Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 november 2011
De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) heeft op mijn verzoek een evaluatie uitgevoerd van de noodhulp
die deelnemende organisaties van de Stichting Samenwerkende Hulporganisaties (SHO) in 2010 in Haïti hebben verleend aan de
slachtoffers van de aardbevingsramp1. Een belangrijk deel van deze noodhulp (EUR 12 miljoen) werd gefinancierd met fondsen uit het humanitaire hulpbudget van
het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De evaluatoren stellen vast dat de humanitaire hulpverlening en vroege wederopbouw hebben plaatsgevonden in een complexe context
van grote armoede, presidentsverkiezingen, toenemende onveiligheid, zwakke lokale overheidsstructuren en een grotendeels verwoeste
infrastructuur. De bevindingen van IOB ten aanzien van de wijze waarop de SHO-organisaties hun hulp aan de slachtoffers van de aardbeving hebben uitgevoerd en resultaten hebben geboekt zijn grotendeels positief.
Zo concludeert IOB dat de hulpverlening aansloot bij de onmiddellijke behoeften van de getroffen bevolking. De verleende hulp
hield voldoende rekening met de lokale omstandigheden. De SHO-organisaties en hun partners hebben voldoende capaciteit ingezet.
Waar mogelijk hielden de SHO-organisaties bij de uitvoering van de noodhulpactiviteiten rekening met kansen voor vroege wederopbouw
en herstel en zetten deze in de loop van 2010 in gang.
Naarmate de algehele coördinatie van de humanitaire hulpverlening onder leiding van de VN beter op gang kwam, konden ook de
SHO-organisaties hun activiteiten beter (laten) coördineren.
Daarnaast constateert IOB dat de door de SHO-organisaties verleende humanitaire hulp in overeenstemming was met de internationale
humanitaire principes van menselijkheid, onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid. Ook hebben de SHO-organisaties
getracht, zoveel als lokale omstandigheden toelieten, te voldoen aan de internationale kwaliteitsstandaarden voor humanitaire
hulp.
Ik heb kennis genomen van de aanbevelingen die IOB doet aan SHO betreffende een aantal organisatorisch-technische aspecten
en verdere verbetering in de rapportagesystematiek. Het gaat daarbij om (i) Verduidelijking van de toegevoegde waarde van
elke schakel (organisatie) in de keten van uitvoerende organisaties, (ii) Verdeling van de opbrengsten van SHO-acties die,
vergeleken met het huidige systeem van een jaarlijks vastgestelde financiële verdeelsleutel, meer rekening houdt met de capaciteit
van de individuele SHO-deelnemers en hun partners om in het betreffende rampgebied hulp te bieden, en (iii) Verheldering van
rapportages op de onderdelen programmakosten, apparaatskosten, het leggen van een duidelijkere relatie tussen doelstellingen
en resultaten, en toerekening van resultaten in gevallen waar de activiteiten van de SHO-deelnemer(s) deel uitmaken van grotere
door meerdere donoren ondersteunde programma’s of projecten. Deze aanbevelingen zullen worden geagendeerd voor het reguliere
ambtelijke beleidsoverleg met de SHO.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
H. P. M. Knapen