32 317 JBZ-Raad

Nr. 204 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2013

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 5 en 6 december 2013.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 5 en 6 december 2013 te Brussel

Belangrijkste resultaten

Veiligheid en Justitie

Foreign Fighters: De EU-coördinator voor terrorismebestrijding stelde vier prioritaire gebieden voor ten behoeve van vervolgacties (preventie, informatie uitwisseling en reisbewegingen, strafrechtelijk antwoord en samenwerking met derde landen). De Raad ondersteunde dit. Er ligt nadruk op preventie en beter gebruik van bestaande systemen. Turkije wordt gezien als een prioritair land voor samenwerking op het gebied van foreign fighters.

Strategische richtsnoeren JBZ/opvolger Stockholmprogramma: Er was een bespreking op beide dagen, met nadruk op horizontale principes. Er was brede steun van lidstaten voor focus zoals in de gezamenlijke brief van acht lidstaten op initiatief van Nederland, Zweden en Finland op consolidatie, implementatie en kostenefficiëntie.

Gegevensbescherming: Er is geen akkoord bereikt op de «one-stop-shop». De Juridische Dienst van de Raad en de Juridische Dienst van de Commissie gaven aan waarom zij vonden dat het voorstel respectievelijk niet en wel in lijn was met het Handvest en EVRM. De adviezen worden eerst grondig bestudeerd en de onderhandelingen op technisch niveau over de «one-stop-shop» worden hervat.

Europees Bankbeslag: De Raad nam de voorgelegde compromis-tekst aan als algemene oriëntatie.

Insolventie: De Raad stelde de voorgelegde richtsnoeren vast.

Justitie Scorebord: Veel lidstaten hadden bezwaar tegen de rol die de Commissie voor zich opeist bij het geven van inzicht in het functioneren van nationale rechtssystemen in het Justitie Scorebord. Daarnaast uitten zij felle kritiek op het ontbreken van voldoende inbreng van lidstaten bij de methodiek. De Commissie zal op korte termijn een dialoog hierover starten met experts van de lidstaten.

Ministerslunch Europees Openbaar Ministerie (EOM): Veel lidstaten onderschreven het belang om de zorgen van nationale parlementen, zoals vervat in de «reasoned opinions», serieus te nemen. Over het verloop van deze lunch is de Kamer per afzonderlijke brief van 12 december 2013 van de Minister van Veiligheid en Justitie, geïnformeerd.

Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Vrij verkeer: Alle interveniërende lidstaten vonden vrij verkeer een hoeksteen van de Europese Unie. Tegelijkertijd dient misbruik bestreden te worden. De vijf actiepunten uit de Mededeling vonden brede steun al vindt een aantal lidstaten, waaronder Nederland, deze stappen niet voldoende en meer een begin van een voortgaand proces.

Schengen/ ROE-BUL VZ: Het Voorzitterschap concludeerde dat de benodigde unanimiteit om een besluit te kunnen nemen tot volledige toepassing van het Schengenacquis ontbreekt.

Taskforce Middellandse Zee: Volgens alle lidstaten vormt het rapport van de taskforce voor het Middellandse Zeegebied een uitstekende basis voor de discussie in de Europese Raad later deze maand. Vervolg en uitvoering van de maatregelen worden verwacht onder het komende Griekse en Italiaanse voorzitterschap.

I. Binnenlandse Zaken / Immigratie en Asiel

Gemengd comité

1. Ontwerpbesluit van de Raad betreffende het kader voor de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en in Roemenië

– Stand van zaken

Het Voorzitterschap had een nieuw conceptbesluit willen voorleggen voor het volledig toepassen van het Schengenacquis op Bulgarije en Roemenië. Echter, het Voorzitterschap concludeerde in aanloop naar de Raad dat er geen sprake was van de vereiste unanimiteit om dit besluit te kunnen nemen. Het Voorzitterschap wees op de conclusies van de Europese Raad van december 2012 en van de JBZ-Raad van juni 2011 waarin is vastgesteld dat beide landen voldoen aan alle technische vereisten.

Roemenië en Bulgarije verwezen naar een gezamenlijke verklaring en gaven aan van mening te zijn dat ze aan alle gestelde criteria voldoen. Beide landen hebben veel inspanningen geleverd en de Raad heeft de plicht nu een besluit te nemen, aldus Roemenië en Bulgarije. Beide landen spraken hun teleurstelling uit over het uitblijven van een besluit.

De Europese Commissie erkende geen rol te hebben in de besluitvorming, maar onderstreepte dat beide landen aan alle gestelde criteria voldoen. De Commissie hoopt dat snel een besluit kan worden genomen.

Het Voorzitterschap heeft de verklaring van Roemenië en Bulgarije opgenomen in de notulen van de Raad en kondigde aan dat de Raad zo snel mogelijk terug zal komen op dit onderwerp.

2. Taskforce Middellandse Zee

– Verslag van de Commissie

Het Voorzitterschap introduceerde het rapport van de taskforce voor het Middellandse Zeegebied (TFM) die twee keer bijeen is geweest en bestond uit Europese Commissie, alle lidstaten, de Europese dienst voor extern optreden (EDEO), relevante EU agentschappen en internationale organisaties. Het rapport is in de vorm van een mededeling van de Commissie op 4 december verschenen.

De Commissie stelde dat 2 maanden na Lampedusa er nog elke dag vergelijkbare tragedies plaatsvinden. De TFM is ingesteld om maatregelen te identificeren om dit zo veel mogelijk te voorkomen. De Europese Commissie gaf een toelichting op de vijf hoofdlijnen en de 38 actiepunten uit de Mededeling.

De Europese Commissie gaf aan dat preventie alleen niet zal werken. Zij denkt ook aan additionele manieren om reguliere toelating te faciliteren die veilig en ordelijk zijn. Tevens zal Frontex worden versterkt met additionele fondsen à € 8 mln. Daarnaast is Eurosur in werking getreden. Bovendien verschaft de Europese Commissie steun aan lidstaten die massale migratiedruk ervaren (€ 50 miljoen aan noodfondsen). Met EASO wordt een pilot gezamenlijke behandeling van asielverzoeken ingezet; ook wordt er in alle lidstaten gewerkt aan een planning voor crisissituaties. Tot slot stelde de Europese Commissie dat ze in toenemende mate hoort over het over de grens terugzetten van opgepakte migranten (push backs). De Commissie benadrukte dat deze werkwijze verboden is en in strijd is met het non-refoulement beginsel.

Veel lidstaten steunden de instelling van de taskforce voor het Middellandse Zeegebied en de meeste maatregelen die voorgesteld zijn. Sommige lidstaten zien de uitbreiding van Frontex operaties ook in het licht van het tegengaan van mensensmokkel, maar wijzen erop dat de zoek- en reddingsoperaties geen aanzuigende werking moet krijgen. Ook werd er aangegeven dat het hier gaat om het bewaken van de EU buitengrenzen en dat dat de hele Europese Unie raakt, niet alleen de Middellandse Zeeregio. Syrië en de oostelijke buitengrens verdienen ook blijvende aandacht.

De prioriteit van preventie door acties in landen van herkomst en transit conform het Nederlandse standpunt werd breed gesteund. Ook de strijd tegen mensensmokkel is prioriteit. Veel lidstaten waren, zoals Nederland, gekant tegen meer of nieuwe vormen van reguliere toegang. Een aantal lidstaten wees op de cruciale rol van Libië in het geheel. Dit land dient gesteund te worden bij het tegengaan van de illegale immigratie, o.a. door inzet van Frontex op grenzen en bescherming. Sommige lidstaten onderstreepten de noodzaak van onderlinge solidariteit waaronder relocatie en verwezen naar de wens van een substantiële discussie tijdens de Europese Raad. Bij terugkeer moet ook door Nederland gewenste conditionaliteit worden ingezet d.m.v. het belonen van goede samenwerking, hoewel er niet geschuwd hoeft te worden voor het terugtrekken daarvan bij slechte samenwerking.

Ook werd er gepleit voor rappe implementatie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS) in alle lidstaten. Dit systeem werkt alleen als alle lidstaten GEAS toepassen met inzet van eigen geld, personeel en middelen. De Europese Commissie heeft hier een belangrijke verantwoordelijkheid als hoedster van de verdragen.

Meer hervestiging werd een aantal keer bepleit met name in de context dat alleen financiële steun aan de landen in de regio niet voldoende is. Een aantal lidstaten heeft vervolgens aangegeven additionele mensen te zullen hervestigen.

Frontex gaf aan dat zijn capaciteit is uitgebreid in 2014. Echter, met behulp van de € 14 miljoen extra kan Frontex niet alles implementeren wat nodig is. Coördinatie tussen Frontex operaties en bilaterale acties wordt een grote uitdaging. Actieve deelname van lidstaten met materieel en mankracht is cruciaal. Er vindt volop samenwerking plaats met EASO en EUROPOL. Ook is er goede samenwerking met derde landen. Tot slot wijst Frontex erop dat de Middellandse Zeeregio niet de enige regio is waar ze actief zijn.

De Europese dienst voor extern optreden pleitte voorts voor een intensivering van de migratiedialogen met derde landen, ook binnen het Nabuurschapspact.

Tot slot benadrukte de Europese Commissie dat zij grote zorgen heeft over de situatie in en rond Syrië. Er is € 1 miljard steun gegeven aan de buurlanden door de Europese Unie en daarnaast hebben een aantal lidstaten ook bijgedragen. Syriërs blijven echter nog steeds op eigen gelegenheid naar de EU komen en daarom is hervestiging zo belangrijk. De Europese Commissie wacht evenals het Voorzitterschap nu op de follow-up door de Europese Raad.

3. Diversen
a) Informatie van het voorzitterschap over lopende wetgevingsvoorstellen

Verordening 539/2001 inzake het opschortings- en wederkerigheidsmechanisme

Het Voorzitterschap meldde de Raad dat over dit voorstel overeenstemming is bereikt met het Europees Parlement en dat het voorstel als hamerstuk is aangenomen door de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie.

Verordening 539/2001 inzake wijziging van de Annex

Het Voorzitterschap heeft dit dossier bestempeld als prioritair en probeert de onderhandelingen hierover nog tijdens het huidige voorzitterschap af te ronden. De LIBE-commissie van het Europees Parlement heeft in oktober een mandaat afgegeven aan de rapporteur om de onderhandelingen met de Raad te starten.

Pakket slimme grenzen

Het Voorzitterschap koppelde terug uit de ambtelijke besprekingen. Daaruit heeft het Voorzitterschap de conclusie getrokken dat de Raad van mening is dat wetshandhavingsdiensten vanaf de inwerkingtreding toegang moeten krijgen tot het in- en uitreissysteem en dat een meerderheid van de Raad vanaf de inwerkingtreding biometrie wil gebruiken in dit systeem.

Frontex operaties op zee

Het Voorzitterschap wees op het belang van dit dossier om zowel politieke als juridische redenen. Het Hof van Justitie van de EU heeft in 2012 het oude Raadsbesluit vernietigd, dus moet dit voorstel snel worden aangenomen. Er is forse vooruitgang geboekt en het Voorzitterschap roept de lidstaten op alles eraan te doen om te zorgen dat het Coreper nog dit jaar een gemeenschappelijke Raadspositie kan vaststellen.

Meerjarig Financieel Kader

Het Voorzitterschap meldde dat er hard wordt gewerkt aan het afronden van het hele pakket. Er zijn al akkoorden bereikt over het Interne Veiligheidsfonds. Het Voorzitterschap hoopt ook op korte termijn een akkoord te bereiken op het Asiel en Migratiefonds en op de Horizontale Verordening.

b) Vijf jaar Zwitserse operationele Schengensamenwerking

Zwitserland meldde dat het op 12 december 2013 vijf jaar geleden is dat het associatieverdrag over Schengen inwerking is getreden. Vanaf dat moment is de mobiliteit van Zwitsers en Unieburgers vergroot. Ook is het erg blij met het Schengen evaluatiemechanisme. Zwitserland wordt dit jaar al voor de tweede keer geëvalueerd. In de afgelopen vijf jaar is Zwitserland ervan overtuigd geraakt dat Schengen, evenals het Dublin-systeem, een goed kader vormt om de uitdagingen die aan de buitengrenzen bestaan, aan te pakken. Zwitserland dankt de andere lidstaten uitdrukkelijk voor de samenwerking in de afgelopen vijf jaar.

c) Presentatie door Griekenland van het programma van het aantredende voorzitterschap (januari-juni 2014)

Het Grieks inkomend voorzitterschap gaf een opsomming van de prioriteiten van het voorzitterschap voor de eerste helft van 2014. Griekenland is stevig geraakt door zowel een migratie- als een economische crisis en die zijn van invloed op de prioriteiten die Griekenland stelt.

In juni 2014 zal de Europese Raad de strategische richtsnoeren voor het JBZ-terrein in de komende jaren vaststellen. Griekenland zal hiertoe nauw samenwerken met de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement.

Op het terrein van politie en terrorisme wil Griekenland de besprekingen over EUROPOL in de werkgroep afronden. De strategie radicalisering en recrutering terrorisme zal worden herzien en zal er ook aandacht besteden worden aan terreurbestrijding op de Westelijke Balkan. Griekenland zal zich ervoor inzetten dat het Singel Point of Contact (SPOC) zal gaan functioneren. Er komt een document met richtsnoeren over hoe de SPOC-eenheden zullen functioneren. Griekenland zal zich inzetten voor gemeenschappelijke contact centra voor politie en douane, zodat samenwerking zal worden verbeterd.

Op het terrein van migratie zal Griekenland de nadruk leggen op die punten waarmee de gevolgen van immigratie kunnen worden opgevangen. Bestrijding van illegale immigratie moet effectiever. Het terugkeerbeleid moet efficiënter en doeltreffender. Griekenland wil het EU actieplan ter bestrijding van illegale immigratie moderniseren en zal inzetten op preventie, terug- en overname en bestrijding van mensenhandel. Ook is van belang om de samenwerking met derde landen te verbeteren op met name het terrein van asiel, terug- en overname, reguliere migratie en visumbeleid. Daarnaast wil Griekenland voortgang boeken op de lopende wetgevingsdossiers slimme grenzen en Frontex zee-operaties. Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel moet in werking gaan treden en solidariteit moet daarbij een leidend beginsel zijn. Ook wil Griekenland een discussie over de lange-termijn ontwikkeling van het gezamenlijk asielbeleid, waarbij ook gekeken zal worden naar een zo eerlijk mogelijke verdeling van asielzoekers in de EU. Op het terrein van reguliere migratie wil Griekenland het wetgevingsdossier voor de intra-corporate transfers afronden en starten met de triloog over de Richtlijn studenten en onderzoekers. Ten slotte wil Griekenland het EU-integratiebeleid een zetje geven.

