32 317 JBZ-Raad

Nr. 143 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, het verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 25 en 26 oktober 2012 aan.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Verslag van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 25 en 26 oktober 2012 te Luxemburg

Belangrijkste resultaten

Gemeenschappelijk Europees asielstelsel: Tijdens deze JBZ-Raad werd geconcludeerd dat het afronden van GEAS op koers ligt en dat het nog steeds mogelijk is om dit pakket voor eind 2012 af te ronden. Ten aanzien van de situatie in Syrië werd geconcludeerd dat de Raad een Regional Protection Program (RPP) steunt en dat de EU zich moet voorbereiden op een hoge instroom van asielzoekers uit Syrië. Ook zal de EU op korte termijn humanitaire hulp verstrekken in nauwe afstemming met de UNHCR, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), Frontex en EASO.

Griekenland: De lidstaten zijn wat betreft de situatie in Griekenland blij met de voortgang die wordt gemeld. Tegelijkertijd geven zij aan dat er nog veel moet gebeuren. Ook verwelkomen de lidstaten de aankondiging dat het Griekse actieplan wordt herzien en voorzien van benchmarks en timeframes voor het einde van het jaar.

Toetreding Roemenië en Bulgarije tot Schengenacquis: Het voorzitterschap constateerde dat de Raad nog niet in staat is om een besluit te nemen over toetreding van Roemenië en Bulgarije tot het Schengenacquis. Roemenië en Bulgarije hebben ervoor gepleit dat dit besluit in de nabije toekomst genomen zal worden.

Illegale immigratie: In een presentatie gaf de Commissie een opsomming van maatregelen die moeten bijdragen aan het tegengaan van illegale immigratie. Frontex presenteerde een analyse van risico’s die potentieel kunnen leiden tot illegale immigratie richting de EU en over de belangrijkste routes die worden gebruikt door illegale immigranten.

Visumliberalisatie: Verder vond er een uitvoerige discussie plaats waarbij de meeste lidstaten hun zorgen uitspraken over de stijgende instroom van asielzoekers afkomstig uit de landen op de Westelijke Balkan die visumliberalisatie genieten. Deze landen moeten maatregelen nemen om de instroom te verminderen, maar de lidstaten moeten daartoe zelf ook actie ondernemen. De Schengen geassocieerde landen vroegen aandacht voor toekomstige processen van visumliberalisatie en willen beter op de hoogte gehouden worden van de stand van zaken in deze processen. Er was eensgezindheid over de noodzaak van een spoedig akkoord met het EP over de voorgestelde wijziging van Verordening 539/2001, zodat het opschortingsmechanisme snel een realiteit wordt.

Richtlijn bevriezing en confiscatie: De discussie over de werkingssfeer van de bepaling in de richtlijn bevriezing en confiscatie over verruimde confiscatie (artikel 4) maakte duidelijk dat een meerderheid van de lidstaten naast het criterium «economisch voordeel» een aanvullende drempel wil opnemen.

Richtlijn strafrechtelijke aanpak EU-fraude: De Raad verwelkomde de richtlijn inzake de strafrechtelijke bescherming van financiële EU belangen. Veel lidstaten betwistten de door de Commissie gekozen rechtsgrondslag. Er was veel oppositie tegen de voorgestelde sancties, in het bijzonder de minimumstraffen, en de verjaringsregels.

Richtlijn marktmisbruik: De discussie over de betekenis van het beginsel van ne bis in idem in de verhouding tussen MAR (verordening) en MAD (richtlijn) leidde tot de conclusie dat de meeste lidstaten geen specifieke regeling willen, maar de uitwerking van de wijze waarop het beginsel wordt nageleefd aan de lidstaten willen overlaten.

Algemene verordening gegevensbescherming: De Commissie gaf aan dat zij inzake de verordening gegevensbescherming wil bewegen op de gedelegeerde handelingen en de flexibiliteit voor de publieke sector.

Bestrijding financiële criminaliteit: Op basis van het eindrapport Vijfde Wederzijdse Evaluatie bestrijding financiële criminaliteit, onderschreven veel lidstaten het belang van een strafrechtelijke aanpak. De invoering van een centraal bankrekeningenregister werd niet breed ondersteund. Veel lidstaten onderschreven wel het belang van informatie-uitwisseling tussen betrokken diensten.

I. Gemengd Comité

1. SIS II

Het Voorzitterschap gaf aan dat SIS II een van de belangrijkste onderwerpen van de JBZ-Raad blijft. Er is veel vooruitgang geboekt en de laatste fase van de werkzaamheden is ingegaan. De Commissie gaf aan dat de laatste mijlpaal test goed is verlopen. De meeste lidstaten hebben aan de grote opdracht kunnen voldoen. Een enkele lidstaat gaf aan niet voor februari 2013 klaar te kunnen zijn. De Commissie gaf hierbij aan dat nu gezamenlijk wordt onderzocht hoe groot het probleem is en wat mogelijke oplossingen zijn. Omdat alle systemen met elkaar samenhangen,is het van belang dat alle lidstaten even ver zijn. Maximale flexibiliteit en steun van alle betrokkenen is nodig om het project zo min mogelijk in gevaar te brengen.

2. Ontwerpbesluit van de Raad betreffende het kader voor de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Republiek Bulgarije en in Roemenië

Inzake de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone meldde het voorzitterschap dat na consultatie van de verschillende belanghebbende lidstaten is gebleken dat de Raad op dit moment niet in de positie is om een besluit te nemen over toetreding. Het voorzitterschap lichtte een document toe waarin een overzicht wordt gegeven van de stand van zaken bij de implementatie van de flankerende maatregelen, waar de Europese Raad eerder om heeft verzocht. Daarbij werd aangegeven dat het document een significante en concrete voortgang toont. Beide landen hebben een serie maatregelen genomen met het oog op toekomstige toetreding. Roemenië en Bulgarije wezen erop dat zij aan alle criteria voldoen en bovendien extra maatregelen hebben getroffen, en gaven aan te verwachten dat tijdens de volgende Raad een besluit genomen kan worden. Hierop heeft het voorzitterschap aangegeven zijn inspanning om een akkoord over toetreding te bereiken, voort te zetten.

