32 317 JBZ-Raad

Nr. 207 MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2014

Tijdens het AO JBZ-Raad van 4 december jongstleden vroeg het lid Gesthuizen (SP) de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om een reactie op het rapport van de organisatie Fair Trials International (FTI) getiteld Strengthening respect for human rights, strengthening Interpol (november 2013). Aangezien dit rapport vooral ziet op de rol van Interpol bij internationale strafrechtelijke samenwerking, ontvangt u deze reactie van mij.

Alvorens op het rapport in te gaan, moge ik u wijzen op mijn beantwoording van vragen van de leden Schouw en Sjoerdsma (beiden D66) aan de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de Minister van Buitenlandse Zaken over de uitzending van Bureau Buitenland over foute regimes die Interpol misbruiken (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 698).

Het rapport ziet op zogenaamde Red Notices. Met een Red Notice, in Nederland ook wel aangeduid als een signalering, kunnen opsporingsinstanties van landen die bij Interpol zijn aangesloten, bekendheid geven aan een door hen uitgevaardigd arrestatiebevel en kunnen zij tevens – wereldwijd – de wens kenbaar maken om de gezochte persoon te laten aanhouden met het oog op uitlevering.

Het nationale recht van de landen die bij Interpol zijn aangesloten, bepaalt welk gevolg aan zo’n signalering kan worden gegeven. Dat loopt uiteen van een aanhouding tot het achterwege laten van elk gevolg.

In Nederland kan een Red Notice een basis zijn om tot voorlopige aanhouding over te gaan. Daarvoor is wel vereist dat er een uitleveringsverdrag geldt tussen Nederland en het signalerende land èn dit verdrag het mogelijk maakt om een Interpolsignalering als verzoek om voorlopige aanhouding te laten gelden. Als aan deze vereisten is voldaan, en de feiten tot uitlevering kunnen leiden, wordt een signalering in het nationale opsporingsregister opgenomen tenzij er contra-indicaties zijn. Een van de gronden om een signalering nìet tot aanhouding te laten leiden, is dat de gezochte persoon in Nederland een vluchtelingenstatus heeft. Deze toetsing wordt bij elke signalering verricht.

Evenmin wordt uitlevering toegestaan in gevallen waarin het vermoeden bestaat dat de persoon in kwestie zal worden vervolgd, gestraft of op andere wijze wordt getroffen in verband met zijn godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging. In dergelijke gevallen verbiedt de Uitleveringswet om tot uitlevering over te gaan.

FTI wijst in het rapport op de mogelijkheid dat landen om politieke redenen misbruik maken van de Red Notice door personen op valse gronden internationaal te signaleren. Omdat de ontvangende landen veelal niet op de hoogte zijn van de werkelijke aard van de signalering loopt de gesignaleerde het risico onterecht aangehouden te worden en zal het veel tijd en moeite kosten om de aanhouding en eventuele uitlevering aan te vechten. Ook wanneer de gesignaleerde niet aangehouden wordt, wordt hij met de signalering ernstig in zijn bewegingsvrijheid belemmerd omdat hij er nooit zeker van kan zijn dat hij bij een verblijf in het buitenland niet aangehouden zal worden. Op deze wijze kunnen volgens het rapport politieke tegenstanders, mensenrechtenactivisten of personen die een land, cultuur of godsdienst beledigd zouden hebben effectief door de autoriteiten van dat land worden gehinderd of bestraft.

FTI constateert kwetsbaarheden in het controlesysteem van Interpol om misbruik van Red Notices tegen te gaan en doet aanbevelingen om de zwakke plekken te repareren.

Het ligt in de eerste plaats op de weg van Interpol om te reageren op het rapport en de daarin gedane aanbevelingen. Daarop kan en wil ik niet vooruitlopen. Ik onderstreep het, ook door FTI onderkende, belang van Red Notices als instrument voor de internationale misdaadbestrijding. De grote bijdrage die het systeem van Interpol-signaleringen daaraan levert mag echter niet blind maken voor negatieve effecten die het kan hebben. Interpol heeft reeds allerlei maatregelen genomen om misbruik tegen te gaan, wat in het FTI-rapport ook wordt gememoreerd. Ik heb er het volste vertrouwen in dat Interpol bereid is zijn werkwijze en procedures nogmaals tegen het licht te houden en waar mogelijk verbeteringen door te voeren.

Zoals ik hierboven al heb uiteengezet hanteert Nederland al een kritisch filtersysteem waardoor niet alle Red Notices opgenomen worden in het nationale opsporingsregister. De kans op misbruik wordt daarmee aanzienlijk teruggebracht. Mocht desondanks in een voorkomend geval toch iemand ten onrechte worden aangehouden, dan zal per omgaande tot vrijlating worden overgegaan en wordt geen uitleveringsprocedure in gang gezet. Ik ga er dan ook van uit dat Interpol goede nota zal nemen van het rapport en alles in het werk zal stellen om de kans op misbruik van Red Notices zo klein mogelijk te maken. De Nederlandse politie, die aangesloten is bij Interpol, zal daar, waar nodig, het hare aan bijdragen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven