32 293
Aardbeving in Haïti

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 februari 2010

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 21 januari 2010 overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over:

– de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 20 januari 2010 over de actuele situatie Haïti en tevens het antwoord op de schriftelijke vragen van de leden Peters en Vendrik (32 293, nr. 1).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van der Kolk-Timmermans

Voorzitter: Ormel

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ferrier, Nicolaï, Peters, Van der Staaij, Voordewind, Waalkens,

en minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

De voorzitter: Ik open de vergadering over Haïti. Ik stel een spreektijd voor van maximaal drie minuten per fractie. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Ferrier.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Het is heel goed om apart te spreken over de dramatische situatie in Haïti. Namens het CDA betuig ik mijn medeleven aan alle mensen die door de ramp in Haïti getroffen zijn, alsmede aan de nabestaanden. Ik ben ervan onder de indruk dat er vandaag door verschillende media een publieksactie wordt gehouden. Tevens ben ik onder de indruk van de grote betrokkenheid van de Nederlanders bij het lot van de Haïtianen. Daarop mogen wij trots zijn. De kracht van het maatschappelijk middenveld komt daardoor weer eens goed op de agenda te staan.

Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor zijn goede, heldere brief en spreek veel waardering uit voor de inzet van het Urban Search and Rescue Team (USAR), de consulaire bijstand, marineschip Hr. Ms. Pelikaan enzovoorts. Ik benadruk vooral dat het in deze noodhulpsituatie en straks bij de structurele wederopbouw aankomt op coördinatie. De United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA) slaagt er nu niet in om de zaken goed te coördineren. Uit de brief maak ik op dat de Verenigde Naties nog een speciale vertegenwoordiger voor Haïti moeten benoemen. Ter plaatse dient nu leiderschap te worden getoond, maar dat gebeurt niet. Ik zie dat de Verenigde Staten in dat gat springen, maar mijn fractie is van mening dat de Verenigde Naties dit moeten doen.

Het baart mij zorgen dat in de brief staat dat veiligheidscode 3 geldt. Dat betekent dat de troepenmacht Minustah nachts binnen moet zijn en dan dus niet mag werken. Geldt die code ook voor de Amerikaanse militairen? Ik hoop dat er iets kan worden gedaan met de intentie om dat mandaat te verbreden. ’s Nachts slaat de onrust immers juist toe.

Ook in Montréal wordt straks om leiderschap gevraagd. Ik ben heel benieuwd of de lidstaten van de Europese Unie daar met één mond gaan spreken. Kan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking mij daarover informeren?

Ik vind het belangrijk dat er vraaggestuurde hulp wordt geleverd en dat wij hier dus niet bedenken wat de mensen daar nodig hebben. Juist in een noodsituatie moet de hulp nadrukkelijk vraaggestuurd zijn. Het is een goede zaak dat de EU inventariseert welke aanvullende bijdrage zij zou kunnen leveren. Er wordt gedacht aan militaire inspanningen en politie-inspanningen. Is het mogelijk om in EU-verband na te denken over de Battlegroup of the European Union? Die organisatie lijkt ons bij uitstek geschikt om nu op te treden. Zij is naar ons idee geschikt om iets te doen aan de anarchie waarvan als gevolg van deze ramp sprake is. Is de minister van Buitenlandse Zaken ook van mening dat dit snelle reactieteam een toegevoegde waarde kan hebben? Als er behoefte blijkt te zijn aan een dergelijke inzet, staat mijn fractie daar achter.

De CDA-fractie heeft eerder gezegd dat Haïti het armste land is van het westelijk halfrond. Het is een land dat vergeten is en waar problemen structureel moeten worden aangepakt. Het is heel goed dat de Europese Commissie aangeeft dat zij een belangrijke rol wil spelen, maar de eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de CDA-fractie teleurgesteld is in datgene wat de Europese Commissie tot nu toe heeft bereikt. Wat gaat de minister van Buitenlandse Zaken doen om de rol van die Europese Commissie inderdaad te versterken? Hoe kijkt de minister aan tegen een specifieke inzet, bijvoorbeeld op het terrein van de landbouw? Wij zijn heel blij dat er een pilot komt naar aanleiding van ons voorstel over de suikerpalmbossen. Dergelijke structurele aanpakken zijn namelijk nodig.

Als wij iets hebben geleerd van de situatie die na de tsunami ontstond, is dat het er in de noodhulpfase en zeker in de fase van structurele hulp om gaat dat de locale organisaties bij alle activiteiten worden betrokken. Hoe wordt een en ander nu georganiseerd?

Kan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking iets zeggen over de verdeling van alle gelden die vandaag en de komende weken opgehaald zullen worden ten behoeve van de noodhulpfase? Hoe gaan wij met die gelden om in de meer structurele fase die vele, vele jaren zal vergen?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook mijn fractie spreekt haar medeleven uit naar de Nederlandse en de Haïtiaanse slachtoffers en de nabestaanden.

Ik heb de brief van de minister van Buitenlandse Zaken gelezen en spreek mijn waardering uit voor het feit dat hij dermate snel gereageerd heeft. Ook waardeer ik het dat hij zo betrokken is bij Haïti en de mensen wier familieleden daar wonen. Ik doel onder andere op de bijeenkomst in de Arena in Amsterdam. Ik ga ervan uit dat de minister inventariseert welke mogelijkheden Nederland heeft, los van de eerste noodhulp, om hulp te bieden in de eerste fase van de wederopbouw. Ik doel onder andere op de aspecten die de WRR heeft genoemd. Wat kan Nederland doen met zijn aanvullende expertise? Wat kan zijn meerwaarde zijn bij de wederopbouw? Ik denk bijvoorbeeld aan schoon drinkwater. Misschien moeten wij staatssecretaris Huizinga-Heringa daarbij betrekken. Laat de minister zijn gedachten daar al over gaan?

Ten aanzien van de schuldkwijtschelding zei de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat Nederland daarbij zijdelings is betrokken. Kan hij dat verduidelijken? Moeten er nog schulden worden betaald? Zo ja, hoe werkt dat dan? Wat zouden wij op dat punt nog kunnen doen?

Ik ben het met mevrouw Ferrier eens dat, als wij moeten leren van de situatie die na de tsunami ontstond, wij dienen te beseffen dat de coördinatie ter plaatse verschrikkelijk belabberd was. Dat bleek vooral in de beginfase. Ik ben eerder in noodhulpgebieden geweest en zag dat de Verenigde Naties vaak te laat begonnen met coördineren. Ik begrijp dat het heel lastig is, maar de Verenigde Naties zouden eigenlijk vanaf de tweede of de derde dag met coördineren moeten beginnen om te voorkomen dat alle ngo’s hun eigen ding gaan doen. Hoe kan OCHA ter plaatse heel snel de leiding nemen?

Ik kom op de coördinatie door het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ik neem aan dat daarover overleg plaatsvindt met de Nederlandse organisaties die in Haïti werken. Coördineert het ministerie dat overleg? Heeft het die organisaties gevraagd om met het ministerie om de tafel te gaan?

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zei dat hij de inkomsten van de SHO gaat verdubbelen. Daar ben ik blij om, want daarmee stimuleert hij ook het particulier initiatief. Er zijn echter ook organisaties die niet in de SHO vertegenwoordigd zijn. Ik noem Woord en Daad Armoedebestrijding en ZOA Vluchtelingenzorg. Woord en Daad Armoedebestrijding is de grootste MFS-organisatie die in Haïti aanwezig is. ZOA Vluchtelingenzorg is een belangrijke noodhulporganisatie. Die maakt geen onderdeel uit van de SHO. Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bereid om de particuliere gelden te verdubbelen, met name voor die organisaties die MFS ontvangen en heel actief zijn in Haïti?

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. De PvdA heeft met ontzetting kennis genomen van de enorme ramp in Haïti. Wij sluiten ons aan bij de woorden van de voorgangers over het betuigen van medeleven aan de Haïtiaanse en de Nederlandse slachtoffers en aan de nabestaanden.

Aan het begin van dit decennium dachten wij dat dit soort rampen ons bespaard zou blijven, maar de realiteit blijkt anders en heel hard. De mensen in Haïti hadden al weinig perspectief, maar nu blijkt dat er daar nog een ernstigere situatie kan ontstaan.