3. Nationaal actieplan van Griekenland inzake hervorming van het asielstelsel en migratiebeheer

Tijdens de Raad heeft de Commissie het bezoek van Eurocommissaris Malmström aan Athene van 8-9 oktober toegelicht. De Commissie gaf aan dat de druk op de Turks-Griekse grens sterk is afgenomen door onder meer de intensivering van de grensbewaking. De Commissie benadrukte het belang van het wegwerken van de achterstanden van de asieldienst, alsmede de aandacht die de terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale immigranten verdient. De opvangcapaciteit in de Evros regio en op de Griekse eilanden voor de Turkse kust zijn nog onder de maat. De Commissie acht het van belang dat lokale en regionale autoriteiten betrokken worden bij deze problematiek. De Commissie uitte tevens haar zorgen over het lage Griekse inwilligingspercentage. De Commissie is positief over de voorziene herziening van het Grieks Nationaal Actieplan met benchmarks en een tijdsplanning. De Commissie sprak uit Griekenland te zullen blijven ondersteunen bij hun hervormingsplannen en riep de lidstaten op Griekenland meer steun te bieden.

Griekenland gaf een toelichting op de huidige stand van zaken. De grenscontrole in de Evros regio is een prioriteit voor de nieuwe regering. Er zijn dan ook 2 000 extra grenswachten ingezet. Er is sprake van een significante afname van de instroom: van meer dan 400 naar minder dan 10 migranten per dag. Wel is er een toename van de instroom naar de Griekse eilanden waarneembaar, al is deze toename lang niet zo groot als de afname aan de landsgrenzen. Ook zijn er positieve ontwikkelingen op het gebied van terugkeer. In samenwerking met IOM en Frontex zijn in 2012 al 3 000 personen teruggekeerd. Tevens is er een nieuwe samenwerkingsovereenkomst met IOM getekend voor de vrijwillige terugkeer van 10 000 illegale migranten. Griekenland kondigde aan dat er voor het einde van 2012 vijf opvangcentra zullen worden geopend, spoedig gevolgd door nog vijf opvanglocaties. Bevestigd werd dat er 200 nieuwe medewerkers beschikbaar komen voor de nieuwe asieldienst die in de eerste helft van 2013 operationeel zal worden. Ook is een goed begin gemaakt met het wegwerken van de achterstand van de behandeling van asielverzoeken. Griekenland sprak de hoop uit de achterstand begin 2014 te hebben weggewerkt.

Door Frontex werd bevestigd dat er sprake is van een verhoging van de terugkeercijfers door inspanningen van zowel Griekenland als de door Frontex gecoördineerde «joint returns». Frontex is nog steeds actief met het verzorgen van trainingen en debriefingen aan de Turks-Griekse grens en biedt tevens technische assistentie om het gebruik van het EU-Grenzenfonds te verbeteren. Andere ontwikkelingen die door Frontex werden genoemd zijn het vergroten van de capaciteit van de inzet van honden tegen mensensmokkel en versterking van de samenwerking tussen de EU-agentschappen (Frontex, EASO en Europol) en Turkije.

EASO gaf aan drie fasen te onderscheiden ten aanzien van Griekenland: 1) ondersteuning bij het opzetten van permanente structuren voor de toekomst met behulp van de lidstaten en de Commissie, 2) een transitieperiode waarbij asielverzoeken nog behandeld worden onder verantwoordelijkheid van de politie en 3) ondersteuning bij het wegwerken van de achterstanden bij het behandelen van asielverzoeken door EASO en UNHCR.

Minister Leers sprak zijn waardering uit voor de politieke wil en inzet van de Griekse minister Dendias, de constructieve inzet van de Commissie en de ondersteuning door Frontex en EASO. De minister sprak de wens uit dat dit momentum wordt vastgehouden en aangegrepen om door te pakken. Hij acht de verbetering van de omstandigheden in de bestaande opvangcentra en het openen van de nieuwe opvanglocaties hierbij van groot belang. De minister sprak zich positief uit over de herziening van het Grieks Nationaal Actieplan. Daarbij is het van belang dat in het actieplan een duidelijk tijdsframe en duidelijke benchmarks worden opgenomen, waardoor de voortgang beter dan nu gemonitord kan worden. Het doel moet zijn dat Griekenland aan de maatstaven van de EU en het EVRM voldoet. De minister gaf aan Griekenland te blijven steunen via de gebruikelijke EU-kanalen, met name door het leveren van tolken en grensbewakers via Frontex en EASO. Tot slot sprak de minister zijn zorg uit over de verontrustende ontwikkelingen rond de Gouden Dageraad en de toename van xenofobie en racistisch geweld richting immigranten.

Ook verschillende andere lidstaten verwelkomden de positieve ontwikkelingen, alsmede de herziening van het Grieks Nationaal Actieplan met benchmarks en timeframes te verwelkomen.

4. Illegale immigratie

Tijdens de Raad is, aan de hand van presentaties van de Commissie en Frontex, van gedachten gewisseld over de bestrijding van illegale immigratie. De Commissie ging tijdens haar presentatie in op de onderhandelingen met derde landen en gaf aan haar inspanningen om terugkeer te bevorderen te willen vergroten, samen met Frontex en IOM. Frontex ging in op politieke crisissituaties in de wereld die een potentieel risico vormen voor migratiestromen richting de EU, en gaf een toelichting op de meest gebruikte routes voor illegale migratie. Deze zijn op hoofdlijnen dezelfde gebleven, het oosten van de Middellandse Zee is nog altijd de meest gebruikte route. Bij controles worden veel verschillende nationaliteiten aangetroffen. De top vijf bestaat uit Afghanen, Syriërs, Bangladeshi, Algerijnen en Pakistanen. Het baart Frontex zorgen dat dit allemaal landen zijn waarnaar gedwongen terugkeer moeilijk te realiseren is.

Ten aanzien van de Grieks-Turkse landgrens gaf Frontex aan dat het aantal aangetroffen illegale immigranten stevig daalt. De belangrijkste redenen daarvoor zijn de gemeenschappelijke Frontex operaties in het gebied, een gewijzigde tactiek van patrouillering, het verkorten van de periode waarbinnen illegale migranten Griekenland moeten verlaten, de versterkte binnenlandse controles door de Griekse autoriteiten en de verbeterde samenwerking met Turkije. Hoewel de instroom over land naar Griekenland is gedaald, stijgt de instroom over zee naar Griekenland en over land naar Bulgarije. Deze stijging staat echter niet in verhouding tot de daling. Al met al constateert Frontex dat de instroomcijfers in 2012 een stuk lager zijn dan in 2011.

5. Derde Commissierapport over post-visumliberalisatie in de Westelijke Balkan

De Commissie gaf een toelichting op de trends die in het derde Commissierapport worden gesignaleerd. Allereerst blijft de instroom seizoensgebonden, al is de stijging na de winter dit jaar eerder begonnen. De meest relevante factoren voor de uitstroom (push factoren) zijn een afwezigheid van goede scholing en zorg, met name voor Roma. De asielzoekers weten vaak dat ze geen asiel zullen krijgen maar kiezen bewust voor de duur en de rechten die de asielprocedure hen gedurende bepaalde tijd toekent (pull factoren). De Commissie heeft er bij de regeringen van de landen op de Westelijke Balkan op aangedrongen om de push factoren aan te pakken. In het rapport zijn maatregelen benoemd die deze landen moeten nemen: ze moeten de samenwerking verbeteren, onderzoek doen naar de smokkelaars, de uitreiscontroles versterken en informatiecampagnes opzetten. Het bevorderen van de integratie van Roma is van groot belang. De Commissie wil dat de Westelijke Balkan landen op frequente basis rapporteren over resultaten.

In de discussie over visumliberalisatie van de landen in de Westelijke Balkan gaf de Commissie voorts aan dat de laatste cijfers van Frontex een stijging tonen van het aantal asielaanvragen sinds de zomer. Volgens de Commissie zijn asielzoekers vooral afkomstig uit Servië, Macedonië en Albanië en richt de migratiedruk zich vooral op Duitsland, Zweden, Frankrijk en enkele andere lidstaten.

Minister Leers bracht het moment van november 2010 in herinnering, toen op initiatief van Frankrijk en Nederland werd besloten dat er een opschortingsmechanisme moest komen met betrekking tot de visumliberalisatie. Het doel van dit mechanisme was om een instrument te hebben waarmee kan worden ingegrepen als het nodig is. Bovendien is het instrument een belangrijk signaal aan visumvrije landen. De minister stelde voorts dat de Commissie terecht duidelijk heeft gemaakt dat de landen in de Westelijke Balkan in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het beperken van de uitstroom richting andere EU landen. EU lidstaten zelf moeten pull factoren zoveel mogelijk beperken. Nederland heeft dit gedaan door de asielprocedure in acht dagen tijd af te wikkelen. Ten slotte deed de minister een dringend appel op het voorzitterschap om op korte termijn te komen tot een akkoord op Verordening 539/2001, zodat het opschortingsmechanisme snel een realiteit wordt.

Lidstaten waren redelijk eensgezind over de noodzaak van een spoedig akkoord met het Europees Parlement (EP) over de voorgestelde wijziging van Verordening 539/2001. De Commissie gaf aan de hoop te hebben dat er snel een akkoord komt.

Hoewel werd aangegeven dat visumliberalisatie ook positieve effecten heeft en de meeste gebruikers van het visumvrije reizen bonafide reizigers zijn, spraken veel lidstaten hun zorgen uit over de stijgende instroom van asielzoekers afkomstig uit de landen op de Westelijke Balkan die visumliberalisatie genieten. Deze landen moeten dan ook maatregelen nemen om de instroom te verminderen. De EU lidstaten kunnen zelf ook actie ondernemen om de instroom te verminderen. De Commissie wees ook op de mogelijkheden die de terug- en overname overeenkomsten met deze landen bieden. Tevens gaf de Commissie aan het probleem van de hoge asielinstroom te agenderen op het ministeriële forum met de Westelijke Balkanlanden op 5 en 6 november in Tirana.

6. Diversen

Schengenbestuur: Naar aanleiding van het besluit van het EP om het werk te hervatten op de door het EP in juni jl. geblokkeerde dossiers, heeft het voorzitterschap aangegeven dat er inmiddels een aantal verkennende gesprekken met het EP is gevoerd over het Schengenbestuur om tot een akkoord te komen over het Schengenevaluatiemechanisme.

Eurosur: Het doel van het voorstel voor de Eurosur-verordening is het verbeteren van de controle aan de buitengrenzen. Naar verwachting zal in de LIBE-commissie van het EP op 27 november een oriënterende stemming plaatsvinden. Het voorzitterschap gaf aan contact te houden met het EP om zo spoedig mogelijk na de oriënterende stemming de triloog te kunnen starten. Het voorzitterschap sprak van een goede voortgang.

II. Immigratie en Asiel/Binnenlandse Zaken

Raad – wetgevende besprekingen

1. Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende een EU-mechanisme voor civiele bescherming

Het Voorzitterschap ging in op de voortgang van de behandeling van het voorstel voor een EU-mechanisme voor civiele bescherming en leidde een oriënterende discussie in over een drietal onderdelen uit het voorstel: risicomanagementplannen, de mogelijkheden om in specifieke gevallen niet deel te nemen aan de vrijwillige pool van capaciteiten en het opvullen van lacunes in de Europese responscapaciteit.

Het Voorzitterschap stelde vast dat op het gebied van risicobeheer een compromis is gevonden en de meerderheid van de lidstaten sloot zich hierbij aan. Een enkele lidstaat maakte zich nog wel zorgen over het beschikbaar stellen van gevoelige informatie en wil hierover op technisch niveau verder praten. Een andere lidstaat gaf aan te vrezen voor te veel administratieve lasten voor lidstaten.

Wat betreft de vrijwillige pool, pleitten de voorstanders van het voorstel om kosten voor registratie en onderhoud van capaciteiten in de pool met 25% en transportkosten tot 100% te financieren tevens voor het afmelden van capaciteiten op basis van gegronde redenen. Als argument voerden deze lidstaten aan dat het aanmelden van capaciteiten weliswaar vrijwillig is, maar eenmaal aangemeld ontstaat er wel een commitment om voorspelbaarheid van inzet te vergroten.

Diverse lidstaten,waaronder Nederland, verzetten zich tegen het opgeven van gegronde redenen bij het terugtrekken van capaciteiten uit de pool wanneer de Commissie daar een beroep op doet. Deze lidstaten pleitten ook voor veel lagere cofinanciering voor capaciteiten in de pool en dan alleen voor de kosten die gemaakt moeten worden in verband met de aanpassingen die nodig zijn om de beschikbaar gestelde middelen geschikt te maken voor EU inzet. Onderhoudskosten zouden niet moeten worden gefinancierd door de Commissie, dat is immers een puur nationale verantwoordelijkheid.

Commissaris Georgieva stelde vast dat er overeenstemming bestaat over nut en noodzaak van de pool, maar dat er nog onenigheid is over de mate van commitment wanneer een lidstaat eenmaal vrijwillig meedoet. Uiteraard blijft «command & control» bij de lidstaten, maar het moet niet al te makkelijk worden steeds nee te zeggen wanneer er een beroep wordt gedaan op een capaciteit uit de pool. De Commissaris gaf aan bereid te zijn tot een compromis: het tijdig terugtrekken van capaciteiten uit de pool, waarbij de lidstaat in kwestie zich beroept op artikel 11.7 (beroep op binnenlandse aangelegenheden, force majeure of andere ernstige bedreigingen) zonder elke keer uit te hoeven leggen wat de reden precies is.

Voorts lichtte Commissaris Georgieva toe waarom zij de mogelijkheid wil om transport van capaciteiten uit de pool tot 100% te vergoeden: ten eerste kunnen kleine lidstaten amper meedoen met verlenen van bijstand als zij niet financieel worden ondersteund met transportvergoedingen, ten tweede schept het slechts ten dele vergoeden van kosten een grotere administratieve last voor de Commissie, waar zij graag vanaf wil.

Het Voorzitterschap concludeerde dat moet worden doorgepraat over de percentages van financiering op werkgroepniveau, maar dat zich voor wat betreft de opt out uit de pool mogelijk overeenstemming aftekent onder de lidstaten.

Wat betreft het opvullen van lacunes in de Europese responscapaciteit steunden enkele lidstaten, waaronder Nederland, het gemeenschappelijk analyseren van lacunes in de paraatheid van lidstaten, maar zij gaven tevens aan dat dit niet altijd automatisch moet leiden tot gemeenschappelijke EU capaciteiten.

Enkele lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan twijfels te hebben bij de kosten efficiëntie van het stand-by houden van gemeenschappelijke capaciteiten. In tijden die nopen tot financiële soberheid mogen de kosten juist niet oplopen, zoals de Commissie voorstelt. Andere lidstaten gaven aan voorstander te zijn van de mogelijkheid om op termijn EU «funded assets» te ontwikkelen.

Het Voorzitterschap gaf aan het eens te zijn met Commissie dat de voorgestelde wetgeving de mogelijkheid moet scheppen om op lange termijn EU «funded assets» te ontwikkelen. Er moet wel eerst een gedegen analyse komen, voordat lidstaten gezamenlijk kunnen besluiten of de gemeenschappelijke capaciteiten nodig zijn. Het Voorzitterschap verwacht dat in januari 2013 met de triloog kan worden begonnen.

2. Gemeenschappelijk Europees asielstelsel

Tijdens de Raad lichtte het Cypriotisch voorzitterschap de stand van zaken toe over de besprekingen met het Europees Parlement inzake het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (GEAS). In hoofdlijnen is de stand van zaken als volgt. Er is een politiek akkoord op de Opvangrichtlijn en een informeel akkoord op de inhoud van de Dublin Verordening. Gesprekken over uitvoerings- en gedelegeerde handelingen inzake de Dublin Verordening zijn nog gaande, evenals besprekingen over de Procedurerichtlijn. De triloog over Eurodac is gestart. Het voorzitterschap heeft aangegeven in te zetten op het naar voren halen van de stemming over Eurodac in de LIBE-commissie van het Europees Parlement, die nu is voorzien voor 17/18 december. De Commissie bevestigde dat het akkoord op het GEAS dichterbij komt en er nog steeds hoop is dat de deadline van eind 2012 wordt gehaald.

3. Diversen

Seizoenswerkersrichtlijn: Het voorzitterschap gaf de stand van zaken ten aanzien van de besprekingen over de Seizoenswerkersrichtlijn. Er is sprake van voortgang nu op 3 oktober jl. in Coreper is besloten dat kort verblijf tot drie maanden onder de werking van het voorstel valt.

Richtlijn Intra Corporate Transferees: Ook gaf het voorzitterschap de stand van zaken ten aanzien van de besprekingen over de Richtlijn Intra Corporate Transferees (ICT). Op 30 mei jl. is in Coreper een gezamenlijk standpunt bereikt over het ICT-voorstel. Er lopen nu contacten met het EP op technisch niveau. De eerste triloog zal plaatsvinden op 13 november.

Meerjarig Financieel Kader: Het voorzitterschap gaf aan dat de voorstellen van het voorzitterschap ten aanzien van de bedragen voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) binnenkort bekend worden gemaakt.

Niet-wetgevende besprekingen

4. Syrië

De Commissie gaf een toelichting op de situatie in Syrië; de crisis verergert en de aantallen vluchtelingen en internally displaced persons (IDP’s) nemen toe. Tot op heden hebben de EU en de lidstaten € 230 mln beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp, hetgeen 50% van het totaal is. De Commissie benadrukte dat er meer fondsen gemobiliseerd moeten worden. Een toekomstig regionaal beschermingsprogramma (RPP) zal zich op de vier buurlanden richten. De Commissie wees er daarbij op dat dit geen humanitaire hulp is, maar dat het hierbij gaat om lange termijn duurzame (capaciteits)oplossingen, inclusief hervestiging. Dat laatste kan via het Europees Vluchtelingenfonds mede gefinancierd worden. De voorbereidingen voor een RPP zullen doorlopen tot in de eerste helft van 2013 waarna een gedetailleerde, inhoudelijke discussie zal volgen. De Commissie gaf aan ook de ontwikkelingen in de EU zelf nauwkeurig te volgen, en lidstaten die onder uitzonderlijke druk staan te helpen door middel van financiële steun en expertise via EASO (Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken). Ten slotte waarschuwde de Commissie dat in de toekomst massale uitstroom richting de EU niet kan worden uitgesloten. Hoewel dit nu nog niet aan de orde is, zou dit te zijner tijd de inzet van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming kunnen rechtvaardigen.

Minister Leers gaf aan dat het – mede in het licht van de aankomende winter – van het grootste belang is dat de opvangcapaciteit in de regio op sterkte blijft en dat de VN Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) en andere internationale organisaties opvang aan vluchtelingen in de regio kunnen blijven bieden. Hij benadrukt dat, gezien de verslechterende situatie in Syrië en de potentiële uitstroom, de EU voorbereid moet zijn op elk scenario, inclusief het scenario waarin veel Syriërs een veilig heenkomen zullen zoeken in de EU. Ook deed de minister een oproep aan de EU en alle lidstaten om het Syria Regional Response Plan financieel te blijven steunen. Ten slotte verzocht hij de Commissie vaart te maken bij het opstellen van het RPP.

Verschillende lidstaten onderschreven de schetsen van de alarmerende situatie in Syrië en legden de prioriteit bij het geven van humanitaire hulp. De noodzaak van een RPP werd door de meeste lidstaten onderschreven, waarbij benadrukt werd dat afstemming gezocht dient te worden met de UNHCR. Een aantal lidstaten ziet een toename van Syrische asielzoekers in hun land. Griekenland gaf aan in gesprek te zijn met de UNHCR over de planning van 20 000 noodopvangplaatsen in de vorm van tenten.

Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad een RPP steunt en wil dat de EU zich voorbereidt op een hoge instroom van asielzoekers uit Syrië. Ook zal de EU op korte termijn flankerende maatregelen (humanitaire hulp) nemen in nauwe afstemming met de UNHCR, de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM), Frontex en EASO.

5. Ontwerpbesluit van de Raad betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië

Zie gemengd comité.

6. Conclusies van de Raad over de bescherming van zachte doelwitten tegen terroristische activiteiten

De raadsconclusies zien op het delen van ervaringen en kennis tussen lidstaten ten aanzien van de bescherming van zachte doelwitten. Met zachte doelwitten wordt gedoeld op mensen, plekken, faciliteiten of evenementen die in beginsel vrij toegankelijk zijn.

Het Voorzitterschap verwees naar de aanslag op het vliegveld in Bulgarije op 18 juli 2012. Die liet zien dat de EU nog steeds een doelwit is voor terroristen.

Met de conclusies geeft de Unie een duidelijk signaal dat samenwerking en solidariteit nodig zijn als het gaat om bescherming van zachte doelwitten.

7. Uitvoeringsverslag betreffende de conclusies van de Raad over een sterkere koppeling tussen de interne en de externe aspecten van terrorismebestrijding

Aan de hand van het verslag gaf het Voorzitterschap een overzicht van het werk van de contraterrorisme-coördinator van de EU, van de EU-instellingen en organisaties en van de lidstaten om de inzet van het contraterrorisme-instrumentarium in de EU te stroomlijnen.

De secretaris-generaal van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO), de heer Vimont,wees erop dat de voornaamste bedreigingen komen van buiten de EU, met name vanuit de Sahel en Pakistan, de Hoorn van Afrika en Jemen. De contraterrorisme-coördinator, de heer De Kerchove, merkte op dat vooruitgang nodig is op de volgende punten: financiën moeten effectiever worden ingezet, extra aandacht is nodig voor preventieve maatregelen in ontwikkelingsrelaties met derde landen en er zijn experts nodig voor de CSDP-missies in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid. Hij benoemde de toename van jihadisten onder EU-burgers en wil meer betrokkenheid van DG Justice bij derde landen, betere samenwerking van agentschappen (Frontex, Eurojust en Europol) en betere aansluiting van de dialoog inzake buitenlands beleid met JBZ.

7. Diversen

Forum van Salzburg inzake politiële samenwerking: Het Voorzitterschap verwees naar de gezamenlijke verklaring van betrokken lidstaten in dit forum. Hongarije merkte in dit verband onder meer op dat de betrokken lidstaten zich actief willen opstellen om toetreding van Roemenië en Bulgarije tot Schengen te bevorderen.

Illegale handel in vuurwapens: De Commissie informeerde de Raad dat criminele groeperingen in lidstaten steeds vaker over zware vuurwapens beschikken. Deze vuurwapens betreffen bijvoorbeeld kalashnikovs en zijn afkomstig zijn uit de West Balkan. De Commissie wil conclusies aannemen op de ministeriële bijeenkomst met de landen van de Westelijke Balkan in Tirana op 5 en 6 november 2012. De concept-conclusies verwijzen naar betere informatie-uitwisseling tussen autoriteiten op het gebied van wapenvoorraden, betere operationele samenwerking bij het tegengaan van de (illegale) handel in vuurwapens, betere statistieken en specifieke projecten met EU-financiering. In 2013 zal de Commissie met een mededeling over dit onderwerp komen.

8. Lunchbespreking: evaluatie van de intra-EU relocatie activiteiten vanuit Malta

Tijdens de lunchbespreking vond een gedachtewisseling plaats over het rapport dat EASO eind juli 2012 heeft geschreven over de evaluatie van de intra-EU relocatie activiteiten vanuit Malta. De conclusie van de discussie was dat EU-relocatie vanuit Malta moet worden voortgezet en verder moet worden verbeterd. Ook werd geconcludeerd dat het opzetten van een permanent vrijwillig relocatie systeem voorlopig niet aan de orde is.

Minister Leers vroeg aandacht voor het verschil tussen hervestiging en relocatie. Het eerste ziet op humanitaire solidariteit, het tweede op politieke solidariteit. Enkele lidstaten sloten zich hier expliciet bij aan.

III. Veiligheid en Justitie, Grondrechten en Burgerschap

Raad – wetgevende besprekingen

1. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie

Het Voorzitterschap informeerde de Raad over de stand van zaken in de onderhandelingen over de richtlijn bevriezing en confiscatie. Het gaf aan te streven naar een algemene oriëntatie tijdens de JBZ Raad van december 2012. Het Voorzitterschap lichtte het discussiedocument toe waarin de lidstaten enkele vragen worden gesteld over verruimde confiscatie, in het bijzonder de werkingssfeer voor deze vorm van confiscatie.

Daarna vond een discussie plaats over artikel 4 van het richtlijnvoorstel over verruimde confiscatie (extended confiscation). Deze vorm van confiscatie is mogelijk voor de zogenoemde «eurocrimes» die zijn opgesomd in artikel 83, lid 1, VWEU. Daarnaast stelt het Voorzitterschap nog enkele andere eisen voor. Er worden hiervoor in een discussiedocument verschillende opties geschetst.

Commissaris Malmström gaf namens de Commissie aan dat het hoofddoel van de richtlijn het vergroten van de harmonisatie op het terrein van confiscatie betreft. Vanuit dat doel bezien, is het van belang dat de werkingssfeer van de bepaling over verruimde confiscatie wordt bepaald door een objectief criterium, dat in alle lidstaten op dezelfde wijze toepassing vindt. Dat is ook van belang voor de samenwerking tussen lidstaten. De Commissie wil daarom werken op basis van het criterium «economisch voordeel». Het is volgens de Commissie niet wenselijk om bij de omlijning van de werkingssfeer met een strafmaximum te werken, want daaronder vallen op nationaal niveau verschillende feiten. Nederland onderschrijft dit.

Staatssecretaris Teeven wees daarnaast op artikel 7 (bevriezing). Hoewel Nederland de noodzaak van een dergelijke voorziening onderschrijft, kan worden betwijfeld of artikel 7 ook onder de gekozen rechtsgrondslag, artikel 83, eerste lid, VWEU kan worden gebracht. Nederland refereerde in dit verband aan het door de Commissie aangekondigde voorstel voor een instrument op basis van het beginsel van wederzijdse erkenning. Gelet op de rechtsgrondslag, zou het beter zijn de voorzieningen voor bevriezing daarin onder te brengen. Staatssecretaris Teeven maande de Commissie tot spoed met dat voorstel.

Het Voorzitterschap concludeerde dat een meerderheid van de lidstaten voor het opnemen van een extra criterium naast «economisch voordeel» is. Een beperking tot «ernstige misdaad» of «ernstige zaken» is gelet op de positie van de meeste lidstaten het meest aangewezen.

Naar aanleiding van de toezegging bij het Algemeen Overleg d.d. 24 oktober 2012, wordt hier nog stilgestaan bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) over deze richtlijn (2012/C 299/23). Net als Nederland steunt het Comité het commissievoorstel maar besteedt het ook aandacht aan de beperkte reikwijdte daarvan. Zo maken van de richtlijn geen bepalingen inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging deel uit. Dit is voor een succesvolle internationale samenwerking op dit gebied echter wel van belang. Nederland heeft hiervoor de aandacht gevraagd van de Commissie. Vooruitlopend op de totstandkoming daarvan, blijft het wetgevend instrumentarium waarnaar ook het Comité verwijst van kracht.

2. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt

Commissaris Reding presenteerde het voorstel voor strafrechtelijke bestrijding van EU-fraude. Volgens Reding is het bedrag aan EU-gelden waarmee jaarlijks wordt gefraudeerd honderden miljoenen euro’s. Volgens Reding verschilt het aantal vervolgingen in de lidstaten en loopt de wetgevingen van de lidstaten uiteen en dat is volgens haar onaanvaardbaar.

Reding lichtte vier elementen uit de richtlijn:

  • 1) Definities en delictsomschrijvingen. De wetgevingen van de lidstaten vertonen thans vooral lacunes met betrekking tot omkoping en fraude in het kader van aanbestedingsprocedures.

  • 2) Sancties zijn te verschillend. Voor de meest ernstige feiten stelt de Commissie in de richtlijn een minimumstraf voor. Reding gaf aan zich te realiseren dat het voorstel voor een minimumstraf een nieuw element betreft in EU-instrumenten van strafrechtelijke aard. Zij benadrukte daarom het belang van een afschrikwekkend effect op het onderhavige beleidsterrein. Zij gaf ten slotte aan dat de richtlijn ruimte laat om in het geval van mitigerende omstandigheden van de minimumstraf af te wijken.

  • 3) Verjaringstermijnen worden door het uiteenlopen ervan als knellend ervaren door bij het overdragen van onderzoeken aan nationale strafrechtelijke autoriteiten. Ten gevolge van verjaring lopen strafvervolgingen stuk.

  • 4) Confiscatie. Reding wees op het verband met de richtlijn bevriezing en confiscatie van crimineel vermogen. Het is van belang dat voor de delicten als omschreven in de onderhavige richtlijn het confiscatieregime als opgenomen in de richtlijn bevriezing en confiscatie van toepassing zal zijn.

Lidstaten gaven aan de richtlijn te verwelkomen, maar velen hadden tegelijkertijd stevige kritiek. Enkele lidstaten ervaren het voorstel om BTW-fraude onder de reikwijdte van de richtlijn te brengen als zeer problematisch, omdat in dit verband BTW als een nationale belasting moet worden beschouwd. Volgens een enkele lidstaat is naast de strafrechtelijke aanpak, vooral een preventieve aanpak van belang. De gekozen rechtsgrondslag van artikel 325 VWEU kreeg veel kritiek evenals de minimumstraffen.

Staatssecretaris Teeven intervenieerde – volgens de lijnen aangegeven tijdens het Algemeen Overleg op 24 oktober 2012 – op de punten van de rechtsgrondslag, de onbalans op het punt van sancties voor enerzijds natuurlijke en anderzijds rechtspersonen.1 Tot slot maakte de staatssecretaris ondubbelzinnig duidelijk dat het voorstel voor minimumstraffen voor Nederland onaanvaardbaar is. De noodzaak daartoe is door de Commissie niet aangetoond. Dat laatste geldt vooralsnog ook voor het ontbreken van de noodzaak van harmonisatie van de verjaringstermijnen. Namens Nederland deed de staatssecretaris een beroep op de Commissie om aan deze bezwaren tegemoet te komen, omdat voortgang op dit dossier anders uitgesloten lijkt.

Volgens de Juridische dienst van de Raad (JDR) is het Verdrag van Lissabon helder: harmonisatie van strafrecht kan alleen onder artikel 83 VWEU. In reactie op de interventies van de lidstaten benadrukte Commissaris Reding dat het om een eerste uitwisseling van gedachten ging. De verdere uitwerking zal in de raadswerkgroep moeten volgen. Maar zij gaf ook aan dat de Commissie bij de keuze blijft voor artikel 325, vierde lid, VWEU als rechtsgrondslag. Het advies van de JDR overtuigt de Commissie niet. De aanpak van EU-fraude betreft een zeer specifiek terrein, waarbij de belangen van de Unie rechtstreeks in het geding zijn. Het gaat in onderhavig verband om de Europese begroting, een terrein dat specifieke bescherming behoeft. Artikel 325 VWEU ziet daarop en spreekt van afschrikwekkende maatregelen. Daar hoort ook de inzet van het strafrecht bij.

Commissaris Reding wees op het feit dat bij artikel 83, tweede lid, VWEU protocol 21 van toepassing is:het feit dat daarmee een aantal lidstaten niet gebonden zou zijn aan de verplichtingen uit de richtlijn raakt aan de geloofwaardigheid van de EU. Dat is op dit beleidsterrein niet uit te leggen, aldus Reding. Ten slotte stelde Reding zich op het standpunt dat BTW-fraude wel degelijk raakt aan het EU-belang. Volgens Reding is de jurisprudentie van het Hof van Justitie daar ook duidelijk over.

Het Voorzitterschap concludeerde dat het voorstel door de lidstaten is verwelkomd, maar dat er wel veel zorgen zijn uitgesproken. Daarover zal in de raadswerkgroep verder moeten worden gesproken. Daarbij verdient ook de keuze voor de rechtsgrondslag aandacht. Verder zal vanuit het oogpunt van proportionaliteit nader moeten gekeken naar met name de voorgestelde sancties.

3. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)

Het Voorzitterschap gaf een laatste stand van zaken van het dossier gegevensbescherming. Naar aanleiding van de Informele JBZ-Raad in juli 2012 zijn drie onderwerpen, te weten: het onderscheid publiek-privaat, de administratieve lasten en de gedelegeerde handelingen, bij de lidstaten door middel van een questionnaire uitgezet voor nadere inbreng.

