32 309 (R1907) Wijziging van de Paspoortwet in verband met de mogelijkheid om de verstrekking van een reisdocument te weigeren in geval van onttrekking aan strafvervolging of tenuitvoerlegging van een straf in het buitenland en in verband met een wijziging in de differentiatiemogelijkheden van de gemeentelijk tarieven

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 9 april 2010

1. Inleiding

Met genoegen heb ik kennisgenomen van het verslag betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van de Paspoortwet in verband met de mogelijkheid om de verstrekking van een reisdocument te weigeren in geval van onttrekking aan strafvervolging of tenuitvoerlegging van een straf in het buitenland en in verband met een wijziging in de differentiatiemogelijkheden van de gemeentelijke tarieven. De leden van de SP-fractie hadden met interesse kennisgenomen van het onderhavige voorstel van rijkswet, de leden van de VVD-fractie met instemming en de leden van de PVV-fractie steunden deze wijziging van de Paspoortwet. Graag ga ik hieronder mede namens de minister van Buitenlandse Zaken in op de gestelde vragen.

De leden van de VVD-fractie vroegen waarom het zo lang heeft geduurd voordat het onderhavige voorstel van rijkswet werd ingediend.

Begin 2008 is begonnen met het schrijven van het onderhavige voorstel. In het voorbereidingstraject zijn diverse procedurestappen doorlopen, waaronder de interdepartementale afstemming, de advisering door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en het College bescherming persoonsgegevens, de afstemming met de Nederlandse Antillen en Aruba, de behandeling in de Rijksministerraad en de advisering door de Raad van State van het Koninkrijk. Hoewel dit de normale rijkswetgevingsprocedure is, neemt dit niet weg dat de voorbereidingen met betrekking tot het onderhavige voorstel van rijkswet inderdaad geruime tijd hebben geduurd.

De fractieleden van de PVV waren van mening dat de weigeringsgrond bij alle misdrijven zou moeten gelden en niet uitsluitend bij verdenkingen van misdrijven waarvoor een maximale vrijheidsstaf van een jaar of langer kan worden opgelegd. Zij vroegen waarom gekozen is voor de periode van een jaar.

Bedoeling van het wetsvoorstel is dat weigering en vervallenverklaring van een reisdocument niet mogelijk zijn in verband met lichte delicten of gedragingen die binnen het Koninkrijk geen strafbaar feit opleveren. Vervolgens is een afweging gemaakt welke strafbare feiten in dat verband als «lichtere» delicten dienen te worden beschouwd. Om te bereiken dat de weigeringsgrond alleen van toepassing is in geval van ernstige strafbare feiten is deze niet van toepassing bij overtredingen, alsmede misdrijven waarvoor de maximaal op te leggen straf minder dan een jaar bedraagt.

2. Inhoud van de grond tot weigering of vervallenverklaring

De leden van de SP-fractie stelden enkele vragen over Nederlanders die in «semi-libertad» zitten in Latijns-amerikaanse landen, een soort voorwaardelijke invrijheidstelling. Zij wilden weten of de regering bekend is met de problematiek van deze Nederlanders, die vaak niet mogen werken en het land niet mogen verlaten, en vroegen naar de bereidheid deze problematiek te inventariseren, met name in Peru en de Dominicaanse Republiek, en in hoeverre deze groep een reisdocument wordt onthouden en in hoeverre zij worden bijgestaan.

Als onderdeel van de consulaire taak verlenen medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken desgevraagd consulaire bijstand aan Nederlanders die zich in behoeftige omstandigheden bevinden. Dit geldt ook voor Nederlanders die zich in semi-libertad bevinden. Met paspoortaanvragen vandeze categorie Nederlanders wordt uiterst zorgvuldig omgegaan. De regering is bekend met de problemen waar mensen in deze situatie mee worden geconfronteerd en tracht hen in voorkomend geval behulpzaam te zijn, bijvoorbeeld als zij zich moeten identificeren. De beslissing op een paspoortaanvraag wordt in dergelijke gevallen beoordeeld langs de lijnen van het vigerende beleid, waarover de Kamer werd geïnformeerd bij brief van 25 juni 2008 (TK 2007/08, 31200 V, nr. 137).

