op terreinen als anti terrorisme, praktische migratie onderwerpen en de gevolgen van de recente overstromingen in de regio.

IV. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

1. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure

= algemene benadering

Het Voorzitterschap leidde de discussie in door te verwijzen naar de richtlijnen die al eerder in het kader van de routekaart procedurele rechten voor verdachten zijn aangenomen. Het Voorzitterschap deelde mede dat een algemene benadering kan worden bereikt. Er is nog geen sprake van een definitieve tekst omdat nog een triloog met het Europees Parlement volgt. Het Voorzitterschap wees op de parlementaire voorbehouden die Nederland en enkele andere lidstaten nog hadden.

De Commissie gaf aan bezorgd te zijn over de afzwakking van bepaalde waarborgen in het voorstel, zoals het recht op bijstand door een raadsman, aanvullende maatregelen in geval van detentie in de fase van de tenuitvoerlegging van een veroordeling, het feit dat kinderen samen met volwassenen kunnen worden gedetineerd en de door lidstaten voorgestelde clausule in artikel 21(2) op basis waarvan lidstaten verschillende kosten kunnen verhalen op het kind in geval van een veroordeling. In artikel 24 van het Handvest van de Grondrechten van de EU is bepaald dat de belangen van het kind altijd voorop moeten staan. Desondanks deelde de Commissie mede de tekst van de algemene benadering te steunen. Overigens zal naar verwachting van de Commissie, het Europees Parlement tijdens de trilogen de lat hoger willen leggen in het belang van het kind.

Nederland trok het parlementaire voorbehoud in en gaf aan dat het kan instemmen met de tekst van de algemene benadering. Nederland houdt wel zorgen bij de regeling in artikel 6a (recht op bijstand door een raadsman). Die regeling kan aanzienlijke kosten met zich brengen en dit is voor Nederland een belangrijk punt in de triloog met het Europees Parlement.

De andere lidstaten die nog een parlementair voorbehoud hadden, trokken dit ook in.

Nadat nog enkele lidstaten benadrukten te hechten aan sterke waarborgen voor kinderen in het strafproces, concludeerde het Voorzitterschap dat een algemene benadering is bereikt. De voorliggende tekst zal de basis zijn voor de verdere onderhandelingen met het Europees Parlement.

2. Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van het Europees Openbaar Ministerie

= stand van zaken/oriënterend debat

Het Voorzitterschap refereerde aan de JBZ-Raad van maart 2014. Een meerderheid van de lidstaten sprak zich toen uit voor een collegiale structuur voor een Europees Openbaar Ministerie (EOM) en een gedeelde bevoegdheid voor de aanpak van EU-fraude (de zgn. PIF-delicten). Er werd tijdens deze Raad geen akkoord op de voorgelegde onderdelen van de tekst van het voorstel gevraagd. Het Voorzitterschap stelde de Raad de vraag 1) het model dat voor het toezicht op de vervolging van zaken in de lidstaten is uitgewerkt en 2) de voorgestelde bevoegdheidsverdeling in het voorliggende document te bevestigen als basis voor verdere besprekingen|.

De Commissie benadrukte het belang van dit dossier. Het gaat, aldus de Commissie, om de bescherming van het geld van de belastingbetaler. De Commissie verwelkomde de voortgang, maar benadrukte dat er meer waarborgen nodig zijn voor de onafhankelijkheid van het EOM. De Commissie gaf aan dat daarom de rol en positie van de Chief European Prosecutor moeten worden versterkt. De Commissie deelde mede ook zorgen te hebben over de wijze waarop het toezicht door het centrale niveau van het EOM op de vervolging van zaken in de lidstaten is uitgewerkt. Dat toezicht zou volgens de Commissie niet in handen moeten worden gesteld van de European Prosecutor afkomstig uit de lidstaat waar de zaak speelt. Voorts moet het EOM efficiënt kunnen werken op basis van een vooraf duidelijk afgebakende bevoegdheid. De bevoegdheidsverdeling behoeft om die reden volgens de Commissie nadere aandacht, want nu is er teveel sprake van een case-by-case benadering.

Lidstaten gaven over het algemeen aan belang aan dit dossier te hechten. Een ruime meerderheid van lidstaten verwelkomde de aan de JBZ Raad voorgelegde tekst als basis voor de verdere besprekingen. De lidstaten reageerden verder langs de volgende lijnen. Het aanstaande Italiaanse Voorzitterschap deelde mee dat het prioriteit zal geven aan het EOM en te zullen streven naar deelname aan het EOM door zoveel mogelijk lidstaten.