4. Toekomstige ontwikkeling van het JBZ-gebied/Binnenlandse Zaken

Het Voorzitterschap merkte op dat de discussie tijdens de Raad een vervolg was op de eerste bespreking van de strategische richtsnoeren op JBZ-terrein tijdens de Informele Raad in juli jongstleden. De lidstaten werden bedankt voor hun inbreng in de thematische groepen zoals CATS, SCIFA en COSI en de schriftelijke bijdragen. De bespreking tijdens deze Raad was om de stand van zaken te bepalen.

De Commissie verwees naar de publieke consultatie die zij is gestart op de website van de Europese Commissie. Daarnaast vinden er expertmeetings plaats die eind januari uitmonden in een high level conferentie over veiligheid. De afgelopen vijf jaar is het nodige bereikt op dit terrein. De wereld verandert echter snel en het is dan ook zaak om ons meer flexibel op te stellen voor oplossingen richting de toekomst. Zij wil daarom in de strategische richtsnoeren focus op strategische oplossingen voor de uitdagingen. Daarbij moet de nadruk liggen op consolidatie en goede implementatie van de huidige regels. Verder moet meer synergie ontstaan met andere beleidsterreinen, vooral ook extern met derde landen. Uit consultaties blijkt dat er een wens bestaat om migratie te richten op het versterken van de concurrentiekracht en economische groei. De Europese Commissie is blij met de voorgenomen inzet van inkomend voorzitterschap Griekenland op het terrein van integratie. Verder een roep om meer solidariteit en een planning voor crisissituaties. Op het terrein van veiligheid heeft de Europese Commissie vijf prioriteiten om in de gaten te houden: cybercrime, terrorisme, grensbewaking, georganiseerde criminaliteit en «natural and man-made disasters». Als bedreigende factoren ziet de Europese Commissie de handel in vuurwapens en de georganiseerde criminaliteit. Ook is er meer aandacht voor misdaad gericht op milieu-overtredingen. Ten slotte is de financiering uit Meerjarig Financieel Kader-fondsen een factor die de ambities bepaalt.

Alle lidstaten die hierna het woord namen verwezen naar het belang van consolidatie, evaluatie en effectieve implementatie van het EU-acquis.

Er werd ook verwezen op het belang van een goede en tijdige bespreking van het post-Stockholm programma in de JBZ-Raad. Deze Raad moet in de «lead» zijn in de aanloop naar vaststelling door de Europese Raad in juni 2014. Ook werd er verwezen naar de «guiding principles» van acht lidstaten op initiatief van Zweden, Finland en Nederland. Daarnaast zijn er twee prioriteiten genoemd. Te weten: (1) het wederzijds versterken van vertrouwen tussen lidstaten. Dit kan door middel van een doelgerichte actie met training van professionals en uitwisselingsprogramma’s. Effectieve implementatie van EU-regels is ook van belang voor het vertrouwen. Ook moeten nationale autoriteiten even makkelijk met collega’s uit andere lidstaten kunnen samenwerken; (2) de obstakels voor goede informatie-uitwisseling moeten effectief worden verwijderd. Verder moet er meer coherentie zijn tussen intern en extern optreden.

Ook werd er door een aantal lidstaten gezegd dat de rol van de Raad verder moet worden versterkt bij de implementatie en monitoring van de richtsnoeren. Nieuwe richtsnoeren moeten korter zijn en meer strategisch van aard en zijn gericht op effectieve implementatie van het EU-acquis. Het Verenigde Koninkrijk gaf aan de gezamenlijke paper over asiel en migratie van onder andere Nederland niet te hebben mee-ondertekend, maar deze nu wel volledig te kunnen ondersteunen.

Minister Opstelten wees op de eerdergenoemde gezamenlijke brief. Hij gaf aan dat Ministers voor de komende periode duidelijk de politieke richting aan moeten geven en trachten met de Europese Commissie een gezamenlijke agenda overeen te komen gericht op effectieve daden. Vervolgens heeft hij drie belangrijke aandachtspunten genoemd: (1) consolidatie met aandacht voor de implementatie van wat nu op tafel ligt, (2) subsidiariteit en (3) aandacht voor kosteneffectiviteit en rendement. Daarnaast vraagt hij de Europese Commissie pas met mededelingen en initiatieven te komen nadat daarover met de lidstaten debat is gevoerd. Hij noemt verder de voor Nederland belangrijkste thema’s: implementatie gemeenschappelijk Europees asielstelsel, effectief terugkeerbeleid, aanpak misbruik en fraude vrij verkeer van personen, cyber security (van extra groot belang), bestrijding georganiseerde criminaliteit met extra aandacht voor de bestuurlijke aanpak en een Europese forensische ruimte met aandacht voor standaardisering.

Griekenland vraagt als aankomend voorzitterschap aandacht voor de samenwerking met het Europees Parlement. De inbreng van de Raad zal verder worden voorbereid tijdens de Informele Raad eind januari in Athene en in Coreper begin volgend jaar.

Hierna vindt er een opsomming plaats van wat de andere lidstaten in het post-Stockholm programma terug zouden willen zien met veel herhaling van eerdergenoemde onderwerpen.

Er werd ook verwezen naar de joint-paper van het Salzburg Forum. Dit forum wil meer gebruik maken van nieuwe technologieën en samenwerking tussen agentschappen, in het bijzonder aan de buitengrenzen door Frontex en Europol.

Ook werd er gezegd dat er alleen nieuwe wetgeving op JBZ-terrein moet komen als een lacune is geïdentificeerd en de toegevoegde waarde is aangetoond. Daarnaast zouden alleen nieuwe initiatieven worden ontwikkeld na een goede kosten-baten analyse. Tevens werd er gezegd dat het GEAS nog niet heeft geleid tot een gelijke verdeling van verantwoordelijkheden en aanpassingen zijn vereist in de geest van solidariteit: «one size does not fit all».

Het Voorzitterschap concludeerde dat de lidstaten korte en beleidsgerichte richtsnoeren willen. Deze moeten flexibel zijn om in te kunnen springen op crisissituaties. De nadruk ligt op implementatie en gelijke behandeling van lidstaten. Eerst consolideren alvorens nieuwe initiatieven te starten. Daarnaast is het belangrijk dat wanneer er een evaluatie gedaan wordt de kosten en de baten tegen elkaar afgewogen worden.

Raad – wetgevende besprekingen

5. Diversen. Zie onder 3.

Raad – niet wetgevende besprekingen

6. Vrij verkeer van personen

– Eindverslag van de Commissie

De Commissie opende haar presentatie door te zeggen dat ze heeft geluisterd naar de geuite zorgen van Ministers en experts van de lidstaten en deze zorgen serieus neemt, vandaar het uitbrengen van deze mededeling die gebaseerd is op feiten en cijfers die door 22 lidstaten zijn aangeleverd. De Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 9 december 2013 zal ook over dit onderwerp spreken. Vrij verkeer is een recht dat met plichten komt; dit recht ziet op vrije circulatie, maar niet op het recht om te migreren naar de sociale voorzieningen van andere lidstaten. De mededeling verduidelijkt de regels van vrij personenverkeer en de mogelijkheden om misbruik tegen te gaan en geeft vijf concrete maatregelen om nationale en lokale autoriteiten te helpen. De vijf maatregelen zijn: een handboek schijnhuwelijken dat in samenspraak met experts uit de lidstaten is opgesteld is bijna klaar; een verduidelijking van het begrip «de plaats waar een persoon pleegt te wonen» in Verordening 883/2004; toename tot 20% van de sociale inclusie prioriteit van het Europees Sociaal Fonds; meer uitwisseling van geleerde lessen op lokaal niveau door een studie over de effecten van vrij personenverkeer op lokaal niveau en een conferentie van burgemeesters op 11 februari 2014. Tot slot hulp aan lokale autoriteiten om de regels van het vrij personenverkeer toe te passen door middel van o.a. een «online training module» en versterking van het EURES netwerk (Europees portaal voor beroepsmobiliteit). De Commissie sloot af met het verzoek om steun bij het uitvoeren van de vijf maatregelen en om samen zorg te dragen dat vrij verkeer van personen een groot goed blijft voor Europa en om ongefundeerde percepties over het vrij verkeer van personen tegen te gaan.