De leden van de VVD-fractie informeerden welke criteria worden gehanteerd bij het afzien van weigering of vervallenverklaring in verband met onzorgvuldigheid in de rechtsgang in het betreffende land. Ook stelden deze leden, evenals de leden van de PVV-fractie de vraag welke criteria worden gehanteerd ten aanzien van het afzien van weigering of vervallenverklaring in verband met de gezondheid van de betrokkene in combinatie met zijn medische verzorging.

Bij de afweging of wel of geen beroep dient te worden gedaan op de nieuwe weigeringsgrond moet vooropgesteld worden dat sprake moet zijn van maatwerk, waarbij alle relevante omstandigheden in de afweging worden betrokken. De onzorgvuldigheid van de rechtsgang in het betreffende land en een zeer slechte gezondheid van de betrokkene in combinatie met zeer gebrekkige medische verzorging zijn omstandigheden die moeten worden meegewogen. Van onzorgvuldigheid in de rechtsgang is sprake indien de rechtsgang zo gebrekkig is dat sprake is van een schending van elementaire normen waaraan een eerlijk proces moet voldoen, zoals het recht op hoor en wederhoor, het recht voor een verdachte om zich juridisch te laten bijstaan en de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de rechter.

De omstandigheid dat in artikel 23a sprake is van een weigeringsbevoegdheid, niet van een weigeringplicht, brengt mee dat het resultaat van de beoordeling van een aanvraag in het licht van deze bepaling steunt op een toetsing van alle relevante omstandigheden, zonder dat de uitkomst bij voorbaat vast staat. Om diezelfde redenen is het niet mogelijk om op voorhand een sluitend en specifiek stelsel van criteria te fixeren: elk individueel geval wordt immers op eigen merites beoordeeld.

Ook een slechte gezondheid van een Nederlander in het buitenland vormt op zichzelf geen grond om betrokkene zonder verdere afweging te voorzien van een paspoort. Daar waar het gaat om een schrijnend geval waarin een bevoegde (niet noodzakelijk Nederlandse) arts een slechte gezondheid geconstateerd heeft, zal dit aspect in voorkomend geval deel uit maken van de zorgvuldige afweging, zoals in het reeds genoemde beleid is vastgelegd. In die afweging kunnen mede de detentieomstandigheden – zoals het ontbreken van medische zorg tijdens detentie – aan de orde komen, in samenhang met de duur van de opgelegde of verwachte gevangenisstraf. Deze afweging dient per geval te worden gemaakt, waarbij alle relevante omstandigheden worden betrokken.

3. Differentiatie van gemeentelijke tarieven bij aanvragen door niet-ingezetenen

De leden van de PVV-fractie merkten op dat de tarieven voor reisdocumenten die gemeenten hanteren veel te hoog liggen en in een aantal jaren onevenredig zijn gestegen en dat de tarieven van reisdocumenten in de verschillende gemeenten zo veel mogelijk gelijkgeschakeld zouden moeten worden.

Uitgangspunt voor de leges (tarieven) van de reisdocumenten is dat deze kostendekkend dienen te zijn. Omdat er in het verleden tussen de verschillende gemeenten grote verschillen bestonden in de tarieven voor een paspoort of Nederlandse identiteitskaart, zijn door middel van een zogenaamd bandbreedte onderzoek de kosten in kaart gebracht. Dit heeft er toe geleid dat sinds 1 oktober 2001 gemeenten geen hogere leges mogen heffen dan de maximum tarieven die in het Besluit paspoortgelden zijn opgenomen (Stb. 2001, 421).

4. Wijziging artikel 59 van de Paspoortwet

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om tevens een beperkte wijziging van artikel 59 van de Paspoortwet door te voeren. Deze wijziging is wetstechnisch van aard. Voor de toelichting verwijs ik naar de toelichting bij de nota.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven