32 317 JBZ-Raad

Nr. 187 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2013

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het verslag aan van de Informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Vilnius op 18 en 19 juli 2013.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Verslag van de informele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 18-19 juli 2013 te Vilnius

Belangrijkste resultaten

Vierde jaarrapport immigratie en asiel

Aan hand van het jaarrapport hadden interveniërende lidstaten wisselende standpunten over de mate van stimulering van arbeidsmigratie. Zo werd er door onder meer Nederland gesteld dat een selectief beleid t.a.v. arbeidsmigratie gevoerd moet worden; de EU moet aantrekkelijker worden voor migranten die een positieve bijdrage aan de economie kunnen leveren. Het gaat hier primair om hoogopgeleide arbeidsmigranten. Een meerderheid van de interveniërende lidstaten stond positief tegenover intra-EU mobiliteit. Enkele lidstaten gaven aan positief te staan tegenover legale migratie om tekorten op de arbeidsmarkt op te lossen, anderen stonden hier kritischer tegenover. Enkele lidstaten, waaronder Nederland, wezen verder op het belang van een effectief terugkeerbeleid. Een paar lidstaten die kampen met een bovengemiddelde instroom van migranten vroegen aandacht voor het principe van solidariteit in de vorm van financiële steun, maar ook in de vorm van relocatie. Ook vroeg een aantal lidstaten om meer aandacht voor de aanpak van illegale migratie. De komende jaren ligt de nadruk op de implementatie van het GEAS.

Vluchtelingenbescherming Syrië

De lidstaten verwelkomden de voorbereidingen voor het EU Regionaal Beschermingsprogramma (RPP), de meeste lidstaten zijn voorstander van opvang in de regio. Er werd gewezen op de rol van het EASO bij het zorgdragen voor een zelfde behandeling van Syrische asielaanvragen in alle lidstaten.

Cybersecurity

Er was brede steun van de lidstaten om meer aandacht te geven aan het belang van publiek private samenwerking op het gebied van cybersecurity, ten behoeve van het vergroten van de veiligheid maar ook om het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te versterken. De lidstaten steunden het voorstel dat de Friends of the Presidency Group on Cyber Issues betrokken zal zijn bij de uitvoering van de EU cybersecurity strategie.

Toekomstige ontwikkeling van het JBZ-terrein

Er was overeenstemming in de Raad om in december 2013 te komen tot de hoofdlijnen van het post-Stockholm programma. Uitgangspunten worden volgens de lidstaten implementatie en consolidatie van bestaande wet- en regelgeving en aandacht voor de externe dimensie van het JBZ-terrein. Op het gebied van justitie zal het moeten gaan om de bescherming van de fundamentele rechten (aangewakkerd door het debat over gegevensbescherming), het principe van wederzijdse erkenning/wederzijds vertrouwen, meer justitiële en operationele samenwerking, de toegang van bedrijven en burgers tot het recht, het actief gebruik van ICT/e-justice. Op het terrein van asiel, migratie en veiligheid noemden de meeste lidstaten als belangrijkste uitgangspunten de strijd tegen illegale immigratie, conditionaliteit en terugkeerbeleid en een modern en effectief grensbeheer.

Gegevensbescherming

De Commissie en enkele lidstaten wezen op de kwestie rond het Amerikaanse PRISM programma, en het belang daarvan voor de onderhandelingen over de verordening gegevensbescherming. Daarnaast vond een technische discussie plaats over de samenhang en samenwerking in het toezicht door de nationale onafhankelijke gegevensbeschermingsautoriteiten en de op te richten European Data Protection Board (EDPB). Het grootste deel van de lidstaten is voorstander van het inperken van het aantal zaken dat door nationale gegevensbeschermingsautoriteiten aan de EDPB voorgelegd kan worden.