Staatssecretaris Teeven benoemde het vrij verkeer van personen als een van de grootste verworvenheden van de Europese Unie en dat het van groot belang is voor Nederland als handelsnatie. Dit wil echter niet zeggen dat de lasten van het vrij personenverkeer geen aandacht meer behoeven. Ook gaf hij aan dat het belangrijk is het draagvlak voor het vrij personenverkeer juist groot blijft en dat het daarom belangrijk is dat lidstaten beschikken over effectieve instrumenten om op te treden. Om dit goed te kunnen doen is het belangrijk dat lidstaten onderling geleerde lessen uitwisselen om fraude en misbruik zo goed mogelijk het hoofd te kunnen bieden. Met de mededeling zet de Commissie een belangrijke eerste stap om problemen met het vrij verkeer van personen te adresseren. De mededeling belicht terecht dat een aantal van de problemen zijn oorsprong heeft in de lidstaten van herkomst. Een beter en effectiever gebruik van het Europees Sociaal Fonds kan er toe bijdragen dat problemen voorkomen worden. Anderzijds doet de Mededeling onvoldoende recht aan de noodzaak voor effectieve instrumenten. Een voorbeeld hiervan is het concept handboek schijnhuwelijken, dat onvoldoende operationele handvatten biedt. Een ander punt is het opleggen van een verbod het grondgebied binnen te komen aan criminele EU-burgers. Nederland ziet het als een gedeelde verantwoordelijkheid van lidstaten en Commissie om zorg te dragen voor het behoud van dit draagvlak. Het actieplan is volgens Nederland dan ook vooral een eerste stap en zeker niet de afronding van het proces.

De meeste lidstaten gaven aan dat het vrij verkeer van personen inderdaad een grote verworvenheid is van de Europese Unie en dat dit recht beschermd moet worden tegen misbruik. Fraude en misbruik van sociale zekerheid moeten worden tegengegaan. Ook gaven de meeste lidstaten aan dat bepaalde acties van de Europese Commissie de lidstaten kunnen ondersteunen, maar dat deze nog niet voldoende oplossingen aandragen voor het oplossen van de problemen. Een aantal lidstaten daarentegen gaf aan dat de meeste mobiele Europese burgers naar andere lidstaten gaan om te werken en zijn daar meer actief aan het werk dan gemiddeld en doen minder beroep op sociale zekerheid. Deze lidstaten erkennen dat misbruik van sociale zekerheid bestaat, maar gaven ook aan dat dit probleem niet groot is.

Ter afronding reageerde de Europese Commissie met een constatering dat er een overweldigende steun is voor het fundamentele recht van het vrij verkeer van personen en dat er ook een erkenning is van de problemen van misbruik. De Commissie staat aan de kant van de lidstaten in de strijd daartegen. Het handboek schijnhuwelijken is in de laatste stadia van vaststelling in overleg met de experts van de lidstaten. Voorbeelden van lidstaten zullen worden opgenomen. De sociale zekerheid is een 100% nationale aangelegenheid en misbruik dient dus nationaal aangepakt te worden. Bij een serieuze inbreuk op de openbare orde is een inreisverbod mogelijk. De conferentie voor burgemeesters in februari 2014 is een goede gelegenheid om geleerde lessen uit te wisselen.

7. Terrorismebestrijding: Buitenlandse strijders en repatrianten vanuit het oogpunt van terrorismebestrijding, met name in verband met Syrië

– Presentatie door de EU-coördinator voor terrorismebestrijding en bespreking

De heer De Kerchove, EU-coördinator voor terrorismebestrijding (CTC) gaf een toelichting op een paper waarin – wat betreft de aanpak van jihadistische strijders en hun terugkeer in de EU – vier prioritaire gebieden voor vervolgacties zijn voorgesteld (preventie, informatie uitwisseling en reisbewegingen, strafrechtelijk antwoord en samenwerking met derde landen). De CTC verzocht om politieke steun voor de uitwerking van de door hem voorgestelde vervolgstappen en lichtte de vier gebieden kort toe.

Preventie: de CTC verwees naar de activiteiten van het Radicalisation Awareness Network en in het bijzonder de komende Cities Conferentie die eind januari 2014 plaatsvindt in Den Haag.

Wat betreft het monitoren van reis dat, dit gaat om data van bekende en onbekende personen. De CTC gaf aan niet te streven naar nieuwe systemen, maar stelt voor te inventariseren welke systemen er al bestaan opdat deze beter worden benut.

Strafrechtelijk antwoord: de CTC heeft dit gebied op eigen initiatief aangewezen, mede op basis van het recent verschenen Eurojust-rapport over foreign fighters.

Samenwerking met derde landen: wat de CTC betreft dient de nadruk te liggen op ondersteuning van de opbouw van capaciteit.

De lidstaten steunden de benadering van de CTC.

De Commissie gaf aan dat de aanpak van foreign fighters in beginsel een nationale (en lokale) aangelegenheid is. Er dient echter ook aandacht te zijn voor de mogelijk toegevoegde waarde van EU inspanningen. De Commissie gaf daartoe een overzicht van de activiteiten van de Commissie. Enkele van die activiteiten zijn de ontwikkeling van een Radicalisering & Recruitement programma dat naar verwachting eind januari 2014 gereed is en de eind januari 2014 te organiseren Cities Conference, die bedoeld is om best practices uit te wisselen om vertrek van jihadistische strijders vanuit de EU tegen te gaan. PNR en API data zijn nodig om foreign fighters te detecteren. Wat de Commissie betreft kan ook TFTP data hiervoor aangewend worden. Tot slot benadrukte de Commissie dat het nodig is dat SIS II beter gebruikt gaat worden.

De Externe Dienst van de EU (EDEO) benadrukte het belang van de link tussen externe en interne veiligheid en wees erop dat onderscheid gemaakt moet worden tussen personen die naar de strijdgebieden afreizen vanuit louter humanitaire overwegingen en personen die vertrekken om deel te nemen aan de (gewapende) strijd. Naast Syrië, dient er ook aandacht te zijn voor landen als Irak en Libanon. EDEO gaf aan de nadruk op preventie te steunen.

8. Diversen

– Resultaten van de ministeriële bijeenkomst EU-VS inzake JBZ

= Informatie van het voorzitterschap

Het Voorzitterschap gaf een toelichting op de EU-VS JBZ Ministeriële bijeenkomst van 18 november 2013. Surveillance en intelligence stonden hoog op de agenda en ook de voortzetting van de samenwerking op het terrein van dataprotectie is noodzakelijk.

Commissaris Malmström vulde aan dat het noodzakelijk is dat het vertrouwen tussen EU en VS wordt hersteld. Een ad-hoc EU-VS Werkgroep is daar mee bezig, naar aanleiding van de PRISM-affaire. Inzet is en blijft dat ook de data van EU-burgers onder dezelfde waarborgen vallen als die van VS-burgers. Ook is afgesproken de «Safe Harbour» uitgangspunten te herzien. Er moet zo spoedig mogelijk worden gekomen tot een afronding van de EU-VS «paraplu» overeenkomst betreffende gegevensbescherming.