Wat vraag 1) betreft merkten de meeste lidstaten op vooral te streven naar een slagvaardig en efficiënt EOM en gaven zij aan de collegiale structuur te steunen. Diverse lidstaten gaven steun aan het voorstel de European Prosecutor uit de lidstaat waar de zaak speelt namens de Permanent Chamber het toezicht op het onderzoek te laten uitoefenen. De opzet van Permanent Chambers garandeert een uniforme aanpak van zaken volgens een aantal lidstaten. Efficiency van een EOM vereist volgens deze lidstaten juist dat de European Prosecutor uit de lidstaat waar de zaak speelt namens de Permanent Chamber het toezicht houdt en dat deze fungeert als een liaison tussen het centrale en decentrale niveau van het EOM. Kennis van de taal en het betrokken rechtssysteem werden daarbij als argumenten genoemd. Dezelidstaten ervaren juist daarom de regeling zoals de Commissie voorstelt als bezwaarlijk. Enkele lidstaten pleitten, omwille van de onafhankelijkheid van het EOM, voor een puur Europese benoeming van de Chief European Prosecutor, en dat die ook van buiten het College zou moeten kunnen komen. Enkele lidstaten uitten bezwaren tegen de mogelijkheid een European Prosecutor part-time te laten werken of diens functie te laten combineren met de functie van nationaal lid bij Eurojust. Maar, vanwege diens geringe omvang, pleitte een kleine lidstaat juist wel voor een mogelijkheid tot het uitoefenen van een dergelijke dubbelfunctie.

Wat vraag 2) betreft gaven diverse lidstaten aan voorstander te zijn van een gedeelde bevoegdheid, zij het met een soort voorrangsrecht voor het EOM (een «right of evocation»). Door sommige lidstaten werd daarbij opgemerkt dat daarvoor wel criteria moeten worden gesteld in de verordening. Een aantal lidstaten benadrukten dat het EOM alleen bevoegd moet zijn voor ernstige feiten. De aanpak van lichte feiten moet aan het nationale OM worden gelaten. Voorts onderstreepten enkele lidstaten dat het EOM altijd over in de lidstaten lopende EU-fraudezaken geïnformeerd moet worden en de mogelijkheid moet hebben een zaak aan zich te trekken op basis van het «right of evocation».

Nederland heeft erop gewezen dat het dossier door beide Kamers van het nationale parlement zeer kritisch wordt gevolgd. Nederland maakte melding van het feit dat een meerderheid van de Tweede Kamer een «position paper» heeft aangenomen en dat dit onder alle lidstaten zal worden verspreid. In het «position paper» heeft de Tweede Kamer beschreven onder welke voorwaarden het EOM in haar ogen een eventuele meerwaarde zou kunnen hebben voor de bestrijding van EU-fraude, met name als ultimum remedium. Ten slotte tekende Nederland aan dat het in ieder geval van belang is dat de bevoegdheidsverdeling waarborgt dat er voldoende ruimte blijft bestaan voor lidstaten om hun eigen verantwoordelijkheid te blijven uitoefenen voor de bestrijding van fraude met Europees geld.

Het Griekse Voorzitterschap concludeerde tot voldoende steun voor de voorgelegde tekst als basis voor de verdere besprekingen.

3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het EU-Agentschap voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

= oriënterend debat

De Commissie gaf aan dat het doel van het voorstel is om Eurojust efficiënter te laten functioneren. De Commissie heeft daartoe een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de administratieve taken en anderzijds de operationele taken van Eurojust. De Commissie dient, mede op basis van de horizontale afspraken over EU-agentschappen, een rol te hebben bij het toezicht op de administratieve taken van Eurojust. De Commissie gaf aan om die reden de keuze voor het nu voorgestelde bestuursmodel niet te kunnen steunen.

Het Voorzitterschap deelde mede dat een ruime meerderheid van lidstaten op werkgroepniveau reeds heeft aangegeven voorstander te zijn van een bestuursmodel gebaseerd op een combinatie van elementen uit het voorstel van de Commissie en de in de praktijk gegroeide werkwijze van het College van Eurojust ten aanzien van de behandeling van niet-operationele zaken. De werkgroep COPEN zal zich buigen over de technische uitwerking.

4. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van individuen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

= gedeeltelijk algemene benadering/oriënterend debat

Het Voorzitterschap deelde mede op deze JBZ-raad een gedeeltelijk algemene benadering te willen bereiken onder de volgende drie voorwaarden: 1) «Nothing is agreed, until everything is agreed» 2) Geen conclusies kunnen worden getrokken op horizontale onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de juridische vorm van het instrument en de gedelegeerde handelingen en ten slotte: 3) De gedeeltelijk algemene benadering vormt nadrukkelijk geen mandaat voor het starten van een triloog met het Europees Parlement.

Het Voorzitterschap vroeg de lidstaten tevens om een reactie op drie vragen.

  • A) Kunnen de lidstaten instemmen om bij goedgekeurde gedragscodes en certificeringen geen tweede keer een goedkeuring van een nationale toezichthouder te vereisen?

  • B) Kunnen de lidstaten instemmen met het bepaalde in artikel 44 lid 1 sub h op basis waarvan een internationale overdracht kan worden gedaan op basis van het gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke?

  • C) Kunnen de lidstaten instemmen met artikel 44 lid 5a (Nederlands voorstel) om op basis van Europees of/en nationaal recht een internationale overdracht vanuit een belangrijke nationale databank te kunnen blokkeren?

Commissaris Reding stelde dat de wereld naar de Raad kijkt op welke manier zij haar verantwoordelijkheid neemt. De Commissaris verwees nog eens naar de conclusies van de Europese Raad van oktober 2013 waarin werd gesteld dat de Digitale markt in 2015 moet zijn ingericht. Het dataprotectie pakket draagt hieraan bij en moet daarom in 2014 worden afgerond, zo stelde de Commissaris. Het Europees Parlement heeft inmiddels ook een definitieve positie op het pakket ingenomen.

De Commissie gaf aan akkoord te kunnen gaan met de voorgestelde reikwijdte van de verordening en de tekst van Hoofdstuk V (overdracht aan derde landen). Het is een goed gebalanceerd hoofdstuk voor burgers en bedrijven geworden.

Met de meeste lidstaten, gaf de Minister aan dat Nederland kan instemmen met de gedeeltelijk algemene benadering onder de gestelde voorwaarden en hij dankte het Voorzitterschap voor de bijzondere aandacht voor art. 44 lid 5a in hoofdstuk V. Nederland kan, net als de meeste andere lidstaten, positief antwoorden op de drie gestelde vragen. Er was slechts een lidstaat die aangaf tegen de gedeeltelijk algemene benadering te zijn.

Hoofdstuk V (overdracht aan derde landen)

Voor enkele lidstaten zijn op hoofdstuk V nog wel verbeteringen nodig, waaronder de verdere uitwerking van Safe Harbour, bijvoorbeeld in omgekeerde vorm (richting de VS) opgenomen in het corpus. Een lidstaat gaf aan dat na de vaststelling van het dataprotectiepakket over het bestaande Safe Harbour-besluit met de VS opnieuw moet worden onderhandeld.

Sommige lidstaten gaven aan dat art. 42 lid 2 te beperkend is gesteld. Andere lidstaten gaven aan art. 42 lid 2 nog steeds erg onduidelijk te vinden, tenzij de Europese Data Protectie Board intensief hierbij betrokken wordt. Een lidstaat gaf aan juist blij te zijn met de tekst van art. 42 lid 2.

Enkele lidstaten merkten op dat het aannemen van een gedeeltelijk algemene benadering een goed politiek signaal is en dat dit laat zien dat de Raad haar eigen verantwoordelijk neemt en het niet overlaat aan de rechtsvorming van het Hof van Justitie. Gezien de snelle technologische ontwikkelingen is het belangrijk dat de Raad snel vooruitgang boekt.

Enkele lidstaten benadrukten met name inzake art. 44 lid 1 sub h dat de uitzondering van dit lid, geen regel mag worden. Een delicate balans moet worden gevonden bij de handhaving van art. 44 lid 1 sub h, voegde een lidstaat toe.

Slechts een lidstaat sprak zich uit tegen de gedeeltelijk algemene benadering.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-Raad onder de genoemde voorwaarden kan instemmen met de voorgestelde reikwijdte en hoofdstuk V.