I. Immigratie en Asiel

1. Vierde jaarrapport immigratie en asiel

De mededeling over het vierde jaarverslag inzake immigratie en asiel bevat een overzicht van de geboekte vooruitgang in 2012 op de afspraken die zijn vastgelegd in het Stockholm Programma en het Europees Pact voor Asiel en Migratie. De lidstaten reflecteerden op een aantal vraagstukken:

  • 1. Hoe kan het Europese migratiebeleid het beste bijdragen aan groei en economisch herstel en daarnaast de openheid en geloofwaardigheid van de EU waarborgen? En hoe kan de bijdrage van migranten aan de Europese economie worden gemaximaliseerd?

  • 2. Zijn ruimere mogelijkheden voor intra EU-mobiliteit voor derdelanders een antwoord op mogelijke tekorten op de arbeidsmarkt, en zou het bijdragen aan specifieke behoeften op de arbeidsmarkt?

  • 3. Wat zouden de prioriteiten van de Raad moeten zijn de komende periode in het licht van de bevindingen van het jaarlijkse verslag?

Commissaris Malmström wees op de conclusies van de OESO «International Migration Outlook» en het «European Vacancy and Recruitment Report 2012». Dit rapport laat volgens de Eurocommissaris zien dat de bijdragen van migranten aan de economie positief is of ten minste neutraal. Door de crisis is de arbeidsmarktsituatie van derdelanders verslechterd. De Commissie gaf aan van mening te zijn dat de EU meer kan doen om intra EU-mobiliteit te verbeteren en de EU aantrekkelijker te maken voor migranten. Daarom wil de Commissie dat nu haast gemaakt wordt met de richtlijn seizoenarbeiders en ICT («intra-corporate transferees»).

Veel lidstaten, waaronder Nederland en lidstaten aan de Oost- en Zuidgrens van de EU, benadrukten dat de bestrijding van illegale immigratie meer aandacht behoeft. Op het terrein van legale migratie en intra-EU mobiliteit gaf Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten namens Nederland aan dat alleen selectief migratiebeleid kan bijdragen aan economische groei en herstel. Het migratiebeleid moet met name zijn gericht op hooggekwalificeerde migranten. Voorts is Nederland voorstander van intra-EU mobiliteit voor hoger opgeleiden. Toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt zullen echter primair binnen de EU opgelost moeten worden door hervormingen van onder andere arbeidsmarkt en pensioenstelsels, aldus de Minister.

Ook een aantal andere lidstaten gaf aan voorstander te zijn van intra-EU mobiliteit voor hoger opgeleiden. Enkele lidstaten gaven aan positief te staan tegenover legale migratie om tekorten op arbeidsmarkt op te lossen, maar enkele anderen stonden hier kritischer tegenover. Verder werd erop gewezen dat het legale migratiebeleid moet zijn toegesneden op de lokale arbeidsmarkt, en die verschilt nogal van lidstaat tot lidstaat.

Minister Opstelten gaf in het kader van een effectief terugkeerbeleid en conditionaliteit aan, dat Nederland de EU graag tot een gezamenlijke strategie ziet komen om uitvoering te geven aan het principe van conditionaliteit. De lidstaten moeten allen eenzelfde boodschap overbrengen aan derde landen. In het huidige stelsel zijn er geen consequenties verbonden aan het niet meewerken aan terugkeer. Nederland werd gesteund door diverse lidstaten. Door een enkele lidstaat werd gewaarschuwd voor een negatieve toon in de relatie met derde landen.

Verder werd er door een tweetal lidstaten die kampen met een bovengemiddelde instroom van migranten nog aandacht gevraagd voor het principe van solidariteit in de vorm van financiële steun, maar ook middels relocatie, en gaf een lidstaat aan voorstander te zijn van gezamenlijke grenspatrouilles. Een andere lidstaat hield een pleidooi voor effectiever optreden tegen mensensmokkel.

Het Voorzitterschap vatte de discussie samen. De komende jaren ligt de nadruk op de implementatie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). Solidariteit tussen lidstaten is onder meer wat betreft relocatie van belang, en er is steun van lidstaten om te werken aan een effectief terugkeerbeleid. Ten aanzien van legale migratie vinden de meeste lidstaten dat deze vooral bevorderd moet worden door intra-EU mobiliteit.