Commissaris Malmström deelde ten aanzien van de door het Europees Parlement (LIBE) verzochte opschorting van de TFTP (Terrorism Financing Tracking Programme) overeenkomst mede dat onder meer op basis van gesprekken met de VS is vastgesteld dat er geen inbreuk door de NSA in het TFTP-systeem heeft plaatsgevonden. Er is voor de Commissie geen reden om overeenkomst op te schorten.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

9. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

– Essentiële elementen van de éénloketfunctie

Aan de orde was de «one-stop-shop» (voortaan OSS). De JBZ-Raad van oktober heeft geconcludeerd dat een effectieve OSS bestaat uit één toezichtbesluit, de rechtszekerheid moet bedienen en effectief en kostenbesparend moet zijn. De raadswerkgroep was gevraagd om de OSS verder uit te werken, maar een akkoord op de OSS bleef uit. Het Voorzitterschap verzocht om een reactie op de volgende twee vragen zodat meer duidelijkheid komt in de posities van de lidstaten: 1) Kunt u instemmen met het geven van exclusieve corrigerende bevoegdheden aan de toezichthouder van de hoofdvestiging, naast autoriserende bevoegdheden? 2) Zo niet, kunt u dan aangeven of in alle gevallen deze corrigerende bevoegdheden bij de nationale toezichthouder moeten blijven of dat bij sommige zeer belangrijke transnationale zaken de Europese Data Protectie Board (EDPB) de bevoegdheid krijgt om bindende besluiten te nemen?

De Commissie gaf aan er altijd voorstander van te zijn geweest dat een betrokkene bij elke nationale toezichthouder een klacht kan indienen om zijn grondrecht te kunnen uitoefenen. De OSS is een belangrijke pilaar van deze hervorming, zo stelt de Commissie. De JBZ-Raad van oktober en ook de Europese Raad heeft richtinggevende conclusies hierover aangenomen, zoals het Voorzitterschap al zei. Tijdens de onderhandelingen in de Raadswerkgroep is de bevoegdheid van de nationale toezichthouder uitgebreid en is gekeken naar een adequate verdeling van de bevoegdheden. Uiteindelijk is het compromis van het Voorzitterschap minder geworden dan de conclusies van de JBZ-Raad in oktober. Veel lidstaten zijn teruggekomen op de conclusies, er is meer twijfel gerezen en meer onduidelijkheid gekomen voor burgers en bedrijven. Kortom, het is geen betekenisvolle OSS meer, daarom kan de CIE niet instemmen. Ten slotte stelt CIE dat zij teleurgesteld zijn over de zeer late advisering van de Juridische Dienst van de Raad(JDR).

De JDR lichtte de eigen zienswijze toe. De rechtsbasis voor de verordening is artikel 16 VWEU. Dit artikel is gebaseerd op artikel 8 van het Handvest. Artikel16 VWEU is geen bepaling ter regulering van de interne markt, maar een artikel ter bescherming van de grondrechten van betrokkenen. De betrokkene heeft drie manieren om zijn rechtsbescherming in te roepen, te weten: 1) De betrokkene kan naar de nationale toezichthouder gaan met een klacht. Maar bij een klacht over een gegevensverwerking die onder de verantwoordelijkheid van een toezichthouder van een hoofdvestiging valt, heeft de nationale toezichthouder geen bevoegdheid en kan deze nationale toezichthouder niets anders doen dan de klacht doorzenden naar de bevoegde toezichthouder of een verzoek tot deze richten. 2) De betrokkene kan met zijn klacht naar de toezichthouder van de hoofdvestiging, omdat deze bevoegd is in zijn zaak. Dat kan soms ver weg van zijn eigen land zijn; en kost veel tijd, geld en energie. Op basis van het Handvest (o.a. artikel 74) en het EVRM is deze route, volgens de JDR, geen «effective remedy». 3) Bij «judicial redress» en «judicial review» is voor de JDR niet duidelijk welke instantie nu eigenlijk het definitieve besluit neemt en hoe deze parallelle procedures verlopen. Burgers kunnen trouwens bij «judicial redress» alleen maar genoegdoening halen. Kortom, de rechtsbescherming voor de burger is niet goed geregeld.

De mogelijke alternatieven zouden volgens de JDR kunnen zijn: 1) De betrokkene moet in beroep kunnen gaan bij de eigen nationale toezichthouder en rechter 2) er moet een Europese autoriteit met bindende bevoegdheden worden ingericht.

De JDR adviseert de Raad hier nog eens goed naar te kijken. Voordelen van de Europese oplossing zouden zijn: 1) geen forum shopping 2) een hoog beschermingsniveau (inclusief beroep bij het Hof) 3) gebruik van EU-bevoegdheid en 4) de nationale toezichthouders spreken met één stem.

De Commissie kan niet instemmen met de strekking van het advies. De Commissie heeft vanwege de aard van het beleidsgebied niet gekozen voor een Europese oplossing, maar juist voor een samenwerking van de betrokken nationale toezichthouders binnen de EU. Dit is een effectiever systeem met minder bureaucratie.

De Juridische Dienst van de Commissie (JDC) lichtte toe dat de Commissie nadrukkelijk artkel 16 VWEU heeft bevestigd als rechtsgrondslag voor de verordening om de grondrechten van de betrokkene te beschermen en niet om de interne markt te reguleren. Ook op die rechtsbasis is de structuur zoals gekozen in het oorspronkelijke CIE-voorstel goed te verdedigen. De JDC is van mening dat er geen problemen zijn met de rechtsbescherming uit het oogpunt van artikel 16 VWEU en deelt de conclusie van de JDR dus nadrukkelijk niet.

Het Voorzitterschap nodigt de lidstaten uit om hun reacties te geven op de gestelde vragen en de adviezen van de Juridische diensten.

1) Kunt u instemmen met het geven van exclusieve corrigerende bevoegdheden aan de toezichthouder van de hoofdvestiging, naast autoriserende bevoegdheden?

De Minister van Veiligheid en Justitie gaf aan dat Nederland altijd voorstander is geweest van een betekenisvolle «one-stop-shop»-oplossing. Een betekenisvolle «one-stop-shop» zorgt ervoor dat zaken met een grensoverschrijdend karakter of met een potentieel effect op de interne markt in één rechtsstelsel worden behandeld. De Minister benadrukte dat eenvormige interpretatie en handhaving van de verordening essentieel is. Alleen dan kan de doelstelling van harmonisatie een succes worden en kunnen te hoge nalevingskosten – voor Nederland een belangrijk punt – voor bedrijven worden vermeden. Op de vragen antwoorde de Minister dat Nederland er geen tegenstander van is, als de toezichthouder van de lidstaat van de hoofdvestiging de bevoegdheid krijgt om sancties op te leggen, en als hij bevoegd wordt tot voorafgaande autorisaties van gegevensverwerkingen. Voor Nederland is dit overigens niet noodzakelijkerwijs een exclusief recht. Een nationale toezichthouder heeft deze bevoegdheden namelijk ook, zolang het maar een nationale aangelegenheid is.