One-stop-shop

Het Voorzitterschap gaf inzicht in de stand van de onderhandelingen over de one-stop-shop (verder OSS). Het Voorzitterschap deelde mede dat het heeft getracht in de voorliggende tekst de uiteenlopende wensen voor de OSS te verenigen. Met name de bevoegdheden van de nationale toezichthouder, het optreden van de Lead Authority (verder LA) en de rechtsbescherming. Het Voorzitterschap stelde dat tijdens deze Raad nadrukkelijk geen akkoord wordt verwacht op de OSS, maar vroeg de lidstaten wel om de nodige richting te geven voor verdere onderhandelingen op technisch niveau.

De Commissie benadrukte dat een vertrekkende Commissie geen verandering zal brengen inzake het standpunt van de Commissie op dit belangrijke onderwerp. Net als dat de stemming van het oude Europees Parlement bindend zal zijn voor het nieuwe Parlement. Volgens de Commissie is het voorliggende OSS-model in lijn met de wensen van de JBZ-raad van oktober vorig jaar. Zo blijven «lokale zaken, lokale zaken» en krijgt de nationale toezichthouder ook de nodige bevoegdheden op nationaal niveau. Op dit moment heeft de nationale toezichthouder slechts beperkte mogelijkheden om in te grijpen, dat wordt onder de nieuwe regelgeving veel beter, aldus de Commissie.

De meeste lidstaten, waaronder Nederland, kunnen zich op hoofdlijnen vinden in de voorliggende voorstellen over de OSS, maar vinden dat verder technisch besprekingen wel nodig zijn. Maar een behoorlijk aantal lidstaten is nog steeds kritisch op de voorstellen van het Voorzitterschap en de nodige suggesties werden gegeven.

De Juridische Dienst van de Raad (JDR) gaf een toelichting op de recente Hofuitspraak Google/Spanje en welke gevolgen die heeft voor de OSS. Een betrokkene moet in het voorstel procederen in de lidstaat waar het besluit door de LA is genomen en dat is in strijd met een «effective remedy» en het karakter van de grondrechtelijke bescherming van de betrokkene.

Een lidstaat gaf aan dat de OSS één van de belangrijkste bouwstenen is van de voorliggende Verordening. De huidige tekst op de OSS kan duidelijk een vertrekpunt zijn voor de verdere onderhandelingen. Het is een goede balans tussen «nabijheid» en een effectief en efficiënt stelsel.

Er werd door enkele lidstaten gepleit voor het versterken van de bevoegdheden van de EDPB, o.m. met een bevoegdheid om bindende besluiten te nemen. Maar daartegen was ook verzet, zo ook tegen een EDPB met eigen rechtspersoonlijkheid.

Andere lidstaten gaven aan van mening te zijn dat er een goed systeem moet komen voor de onderlinge besluitvorming tussen de toezichthouders bij de OSS.

De Commissie gaf aan van mening te zijn dat de meerderheid van de lidstaten kan instemmen met de voorliggende voorstellen over de OSS.

Het Voorzitterschap concludeerde dat een groot aantal lidstaten de gekozen richting van het Voorzitterschap ondersteunt. De gegeven richting voor de OSS zal bepalend zijn voor de onderhandelingen op technisch niveau.

5. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens

= stand van zaken

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken van de onderhandelingen in de werkgroep. De derde lezing is in maart begonnen. De belangrijkste punten van het nieuwe voorstel zijn: de doelstelling en het toepassingsgebied inclusief private instanties, zoals beveiliging van luchthavens en gevangenisbeheer. Het Voorzitterschap gaf aan dat sommige lidstaten bezorgd waren over het begrip «openbare orde» in deze richtlijn. Er is nu gekozen voor de woorden «maintaining public safety».

De Commissie gaf aan tevreden te zijn met de benadering van het Voorzitterschap om nu aan beide voorstellen over gegevensbescherming (verordening en onderhavige richtlijn) te werken. Een consistente aanpak op beide instrumenten is nodig. Voor de Commissie moet de versterking van de politiële en judiciële samenwerking steeds voorop staan, samen met wederzijds vertrouwen en samenwerking tussen de competente autoriteiten. Deze richtlijn legt daarvoor minimumregels vast.

6. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures

= algemene benadering

Het Voorzitterschap deelde mede dat de lidstaten inmiddels overeenstemming hebben bereikt over de artikelen en de meeste overwegingen van de verordening.

De Commissie dankte lidstaten voor de constructieve houding. In tijden van crisis is deze verordening een belangrijke pijler die bijdraagt aan groei.

De Minister stemde namens Nederland in met de compromistekst. Hij gaf aan dat Nederland eraan hecht dat enkele zaken in de preambule worden verduidelijkt. Dit betreft de kwestie dat het niet de bedoeling is in registers persoonlijke identificatienummers op te nemen en het feit dat deze verordening niet afdoet aan de richtlijn uit 2008 ter zake bescherming van werknemers bij insolventie van de werkgever. Ten slotte acht Nederland een verduidelijking nodig van de rechten die worden bedoeld in artikel 12 van de verordening (European patents with unitary effect and Community trade marks).

Een grote meerderheid van de lidstaten, op één lidstaat na, gaf aan te kunnen instemmen met de tekst van de algemene benadering. De lidstaten reageerden overigens langs de volgende lijnen.

Enkele lidstaten waren kritisch op de groepscoördinatieprocedure, onder meer omdat daarvoor geen effectbeoordeling is gemaakt. Mogelijk levert die procedure ook meer kosten op. Enkele kritische lidstaten konden er toch mee leven, nu er een compromis lag in de vorm van een opt-out-systeem. Ook werd gewezen op het belang van het vrijwillige karakter van die procedure. Veel lidstaten vonden dat op technische niveau nog goed naar deze procedure moet worden gekeken.

Er waren ook zorgen over een onbeperkte toegang tot de insolventieregisters, dit kan tot problemen leiden met de bescherming van persoonsgegevens. Enkele lidstaten benadrukten het belang van het voorkomen van forum shopping.

Het aanstaande Italiaans Voorzitterschap gaf aan dat het alles in het werk zal stellen om een tekst uit te werken die steun krijgt van het Europees Parlement.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de JBZ-raad met een ruime meerderheid instemt met de voorliggende compromistekst welke de basis zal zijn voor de verdere onderhandelingen met Europees Parlement.

7. Diversen

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken rond de voorgestelde verordening over een gemeenschappelijk Europees kooprecht. De bespreking van de hoofdstukken 9 (algemene bepalingen) en 15 (verbintenissen en rechtsmiddelen van partijen) is afgerond onder Grieks Voorzitterschap en de raadswerkgroep is gestart met de bespreking van hoofdstuk 16 (schadevergoeding en rente). Het Europees Parlement heeft op 26 februari 2014 zijn verslag vastgesteld en stelt daarin voor om de reikwijdte van de verordening te beperken tot verkoop op afstand en online-overeenkomsten.

Niet-wetgevende besprekingen

8. Diversen

  • a) Presentatie door Italië van het programma van het aantredende Voorzitterschap (juli-december 2014)

Het inkomende Italiaans Voorzitterschap deelde mede in te zetten op de strategische oriëntaties op JBZ-terrein en vraagt daarvoor medewerking van de Raad. Om de bestaande instrumenten beter te kunnen laten functioneren is het van belang dat een nauw verband bestaat tussen de beleidsterreinen Justitie en Binnenlandse Zaken en het belang van economische groei in het oog wordt gehouden. Dit is onder meer van belang ter voorkoming van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, mensensmokkel en terrorisme, maar ook het uitdragen van fundamentele rechten en dataprotectie. Het is daarnaast van belang het dossier insolventie verder op te pakken.

Italië zal als Voorzitter voorts inzetten op het verder brengen van de dossiers geringe vorderingen, vereenvoudigde aanvaarding van openbare akten en kooprecht. Het is tevens van belang de samenhang van de regelgeving op het terrein van persoonsgegevens te waarborgen en op de voorstellen op dat terrein voortgang te boeken. Op het terrein van strafrecht hecht Italië veel waarde aan een doelmatig instrument voor de vervolging van PIF-delicten (fraude met EU geld). Italië gaf aan dat het als Voorzitter hoopt de onderhandelingen met het EP over de PIF-richtlijn te starten en tevens vooruitgang te boeken op het dossier Eurojust zodat dat het Europees Openbaar Ministerie kan bijstaan. Italië zal inzetten op het starten van een triloog met het Europees Parlement voor de richtlijn procedurele waarborgen kinderen in het strafproces. De onderhandelingen over de richtlijn ter zake de onschuldpresumptie en de richtlijn voorlopige gefinancierde rechtsbijstand zullen starten onder het Italiaans Voorzitterschap.

Italië gaf aan tevens veel waarde te hechten aan de bestrijding van mensenhandel en grensoverschrijdende georganiseerde misdaad. Als Voorzitter zal het trachten een dialoog met de lidstaten, de Commissie en het maatschappelijk middenveld op gang te brengen. Het is eveneens van belang dat crimineel vermogen moet kunnen worden geconfisqueerd. In Syracuse zal Italië een conferentie organiseren zodat aan de wederzijdse erkenning van beslagleggingsmaatregelen aandacht kan worden besteed.