Wij zijn heel blij met de brief over de stand van zaken van de minister van Buitenlandse Zaken namens het kabinet. Daarin staat welke positie Nederland inneemt. In de brief wordt ook aandacht besteed aan de inspanningen van Nederland ten aanzien van de coördinatie in Europa en de inspanningen van Nederland ter plaatse. Met het laatste doel ik op het sturen van die zaken en hulp die nodig zijn om de eerste nood zo veel mogelijk te lenigen. Wij weten echter allemaal dat de gebrekkige infrastructuur een blokkade vormde voor de hulpverlening in de eerste uren na de ramp. Toch was het goed dat de Koninklijke Marine snel ter plaatse was. Nederland kan bovendien een belangrijke bijdrage leveren aan het verlenen van de humanitaire hulp. De Verenigde Naties verzoeken Europa nu om additionele militaire inspanning en politie-inspanning te leveren. Ik pleit ervoor dat blijft bij het bieden van humanitaire hulp en dat het geen militaire missie wordt.

Na de tsunami is gebleken dat coördinatie essentieel is voor de loop der dingen en de activiteiten die ter plaatsen worden ontplooid. Het is essentieel om te laten zien dat wij hebben geleerd van de wijze waarop er is opgetreden na de tsunami. Ook voor de vele vrijwilligers die zich melden om uitgezonden te worden, is coördinatie van groot belang.

We zijn het eens met de richting van het kabinet. Terecht kiest het voor vraaggestuurde hulp. Het is belangrijk om te weten wie hulp vraagt. Toen Haïti een fragiele staat was, bleek het al lastig om contact te krijgen met gecoördineerde assistentie van de internationale gemeenschap. Wij willen graag dat de Verenigde Naties op het terrein van de coördinatie het voortouw nemen. Uiteraard kan OCHA dit niet vanaf de eerste dag op orde krijgen, maar er moet wat dat betreft nadrukkelijk een plaats zijn voor OCHA en de Verenigde Naties.

Voor de wederopbouw worden leningen afgesloten. Ik pleit ervoor om daarbij secuur te handelen. Haïti is heel arm en heeft behoefte aan een kapitaalinjectie. We moeten er dan ook voor oppassen dat het land als gevolg van afgesloten leningen verder in de problemen komt. Volgens ons moet er een overzicht komen van de meerjarentoezeggingen van de internationale gemeenschap onder regie van de Verenigde Naties.

Het is schrijnend om te zien dat er een enorm tekort is aan medicijnen en materialen. Mensen smeken om hulp en kunnen die niet krijgen. Voor iedereen is dat schrijnend, maar dat geldt vooral voor vrouwen die moeten baren. In deze situatie komt een begin van een nieuw leven in gevaar. Ik vraag extra aandacht voor die vrouwen.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ook namens de SP betuig ik mijn medeleven aan alle slachtoffers en nabestaanden. Ik sluit mij ook aan bij de woorden die de Kamervoorzitter dinsdag jl. heeft gesproken.

Mijn fractie maakt zich zorgen over het gebrek aan coördinatie tussen de hulpverleners uit de Verenigde Staten en die van de Verenigde Naties. De regering lijkt die zorg te delen. De Verenigde Staten leken aanvankelijk een solomissie na te streven. Terecht is daarop veel kritiek geuit. Mijn fractie deelt die kritiek. Artsen Zonder Grenzen heeft geklaagd dat de Verenigde Staten de eigen vliegtuigen voor lieten gaan. Ondanks alle logistieke problemen konden de vliegtuigen van Hillary Clinton en Ban Ki-moon wel landen. Dat roept vraagtekens op over het gevoerde beleid. De Amerikaanse maatregelen en procedures lijken daarmee bij te dragen aan vertraging in de hulpverlening. Dat kan uiteraard niet de bedoeling zijn. Het is goed om daadkracht te tonen, maar de rol van de Verenigde Staten, ook de huidige, moet wel worden opgehelderd. De capaciteit van de Verenigde Naties in Haïti was beperkt, maar breidt zich nu snel uit. De politieke vraag is of de Verenigde Staten binnenkort het stokje zullen overdragen aan de Verenigde Naties. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelde terecht dat verdere acties onder de centrale leiding en de regie van de Verenigde Naties zouden moeten worden ondernomen. Vanzelfsprekend is de rol van de Verenigde Staten, gezien de nabijheid, daarbij belangrijk.

In de brief staat dat de Verenigde Naties het verzoek hebben gedaan om additionele militaire inspanning en politie-inspanning te leveren. Wat is concreet het verzoek? Naar mijn idee past het in de aanbieding doen van de Battlegroup of the European Union – dat deed de CDA-fractie – niet bij het uitgangspunt van vraaggestuurd werken. Graag hoor ik de opvatting van de minister van Buitenlandse Zaken daarover.

Ik kom op de kwijtschelding van de schulden. In de brief wordt de suggestie gewekt dat alle schulden vorig jaar al zijn kwijtgescholden. Volgens Jubilee is in 2009 een bedrag van 1,2 mld. dollar kwijtgescholden. Er zou echter een schuld van 641 mln. dollar over blijven. Graag wil ik de reactie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking op dat punt.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik kan geen woorden vinden om de doffe ellende en de wanhoop te beschrijven waarvan in Haïti momenteel sprake is. Dan blijven slechts bidden en het bieden van hulp waar wij maar kunnen over. Gelukkig wordt er hard gewerkt. Tevens wordt er in Haïti en elders veel gebeden. Ik noem dat aspect ook, omdat een natuurramp als deze voor ons gevoel en ons beperkte verstand onbevattelijk is. Van de christenen in Haïti heb ik echter begrepen dat bidden voor hen de enige manier is om dit terug te leggen in Gods handen, in de wetenschap dat hij nergens zo dichtbij is als juist daar waar hij het meest wordt gemist.

Wij wensen de mensen die hulp bieden alle kracht toe. Met respect hebben wij kennis genomen van de vele acties die op touw zijn gezet, alsmede van de initiatieven van onze ministers. Een goede afstemming op EU-niveau is ook belangrijk, alsmede een goede coördinatie tussen de Verenigde Naties en de Verenigde Staten. Ik verwijs in dit verband ook naar het statement dat een groot aantal hulpverleningsorganisaties kort voor dit algemeen overleg hebben afgegeven. Ik hoop dat de bewindslieden daarvan ook nog kennis konden nemen, want ik stel daarover een vraag. Gezien de beperkte tijd, kan ik niet bij alle punten stilstaan. Dat statement bevat echter een serie nuttige aanbevelingen. Ik heb de indruk dat die aanbevelingen grotendeels overeenkomen met de huidige inzet waar de ministers voor kiezen. Ik noem coördinatie, waar mogelijk het inzetten van de Haïtiaanse organisaties zelf en het beschermen van de veiligheid van de burgers. Graag wil ik een reactie van de bewindslieden op het statement.

In dat statement kwam overigens ook naar voren dat er nu al aandacht moet zijn voor de wederopbouw op langere termijn. Dat hebben mijn voorgangers ook gezegd. Gelet op de verwoesting en de chaos, is het niet overdreven om te stellen dat er iets heel bijzonders nodig is om dat land er bovenop te helpen. Ik verzoek de minister om iets te zeggen over de visie op de langere termijn. Hoe wordt nu al in procedurele zin aan die toekomst gewerkt? Het is buitengewoon belangrijk dat, als de camera’s van de wereldpers wegzwenken, Haïti hoog op de internationale agenda blijft staan. Het moet daar blijven staan, ook als er geen rampen gebeuren. In het verleden hebben wij ervaren dat dit niet vanzelfsprekend is. Haïti wordt immers vaak vergeten, ondanks het feit dat dit het armste land is op het westelijk halfrond. Ik meen dat mevrouw Ferrier dat ook heeft gezegd.