2. Vluchtelingenbescherming Syrië

De lidstaten discussieerden op basis van de door het Voorzitterschap gestelde vraag hoe een gelijkwaardige behandeling van asielzoekers en vluchtelingen uit Syrië kan worden bereikt in alle lidstaten.

UNHCR gaf aan dat de stroom Syrische vluchtelingen inmiddels is gestegen tot 1,8 miljoen, en dat er tekenen van instabiliteit ontstaan in omringende landen die veel vluchtelingen herbergen. Hoewel de meeste vluchtelingen in de regio blijven, is het van belang om solidariteit te tonen. UNHCR, gesteund door het IOM, deed een oproep aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat asielaanvragen overal in de EU op een snelle, goede en gelijkvormige manier worden behandeld.

Commissaris Malmström dankte UNHCR en IOM voor hun werk en deed een beroep op de lidstaten om gehoor te geven aan de oproep van UNHCR. Ze wees er op dat de voorbereiding van het RPP nagenoeg is afgerond en deed een beroep op de lidstaten om humanitaire visa te verstrekken aan Syriërs met (familie)banden in de EU.

Minister Opstelten gaf namens Nederland aan gehoor te geven aan de oproep van UNHCR om Syrische vluchtelingen te hervestigen. Nederland is van mening dat het niet moet uitmaken voor de uitkomst van een asielaanvraag waar deze in de EU wordt ingediend. De Minister gaf aan benieuwd te zijn naar het beeld van de inwilligingspercentages voor Syrische vluchtelingen in de verschillende lidstaten om beter in te kunnen schatten in hoeverre eventuele nadere acties nodig zijn.

Duitsland gaf aan dat, vanwege de verslechtering van de situatie in de Syrië omringende landen, de EU minder kan leunen op opvang in de regio. Daarom heeft Duitsland aangeboden 5.000 beschermingsbehoeftige Syriërs uit de omringende landen van Syrië tijdelijk op te nemen.

Enkele andere lidstaten gaven daarop aan dat de opvang primair in de regio plaats moet blijven vinden, waarbij de EU wel voorbereid moet zijn op een grotere stroom asielzoekers richting de EU gezien de omstandigheden in de regio.

Diverse lidstaten gaven aan het eens te zijn met UNHCR en de Commissie dat in de EU asielzoekers op dezelfde manier moeten worden behandeld. Er is brede steun voor het RRP, en een enkele lidstaat gaf aan financiële steun te hebben gedoneerd hiervoor.

Het Voorzitterschap gaf aan tevreden te zijn met de aanvullende financiële steun door lidstaten en de brede steun voor het RPP, en stelde vast dat belangrijker dan hervestiging is dat asielverzoeken gelijk behandeld worden. Het EASO (het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken) speelt daarbij een belangrijke rol.

II. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

3. Cyber security

Het Voorzitterschap had de lidstaten twee vragen gesteld:

  • 1. Hoe dragen JBZ-actoren zowel op nationaal niveau als multinationaal bij aan het creëren van synergie en versterken van de samenwerking tussen verschillende cybersecurity-stakeholders, en hoe kan deze bijdrage worden verbeterd, in het bijzonder ten behoeve van betere preventie en een beter gerichte respons op cyber incidenten?

    Commissaris Malmström verwelkomde de adoptie van de Raadsconclusies over de EU Cybersecurity strategie en benoemde als goede voorbeelden van samenwerking tussen de cyber-security stakeholders de publiek private samenwerking via het NIS-platform, en de vestiging van het European Cybercrime Centre (EC3). Zij nodigde alle lidstaten uit daar volledig aan deel te nemen.

    Namens Europol gaf directeur Wainwright aan dat Europol er samen met de lidstaten in slaagt om het «darknet» van het internet, die delen van het internet die criminelen gebruiken om zaken te doen, steeds beter in kaart te brengen. Dit is bij uitstek een terrein waar publiek-private samenwerking behulpzaam is. Europol verzoekt de lidstaten om meer samen te werken en informatie te delen tussen nationale cybercrime centra, want cybercriminaliteit wordt steeds professioneler en grootschaliger.