Uit die inbreng bleek dat vrijwel alle lidstaten moeite hebben met de vele gedelegeerde handelingen in de verordening. De Commissie gaf de Raad daarop duidelijk aan dat zij bereid is om te zoeken naar alternatieven. Ook zal in november verder worden gesproken over de administratieve lasten. Het Voorzitterschap stelde vast dat de lidstaten samen met de Commissie hard werken. Het Voorzitterschap gaf aan met name de gedelegeerde handelingen en de administratieve lasten in dit dossier te willen agenderen voor de JBZ-Raad in december 2012.

Commissaris Reding gaf namens de Commissie aan dat deze streeft naar vermindering van de administratieve lasten en meer maatwerk voor het MKB. De verordening moet eenvoudig blijven, lage kosten hebben en duidelijke rechtszekerheid aan alle betrokken partijen bieden.

Wat betreft gedelegeerde handelingen gaf Commissaris Reding aan dat de Commissie de signalen van de Raad en het Europees Parlement over de gedelegeerde handelingen goed heeft begrepen. De Commissie heeft destijds nadrukkelijk gekozen om de verordening technologisch neutraal te maken en koos daarom voor gedelegeerde handelingen om de verordening, gezien de technologische ontwikkelingen, flexibel te houden. De Commissie gaf aan duidelijk alleen die gedelegeerde handelingen te willen behouden die er voor zorgen dat de verordening goed kan worden toegepast. De Commissie stelde dat 40% van de handelingen zou kunnen vervallen, mits daar vanuit de lidstaten duidelijke alternatieven voor komen.

Wat betreft de private en publieke sector gaf Commissaris Reding aan dat al eerder onder de lidstaten bleek dat een volledige differentiatie tussen de publieke en private sector bij gegevensbescherming niet wenselijk is. De lidstaten hebben eerder duidelijk aangegeven dat de fragmentatie van gegevensbeschermingsregimes binnen de EU moest worden aangepakt. De Commissie gaf aan bereid te zijn nog eens goed te kijken naar gevoelige kwesties in de verordening als het gaat om meer flexibiliteit voor de publieke sector, onder de voorwaarde van een goede balans met de burgerrechten. De Commissie gaf aan om ook hier met de lidstaten mee te willen denken en uit te zien naar de discussie in de JBZ-Raad van december om hier definitieve besluiten over te nemen.

Enkele lidstaten gaven aan en meer flexibiliteit te wensen in dit dossier, en pleitten voor een richtlijn in plaats van de voorliggende verordening. Een richtlijn verdient de voorkeur, omdat een richtlijn meer ruimte geeft voor eigen nationale wet- en regelgeving. Het zou de onderhandelingen op dit dossier ook bespoedigen, aldus die lidstaten.

Staatssecretaris Teeven sprak waardering uit voor de onderhandelingen tot nu toe en voor het optreden van de Commissie, gaf aan dat Nederland de keuze voor de verordening steunt, en riep de lidstaten en de Commissie op om het huidige tempo in de onderhandelingen vast te houden.

Ook veel andere lidstaten gaven aan veel waarde te hechten aan een verordening die duidelijke regelgeving bevat. Daarnaast gaven veel lidstaten aan zorgen te hebben bij de vele gedelegeerde handelingen in de verordening. Enkele lidstaten benadrukten dat voldoende ruimte moet blijven voor de publieke sector. In de lopende onderhandelingen moet nog eens goed naar dit aspect worden gekeken. Zij uitten ook zorgen over te veel administratieve lasten voor het MKB.

4. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende strafrechtelijke sancties voor handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (richtlijn marktmisbruik)

Het Voorzitterschap lichtte de stand van zaken in de onderhandelingen over de richtlijn marktmisbruik (MAD) toe, wees in dit verband op de verwevenheid met de verordening marktmisbruik (MAR) en stipte de door de Commissie voorgestelde aanvulling naar aanleiding van de actualiteit van het LIBOR-schandaal aan. Het voorliggende discussiedocument bevatte de vraag of in MAD moet worden voorzien in een regeling met betrekking tot het beginsel van ne bis in idem.

Commissaris Reding benadrukte dat de richtlijn van groot belang is voor de bescherming van de financiële markten. De Commissie stelt zich op het standpunt dat het beginsel van ne bis in idem pas in werking treedt als sprake is van een beslissing in een concrete zaak. Voor zover de Commissie bekend, heeft dit aspect in bestaande gevallen van overlap van EU-instrumenten nimmer tot discussie geleid. De Commissie acht een specifieke regeling in dit instrument dan ook niet nodig, maar is bereid constructief mee te denken.

Enkele lidstaten bepleitten een communautaire regeling voor het ne bis in idem vraagstuk dat zich in de verhouding tussen MAD en MAR voordoet. In dit verband werd gewezen op het advies van de Juridische Dienst van de Raad. Een enkele lidstaat benoemde het belang van deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de richtlijn, gelet op het financiële centrum in Londen en de opt-out positie van het VK.

Staatssecretaris Teeven gaf namens Nederland aan de relevantie van het beginsel van ne bis in idem in de verhouding tussen MAR en MAD te zien. Nederland stelt zich op het standpunt dat MAR en MAD voorzien in verplichtingen voor de lidstaten op het niveau van de wet, maar dat de instrumenten niet treden in de vraag naar het sanctieregime in het concrete geval. Dat is aan de lidstaten, en daarbij zal het ne bis in idem beginsel in acht moeten worden genomen. Een regeling op Europees niveau is niet nodig.

Ook veel andere lidstaten gaven aan het beginsel van ne bis in idem te willen overlaten aan de lidstaten. Het is voor hen van belang de ruimte te hebben om de normen in MAR strafrechtelijk te kunnen afdoen. Dat is een belangrijke waarborg voor het voorkomen van vragen rond ne bis in idem.

Het Voorzitterschap concludeerde dat de meerderheid van de Raad de uitwerking van het beginsel van ne bis in idem in de verhouding tussen MAR en MAD wil overlaten aan de lidstaten. Er is onvoldoende steun voor een regeling op EU-niveau.

5. Diversen

Richtlijn Europees onderzoeksbevel: het Voorzitterschap informeerde de Raad dat voor de maand november trilogen staan geagendeerd.

Richtlijn toegang tot een raadsman: het Voorzitterschap gaf aan te streven naar een compromis dit jaar.

MFK (Justitie Programma): het Voorzitterschap gaf aan dat de begroting een horizontale benadering behoeft en dat stemming in het Europees Parlement voor 27 november 2012 staat geagendeerd. Voor 2012 zijn er nog drie trilogen geagendeerd.

MFK (Rechten, Gelijkheid en Burgerschap Programma): het Voorzitterschap wees op de stemming in het Europees Parlement die op 27 november 2012 geagendeerd staat. De eerste triloog is gepland voor december 2012.