Ik maak een opmerking in aanvulling op dat wat de heer Voordewind naar voren heeft gebracht over de verdubbeling van de gelden die binnenkomen bij de SHO. De heer Voordewind pleit ervoor om ook de gelden die binnenkomen bij organisaties als Woord en Daad Armoedebestrijding en ZOA Vluchtelingenzorg te verdubbelen. Ik zag dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bedenkelijk keek, dus ik probeer er nog een schepje bovenop te doen. Er zijn natuurlijk mensen die betrokken zijn bij die organisaties, omdat die al lange tijd in dit gebied werkzaamheden verrichten. Zij hebben bijvoorbeeld financiële adoptiekinderen in Haïti en zij hebben ook vertrouwen in die organisaties. Soms vraag je je af hoe het zit met die grote potten. Er zijn echter mensen die vertrouwen hebben in die organisaties en die daarom nu al geld hebben gestort. Ik begreep dat er ook bij die organisaties al € 750 000 is binnengekomen. Sommige hebben in Haïti al jarenlang ervaring opgedaan en komen in aanmerking voor reguliere subsidiestromen. Zonder terecht te komen op de vraag welke organisaties er nog meer extra geld moeten krijgen, verneem ik graag van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of met dit soort toegespitste criteria is te bewerkstelligen dat deze gelden ook voor die organisaties verdubbeld worden. Dat zou toch wel stimulerend werken.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Wij sluiten ons aan bij de woorden van medeleven die de Kamervoorzitter en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dinsdag jl. hebben geuit. Het waren woorden van medeleven met de mensen die de verschrikkelijke ramp in Haïti hebben meegemaakt. Ik geloof dat dit breed in de samenleving op die wijze gevoeld wordt.

Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken voor de snelle brief over de stand van zaken namens het kabinet. Mijn fractie steunt de snelle actie van de regering.

Hoe staat het met het verzoek van Ban Ki-moon dat betrekking heeft op het leveren van meer legertroepen en politiemensen? Wat heeft hij concreet verzocht? Denkt de EU of Nederland aan het leveren van een bijdrage?

Zonder dat ik iets ten kwade wil zeggen van de Verenigde Staten – zij hebben ongetwijfeld goede bedoelingen met al hun acties – maak ik mij zorgen over de D-Day-achtige omvang waarmee het gigablik Amerikaanse militairen het eiland heeft overspoeld. Er wordt niet altijd al te best gecoördineerd en de Amerikanen opereren niet onder de vlag van de Verenigde Naties. Daarbij komt dat die militairen niet altijd de juiste prioriteiten stellen. Ik meen dat de prioriteiten inmiddels zijn bijgesteld, maar ik vraag mij af hoe het staat met de coördinatie. Zal de regering bepleiten dat de EU er bij de Verenigde Staten krachtig op aandringt dat de Amerikaanse militairen onder het mandaat van de Verenigde Naties opereren om te voorkomen dat zij ervoor zorgen dat de hulpverlening niet op effectieve wijze plaatsvindt? Het is in deze situatie immers ontzettend moeilijk om te coördineren.

Haïti heeft nu te maken met een bestuurlijk vacuüm. Waarschijnlijk zal er daarom ook op dat punt buitenlandse steun nodig zijn. Is de regering van mening dat de Verenigde Naties die taak op zich moeten nemen? Ik maak mij een beetje zorgen over de woorden van Hillary Clinton die inhouden dat het Haïtiaanse parlement nu maar de noodtoestand moet uitroepen. Dan kan de president immers de bevoegdheden op het terrein van de handhaving van de openbare orde aan de Verenigde Staten overdragen. Daarmee hebben de Verenigde Staten waarschijnlijk te snel en te enthousiast geredeneerd.

Wij steunen de lijn van de regering om te blijven onderzoeken waaraan bij de bevolking van Haïti en de hulpverlenende organisaties behoefte bestaat. Ook mijn fractie benadrukt dat we het heel belangrijk vinden dat, nadat de ernstige noden zijn gelenigd, alle aandacht wordt gericht op de wederopbouw. Het is goed dat de Europese Commissie daarin een rol wil blijven spelen en dat ook de Nederlandse regering wat dat betreft haar bereidwilligheid toont. Het is ook goed dat zij, zodra de tijd rijp is, de daad bij het woord wil voegen. Het is van het grootste belang dat, als eenmaal de camera’s weg zijn, Haïti niet in de vergetelheid raakt. Dat land moet hoog op de agenda blijven staan.

We vinden het ook goed dat zal worden gepleit voor een sterke speciale VN-vertegenwoordiger op Haïti. Is al bekend hoe snel een dergelijke persoon met een sterk mandaat kan aantreden?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Betreurt de GroenLinks-fractie nu ook dat de hulpverleners van de Verenigde Staten de eersten waren die op verzoek van de Haïtiaanse regering hulp en steun kwamen bieden, ondanks dat daarover in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties nog niet was gesproken?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Nee, als daarover een misverstand bestaat, hecht ik eraan om te zeggen dat ik echt niets ten kwade wil zeggen over de Verenigde Staten. Ik twijfel namelijk niet aan de goede bedoelingen van die hulpverleners. Je ziet echter wel dat er grote coördinatieproblemen zijn. Daardoor is het voor hulpverleners lastig om op de plaats van bestemming te komen en hun werk te doen. Als iemand op basis van bilaterale akkoorden opereert en zaken niet goed afstemt met de Verenigde Naties, terwijl die coördinerende taken uitvoeren, voorzie ik problemen. Sterker nog, er zijn al problemen ontstaan. De Verenigde Naties, het World Food Programme, hebben geklaagd over het stellen van verkeerde prioriteiten, het te laat landen van voedseltransporten als gevolg van de bilaterale acties van de Amerikanen. Dat betreur ik. Nu de Amerikanen hun eerste acties hebben ondernomen, moeten zij meewerken en de coördinerende taken aan de Verenigde Naties overlaten.

De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. Evenals alle anderen, was de VVD-fractie ontzet door deze ongekende ramp. Ook zij betuigt haar medeleven aan de ontelbare slachtoffers en nabestaanden. Misschien kregen wij allemaal een ongemakkelijk gevoel toen de berichten tot ons kwamen, want dat was op het moment dat wij hevig met onszelf bezig waren. Wij voerden namelijk een debat over partijpolitieke verschillen.

Kortheidshalve sluit ik mij aan bij alle vragen en bij alle punten van zorg die naar voren zijn gebracht. Wij moeten inderdaad leren van de situatie die ontstond na de tsunami. Ik doel dan met name op het punt van de coördinatie.

Misschien is het vroeg om nu te melden dat er al moet worden gedacht over de volgende fase, namelijk de wederopbouw. Vanzelfsprekend dient er ook te worden nagedacht over de risico’s van noodhulp en het blijven hangen in mechanismen die daaraan verbonden zijn. Ik ben benieuwd in hoeverre de regering haar gedachten nu al laat gaan over de wijze waarop dat soort risico’s is te voorkomen. Denk aan locale organisaties, de behoeftes ter plaatse, de wijze waarop structureel iets kan worden gedaan op het terrein van de landbouw en de manier waarop is te voorkomen dat heel grote fouten worden gemaakt. De noodsituatie is weliswaar een excuus voor het feit dat er bij het bieden van noodhulp fouten worden gemaakt, maar vaak zijn het «ongelukkige» fouten. De vraag is dus hoe is te voorkomen dat dergelijke fouten worden gemaakt.

Minister Verhagen: Voorzitter. Wij zijn allemaal diep geschokt door die hevige aardbeving in Haïti. Dat geldt voor de Staten-Generaal, het kabinet en de wereldgemeenschap, inclusief de Nederlandse bevolking. De verwoestingen die door deze natuurramp zijn aangericht en het verdriet dat daarmee gepaard gaat, zijn onvoorstelbaar. Er zijn tienduizenden zo niet honderdduizenden doden, waaronder een aantal Nederlanders. 3,5 miljoen mensen hebben dringend behoefte aan hulp en de helft van de hoofdstad van Haïti is verwoest. Daarbij komt dat het land afgelopen woensdag door een zware naschok werd getroffen. De gevolgen van deze ramp gaan je voorstellingsvermogen te boven. Het is dus terecht dat de Kamer nader met ons van gedachten wil wisselen over de vraag hoe de Nederlandse regering, de Europese Unie en de internationale gemeenschap met de situatie in Haïti omgaan.