Op vraag 1 ontstond verder het volgende beeld. Zeker zes lidstaten gaven aan graag een betekenisvolle OSS te zien, met uitgebreide exclusieve bevoegdheden voor de toezichthouder van de hoofdvestiging. Wel moet er bij de uitoefening van die bevoegdheden een nauwe samenwerking met de betrokken nationale toezichthouders zijn. Sommige lidstaten vonden dat de toezichthouder van de hoofdvestiging alleen corrigerende bevoegdheden mag krijgen als de nationale toezichthouder hierin toestemt. Een lidstaat benadrukte dat het een goede zaak is als de nationale toezichthouder ook bevoegd wordt, ook al is er geen (hoofd)vestiging binnen het grondgebied; in het huidige digitale tijdperk moet dat geen probleem zijn. Het is jammer dat er bij de toepassing van de corrigerende bevoegdheden en rechtsbescherming weer territoriale grenzen worden getrokken, merkte een andere lidstaat op.

Zeker een zevental lidstaten gaf aan geen exclusieve bevoegdheden voor de toezichthouder van de hoofdvestiging te willen. Juist de nationale toezichthouder moet de corrigerende bevoegdheden houden. Er was wel wat steun voor het geven van autorisatiebevoegdheden aan de toezichthouder van de hoofdvestiging. Twee lidstaten benadrukten dat wat hen betreft exclusieve corrigerende bevoegdheden binnen het eigen grondgebied blijven, dus bij de nationale toezichthouder. Ook de burger moet hiertegen in bezwaar en beroep kunnen, binnen het eigen grondgebied.

Twee lidstaten gaven aan te kunnen instemmen met gedeelde corrigerende bevoegdheden voor de toezichthouder van de hoofdvestiging en nationale toezichthouder. Daarbij moet de toezichthouder van de hoofdvestiging ook passende bevoegdheden hebben om de eigen rol waar te maken. Maar ook door deze lidstaten werd benadrukt dat de nationale toezichthouder corrigerende bevoegdheden moet hebben.

Een lidstaat maakte een onderscheid tussen de corrigerende bevoegdheden voor de nationale toezichthouder in het kader van de nabijheid en rechtsbescherming en de toezichthouder van de hoofdvestiging. De toezichthouder van de hoofdvestiging moet de andere toezichthouders betrekken als hij een besluit wil nemen. Dit moet in goede samenwerking, volgens die lidstaat.

2) In geval van een negatief antwoord op vraag 1, kunt u dan aangeven of in alle gevallen deze corrigerende bevoegdheden bij de nationale toezichthouder moeten blijven of dat bij sommige zeer belangrijke transnationale zaken de EDPB de bevoegdheid krijgt om bindende besluiten te nemen?

Op vraag 2) gaf Minister Opstelten aan dat Nederland er voorstander van is om de EDPB een beslissende rol toe te kennen in grensoverschrijdende zaken, wanneer verschillen van inzicht blijken tussen de betrokken toezichthouders. Zo nodig moet de EDPB bindende uitspraken kunnen doen. Voorts gaf de Minister aan wel wat vragen te hebben bij het advies van de JDR. Het lijkt alsof de analyse eigenlijk maar twee oplossingen openlaat. Namelijk ofwel één Europese toezichthouder voor alle grensoverschrijdende dataprotectiezaken, ofwel het behoud van de bestaande toestand met 28 toezichthouders en een informele samenwerking. Wat Nederland betreft zou toch echt naar de mogelijkheden van een hybride model moeten worden gekeken. Tot slot gaf de Minister aan de adviezen van beide juridische diensten eerst nog eens goed te willen bestuderen en andere lidstaten op dit punt te steunen.

De lidstaten reageerden verder langs de volgende lijnen.

Een vijftal lidstaten vond dat de EDPB wel bindende besluiten zou moeten kunnen nemen, maar alleen in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als de toezichthouders het niet eens kunnen worden. Er werd verwezen naar de ER-conclusies. Twee lidstaten (HON FRA) gaven aan zeer te hechten aan het nabijheidsbeginsel. Rechtsbescherming van de burger is erg belangrijk. Daarom moeten burgers binnen hun eigen grondgebied kunnen optreden tegen besluiten van de nationale toezichthouder. Een lidstaat (Spa) legde de nadruk op de nationale toezichthouder die in overleg met de toezichthouder van de hoofdvestiging een bepaald besluit op kan leggen, maar onder bepaalde omstandigheden zou de EDPB wel bindende besluiten mogen nemen.

Een andere lidstaat gaf in aansluiting op de JDR aan dat juist een EDPB in het kader van de nabijheid voor de burger een adequate rechtsbescherming zou kunnen bieden.

Een enkele lidstaat (Bel) vond één Europees agentschap, zoals de EDPB met uitgebreide bevoegdheden, goed denkbaar.

Er werd ook gesteld dat juist vanwege de bescherming van grondrechten, zoals aangegeven door de JDR, vooral (ook) de nationale toezichthouders corrigerende bevoegdheden moeten worden gegeven.

Enkele andere lidstaten stelden dat de EDPB geen enkele bevoegdheid mag krijgen om bindende besluiten te nemen, en weer anderen vonden dat dat de vraag of de EDPB bindende besluiten moet kunnen nemen, eerst op technisch niveau moeten worden uitgewerkt en/of dat er vooral een rol zou moeten zijn voor de EPDB inzake geschillen tussen de nationale toezicht (Cyp KRO). Eén lidstaat vond dat het antwoord op deze vraag moet voldoen aan de eisen, zoals gesteld in het VWEU en het Handvest. Er werd in deze discussie ook gewaarschuwd (Lux) dat er geen politieke antwoorden worden geven op juridische vragen en andersom.

Diverse landen benadrukten dat het in dit dossier gaat om kwaliteit boven snelheid. En dat eerst duidelijk juridisch advies moet bestaan, gezien de uiteenlopende adviezen nu van de JDR en JDC. Wat kan nu wel en wat niet? Van besluitvorming nu kan geen sprake zijn, gaven veel lidstaten aan. Er werd vrees geuit dat de OSS geen verbetering is ten opzichte van de huidige situatie. Gewezen werd op het belang dat een OSS afgestemd moet zijn op de behoeften van het bedrijfsleven en de burgers en hun duidelijke garanties biedt.

De Commissie stelde aan het einde van de discussie dat de verordening primair is opgesteld om de grondrechten van de burgers te beschermen en rekening te houden met de interne markt aspecten van persoonsgegevens. Volgens de Commissie moet de discussie weer op technisch niveau worden voortgezet met in achtneming wat hier is gezegd.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de meningen over de bevoegdheidsverdeling tussen de nationale toezichthouder en de toezichthouder van de hoofdvestiging ter invulling van de OSS uiteenlopen. Het is van belang dat op technisch niveau verder vooruitgang wordt geboekt. Twee elementen zijn hierbij leidend: het nabijheidsbeginsel en een effectief systeem voor bedrijven. Ook zal er aandacht moeten worden besteed aan de rechtsbescherming, de onderlinge samenwerking tussen toezichthouders en de bevoegdheden voor de EDPB.

10. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen om de grensoverschrijdende inning van schuldvorderingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken

– Algemene oriëntatie

De Commissie gaf aan te hopen dat het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een Europees bevel tot conservatoir beslag op bankrekeningen snel wordt afgerond onder het Griekse Voorzitterschap.

De lidstaten die het woord namen, stemden, met uitzondering van één lidstaat, in met de algemene oriëntatie. Een aantal lidstaten maakte kritische kanttekeningen bij de werkingssfeer van artikel 17, terwijl andere lidstaten, waaronder Nederland, juist positief waren over de (beperkte) werkingssfeer van artikel 17.