    Voorzitter Lopez Aguilar van de LIBE-commissie van het Europees Parlement (EP) benadrukte dat proportionaliteit en noodzaak van nieuwe wetgeving in balans moeten zijn. Het EP wil haast maken met de verordening en richtlijn gegevensbescherming. Daarnaast heeft het EP een onderzoek ingesteld naar PRISM en zal het voor eind 2013 een rapport presenteren.

    Namens het European Network and Information Security Agency (ENISA) werd toegelicht dat wordt bijgedragen aan effectieve netwerk- en informatiebeveiliging door het delen van informatie en beste praktijken, vooral met publieke (incl. Computer Emergency Response Teams) en private actoren.

    Er was brede steun onder de lidstaten om meer aandacht te geven aan het belang van publiek-private samenwerking op het gebied van cybersecurity, ten behoeve van het vergroten van de veiligheid maar ook om het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te versterken.

    Er werd gewezen op het belang van vrije toegang tot het internet, van transparantie en gegevensbescherming. De EU moet voorkomen dat groepen zich aan de invloedssfeer van EU wetgeving onttrekken door zich elders te vestigen.

    Minister Opstelten gaf verschillende voorbeelden van publiek-private samenwerking in Nederland, om de meerwaarde hiervan te onderstrepen. Hij gaf aan dat Nederland het Network and Information Security (NIS) Platform zeer nuttig acht. Nederland is een groot voorstander van een integrale benadering van de EU cybersecurity strategie.

    De lidstaten steunden tot slot het voorstel dat de Friends of the Presidency Group on Cyber Issues betrokken zal zijn bij de uitvoering van de EU cybersecurity strategie.

  • 2. Welke maatregelen worden genomen of zouden kunnen worden geïmplementeerd om cyber capaciteitsopbouw te verbeteren en samenwerking in de rechtshandhaving te bevorderen? Hoe kunnen deze maatregelen beter worden gestroomlijnd om complementariteit te garanderen en een optimale toewijzing van middelen? Wat zijn de «best practices» vanuit de rechtshandhavingsgemeenschap om een betrouwbare ICT te realiseren?

    Commissaris Malmström gaf aan dat, wat betreft capaciteitsopbouw en training, de Commissie Cybercrime Centers of Excellence zal blijven financieren. CEPOL en EC3 kunnen trainingen blijven verzorgen op verzoek. Volgens de Commissie moeten trainingen ontwikkeld worden op het terrein van digitaal forensisch onderzoek en malware. Volgens de Commissie moet het rapporteren van cybersecurity incidenten beter. De Commissie is dan ook tevreden met het aanstaande akkoord over de richtlijn aanvallen tegen informatiesystemen en met de onderhandelingen over de richtlijn netwerk- en informatiebeveiliging (NIB-richtlijn).

    Minister Opstelten gaf aan dat Nederland het EC3 ziet als aanjager en spelverdeler bij de vergroting van operationele capaciteit om cybercrime aan te pakken. Er moet volgens Nederland gewerkt worden aan de verduidelijking en versterking van het juridisch kader. Niet alleen de Raad van Europa, ook de EU moet zich hierover uitspreken. De Minister lichtte toe dat, gelet op de problemen die rechtshandhavingsdiensten tegenkomen als ze effectief willen optreden tegen cybercrime, Nederland een wetsvoorstel in ontwikkeling heeft dat bevoegdheden creëert om onder gereglementeerde voorwaarden heimelijk en op afstand computers binnen te dringen. De Minister bood aan dat Nederland graag informatie hierover deelt met andere lidstaten.

4. Toekomstige ontwikkeling van het JBZ-terrein

Dit onderwerp werd besproken op 18 juli (Migratie-deel) en op 19 juli (Justitie-deel). De discussie was een eerste gedachtewisseling over de opvolger voor het huidige meerjarenbeleidskader op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken, het zgn. Stockholm Programma (2010–2014).

Het Voorzitterschap benadrukte, in algemene zin, waarde te hechten aan nauwe interinstitutionele samenwerking, een transparant werkproces en een voortzetting van de discussie in de desbetreffende Raadswerkgroepen. Dit agendapunt wordt weer geagendeerd voor de JBZ-Raad van december 2013. Het is de bedoeling om dan een inzet op hoofdlijnen overeen te komen, ter voorbereiding van de Europese Raad van juni 2014 waar strategische richtsnoeren vastgesteld zullen worden.

Diverse lidstaten, waaronder Nederland, gaven steun aan dit tijdspad en deze aanpak. Veel lidstaten steunden ook de mogelijkheid om het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 en de opvolger van het Stockholm Programma samen te laten vallen; het gaat om coherentie van beleidsprioriteiten en de beschikbare fondsen op het JBZ-terrein.

Consolidatie en implementatie zijn volgens het Voorzitterschap de algemene kernthema’s de komende periode. Op specifiek het gebied van Veiligheid en Justitie zijn de kernthema’s de bescherming van de fundamentele rechten van EU-burgers, het principe van wederzijdse erkenning, meer actieve justitiële samenwerking, toegang tot het recht voor bedrijven en burgers, en actief gebruik van ICT. Op het terrein van asiel, migratie en veiligheid zijn de kernthema’s praktische samenwerking en synergie tussen de agentschappen.

De Commissie gaf aan dat de Commissarissen Reding en Malmström in maart 2014 twee mededelingen zullen presenteren, ter voorbereiding op de Europese Raad in juni 2014. De nadruk komt te liggen op implementatie en consolidatie. Samenwerking op JBZ-terrein moet het wederzijds vertrouwen versterken.

Commissaris Reding stelde dat er ook na 2014 aandacht moeten blijven bestaan voor rechtsstatelijkheid binnen de Unie. Op 21 en 22 november 2013 zal een conferentie georganiseerd worden («Assises de la Justice») die brede inspraak van burgers en andere belanghebbenden naast het EP en lidstaten, als doel heeft.

Commissaris Malmström benadrukte de noodzaak van een evidence-based benadering, en wees op de noodzaak om integraal beleid te maken in combinatie met andere beleidsterreinen en om de externe dimensie van het EU-beleid op te zoeken. Prioriteiten na 2014 moeten gelinkt zijn aan Europa 2020, de groeistrategie van de EU. Commissaris Malmström legde inhoudelijk de nadruk op het belang van arbeidsmigratie en legale migratie voor de Europese economieën, van de effectieve integratie van migranten in de samenleving, de consolidatie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, het versterken van de rule of law, de strijd tegen corruptie en het blijven bouwen aan een Europa dat haar burgers bescherming kan bieden door onder meer fundamentele rechten te beschermen en georganiseerde criminaliteit te bestrijden.

Voorzitter Lopez Aguilar van de LIBE-commissie van het EP gaf aan dat de commissie Juridische Aangelegenheden (JURI), Constitutionele Zaken (AFCO) en LIBE voor eind 2013 met een rapport komen over de visie van het EP op het Post-Stockholm programma. Voor het EP is de grootste uitdaging de praktische vertaling van politieke ambities op JBZ-terrein. Het EP wil een discussie over een EU-aanpak van het strafrecht, waarbij de heer Lopez Aguilar aangaf ook voorstander te zijn van minimumstraffen. LIBE is verheugd met het voorstel voor een Europees Openbaar Ministerie (EOM), maar dit zou veelomvattender moeten zijn; het EOM moet ook zware misdaad kunnen aanpakken. Voorts zet het EP in op bescherming van fundamentele rechten en procedurele rechten van kwetsbare personen in het strafproces. En er moet meer aandacht komen voor justitiële samenwerking en worden ingezet op training van professionals.

Nederland en andere lidstaten benadrukten het belang van het nemen van politieke verantwoordelijkheid voor de resultaten van samenwerking op het JBZ-terrein. Enkele lidstaten stelden ook dat een programma op hoofdlijnen en een focus op implementatie en consolidatie een mooie ambitie is, maar niet genoeg resultaten biedt. Samenwerking op JBZ-terrein kan niet alleen over consolidatie gaan, maar ook over wat er nog meer nodig is. Volgens deze lidstaten wordt het JBZ-terrein gekenmerkt door nauwe verbondenheid met nationale politiek, en het is aan de Raad om heldere frames en prioriteiten aan te geven.

Naar aanleiding van de vragen van het Voorzitterschap spitste de discussie zich toe op de vraag wat de voornaamste strategische prioriteiten na 2014 zijn.

Beide beleidsterreinen

Nederland en meerdere andere lidstaten achtten consolidatie van reeds aangenomen wet- en regelgeving de voornaamste prioriteit en legden ook nadruk op hoogwaardige implementatie van bestaande wet- en regelgeving.

Er moet volgens een aantal lidstaten, waaronder Nederland, meer aandacht komen voor de integratie van de externe dimensie van het JBZ-beleid. Minister Opstelten gaf aan dat er meer gebruik moet worden gemaakt van bestaande samenwerkingsvormen en juridische instrumenten. Enkele lidstaten willen meer uitwisseling van kennis en training.

Veiligheid en Justitie, grondrechten en burgerschap

Veel lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan prioriteit te willen geven aan de bescherming van fundamentele waarden voor en rechten van EU burgers.

Daarbij werd door enkele lidstaten gewezen op de discussie over en ontdekking van PRISM, welk programma aantoont dat digitale communicatie erg kwetsbaar is. De burger moet uitgelegd worden hoe zijn/haar privacy beschermd kan worden en wat er gebeurt met hun data. De JBZ-Raad moet volgens deze lidstaten de boodschap afgeven dat de bescherming van burgers serieus genomen wordt. In het verlengde daarvan wezen andere lidstaten op het belang van de externe dimensie van het beleid van de Unie. Er werd benadrukt dat het vinden van een balans tussen de noodzaak van veiligheidsdiensten om informatie te verzamelen en de fundamentele rechten van burgers een belangrijke kwestie is die niet alleen binnen de relatie EU-VS speelt.

Voorts gaven de lidstaten elk afzonderlijk, soms door andere lidstaten gesteund, de volgende strategische prioriteiten aan:

  • Stimulatie van economische groei (voortzetting Justice for Growth) door de toegang tot het recht te verbeteren, en door de economische bedrijvigheid en de werking van de interne markt te faciliteren via het recht;

  • Verdere ontwikkeling van het principe van wederzijdse erkenning (verder brengen van de routekaart procedurele rechten);

  • Versterking van strafrechtelijke samenwerking;

  • Oplossing van praktische problemen waar EU burgers tegenaan lopen door middel van het civielrecht;

  • Promotie van actief gebruik van ICT / e-justitie;

  • Monitoring van de rechtsstatelijkheid binnen de Unie door middel van een mechanisme;

  • Toetreding van de EU tot het EVRM;

  • Versterking van Eurojust;

  • Ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees kooprecht;

  • Bestuursrechtelijke grensoverschrijdende samenwerking. Minister Opstelten wees op het belang van dit onderwerp;

  • Versterking van de positie van slachtoffers. Voor Nederland is dit een prioriteit.

  • Bestrijding van belastingontduiking;

  • Versterking cybersecurity. Voor Nederland en enkele andere lidstaten is daarbij intensivering van publiek-private samenwerking en handhaving op het internet van belang;

  • Kwaliteitsverbetering van de rechtshandhaving. Nederland wenst de ontwikkeling van een Europese Forensische Ruimte;

  • Bestrijding van synthetische drugs;

  • Bestrijding van terrorisme;

  • Bestrijding van zware, georganiseerde criminaliteit;

  • Bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit. Nederland wees daarbij op het belang van een multidisciplinaire aanpak;

  • Betere informatie-uitwisseling tussen agentschappen. Zo zouden lidstaten verplicht moeten worden om informatie uit te wisselen via Europol;

  • Bestrijding en voorkoming van radicalisering;

  • Bestrijding van economische criminaliteit;

  • Bestrijding van corruptie.

Immigratie en asiel

  • Strijd tegen illegale migratie. Enkele lidstaten pleitten daarbij voor strengere straffen tegen illegaal verblijf en illegale tewerkstelling, en namens Nederland wees Minister Opstelten op grotere benutting van moderne technieken die daarbij kunnen helpen, zoals camerabewaking;

  • Conditionaliteit en terugkeerbeleid. Minister Opstelten gaf, gesteund door enkele lidstaten, aan dat dit voor Nederland prioriteit heeft;

  • Versterking van legale migratie;

  • Modern en effectief grensbeheer (pakket slimme grenzen). Voor Nederland is een informatie- en risicogestuurde aanpak daarbij prioritair;

  • Bevordering van praktische samenwerking op het terrein asiel, migratie, veiligheid in algemene zin. Voor Nederland is dit prioriteit;

  • Aanpak van het misbruik van vrij verkeer van personen op een coherente wijze;

  • Consolidatie op het terrein van asielwetgeving;

  • Betere herverdeling van asielzoekers over de EU;

  • Visumliberalisatie;

  • Harmonisatie van visumbeleid;

  • Meer aandacht voor synergie van agentschappen.

5. Gegevensbescherming

Allereerst ging de discussie over de relatie tussen de verordening gegevensbescherming met PRISM, de fundamentele rechten van burgers en de externe dimensie van het beleid van de EU. Vervolgens ging de bespreking over de verordening gegevensbescherming en in het bijzonder het consistentiemechanisme.

Commissaris Reding en het EP pleitten voor het zo spoedig mogelijk afronden van de onderhandelingen over de in januari 2012 gepresenteerde verordening gegevensbescherming, welk dossier al door het Litouws Voorzitterschap tot topprioriteit is bestempeld. Bij voorkeur moet afronding plaatsvinden onder Litouws Voorzitterschap en voordat het huidige EP ontbonden wordt vanwege de verkiezingen van 22–25 mei 2014.

1. PRISM, fundamentele rechten en externe dimensie

Commissaris Reding leidde de bespreking in van een technisch element uit de verordening gegevensbescherming, door op de algemene politieke situatie in te gaan. In haar ogen toont PRISM aan waarom een sterk gegevensbeschermingsregime noodzakelijk is; dit is de kans voor de EU om de standaard te zetten op het gebied van gegevensbescherming. De EU moet volgens de Commissie een sterk signaal aan burgers geven. Daarom is de afronding van de onderhandelingen een topprioriteit, deze verordening is een duidelijk antwoord op de PRISM-kwestie. Reding gaf ook aan dat er volgens de Commissie noodzaak is om, althans in de toekomst, boetes kunnen worden opgelegd indien de regels van de verordening geschonden worden.

Commissaris Reding meldde dat op 22 juli de Commissie met de VS zal spreken over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming, gevolgd door een EU-VS high level meeting in Vilnius. De uitkomsten worden in een rapport aan de JBZ-Raad van 7 oktober 2013 gemeld. Door een lidstaat werd daarop gewaarschuwd dat de EU zich niet op domein nationale veiligheid moet begeven.

Commissaris Reding gaf aan te wensen dat het ambitieniveau van een EU-VS umbrella agreement over gegevensuitwisseling tussen rechtshandhavingsdiensten op peil blijft.

Enkele lidstaten legden een gezamenlijke schriftelijke verklaring af over de activiteiten van de Amerikaanse NSA en het PRISM-programma. Kort weergegeven houdt die verklaring in dat iedere burger moet kunnen weten welke gegevens over hem/haar verzameld worden. En op welke wijze en met welk doel deze gedeeld worden met buitenlandse autoriteiten. De onderhandelingen over de verordening en richtlijn gegevensbescherming hebben volgens deze lidstaten direct betrekking op dit soort problemen. Het is in het licht van de recente onthullingen aangaande genoemde activiteiten van belang om aanvullende garanties te geven en zo nodig aanvullende regelgeving aan te nemen.

Dit pleidooi kreeg steun van enkele lidstaten, waarbij ook het belang van de externe dimensie van het beleid van de Unie werd onderstreept. Er werd benadrukt dat het vinden van een balans tussen de noodzaak van veiligheidsdiensten om informatie te verzamelen en de fundamentele rechten van burgers een belangrijke kwestie is die niet alleen binnen de relatie EU-VS speelt. Gewezen werd op het belang van een bredere (EU interne/externe) discussie over het evenwicht tussen het bestrijden van criminaliteit en gegevensbescherming. Ook werd benadrukt dat het van belang is dat er voldoende kennis is van feiten rond de PRISM-kwestie, voordat tot handelen wordt overgegaan. Een lidstaat wees erop dat de EU de eigen maatstaven niet te laag moet stellen, maar daarbij wel voorkomen moet worden dat het bedrijfsleven onredelijk wordt belast. Aan de andere kant kunnen de belangen van de burgers weer niet worden opgeofferd aan de doelen van het bedrijfsleven. Ook enkele andere lidstaten, waaronder Nederland, wezen op deze meerdere belangen die in dit verband met elkaar in balans gebracht moeten worden.

Er werd kort gesproken over het EU/VS Safe Harbor Framework en de EU-VS Trade agreement. Als de EU en de VS een vrijhandelsakkoord willen, dan moet er wel een gezamenlijke opvatting bestaan over de bescherming van gegevens.

2. Consistentiemechanisme in verordening gegevensbescherming

Het consistentiemechanisme (CM) (hoofdstuk VII, tweede deel van de verordening) ziet op de samenhang en samenwerking in het toezicht door de onafhankelijke gegevensbeschermingsautoriteiten in de EU op de uitvoering van de verordening. In dat kader is voorzien in de oprichting van een toezichthoudende Raad (European Data Protection Board – EDPB) waarin alle onafhankelijke dataprotectietoezichthouders van de lidstaten zitting hebben. Elke zaak die betrekking heeft op een handhavingskwestie en ziet op grensoverschrijdende gegevensuitwisseling, moet volgens de concept-verordening aan deze Raad worden voorgelegd.

Commissaris Reding benoemde de afspraken over de samenwerking tussen de EDPB en nationale autoriteiten als een belangrijk element uit de verordening, maar ging verder niet in op de voorwaarden. Het EP (LIBE) benadrukte dat de EDPB voldoende ruimte moet houden om haar taken uit te kunnen voeren; het EP is geen voorstander van vergaande inperking van de gevallen waarin een voorgenomen maatregel door een nationale dataprotectietoezichthouder voorgelegd moet worden aan de EDPB.

Om de uitvoerbaarheid en proportionaliteit van dit voornemen verder te bespreken had het Voorzitterschap twee vragen voorgelegd die nauwelijks door de lidstaten werden beantwoord.

  • 1. In welke gevallen moet een voorgenomen maatregel door een nationale dataprotectietoezichthouder voorgelegd worden aan de EDPB?

  • 2. Wanneer mag de EDPB (om de werkdruk te verminderen) weigeren om een advies uit te brengen over een voorgelegde zaak door een nationale dataprotectietoezichthouder?

Lidstaten vonden deze vragen over het algemeen te technisch van aard voor een discussie op JBZ-Raadsniveau. Minister Opstelten drong, gesteund door enkele andere lidstaten, namens Nederland aan op verdere discussie op raadswerkgroepsniveau.

Er werden wel enkele algemene opmerkingen over het CM gemaakt. Enkele lidstaten waren van mening dat een zaak alleen door de EDPB beoordeeld zal moeten worden indien dat van «toegevoegde waarde» is. Er werd opgemerkt dat de EDPB geen vrijblijvend adviserend orgaan moet worden, maar sommige lidstaten waren van mening dat de EDPB juist ook niet-bindend advies moet kunnen uitbrengen. Die lidstaten gaven aan dat de EDPB zeker geen sancties moet kunnen opleggen. Namens Nederland benoemde Minister Opstelten dat de besluitvorming over het CM verbonden moet worden met de besluitvorming over de vaststelling van de bevoegdheden van de gegevensbeschermingsautoriteiten. Daarnaast sprak hij namens Nederland, gesteund door enkele lidstaten, de wens uit dat het evenwicht tussen gegevensverwerking en de bescherming van privacy enerzijds en de consequenties van deze regelgeving voor midden- en kleinbedrijf anderzijds, niet uit het oog verloren mag worden. Het bedrijfsleven mag niet op achterstand gezet worden.

Naar boven