Ik denk dat het goed is dat de internationale gemeenschap zich zonder aarzelen solidair heeft verklaard met Haïti en zijn bevolking. De hulp stroomt van alle kanten naar het land. Ik hecht eraan om te onderstrepen dat ik onder de indruk ben van de snelheid waarmee een enorme internationale hulpoperatie op gang is gebracht. In deze tijd wordt vaak gesuggereerd dat mensen alleen aan zichzelf denken en voor zichzelf opkomen. Ik vind het dan ook buitengewoon positief en hartverwarmend om te zien hoe snel die hulpoperatie op gang is gekomen en om te vernemen dat de Nederlandse samenleving zich vandaag weer solidair verklaart met Haïti. Ook de Nederlandse Antillen en Aruba hebben meteen gedaan wat in hun vermogen ligt en doen dat nog steeds.

Nederland concentreert zich nu op het bieden van consulaire en humanitaire hulp. Minister Koenders zal specifiek ingaan op de humanitaire hulp en de coördinatie daarvan. Ik zal nader ingaan op de consulaire inzet, alsmede op de politieke vragen en die over de ordehandhaving.

In Haïtië is geen Nederlandse ambassade gevestigd. Er zit alleen een honorair consul in Haïti. Gelijktijdig met het reddingsteam is direct een consulair team naar Haïti gestuurd. Binnen 48 uur was dat ter plaatse. Het heeft dag en nacht gewerkt om Nederlanders, Antillianen en Arubanen bij te staan die ten tijde van de aardbeving in Haïti waren. Op het moment van de ramp waren meer dan 60 Nederlanders, Antillianen en Arubanen in Haïti. Er was een speciaal consulair ondersteuningsteam dat snel hulp kon bieden bij de evacuatie en de repatriëring van Nederlanders en mensen uit Curaçao. Het bracht ook in kaart welke mensen nog in Haïti waren. Eerder deze week zijn de eerste mensen via Curaçao en Brussel teruggekomen. Vanmiddag zijn adoptiekinderen in Eindhoven geland voor wie de adoptie al in kannen en kruiken was. Zowel kinderen die in aanmerking kwamen voor adoptie in Nederland als kinderen die in aanmerking kwamen voor adoptie in Luxemburg, zijn naar Nederland vervoerd. Justitie heeft de procedures daarvoor geregeld.

Dit speciale consulair rampenteam moest helaas ook veel werk doen dat te maken had met het identificeren van slachtoffers. Wij hebben ervoor gezorgd dat gegevens, bijvoorbeeld gebidstatussen, en medische gegevens bij een Israëlisch identificatieteam terechtkwamen. Dat team was op dat moment in Haïti en het is daar nog steeds. Aan de hand van die gegevens konden de doden uit het Koninkrijk worden geïdentificeerd. Bovendien verleent het consulair rampenteam assistentie bij de repatriëring van de stoffelijke overschotten.

Ook onze ambassadeur in de Dominicaanse Republiek en consulair medewerkers van de ambassade zijn al dagen in Haïti. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de consulaire operatie onder deze zware omstandigheden zo goed mogelijk uit te voeren. Ik noem speciaal de honorair consuls. Dat zijn vrijwilligers. De heer Padberg heeft vanaf het begin een ongeëvenaarde inzet getoond. Het wel en wee van Nederlanders, Haïtianen, Antillianen, Arubanen en dat van de hulpverleners gingen hem aan het hart.

Er worden nog twee Nederlanders van Antilliaanse origine vermist. Het gaat om de directeur en de plaatsvervangend directeur van de luchtvaart van de Nederlandse Antillen. Zij verbleven in een hotel dat is ingestort. Wij moeten dan ook vrezen dat zij zijn omgekomen. Zeven andere vermiste Nederlanders zijn inmiddels geïdentificeerd. Hun families zijn op de hoogte gesteld. Wij proberen die mensen zo snel mogelijk te repatriëren.

Met de Hoge Vertegenwoordiger Ashton en mijn collega’s in de Europese Unie heb ik, voorafgaand aan het overleg dat minister Koenders met de collega’s voor Ontwikkelingssamenwerking afgelopen maandag heeft gevoerd, nader overleg gehad om na te gaan op welke wijze de Europese Unie een bijdrage kan leveren. Daarbij heb ik ook gewezen op de toegevoegde waarde, de complementariteit en de coördinatie. Daarop heeft deze commissie ook gewezen. De Verenigde Staten, de Verenigde Naties en de lidstaten van de Europese Unie leveren een grootschalige inzet. Het aansturen van al die onderdelen is echter een complexe zaak. Het gaat erom dat de Europese Unie ook inventariseert op welke wijze zij aan verdere verzoeken van de Verenigde Naties tegemoet zal komen. Daarover zullen wij aanstaande maandag ook spreken.

De VN hebben aangegeven dat er behoefte is aan transporthelikopters, genisten, logistiek en een schip met amfibische capaciteiten. Dat schip moet er op korte termijn zijn, want de haven is verwoest. Dat schip is niet meer nodig op het moment dat de haven is hersteld. Verder is er behoefte aan een Formal Police Unit die primair bedoeld is voor het verrichten van de basistaken van de politie. Ik doel op de taken die te maken hebben met de handhaving van de openbare orde. Tegen de heer Waalkens zeg ik dat het niet de bedoeling is om ter plaatse een militaire operatie uit te voeren. Het is juist de bedoeling om plundering tegen te gaan en hulpverleners te beschermen. Op dit moment wordt nagegaan of de European Gendarmerie Force (EGF) kan voorzien in de taken van de Formal Police Unit waar de VN om heeft gevraagd. De Europese Unie beschikt zelf immers niet over een dergelijke politie-eenheid. De EGF is primair dus bedoeld voor het uitvoeren van de basistaken van de politie. Op dit moment vindt daarover nader overleg plaats, ook met de Nederlandse minister van Defensie. Mensen van de Koninklijke Marechaussee leveren een bijdrage aan de EGF. Ook hiervoor geldt dus dat snel en zorgvuldig moet worden nagegaan wat de behoeften zijn. Tevens dient te worden nagegaan of de EGF het beste instrument is, dus of het kan voldoen aan het verzoek. Er moet dus niet aanbodgestuurd worden gewerkt.

Mevrouw Ferrier vroeg specifiek naar de Battlegroup of the European Union. Nederland heeft samen met het Verenigd Koninkrijk zitting in die battlegroup. De toegevoegde waarde van de Battlegroup of the European Union is buitengewoon beperkt, omdat het hem ontbreekt aan genieachtige capaciteiten. En er is momenteel juist behoefte aan dat soort capaciteiten. Wij gaan dus na welke inzetmogelijkheden er zijn en zullen de Kamer daarvan op de hoogte houden. We gaan daarbij ook na of het mogelijk en zinvol is dat Nederland in dit kader een bijdrage levert.

Het marineschip Hr. Ms. Pelikaan lag bij de Antillen. Dat is ingezet voor het bieden van hulp aan Haïti. Er zijn 77 mensen aan boord, waaronder 43 mariniers, een medisch team, de Koninklijke Marechaussee en enkele personen van de Nederlandse Antillen. De mensen aan boord van dat schip ondersteunen en beschermen de hulpverleners in Haïti.

Minister Koenders zal nader ingaan op het Urban Search and Rescue Team (USAR)

Terecht wijzen alle commissieleden op de verdere toekomst, namelijk de fase van de wederopbouw. Ook op dat punt zal minister Koenders ingaan. In het kader van de coördinatie merk ik wel op dat de deelname aan de eerste bijeenkomst in Montréal zich zal beperken tot de landen die een langdurige relatie met Haïti hadden. Het zijn dus de donoren die al voor de aardbeving nauw bij Haïti betrokken waren. In elk geval Frankrijk en Spanje zullen bij die bijeenkomst aanwezig zijn. Waarschijnlijk zal ook de buitenlandchef van de Europese Unie, Ashton, daarbij aanwezig zijn. Aanstaande maandag zullen de lidstaten met elkaar afstemmen wat de inbreng van de Europese Unie zal zijn en de laatste puntjes op de i zetten. Dat zal gebeuren in aanvulling op de extra bijeenkomst van de Raad van ministers voor Ontwikkelingssamenwerking. De bijeenkomst in Canada is de voorloper van de grotere bijeenkomst over de wederopbouw.

Minister Koenders: Voorzitter. Ik dank de commissieleden voor hun vragen. Afgelopen dinsdag hebben de Tweede Kamer en wij de mensen herdacht die door de ramp in Haïti het leven zijn verloren. In de periode waarin minister Verhagen en ik in het kabinet zitten, is dit de grootste ramp in de wereld geweest. Het is een race tegen de klok om zo veel mogelijk mensen te redden. Dat vereist dus een enorme inspanning, flexibiliteit, organisatievermogen en medeleven van heel veel mensen. Ik ben trots op de Nederlanders die hierbij betrokken zijn geweest en die levens konden redden. De minister van Buitenlandse Zaken sprak al over de reddingsteams. Er zijn ook mensen betrokken bij het regelen van de reis van de adoptiegezinnen. Het is een goede zaak dat die hulp zo snel op gang is gekomen.

Ik heb al gezegd dat er sprake is van een race tegen de klok. Onder anderen de mensen die naast mij zitten, werken 24 uur per dag om ervoor te zorgen dat alles zo veel mogelijk en op een zo goed mogelijke manier in de juiste banen wordt geleid. Er moet echter wel gezegd worden dat het heel moeilijk is. Er ligt immers geen receptenboek klaar voor dergelijke situaties. Zelfs voor de professionals is het lastig om in dit soort omstandigheden te werken. Vorig jaar werd Haïti getroffen door een orkaan. Ook was er sprake van een conflict en er zijn vredestroepen in Haïti geweest. Jarenlang is er sprake geweest van onderontwikkeling en wanbestuur. De autoriteiten in Haïti kunnen niet goed functioneren, want de administratieve structuur is zwak. Op dit moment is er nagenoeg geen administratieve structuur meer. Dat is uiteraard heel problematisch. De VN waren daar. Het hoofd van de missie is omgekomen, alsmede een groot aantal peace keepers en kinderen van mensen die in het coördinatieteam zaten.

80% van het voedsel wordt vervoerd via de twee havens. Die havens waren echter niet bereikbaar. Het is overigens interessant om te melden dat het marineschip Hr. Ms. Pelikaan het eerste platte schip met mariniers was dat in één van de havens van Haïti is aangekomen. Dat schip had ook enkele goederen aan boord die van belang waren. Water en medicijnen worden het meest gemist, maar het ontbreekt gek genoeg in eerste instantie aan de logistieke middelen waarmee die goederen verder kunnen worden gebracht. Dat heeft te maken met de totale destructie van de steden, de administratieve structuur, de huizen van heel veel mensen en de vernieling van de gevangenissen.

Gisteren is Haïti getroffen door een nieuwe schok, een schok van 6,1 op de schaal van Richter. Gelukkig heeft dat geen extra gevolgen gehad. Daarmee bedoel ik te zeggen dat er daardoor niet meer mensen gewond zijn geraakt of het leven hebben verloren. Die schok heeft echter wel tot gevolg gehad dat het nog gecompliceerder is om hulp te verlenen.

Er zijn in ieder geval 75 000 mensen omgekomen. Naarmate de tijd verstrijkt, zal dat aantal toenemen. Tot nu toe zijn 200 000 mensen zwaar gewond en 1 miljoen mensen wonen niet meer waar zij voor de ramp woonden. We hebben het dus over een gigantische operatie. Het lijkt mij belangrijk om te zeggen dat de inspanning van Nederland vooral gericht is op coördinatie. Het is belangrijk om zo veel mogelijk gezamenlijk met anderen op een zinnige manier hulp te verlenen. Dat moet echter wel tijdig gebeuren. Coördinatie is een heel moeilijk woord. Wie coördineert immers wie? Uiteraard behoren de VN de leidende taak te hebben. De VN waren zelf onthand doordat er een groot aantal slachtoffers was. Zij konden de coördinerende rol zoals die normaal gesproken in een dergelijke situatie vervuld dient te worden, dus niet direct op zich nemen.

Ik heb veel sympathie voor de administratie van president Obama. De Verenigde Staten hebben immers vrijwel direct en op een zeer effectieve manier gehandeld. Zij hebben bijvoorbeeld op het vliegveld heel snel de controle overgenomen. Op dat vliegveld moeten nu ongeveer 160 vliegtuigen per dag landen, terwijl er slechts één landingsbaantje is. Uiteraard kun je van alles aanmerken op de werkwijze van de Verenigde Staten, maar die hulp was heel hard nodig. Zij bieden die hulp overigens op uitnodiging van de Haïtiaanse autoriteiten. Ik roep de woorden van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban Ki-moon, in herinnering waaruit bleek dat het goed is dat de Verenigde Staten dat gedaan hebben, dat er nu geen problemen zijn met de coördinatie en dat er wordt samengewerkt. Het is belangrijk dat hij dat zegt, want hij heeft ook contact met de Amerikaanse regering. Ik zeg dus dat ik bewondering heb voor dat wat de Amerikaanse regering gedaan heeft.

Ik ben van mening dat het team van OCHA, de humanitaire coördinatoren van de Verenigde Naties, goed op stoom is. Er zijn namelijk voldoende mensen. Als er te veel mensen zijn met coördinerende taken, wordt dat weer een probleem. Het is dus belangrijk om dat te voorkomen. Er is nu sprake van een goede balans, maar dat neemt niet weg dat de afstand tot de Verenigde Staten kort is. Dat is een groot voordeel voor het verrichten van taken op het terrein van de beveiliging, de begeleiding, de omvang en de logistiek.

Coördinatie is een kernwoord. Het gaat wat dat betreft nu redelijk goed. OCHA heeft inmiddels 4 civiel militaire experts, alsmede een expert bij het Amerikaanse ministerie van Defensie die direct daar kan coördineren. Het voordeel is dat de VN ook in New York zitten. 60 mensen coördineren de humanitaire hulp. Dat een goede coördinatie belangrijk is, is gemakkelijk om te zeggen. Het is echter niet eenvoudig om ervoor te zorgen dat er goed wordt gecoördineerd. Het probleem is niet zo zeer dat de coördinatoren hun werk misschien niet goed doen, maar veel meer dat mensen zich moeten laten coördineren. Dat is een enorm risico. Ik meen dat onder anderen mevrouw Ferrier heeft gesproken over het probleem van de aanbodsturing. Alle mensen over de hele wereld willen hulp bieden. Dat is fantastisch, maar onze mensen gaan vooraf precies na wat OCHA wil hebben. Soms worden er verzoeken gedaan door artsen. Er wordt nu gediscussieerd over de vraag of het goed zou zijn om mensen van de Antillen naar Haïti te laten gaan. Zij kunnen immers sneller ter plaatse zijn, omdat de Antillen dichter bij Haïti liggen dan Nederland. In algemene zin zeg ik dat ik enorm veel waardering heb voor de betrokkenheid van de regeringen van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het was ook een groot voordeel dat het genoemde marineschip in de buurt van de Nederlandse Antillen was. Als het vliegveld moeilijk te bereiken is, is het goed dat er een uitwijkmogelijkheid is, niet alleen naar Santo Domingo maar ook naar de Nederlandse Antillen.

Er zijn twee typen van coördinatie. In het land zelf geldt de bekende clusterbenadering. Dat houdt in dat er op verschillende terreinen specifieke verantwoordelijkheden zijn; ik noem de verantwoordelijkheid voor water, sanitair, medicijnen en logistiek. Dit geldt zowel voor de gouvernementele organisaties als voor de niet-gouvernementele organisaties. Naar mijn idee is dat heel belangrijk, want in deze tijd kun je misschien meer dan ooit zeggen dat er sprake is van complementariteit. De VN werken natuurlijk vooral met lokale organisaties. Dat is de kern. Wij hebben vanaf de eerste dag bijvoorbeeld het Rode Kruis gesteund. Het Rode Kruis is een fantastische organisatie met lokale vrijwilligers. Die kunnen dus direct aan de slag. Volgens mij is dat één van de grote voordelen.

De Verenigde Naties hebben wel gezegd dat het nog te vroeg is om te spreken over vroege wederopbouw. Alles is nu namelijk gericht op de directe humanitaire voorzieningen waaraan behoefte is. Het is lastig om hulp te faseren. Het is immers niet mogelijk om precies te zeggen wat directe noodhulp is, wat de eerste fase van de wederopbouw is en wat onder de ontwikkeling op de lange termijn valt. Er zit wel een zekere logica in de fasering maar de manier waarop nu al wordt gewerkt met locale organisaties, is beslissend voor de periode daarna. De heer Van der Staaij, mevrouw Ferrier en anderen hebben daarover opmerkingen gemaakt. Ik ben het met de heren Nicolaï, Waalkens en anderen eens dat je daarmee niet lang kunt wachten. In feite wordt een en ander al bij de gedachtevorming betrokken. Afgelopen maandag hebben wij daarover met de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking en met mevrouw Ashton gesproken.

Natuurlijk gaat het om de noodhulp, maar de Europese Commissie heeft direct financiële middelen ter beschikking gesteld voor de eerste wederopbouw en de lange termijn. Die gelden zijn door de Europese Commissie al geoormerkt. We weten dat het geld voor de beginfase beschikbaar is en dat men dus kan beginnen.

De wederopbouw zal het risico op hulpafhankelijkheid met zich brengen. De heer Nicolaï sprak daarover. Er zal heel veel geld nodig zijn. Niemand spreekt dat tegen, want er is heel veel kapot gegaan. Het is belangrijk, ervoor te zorgen dat je direct werkt met de lokale organisaties in Haïti, alsmede met de regering van dat land. Die regering is een deel van de oplossing en moet dat ook zijn. Het is een legitieme regering, maar iedereen die Haïti een beetje kent, weet dat er in het bestuur nogal wat problemen waren. Mevrouw Ferrier sprak over de positie van de speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties. Die is essentieel, want die vertegenwoordiger kan dat leiderschap tonen en de relatie leggen tussen hulp, de wederopbouw en de administratie en de politiek. Aangezien het hoofd van de missie is omgekomen, is er een opvolger uit Guatemala gekozen die veel ervaring heeft opgedaan. Ik vind het belangrijk dat het een politiek sterk figuur is die op basis van die relatie met Haïti kan werken. Ik meen dat velen die mening delen. Het gaat niet om het herkoloniseren van Haïti. Er wordt wel eens gezegd dat van Haïti een protectoraat moet worden gemaakt. Volgens mij is die tijd echt voorbij als het gaat om opbouw en ontwikkelingssamenwerking. Als er ergens veel geld in omgaat, is het risico op corruptie altijd groot. Daardoor ontstaat er een bepaalde machtsstructuur die deels verantwoordelijk is voor de armoede in dat land. Dat is het kwetsbare punt en de kern van het probleem. Maatschappelijke organisaties kunnen op dat punt een grote rol spelen.

Ik ben het met de heer Van der Staaij eens dat een groot aantal organisaties met een christelijke achtergrond heel belangrijk is. Dat geldt overigens ook voor organisaties met een andere achtergrond. Zij hebben veel ervaring opgedaan. Daarvan zullen wij gebruikmaken.

Wij hebben tegen de SHO gezegd dat organisaties ook een zogenaamd gastlidmaatschap kunnen hebben. Dat is dus mogelijk. Volgens mij geldt dit nog drie weken. Daarvoor moeten organisaties aan bepaalde eisen voldoen. Het voordeel daarvan voor de Nederlandse regering is dat er wordt gewerkt met organisaties die samenwerken. Bovendien weet zij zeker dat het organisaties zijn die kwalitatief hoogwaardige hulp leveren. Zij doen dat op een financieel aanvaardbare manier. Dat geldt zeker ook voor een aantal organisaties waarop de commissie doelt. Dat kan dus ook gastlidmaat zijn van de SHO. Dat is de formule waarvoor is gekozen. Ik weet dat een aantal van de genoemde organisaties daarmee bezig is. Ik denk dat dit verreweg de meest effectieve manier is, omdat er dan wordt gewerkt met het maatschappelijk middenveld. Mevrouw Ferrier sprak daarover. In de SHO zitten overigens ook UNICEF en het Rode Kruis. Die organisaties zijn dus ook direct betrokken bij de eerste fase van de wederopbouw. Het idee van verdubbeling heeft twee redenen. De eerste reden is dat het een indicatie geeft aan de Nederlandse regering van wat de Nederlandse bevolking wil. Het is immers niet haar geld, maar dat van de Nederlandse bevolking. De tweede reden is dat het organisaties betreft die betrouwbaar zijn. Daarbij komt dat ik samen met de SHO vandaag contact heb gezocht met de Rekenkamer. Wij hebben immers eerder over de tsunami gesproken. Naar mijn oordeel zijn veel zaken toen goed verlopen, maar er zijn ook zaken die niet goed zijn gegaan. Het doel van het gesprek met de Rekenkamer is dat de Nederlandse overheid, de SHO en de Rekenkamer er vanaf het begin voor zorgen dat er nauwkeurig wordt nagegaan op welke wijze die gelden worden besteed, ook in het vervolgtraject. Ik denk dat dit ook een geruststelling is voor mensen die zeggen dat er misschien iets aan de strijkstok blijft hangen. Wij moeten overigens oppassen met het verspreiden van die verhalen. Helaas is er twee jaar geleden een orkaan geweest in Haïti. Ook toen is er geld ingezameld om de mensen te helpen. Wij hebben buitengewoon positieve rapporten over de besteding van die gelden en de controle daarop. Het lijkt mij belangrijk om dat te zeggen, opdat mensen zich dat goed realiseren.

Mevrouw Ferrier sprak over de Haïtiaanse lokale structuren. Die zijn tijdens deze ramp zwaar getroffen. Het probleem is dat je niet meer automatisch een partner hebt. We weten niet eens meer precies wie die partners zijn. In sommige gevallen is er sprake van directe contacten tussen Nederland en Haïti. Zodra de eerste reddingsfase voorbij is, kan er een start worden gemaakt met het organiseren van de werkzaamheden ten behoeve van de wederopbouw. Zaterdag, toen wij die herdenkingsbijeenkomst hadden met de Haïtiaanse gemeenschap in Nederland, heb ik gevraagd of er een coördinator is met wie wij in gesprek kunnen blijven over het leveren van een bijdrage. Het is een kleine gemeenschap van ongeveer 700 mensen. Ook wat dat betreft moet er een afweging worden gemaakt, want het is belangrijk om te beantwoorden aan de vraag en niet aanbodgestuurd te werk te gaan. Naarmate je meer in de richting van de wederopbouw gaat, zijn er meer mogelijkheden. Eergisteren waren de minister van Buitenlandse Zaken en ik bij de ambassadeursconferentie. Toen heb ik ook met de heer Wientjes gesproken over wat de rol van het bedrijfsleven zou kunnen zijn. Al die zaken worden geïnventariseerd. Ik kan daarover nu geen uitlatingen doen, want ik beschik niet over de juiste gegevens.

Mevrouw Ferrier vroeg naar de veiligheidscode van de Verenigde Naties. Laatstgenoemde kennen een civiel deel en een militair deel. Die vredestroepen waren daar al. De veiligheidscode geldt niet voor de blauwhelmen. Zij werken dus ook ’s nachts en kunnen de bevolking dan eveneens beschermen. Daar ligt immers het grootste probleem. Ook de militairen van de Verenigde Staten vallen niet onder die veiligheidscode. Het is immers een code van de Verenigde Naties. Die is echt bedoeld voor de civiele hulpverleners. Het is namelijk niet verantwoord om die ’s nachts te laten werken. Dat zou echt averechtse effecten hebben. Vandaar dat er voor deze formule gekozen is.

Ik kom op de vragen van de heer Voordewind en die van de heer Waalkens over de Europese Unie. Naar mijn idee was het een groot voordeel dat wij daar bij elkaar zijn gekomen. Het gevolg daarvan is dat er slechts één persoon naar Haïti gaat. Daardoor zal daar geen politiek toerisme ontstaan. Er zijn overigens ook mensen geweest van wie ik denk dat het goed is dat zij daar zijn geweest. Ik doel onder anderen op Ban Ki-moon. Gezien de enorme inspanningen van de Amerikaanse regering, kan ik mij voorstellen dat men daar heen gaat, maar het is natuurlijk wel goed dat er nu één commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking namens Europa naar Haïti gaat. Het is ook belangrijk om te laten zien wat de EU als geheel kan doen. Het gaat om formele en informele coördinatie. Vergeet niet dat coördinatie niet alleen een formeel proces is. Het is ook een kwestie van heel veel met elkaar telefoneren om na te gaan wat benodigd is en, ervoor te zorgen dat OCHA de leidende rol vervult.

Bij mijn weten heeft Haïti bij Nederland een schuld van minder dan 1 mln. dollar. Dat bedrag is in het kader van de Club van Parijs volledig kwijtgescholden. De belangrijkste schuldeisers zijn Taiwan en Venezuela. Ik hoop dan ook dat die landen bereid zullen zijn om die schulden kwijt te schelden. Inmiddels heeft de Club van Parijs dat aan die landen gevraagd. Kwijtschelding van de schulden is uiteraard heel belangrijk voor de wederopbouw en voor de mogelijkheden in de toekomst om economisch mee te draaien. Aangezien het echter niet zal gaan om het terugbetalen van bedragen, zal dit niet leiden tot een extra investering in Haïti. De Franse regering heeft met fors publicitair onthaal gezegd dat ook zij een groot voorstander is van het verlichten van de schulden. Van de 54 mln. aan schulden, wordt 4 mln. kwijtgescholden.

Zoals de heer Van der Staaij zei, is Haïti een heel religieus land. Dat is onder andere te zien aan de manier waarop de mensen omgaan met het leed daar. Zij zijn verwonderd over het feit dat deze ramp hun land treft. Het is overigens gecompliceerd, want een deel van de bevolking is christelijk en een deel is voodoo. Toch zegt iedereen dat iedereen eigenlijk het voodoo-geloof aanhangt. Ik heb geprobeerd om daarvan iets te begrijpen. Het is misschien vreemd om dit te zeggen, maar daarover wordt een heel mooie tentoonstelling gehouden in het Nederlands Instituut voor Zuidelijk Afrika. Dat geloof speelt een grote rol bij de manier waarop mensen met de gevolgen van deze ramp omgaan. Dat is hun manier van zingeving, zolang er geen hulp komt. Dat is een belangrijk punt. In politieke zin kunnen wij daar niets mee, maar dat hoeft ook niet. De heer Van der Staaij heeft terecht opgemerkt dat dit aan de orde is.

De heer Van Bommel vroeg naar de relatie tussen de Verenigde Staten en de Verenigde Naties. Wij zijn er voorstander van dat de VN een centrale rol spelen. Ook de Amerikanen, de Amerikaanse regering en Ban Ki-moon zijn daarvan voorstander.

Mevrouw Peters heeft daarover ook een aantal vragen gesteld. In het kader van het United Nations Development Programme (UNDP) is men al bezig met het nadenken over de wederopbouw. Ik vind dat ook de Nederlandse regering en de mensen waarmee zij werkt, dienen na te gaan op welke wijze daaraan vorm wordt gegeven. Daarover wordt al wat denkwerk verricht. Ik wijs er overigens wel op dat Haïti geen partnerland is van Nederland. Wij zijn ook niet van plan om nieuwe partnerlanden te «nemen». Dat neemt niet weg dat wij in deze exceptionele situatie ook wat aan wederopbouw zullen doen. Graag doen wij dat gecoördineerd met spelers als de Europese Unie, de Verenigde Naties en natuurlijk ook met de organisaties van het maatschappelijk middenveld die ervoor zorgen dat deze actie eveneens ten goede komt van de eerste fases van de wederopbouw.

De voorzitter: Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Gezien de tijd stel ik voor dat de leden slechts enkele korte zinnen uitspreken.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Ik ben blij dat de regering het CDA-standpunt onderschrijft dat de VN een centrale rol moeten spelen. Het is dan niet alleen belangrijk dat er een sterke special representative komt, maar ook dat die er snel komt. Ik verzoek de bewindspersonen dan ook om wat dat betreft druk uit te oefenen.

Minister Koenders: Om verdere vragen daarover te voorkomen merk ik op dat die special representative inmiddels in Port au Prince aanwezig is.

Mevrouw Ferrier (CDA): Dank u, fijn. In het kader van de betrokkenheid van de Haïtiaanse overheid en, naar ik begrijp, die van de civil society, zijn ook de ACP-landen van belang. Ook die landen zijn daarbij betrokken. Ik verzoek de bewindslieden om daarover iets te zeggen.

De Rekenkamer van de EU twijfelt er nog wel aan of het geld echt bij de betrokkenen terecht komt. Kan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking daarover iets zeggen?

Ik begrijp dat de EU-gendarmerie genisten heeft, maar de Battlegroups of the European Union zijn gespecialiseerd in logistiek, transport, evacuatie en humanitaire ondersteuning. Als dit voorstel past bij het verzoek van de Verenigde Naties, vraag ik mij af of de minister dat nog aan de orde gaat stellen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik denk dat wij inderdaad buiten de gebaande paden om moeten kijken. Dat doen de ministers ook. Wij hebben het nu helemaal niet meer over die landenlijst. Er wordt nagegaan wat nu en op de langere termijn nodig is. Dat juich ik toe. Ik raad minister Koenders aan om dat ook te doen als het gaat om de eerste fase van het bieden van noodhulp. Ik verzoek hem om voor de Nederlandse hulporganisaties die geen lid zijn van de SHO – ik begrijp dat ZOA Vluchtelingenzorg en Woord en Daad Armoedebestrijding om technische redenen ook geen gastlid zijn – ook los van de gebaande paden na te gaan wat er op dat gebied mogelijk is. Het gaat te ver om nu op de technische redenen in te gaan.

In relatie tot de wederopbouw heb ik water genoemd. Ik begrijp dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking in aanloop naar de conferentie zijn gedachten laat gaan over de eerste fase van de wederopbouw. De minister van Buitenlandse Zaken zei dat genisten en logistiek belangrijk zijn. Ik neem aan dat straks ook het belang wordt gezien van waterzuivering. Misschien kan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op dat terrein samen met de experts ter plaatse een rol spelen. Wellicht kan ook prins Willem-Alexander op dat terrein iets betekenen. Hij is immers gespecialiseerd in watermanagement.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun houding ten opzichte van deze vreselijke ramp.

De minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd dat de marine snel ter plaatse was en dat er ook spoedig consulaire bijstand is verleend. Het verlenen van die bijstand is naar mijn idee noodzakelijk en dient heel zorgvuldig te gebeuren.

De lessen die wij hebben geleerd van de situatie die ontstond als gevolg van de tsunami, zouden voor de internationale gemeenschap leidend moeten zijn bij het maken en het nakomen van afspraken.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Als de schandpaalmethode werkt, moet je die in sommige gevallen toepassen. Ik ben dan ook blij dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking duidelijk heeft gemeld dat Frankrijk nog 50 mln. van Haïti eist. Zijn er andere lidstaten van de Europese Unie die van mening zijn dat openstaande schulden bilateraal moeten worden terugbetaald? Zo ja, kan de minister die lidstaten bij naam noemen? Als de minister nu niet weet welke dat zijn, verzoek ik hem de Kamer daarover schriftelijk te informeren. Wij kunnen dan nagaan of het mogelijk is om daaraan bekendheid te geven.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor hun reactie. Ik ben het eens met dat wat zij naar voren hebben gebracht.