De Minister bedankte namens Nederland het Voorzitterschap voor alle inspanningen met betrekking tot dit voorstel. Nederland is tevreden met de beperking van het mechanisme om rekeninginformatie te verkrijgen tot de gevallen dat er al een uitvoerbare titel is. De Minister gaf aan dat Nederland dan ook met het voorstel kan instemmen. Wel betreurt Nederland dat de materiële aansprakelijkheidsregel niet is overgelaten aan het nationale recht. De Minister benadrukte dat het opnemen van een materiële aansprakelijkheidsregel in het voorstel geen precedent moet scheppen voor andere instrumenten.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de Raad de compromistekst als algemene oriëntatie aanneemt en moedigde de lidstaten aan om snel voortgang te maken met de overwegingen.

11. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad betreffende insolventieprocedures

– Oriënterend debat

De Commissie leidde het debat over insolventieprocedures in en gaf aan een ambitieuzer document te wensen, maar het verder eens te zijn met de voorgelegde richtsnoeren.

De Minister gaf aan dat Nederland kan instemmen met de voorgestelde conclusies. Het voorstel heeft wat Nederland betreft op belangrijke punten aan kracht gewonnen. Volgens Nederland is het goed dat het belang wordt onderkend om maatregelen tegen forumshopping te nemen. Daarmee wordt voorkomen dat een debiteur voor een makkelijker afwikkeling van zijn faillissement naar een ander land gaat, ten koste van crediteuren. De Minister gaf verder aan dat Nederland verheugd is dat in de te koppelen nationale insolventieregisters ook opgelegde bestuursverboden kunnen worden opgenomen. Ten slotte steunt Nederland een betere samenwerking bij de afwikkeling van grensoverschrijdende faillissementen in de EU. De Minister riep het inkomende Griekse Voorzitterschap op dit dossier af te ronden en zegde daaraan namens Nederland steun toe.

Enkele lidstaten gaven aan te kunnen instemmen met het voorliggende voorstel, met één uitzondering, namelijk het deel dat gaat over de natuurlijke personen die geen onderneming exploiteren. Deze personen zitten in een andere positie dan rechtspersonen. Als informatie over deze natuurlijke personen terecht komt in registers, dan kunnen die registers misbruikt worden. Vanuit een oogpunt van proportionaliteit zou er geen verplichting moeten zijn om informatie over deze natuurlijke personen openbaar te maken. Dit kan de financiële en maatschappelijke situatie van deze personen schaden. Maar een groter aantal lidstaten was juist van mening dat gegevens over natuurlijke personen wel moeten worden opgenomen, en ook dat de basisinformatie in de registers gratis (via internet) toegankelijkheid moet zijn. Een lidstaat benadrukte daarbij wel dat er voldoende aandacht moet zijn voor de bescherming van de opgenomen gegevens van die natuurlijke personen. Een ander bracht nuance aan en vond dat de gratis toegang beperkt moet blijven tot het strikt noodzakelijke en dat er toegang tot bepaalde informatie tegen betaling moet kunnen zijn.

Er werd voorts opgemerkt dat het belangrijk is om te blijven nadenken over het voorkomen van forumshoppen met name als het gaat om insolventieprocedures waarbij natuurlijke personen zijn betrokken die geen economische activiteit uitoefenen. Er was verder veel steun voor het harmoniseren van de beroepstermijn.

Het Voorzitterschap stelde vast dat veel van de richtsnoeren kunnen worden ondersteund door de meeste lidstaten, maar constateerde ook dat een aantal lidstaten nog steeds problemen heeft met een aantal onderdelen van het voorstel. Daarmee moet rekening worden gehouden op het niveau van de Raadswerkgroep, aldus het Voorzitterschap.

12. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

– Algemene oriëntatie

De Commissie stelde dat de behandeling van dit voorstel een goed voorbeeld is van een Raad die snel heeft gewerkt, dit is een recordtijd. De wijziging van de Brussel I Verordening is een voorwaarde voor inwerkingtreding van de overeenkomst inzake het eengemaakt octrooigerecht (UPC- overeenkomst). De UPC-overeenkomst introduceert het Eengemaakt Octrooigerecht als een aan meerdere lidstaten gemeenschappelijk gerecht voor beslechting van bepaalde geschillen met betrekking tot Europese en unitaire octrooien. De Commissie steunde ook dat de lidstaten het Benelux Gerechtshof als een aan meerdere lidstaten gemeenschappelijk gerecht in de Brussel I verordening opnemen en gaf aan tevreden te zijn met het resultaat.

Eén lidstaat stemde tegen dit voorstel. Het Voorzitterschap concludeerde dat het voorstel is aanvaard als een algemene oriëntatie.

13. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk Europees kooprecht

– Informatie van het voorzitterschap

Het Voorzitterschap lichtte toe dat uit de discussies van de Raadswerkgroep is gebleken dat het nog prematuur is om de Raad nu te vragen hierover een debat te voeren. Er zijn te veel onopgeloste problemen. Het Voorzitterschap stelde dat er zorgvuldig moet worden gekeken naar de bijlagen bij het voorstel, waarin alle technische regels staan. Het is van cruciaal belang dat hier voldoende tijd voor wordt uitgetrokken. In het EP is de suggestie gedaan om de werkingssfeer te beperken en de Raad zal dit met grote belangstelling volgen.

De Commissie dankte het Voorzitterschap voor de geboekte voortgang. De Commissie kondigde aan alle punten te zullen bespreken en opheldering te bieden waar dat nodig is.

14. Diversen

– Informatie van het voorzitterschap over lopende wetgevingsvoorstellen

Het Voorzitterschap noemde kort: (i) het Europees onderzoeksbevel: na twee jaar is er overeenstemming in de Raad, gisteren was er stemming in de LIBE-commissie; doel is om de richtlijn begin volgend jaar formeel aan te nemen, (ii) het Europees Openbaar Ministerie/Eurojust wordt besproken tijdens ministerslunch (zie hierna), (iii) het akkoord met het Europees Parlement over de confiscatie richtlijn, (iv) het Meerjarig Financieel Kader/justitie: op 10 december vindt de plenaire stemming plaats in het Europees Parlement, met als doel adoptie op de LNV-Raad van 16 december, (v) huwelijksvermogensrechtelijke regimes/geregistreerde partnerschappen: het werk is op technisch niveau afgerond maar er zijn nog politieke bezwaren in een enkele lidstaat, (vi) de vereenvoudiging inzake aanvaarding van bepaalde openbare akten. Het werk wordt voortgezet onder Grieks Voorzitterschap.

15. Conclusies van de Raad over de bestrijding van haatcriminaliteit

– Aanneming

Het Voorzitterschap verwees naar een conferentie over haatmisdrijven georganiseerd door het Voorzitterschap en het Grondrechtenagentschap (FRA). De directeur van het FRA, de heer Kjaerum, wees op de onderzoeken van het FRA naar (a) bedreigingen van Roma met een racistische intentie en (b) de aanwezigheid van antisemitisme in de lidstaten. Beide onderzoeken wijzen volgens het FRA op een zorgwekkende ontwikkeling. De heer Kjaerum benadrukte dat het nodig is voor lidstaten om op het terrein van bestrijding van haatcriminaliteit nationale strategieën te ontwikkelen. Het FRA biedt zijn expertise aan de Raad aan als follow-up op deze Raadsconclusies.

De Raadsconclusies werden aangenomen zonder interventie van de lidstaten.

16. Conclusies van de Raad inzake het Verslag over het EU-burgerschap 2013

– Aanneming

In het burgerschapsverslag noemt de Europese Commissie maatregelen om de rechten van de EU-burgers verder te versterken. Het gaat om een reeks maatregelen om belemmeringen aan te pakken waarmee burgers in hun dagelijks leven te maken hebben. Het Voorzitterschap merkte op dat deze conclusies passen in de activiteiten met betrekking tot het Europees Jaar van de Burger 2013. Dit jaar zal op 12 en 13 december worden afgesloten met een slotbijeenkomst in Vilnius. De Raadsconclusies werden aangenomen zonder interventie van de lidstaten.

17. Conclusies van de Raad over de evaluatie van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

– Aanneming

De activiteiten van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) zijn overeenkomstig de bepaling in de oprichtingsverordening extern geëvalueerd. De evaluatie was positief. Het had wel als belangrijk aandachtspunt dat de samenwerking met lidstaten moet worden verbeterd. De Raadsconclusies over de evaluatie werden aangenomen zonder interventie van de lidstaten.

18. Justitiële aspecten van het Europees semester, waaronder het scorebord voor justitie

– Presentatie door de Commissie en gedachtewisseling

Directeur-Generaal van Justitie mevrouw Le Bail bracht namens de Commissie drie punten naar voren om de achtergrond te schetsen van het onderbrengen van justitiële aspecten in het Europees semester en het uitbrengen van het Justice Scorebord: (1) de Commissie heeft programmalanden als Portugal en Griekenland gesteund bij het verbeteren van hun justitiële systemen in het kader van hun hervormingsprogramma’s. Een slecht functionerend rechtssysteem ondermijnt het vertrouwen van ondernemingen. Justitie is dan ook een structurele component van deze hervormingsprogramma’s. Het is belangrijk voor de economische groei, maar ook voor het wederzijds vertrouwen van lidstaten in elkaars gerechtelijke uitspraken. De Commissie heeft het Justitie Scorebord ontwikkeld als input in het Europees semester. (2) Het Scorebord geeft een overzicht in het functioneren van rechtssystemen in lidstaten en draagt daarmee bij aan een gelijke behandeling van lidstaten. De Commissie wil nu de dialoog over het Scorebord met lidstaten en andere stakeholders intensiveren. (3) De Commissie gebruikt voor het Scorebord meerdere bronnen. Onafhankelijke informatie is hierbij van groot belang.

Hoewel er bij sommige lidstaten begrip is voor het idee achter het Scorebord, uitten diverse lidstaten grote zorgen omtrent het Scorebord. Het Scorebord gaat verder dan het terugdringen van administratieve lastendruk en grijpt in op het strafrecht in lidstaten en het functioneren van de rechtsstaat, vonden enkelen. Lidstaten gaven aan dat het een aantasting is van de rechterlijke onafhankelijkheid. Ook dreigt het Scorebord werk van andere organisaties te dupliceren en zorgt het voor extra werklast voor de lidstaten. Er werd ook getwijfeld aan het nut van het Scorebord voor het wederzijds vertrouwen omdat lidstaten nu eenmaal andere tradities hebben in hun rechtsstaat. Voorts werd gesteld dat de informatie in het Scorebord 2013 niet goed vergelijkbaar is van lidstaat tot lidstaat. Hoe komt bepaalde informatie tot stand in het Scorebord? Er werden vraagtekens gesteld bij de methodologie. Ook werd de rechtsgrondslag ter discussie gesteld; het verbeteren van rechtssystemen is geen bestanddeel van macro-economische politiek, aldus een lidstaat.

Het Voorzitterschap concludeerde dat verschillende lidstaten twijfels hebben over de redenen die de Commissie aanvoert voor het uitbrengen van het Scorebord, alsook over de relatie tussen justitie-aspecten en macro-economie. Er moet een dialoog komen tussen de Commissie en de lidstaten op basis van objectieve en vergelijkbare gegevens. Er ligt volgens het Voorzitterschap een duidelijke methodologie onder het Scorebord.

19. Toekomstige ontwikkeling van het JBZ-gebied/Justitie

Het Voorzitterschap bedankte de lidstaten voor hun bijdragen, welke worden gebundeld en toegezonden aan de lidstaten. De bespreking tijdens deze Raad is vooral bedoeld om de voortgang van het proces van het Post Stockholmprogramma (PSP) te bespreken.

Minister Opstelten uitte bijzondere waardering richting Zweden en Finland als mede-initiatiefnemers van de gezamenlijke brief van 8 lidstaten met «guiding principles». Kernelementen in het PSP moeten volgens Nederland zijn: consolidatie, kostenefficiëntie, subsidiariteit en de focus op praktische zaken en praktische samenwerking. Lidstaten dankten Nederland voor het initiatief voor deze brief.

Andere lidstaten gaven aan dat de Raad de regie moet hebben bij het opstellen van de strategische richtsnoeren als opvolger van het PSP. Het is niet de bedoeling dat de Commissie in haar «Mededeling PSP» voorbijgaat aan de inbreng van de Raad. Er werd behoefte geuit voor een PSP gericht op kwaliteit in plaats van kwantiteit. Een onderdeel van het PSP zou moeten zijn de versterking van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten. Ook hoogwaardige bescherming van fundamentele rechten en aandacht voor subsidiariteit werden genoemd.

Het Voorzitterschap concludeerde dat het PSP geen catalogus van wensen moet worden.

20. Toetreding van de Europese Unie tot het EVRM

– Stand van zaken

Het Voorzitterschap lichtte toe dat de Commissie een verzoek heeft ingediend voor een advies bij het Hof van Justitie. Op verzoek van veel lidstaten heeft het Voorzitterschap vervolgens het verzoek gedaan aan de Commissie voor een geconsolideerde tekst van de bijbehorende interne regels. De Commissie gaf aan met een geconsolideerde tekst te komen nadat het Hof uitspraak heeft gedaan en merkte op dezelfde doelstelling te hebben als de Raad, te weten een zo spoedig mogelijk afronding van de toetreding. Er waren geen interventies van lidstaten.

21. e-Justitie

a) Strategie inzake Europese e-Justitie 2014–2018

– Aanneming

b) Tijdens het tweede halfjaar van 2013 verrichte werkzaamheden

– Informatie van het voorzitterschap

Het Voorzitterschap merkte op dat de strategie de basis moet zijn van een actieplan dat in 2014 komt. De Raad nam de strategie aan zonder interventies van lidstaten.

22. Diversen

i) Resultaten van de ministeriële bijeenkomst EU-VS inzake JBZ

– Informatie van het voorzitterschap

Het Voorzitterschap gaf een zelfde overzicht als op 5 december.

ii) Presentatie door Griekenland van het programma van het aantredende voorzitterschap (januari–juni 2014)

De Griekse Minister gaf aan dat het Griekse Voorzitterschap nadruk zal leggen op de voorbereiding van het Post Stockholprogramma. Verder zal worden ingezet op een algemene oriëntatie over het gegevensbeschermingspakket. Ook het bereiken van een akkoord in de Raad over insolventie is belangrijk. Verder zal ingezet worden op het afronden van het Europees bankbeslag, de PiF-richtlijn (bestrijding EU fraude), de richtlijn marktmisbruik en de richtlijn euro-valsemunterij. Op civiel gebied is het Europees kooprecht van belang.

23. Werklunch – Europees Openbaar Ministerie

Tijdens de lunch is gesproken over het proces rond de gele kaart in relatie tot het Europees Openbaar Ministerie. Hier zij verwezen naar de afzonderlijke brief van 12 december 2013 van de Minister van Veiligheid en Justitie, aan de Tweede Kamer over deze lunch.

Naar boven