Meerjarenprogramma Agentschap voor de Grondrechten: het Voorzitterschap wees op het feit dat het huidige programma afloopt en dat in een nieuw programma moet worden voorzien. Het Europees Parlement zal in november stemmen en het Voorzitterschap verzocht een drietal lidstaten de gemaakte voorbehouden in te trekken.

Brussel I: het Voorzitterschap gaf aan dat de goedkeuring van dit instrument als A-punt is voorzien tijdens de JBZ-Raad van december.

Raad – niet wetgevende besprekingen

6. Eindverslag over de vijfde wederzijdse evaluatieronde over financiële criminaliteit en financiële recherche

Het verslag over de evaluatieronde over financiële criminaliteit bevat conclusies en aanbevelingen voor de lidstaten om de bestrijding van financiële criminaliteit verder te verbeteren. Het Voorzitterschap had op basis van dit eindrapport voor een politieke discussie in de Raad drievragen geformuleerd:

  • 1) Moet het beginsel «Misdaad mag niet lonen» ruimere toepassing krijgen via het strafrecht?

  • 2) Moet er in alle lidstaten een gecentraliseerd register van bankrekeningen of een soortgelijk mechanisme komen?

  • 3) Moet meer aandacht worden besteed aan een grotere uitwisseling van operationele gegevens tussen rechtshandhavingsinstanties?

De Commissie stelde dat dit eindverslag nuttig is en gaf aan akkoord te zijn met de aanbevelingen van het rapport. De Commissie vroeg nadrukkelijk de aandacht voor een alomvattend beleid in de lidstaten ter bestrijding van financieel-economische criminaliteit en voor een multidisciplinaire aanpak. Bij vraag 1) stelde de Commissie dat zij hier bijzonder aan hecht en verwees in dit kader naar de twee nieuwe voorstellen die ook in onderhavige Raad geagendeerd waren: de richtlijn bevriezing en confiscatie en de richtlijn bestrijding EU-fraude. Bij vraag 2) stelde de Commissie dat dit aan de lidstaten is. Bij vraag 3) benadrukte de Commissie het belang van de uitwisseling van informatie tussen de betrokken diensten.

Staatssecretaris Teeven gaf aan dat Nederland het eindrapport op dit belangrijke onderwerp steunt. Nederland is ingenomen met de aandacht in het rapport voor de Nederlandse bestuurlijke aanpak van financieel-economische criminaliteit. Op vraag 1) gaf de Staatssecretaris aan dat Nederland van mening is dat de strafrechtelijke aanpak van financieel-economische criminaliteit wel het ultimum remedium moet zijn. Op vraag 2) gaf hij aan dat een centraal register een goed instrument kan zijn, maar dat wel rekening moet worden gehouden met de nationale wet- en regelgeving op dit gebied. Wat betreft vraag 3) gaf de Staatssecretaris aan dat informatie-uitwisseling is binnen financieel-economische criminaliteit uiteraard van groot belang is.

De meeste lidstaten gaven aan tevreden te zijn met het eindverslag en antwoordden op vraag 1) dat zij de strafrechtelijk aanpak van financieel-economische criminaliteit steunen. Op vraag 2) meldden de meeste lidstaten geen centraal bankrekeningenregister te willen. Op vraag 3) gaven de meeste lidstaten aan dat informatie-uitwisseling binnen gestelde kaders is van groot belang is om financieel-economische criminaliteit aan te pakken.

Het Voorzitterschap concludeerde dan ook dat de huidige strafrechtelijke aanpak van financieel-economische criminaliteit en de voorstellen van de Commissie op brede steun kunnen rekenen. Het inrichten van een centraal bankrekeningenregister wordt niet door alle lidstaten onderschreven, maar kan wel een nuttig instrument zijn om financieel-economische criminaliteit aan te pakken. Informatie-uitwisseling is een cruciaal onderdeel van een effectieve aanpak, zo stellen de meeste lidstaten.

7. Jaarverslag 2012 over de stand van de drugsproblematiek in Europa

De directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving (EMCDDA), de heer Götz, gaf een uitgebreide toelichting op het concept jaarverslag 2012 inzake drugsproblematiek. Het verslag zal naar verwachting half november 2012 uitkomen. De directeur concludeerde dat het jaarverslag de drugsproblematiek en ontwikkelingen binnen de EU grondig in kaart heeft gebracht en benadrukte het belang van een blijvende Europese aanpak, met voldoende beschikbare capaciteit voor de strijd tegen drugs. Begin 2013 zal het EMCDDA in samenwerking met Europol een drugsstrategie uitwerken. De Commissie gaf aan het voornemen om samen met Europol en EMCDDA te komen tot een holistische en strategische aanpak van de drugsproblematiek, te steunen.

8. Diversen

Commissaris Reding vroeg aandacht voor het belang van spoedige implementatie van enkele instrumenten van wederzijdse erkenning, in het bijzonder het kaderbesluit strafvonnissen en het kaderbesluit voorwaardelijke en alternatieve sancties. Deze twee kaderbesluiten vormen een nuttige aanvulling op het kaderbesluit over het Europees aanhoudingsbevel. Met de implementatie van deze instrumenten kunnen vervelende situaties worden voorkomen. EU-burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat Europese afspraken door de lidstaten worden nageleefd en rechtens afdwingbaar zijn. Commissaris Reding gaf aan dat de Commissie thans nog geen inbreukprocedures kan starten. Zij deed met klem een beroep op de lidstaten om de desbetreffende instrumenten zo snel mogelijk te implementeren, daartoe gesteund door enkele lidstaten. (Nederland heeft beide instrumenten geïmplementeerd.)

9. Lunchbespreking: Europees beslagbevel

De lunchbespreking betrof het voorstel om de civielrechtelijke inning van grensoverschrijdende schuldvorderingen voor burgers en bedrijven te vereenvoudigen. Dit gebeurt door instelling van een nieuwe en zelfstandige Europese procedure voor grensoverschrijdend conservatoir beslag op bankrekeningen. De meeste lidstaten gaven aan dat het treffen van bewarende maatregelen een taak van de rechter is. Zo ook Nederland. Wat betreft het voorstel van het Voorzitterschap om een artikel op te nemen over de aansprakelijkheid van de schuldeiser voor schade van de schuldenaar in geval de schuldeiser zich niet aan de voorwaarden in het voorstel houdt, reageerden de meeste lidstaten, ook Nederland, negatief omdat dit een zeer vergaand voorstel is dat nieuwe, Europese aansprakelijkheidsregels introduceert.


X Noot
1

Zie ook het BNC-fiche, de brief van 19 oktober 2012 (Kamerstukken II 2012/23, 32 317, nr. 141).

Naar boven