Verder zal het Italiaans Voorzitterschap inzetten op versterking van de samenwerking tussen rechters en procureurs. In opvolging van het groenboek over detentie zal Italië inzetten op het uitwisselen van best practices. Ook zal aandacht worden besteed aan e-Justice zodat de toegang tot het recht kan worden vergemakkelijkt.

  • b) Seminar «Hoe kunnen de EU-lidstaten haatmisdrijven doeltreffend bestrijden? Aangifte aanmoedigen en zorgen voor een correcte registratie van haatmisdrijven» (Thessaloniki, 28 en 29 april 2014)

    • Informatie van het Voorzitterschap

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over dit seminar dat tot doel had een bespreking van het verhogen van het aantal aangiftes en de registratie van haatmisdrijven. Op 12 oktober zal in Rome tijdens een conferentie verder over dit onderwerp worden gesproken.

  • c) Europese Roma-top (Brussel, 4 april 2014)

    • Informatie van de Commissie

De Commissie informeerde de Raad over deze eerste top sinds de vaststelling van de Roma Strategie. Doel van de top was te bezien welke vooruitgang is geboekt sinds de vaststelling van het kader. Om verdere veranderingen op gang te brengen moeten lidstaten meer activiteiten ondernemen. De Commissie zal inspanningen van lidstaten blijven steunen met o.m. EU-financiering van projecten en blijven samenwerken met de nationale Roma-contactpunten.

  • d) Update door de Commissie inzake de betrekkingen tussen de EU en de VS wat betreft kwesties in verband met gegevensbescherming

    • Kaderovereenkomst betreffende gegevensbescherming

De Commissie informeerde de Raad over de onderhandelingen over deze overeenkomst, die zou moeten zorgdragen voor een hoge bescherming van burgers en de vastlegging van dezelfde rechten voor burgers in de EU en de VS, de rol van toezichthoudende autoriteiten, de bewaarperiodes, het beperkte gebruik van gegevens, de reikwijdte en de uitoefening van bepaalde verantwoordelijkheden. De huidige stand van zaken is dat slechts over de beroepsmogelijkheden nog geen overeenstemming is bereikt. Het is van belang dat EU-burgers dezelfde rechten krijgen in de VS als VS-burgers in de EU. De VS onderkent dat dit belangrijk is voor de EU en is bereid te zoeken naar een oplossing. In de week na de Raad vindt een nieuwe onderhandelingsronde plaats.

  • Veiligehavenbesluit (Safe Harbour Decision)

De Commissie deelde mede dat positieve gesprekken hebben plaatsgevonden met de VS-autoriteiten. Voor de beperkte nationale veiligheidstoegang voor gegevens die worden overgedragen aan de VS, blijkt het moeilijk een oplossing te vinden. De VS lijkt een toezegging te willen krijgen dat die uitzondering een uitzondering blijft.

  • e) Interconnectie van de insolventieregisters

Tot slot informeerde het Voorzitterschap de Raad over een proefproject inzake interconnectie van de insolventieregisters van enkele lidstaten, waaronder Nederland, in het kader van het meerjarenactieplan e-Justice. Daags voor de JBZ-raad is een besluit genomen over de bescherming van persoonsgegevens binnen het e-Justice portaal. Daardoor kan dit project worden gestart.

9. Ministerslunch vrijdag 6 juni, implementatie Handvest van de Grondrechten

Het Voorzitterschap en de Commissie bevestigden het belang van het Handvest, met name in wetgevingsproces. Er was geen duidelijke sturing of conclusie. Een lidstaat gaf aan een intensiever toets aan Handvest te wensen, een andere lidstaat pleitte voor een jaarlijks debat in de Raad over de implementatie van het Handvest. Een lidstaat vond dat het beter is de Juridische Diensten van de Raad en de Commissie in te schakelen met de vraag of voorgestelde wetgeving in strijd is met Handvest. Nieuwe procedures en betrokkenheid van het Grondrechtenagentschap, zijn complicerend, aldus deze lidstaat.

De Commissie wees er nog op dat dit punt aandacht behoeft gedurende hele wetgevingsproces. Het Grondrechtenagentschap heeft op dit punt volgens de Commissie geen mandaat.

Naar boven