Minister Koenders verwees ten aanzien van de organisaties Woord en Daad Armoedebestrijding en ZOA Vluchtelingenzorg naar de gastlidmaatschapstatus. Ik heb begrepen dat het probleem daarvan is dat de verdeelsleutel is gebaseerd op uitgaven die in het verleden aan noodhulp zijn gedaan. Voor die organisaties pakt dat dus heel onaantrekkelijk uit. Het is een fondsenwervingsinstrument, dus het is logisch dat organisaties daarvoor niet voelen, omdat dit hen zo weinig oplevert. Daarvan kan echter wel de vreemde prikkel uitgaan dat de uitgaven voor echte noodhulp sterk naar voren worden gehaald, terwijl juist organisaties die al vele jaren betrokken zijn en die meer aan de opbouw voor de langere termijn doen, die financiële prikkel niet krijgen. Ik vind dat een raar effect. Vanuit dat perspectief verzoek ik minister Koenders nogmaals om daarnaar te kijken en daarop te reageren.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. De gelden voor noodhulp aan Haïti stromen snel toe en worden snel gecommitteerd. Het is theoretisch mogelijk dat daarvan geld over blijft. Als dat het geval is, kan dat geld dan worden ingezet voor de eerste fase van de wederopbouw en voor de vervolgfase?

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de commissieleden voor hun vragen en opmerkingen in tweede termijn.

Tegen mevrouw Ferrier zeg ik dat de gendarmerie juist geen genisten bevat.

Vorige week zondag hadden wij een teleconferentie met de Britse, de Franse, de Duitse, de Italiaanse en de Poolse collega’s, alsmede met mevrouw Ashton. Wij hebben toen het punt van de Battlegroup of the European Union ingebracht met als doel, na te gaan of er mogelijkheden zijn. Ik heb mevrouw Ferrier echter al gewezen op het verzoek en de tekortkomingen. Ik zeg nogmaals dat wij serieus nagaan welke bijdrage de lidstaten van de Europese Unie kunnen leveren op grond van het verzoek van de Verenigde Naties.

De heer Van Bommel sprak over het toepassen van de schandpaalmethode. Ik ben blij dat de schandpaalmethode van minister Koenders effectief was en dat de heer Van Bommel in tweede termijn niet denigrerend en afkeurend heeft gesproken over het optreden van de Amerikanen.

Minister Koenders: Voorzitter. Ik ben het met mevrouw Ferrier eens dat de Verenigde Naties een centrale rol moeten spelen. Special representative de heer Mulet is inmiddels in Port au Prince aangekomen. Het gaat er vooral om hoe hij het gaat doen. Dat moet inderdaad heel goed in de gaten worden gehouden. Dat is niet alleen van belang omdat de Verenigde Naties een centrale rol moeten spelen, maar ook vanwege de risico’s, de politieke context et cetera. Dat is lastig. We zullen daar goed naar moeten kijken, want de Verenigde Naties doen dit niet automatisch overal goed. Niemand is in een dergelijk spel heilig, maar het is logisch dat de Verenigde Naties daar centraal staan.

De ACP-landen zijn hierbij uiteraard betrokken via de instellingen van de Europese Unie en de ontwikkelingssamenwerking die via de Europese Unie wordt gegeven. Mevrouw Ashton en de Europese Unie voeren intensief overleg met landen in de regio, opdat ook zij een belangrijke rol kunnen spelen. Dat is ook de essentie van die bijeenkomst in Montréal. Ik spreek nu ook over de grotere landen. Onder andere Brazilië en Santo Domingo zijn solidair met Haïti. Santo Domingo is ook geen rijk land, maar het is veel rijker dan Haïti. De bijeenkomst in Montréal zal dus betrekking hebben op dit soort zaken. De Verenigde Staten, Latijns-Amerika en Europa zijn daarbij betrokken. Het is goed dat wij daar zelf niet allemaal zitten. Het zal overigens een andere conferentie worden dan wij aanvankelijk dachten. In eerste instantie was namelijk het idee om een grote donorconferentie te houden over de wederopbouw, maar daarvoor is het nog te vroeg. Het is niet te vroeg om daarover na te denken, maar wel om daarvoor zonder planmatige aanpak financiële middelen beschikbaar te stellen.

Ik zit een beetje met de vraag over de SHO. Het gaat primair om een actie met organisaties die een track record hebben op het terrein van noodhulp. Er zijn inderdaad ook particuliere initiatieven, maar de overheid hoeft die niet te steunen. Onze methode is dat tegen iedereen wordt gezegd dat het mogelijk is om een gastlidmaatschap aan te vragen. Een organisatie als ZOA Vluchtelingenzorg doet heel veel aan noodhulp en zou er volgens mij heel goed uit komen. Ik ga niet eindeloos spreken en nadenken over de verdeling van gelden tussen allerlei organisaties. Ik heb eerder gezegd dat wij werken met mensen die zichzelf organiseren en dat zij moeten proberen om er uit te komen. Dat is de manier waarop ik hiermee omga en de actie is als zodanig bedoeld. Dat neemt niet weg dat ik sympathie heb voor alle organisaties. Alle andere initiatieven zijn ook fantastisch en zij hebben geen andere incentive. Er zijn ook mensen die Artsen Zonder Grenzen gaan steunen. Zij zitten niet in de SHO en moeten ook gewoon actie ondernemen. Voor de regering is het echt ondoenlijk om los van de SHO en het verdubbelen van het bedrag dat vanavond wordt «binnengehaald» iets te doen. Zij is ook niet van plan om meer te doen. Dit is haar geste. Zij weet ook dat het goed gecontroleerde organisaties zijn. Het is voor iedereen mogelijk om zich daarbij de komende drie weken aan te sluiten. Als zich tussen de organisaties problemen voordoen, moeten zij die vooral zelf oplossen.

Voor de wederopbouw geldt nagenoeg hetzelfde. Tegen de heer Voordewind zeg ik eerlijk dat ik van Haïti geen partnerland zal maken. Hij kijkt nu een beetje onschuldig, maar hij wekte de indruk dat hij dat geen gek idee zou vinden. Mocht dat niet de bedoeling zijn geweest, dan neem ik die woorden onmiddellijk terug. Dan zijn wij het met elkaar eens. Dat neemt niet weg dat wij spreken over een wederopbouwfase en dat Nederland zich daarvoor zal inzetten. Daarover heb ik ook met de heer Wientjes gesproken. Dat moet echter wel op de meest effectieve manier gebeuren, bijvoorbeeld via de gecoördineerde organisaties die ik zojuist noemde.

Het leren van lessen is een voortdurend proces. Voortdurend moet je nagaan hoe je in een nieuwe situatie op een goede manier noodhulp kunt bieden. Als leerschool staat de tsunami bovenaan. Vandaar dat ik contact heb gezocht met de Rekenkamer. Dat heeft de SHO overigens ook zelf gedaan. Het is namelijk de bedoeling om op een voor de mensen zichtbare manier hulp te bieden. Een zekere mate van objectiveerbaarheid is belangrijk. Ik hoor namelijk ook de «broodje aap»-verhalen: het is natuurlijk altijd goed om op een feestje te zeggen dat er geld aan de strijkstok blijft hangen. Wij willen dat dit wordt geobjectiveerd, want wij zien dat het geld voor noodhulp heel goed wordt besteed. Dat neemt niet weg dat er altijd een risico is. Anders hoef je het niet te doen. Toch weten wij dat risico naar mijn idee altijd goed te beperken en ik vind het goed dat de Rekenkamer er deze keer bij betrokken is. Ik vind het een positieve geste van de Rekenkamer. Het kan heel effectief zijn om het traject vanaf het begin te volgen.

Met betrekking tot de schuldpositie noemde ik Venezuela, Kuwait en Frankrijk. Laatstgenoemd land is verreweg het grootst. Sinds 1809 was dat de koloniale macht en daarmee de oudste. Ik beschik niet over de exacte informatie. Mochten het substantiële bedragen zijn, dan zal ik de Kamer daarover inlichten. Indien het heel kleine bedragen zijn, dan is dat misschien niet nodig.

De voorzitter: Wij zijn gekomen aan het eind van dit algemeen overleg over Haïti. Ik dank de beide bewindslieden en het publiek en sluit dit algemeen overleg.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks) en Schippers (VVD).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vermeij (PvdA), Omtzigt (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jasper van Dijk (SP), Van Miltenburg (VVD), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Boelhouwer (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD), Halsema (GroenLinks) en Griffith (VVD).

Naar boven