32 292
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van richtlijn nr. 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PbEU L 247) (Wet implementatie richtlijn deelnemingen in de financiële sector)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is dat richtlijn nr. 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PbEU L 247) in de Nederlandse wetgeving wordt omgezet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 1:47a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:47b

De Nederlandsche Bank stelt de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid advies uit te brengen alvorens zij een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95 verleent, indien de aanvrager:

a. een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming is waaraan door de Autoriteit Financiële Markten een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:65, tweede lid, onderscheidenlijk artikel 2:96;

b. de moedermaatschappij is van een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming als bedoeld onder a;

c. een persoon is die zeggenschap heeft over een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming als bedoeld onder a.

B

Artikel 1:62 komt te luiden:

Artikel 1:62

De Nederlandsche Bank stelt de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat in de gelegenheid advies uit te brengen alvorens zij een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95 verleent, indien de aanvrager:

a. een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, herverzekeraar, kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar is waaraan in een andere lidstaat een vergunning is verleend;

b. de moedermaatschappij is van een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, herverzekeraar, kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld onder a; of

c. een persoon is die anderszins zeggenschap heeft over een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, herverzekeraar, kredietinstelling, levensverzekeraar of schadeverzekeraar als bedoeld onder a.

C

Artikel 1:70 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «bank» telkens vervangen door: kredietinstelling.

2. Onderdeel b vervalt en onderdeel c wordt geletterd b.

D

Na artikel 1:93b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1:93c

1. De Nederlandsche Bank verstrekt eigener beweging aan Onze Minister relevante informatie met betrekking tot een aanvraag of tot een voornemen tot verlening of intrekking van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, indien de desbetreffende deelneming belangrijke gevolgen heeft of kan hebben voor de inrichting of goede werking van het financiële stelsel.

2. Artikel 1:42, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid bedoelde informatie.

E

Artikel 1:105, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 5:32d;

F

Artikel 1:106 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt onderdeel c, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt;

2. In het derde lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «bank» telkens vervangen door: kredietinstelling.

G

Na artikel 1:106 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 1.6.1A VERKLARINGEN VAN GEEN BEZWAAR ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3:95 EN 3:96

Artikel 1:106a

Het bij of krachtens de artikelen 1:102, eerste en tweede lid, 1:104 en 1:106 met betrekking tot een vergunning bepaalde is van overeenkomstige toepassing op een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in de artikelen 3:95 en 3:96.

Artikel 1:106b

1. De Nederlandsche Bank zendt binnen twee werkdagen na ontvangst van de aanvraag van een verklaring van geen bezwaar en van alle gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 3:95, tweede lid, en artikel 3:96, tweede lid, een schriftelijke ontvangstbevestiging aan de aanvrager.

2. De Nederlandsche Bank beslist op de aanvraag binnen zestig werkdagen na de ontvangstbevestiging als bedoeld in het eerste lid, onverminderd artikel 1:106c. De Nederlandsche Bank informeert de aanvrager over de datum waarop zij uiterlijk beslist.

3. Indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 1:62 voor een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, vermeldt de Nederlandsche Bank in haar besluit het advies van de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat.

Artikel 1:106c

1. De Nederlandsche Bank kan de aanvrager binnen vijftig werkdagen na de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 1:106b, eerste lid, schriftelijk om aanvullende informatie verzoeken indien dit voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is. Het verzoek vermeldt welke aanvullende informatie dient te worden verstrekt.

2. De Nederlandsche Bank zendt binnen twee werkdagen na ontvangst van de aanvullende informatie als bedoeld in het eerste lid een schriftelijke ontvangstbevestiging aan de aanvrager.

3. Indien de Nederlandsche Bank heeft verzocht om aanvullende informatie als bedoeld in het eerste lid kan zij de beslistermijn, bedoeld in artikel 1:106b, tweede lid, eenmalig met ten hoogste twintig werkdagen opschorten.

4. In afwijking van het derde lid kan de Nederlandsche Bank de beslistermijn met ten hoogste dertig werkdagen opschorten indien:

a. de aanvrager zijn zetel heeft of onder toezicht staat in een staat die geen lidstaat is; of

b. de aanvrager geen beleggingsonderneming, herverzekeraar, beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, kredietinstelling, levensverzekeraar, schadeverzekeraar of entiteit voor risico-acceptatie met zetel in Nederland of een andere lidstaat is.

5. Indien de Nederlandsche Bank heeft verzocht om aanvullende informatie als bedoeld in het eerste lid, informeert zij de aanvrager over de datum waarop zij uiterlijk beslist.

Artikel 1:106d

Indien de Nederlandsche Bank de aanvraag niet binnen de beslistermijn, bedoeld in artikel 1:106b of 1:106c, heeft afgewezen, wordt de verklaring van geen bezwaar geacht te zijn verleend. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1:106e

De Nederlandsche Bank kan een termijn stellen waarbinnen de verwerving of vergroting van de gekwalificeerde deelneming, bedoeld in artikel 3:95, of de handeling, bedoeld in artikel 3:96, dient te zijn voltooid. Deze termijn kan door de Nederlandsche Bank worden verlengd.

H

In artikel 2:2 wordt de zinsnede «2:12, zesde lid» vervangen door: «2:12, vierde lid», wordt de zinsnede «2:26b, vijfde lid» vervangen door: «2:26b, vierde lid» en wordt de zinsnede: «2:31, vijfde lid» vervangen door: 2:31, vierde lid.

I

Het derde en het vierde lid van artikel 2:12 vervallen, onder vernummering van het vijfde en het zesde lid tot derde en vierde lid.

J

Het derde lid van artikel 2:26b vervalt, onder vernummering van het vierde en het vijfde lid tot het derde en het vierde lid.

K

Het derde lid van artikel 2:31 vervalt, onder vernummering van het vierde en het vijfde lid tot het derde en het vierde lid.

L

In artikel 3:29, eerste lid, wordt de zinsnede «2:12, vijfde lid» vervangen door: «2:12, derde lid», wordt de zinsnede «2:26b, vierde lid» vervangen door: «2:26b, derde lid» en wordt de zinsnede «2:31, vierde lid» vervangen door: 2:31, derde lid.

M

Artikel 3:95 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Het is verboden, anders dan na verkregen verklaring van geen bezwaar van de Nederlandsche Bank, een gekwalificeerde deelneming te houden, te verwerven of zodanig te vergroten dat een bovengrens als bedoeld in artikel 3:102, eerste lid, wordt bereikt of overschreden, dan wel enige zeggenschap verbonden aan een gekwalificeerde deelneming uit te oefenen in een:

a. kredietinstelling met zetel in Nederland;

b. beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland;

c. beleggingsonderneming met zetel in Nederland;

d. entiteit voor risico-acceptatie; of

e. verzekeraar met zetel in Nederland.

2. Het derde lid vervalt.

N

Artikel 3:96 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid vervalt de zinsnede: of, in de gevallen, bedoeld in artikel 3:97, eerste lid, van Onze Minister.

2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. een gekwalificeerde deelneming te verwerven of te vergroten in een kredietinstelling, beleggingsonderneming of verzekeraar met zetel in een staat die geen lidstaat is of in een financiële instelling waaraan geen verklaring van ondertoezichtstelling is verleend als bedoeld in artikel 3:110, indien het balanstotaal van die kredietinstelling, beleggingsonderneming, verzekeraar of financiële instelling ten tijde van de verwerving onderscheidenlijk de vergroting, meer bedraagt dan een procent van het geconsolideerde balanstotaal van de bank, bedoeld in de aanhef;

3. Het eerste lid, onderdeel c komt te luiden:

c. een gekwalificeerde deelneming in een onderneming, niet zijnde een financiële onderneming als bedoeld in onderdeel b, te verwerven of te vergroten, indien het bedrag dat wordt betaald voor die verwerving, onderscheidenlijk die vergroting, tezamen met de bedragen die voor eerdere verwerving en vergroting van een deelneming in die onderneming zijn betaald, meer bedraagt dan een procent van het geconsolideerde aanwezige eigen vermogen van de bank, bedoeld in de aanhef;

4. Het tweede lid komt te luiden:

2. De aanvrager van een verklaring van geen bezwaar dient de aanvraag in bij de Nederlandsche Bank onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.

O

Artikel 3:97 vervalt.

P

Het eerste lid van artikel 3:99 komt te luiden:

1. De betrouwbaarheid van de houder van een verklaring van geen bezwaar die op grond van zijn gekwalificeerde deelneming het beleid van de betrokken onderneming zal bepalen of mede bepalen of zal kunnen bepalen of mede bepalen staat buiten twijfel.

Q

Artikel 3:100 komt te luiden:

Artikel 3:100

1. De Nederlandsche Bank verleent een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, tenzij:

a. de betrouwbaarheid van de aanvrager van de verklaring van geen bezwaar of van de personen die op grond van de voorgenomen gekwalificeerde deelneming het beleid van de financiële onderneming zullen bepalen of mede bepalen of zullen kunnen bepalen of mede bepalen niet buiten twijfel staat;

b. de personen die op grond van de voorgenomen gekwalificeerde deelneming het dagelijks beleid van de financiële onderneming zullen bepalen terzake niet deskundig zijn;

c. de financiële soliditeit van de aanvrager, rekening houdend met de bedrijfsactiviteiten van de financiële onderneming, niet is gewaarborgd;

d. de financiële onderneming als gevolg van de gekwalificeerde deelneming niet zal kunnen blijven voldoen aan de prudentiële regels die ingevolge deze wet zijn gesteld;

e. er goede redenen zijn om te vermoeden dat in verband met de voorgenomen verwerving of vergroting geld wordt of werd witgewassen of terrorisme wordt of werd gefinancierd of dat gepoogd wordt of werd geld wit te wassen of terrorisme te financieren in de zin van de Wet voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme of dat de voorgenomen verwerving of vergroting het risico daarop zou kunnen vergroten; of

f. onvolledige of onjuiste informatie is verstrekt door de aanvrager.

2. Met betrekking tot de betrouwbaarheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zijn het tweede en derde lid van artikel 3:99 van overeenkomstige toepassing.

R

Artikel 3:103 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een ieder geeft de Nederlandsche Bank vooraf kennis van een wijziging van zijn gekwalificeerde deelneming in een financiële onderneming, niet zijnde een entiteit voor risico-acceptatie als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid:

a. waardoor de omvang van deze deelneming boven de 20, 33 of 50 procent stijgt of waardoor de financiële onderneming een dochtermaatschappij wordt; of

b. waardoor de omvang van deze deelneming onder de 10, 20, 33 of 50 procent daalt of waardoor de financiële onderneming ophoudt een dochtermaatschappij te zijn.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «20, 33, 50 of 95 procent stijgt, 100 procent wordt dan wel» vervangen door «20, 33 of 50 procent stijgt of» en wordt de zinsnede «10, 20, 33, 50, 95 of 100 procent daalt dan wel» vervangen door: 10, 20, 33 of 50 procent daalt of.

S

Het eerste lid van artikel 3:104 komt te luiden:

1. Onverminderd de artikelen 1:102, tweede lid, en 1:106a, kan de Nederlandsche Bank aan een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:95, eerste lid, of 3:96, eerste lid, beperkingen stellen dan wel voorschriften verbinden met het oog op de belangen die artikel 3:100, onderscheidenlijk 3:101 beoogt te beschermen.

T

Artikel 3:105 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het derde lid wordt de zinsnede «Onverminderd de artikelen 1:104 en 1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel c» vervangen door: Onverminderd de artikelen 1:104, 1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 1:106a.

2. In het derde lid vervalt «of» aan het slot van onderdeel a, wordt aan het slot van onderdeel b de punt vervangen door een puntkomma en «of» toegevoegd en wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. indien de aanvrager de verwerving of vergroting niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 1:106e, heeft voltooid.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. Onverminderd de artikelen 1:104, 1:105, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 1:106a, kan de Nederlandsche Bank aan een verklaring van geen bezwaar nadere beperkingen stellen dan wel daaraan nadere voorschriften verbinden of de verklaring van geen bezwaar intrekken indien zich met betrekking tot de handeling waarvoor de verklaring van geen bezwaar is verleend omstandigheden voordoen of feiten bekend worden die, indien zij zich ten tijde van de verlening van de verklaring van geen bezwaar zouden hebben voorgedaan of bekend zouden zijn geweest, aanleiding zouden hebben gegeven tot het stellen van deze beperkingen, het verbinden van deze voorschriften of het niet verlenen van de verklaring van geen bezwaar.

U

Artikel 3:108 komt te luiden:

Artikel 3:108

De artikelen 3:95 en 3:103 zijn niet van toepassing ten aanzien van gekwalificeerde deelnemingen die beleggingsondernemingen of kredietinstellingen houden als gevolg van het verlenen van een beleggingsdienst als bedoeld in onderdeel e en f van de definitie van het verlenen van een beleggingsdienst, indien de hieruit voortvloeiende stemrechten niet worden uitgeoefend of anderszins gebruikt worden om zeggenschap uit te oefenen in de uitgevende instelling en de betreffende gekwalificeerde deelneming binnen een jaar na verwerving wordt overgedragen.

V

In artikel 3:109 wordt de zinsnede «De artikelen 3:96, 3:97, eerste lid, aanhef en onderdelen c en d, tweede en derde lid, 3:99, 3:101, 3:102, eerste en derde lid, 3:104, eerste lid, 3:105, tweede, derde en vierde lid, aanhef, onderdelen a en c, en zesde lid,» vervangen door: De artikelen 3:96, 3:99, 3:101, 3:102, eerste en derde lid, 3:104, eerste lid, 3:105, tweede, derde, vierde lid en zesde lid.

W

In artikel 3:110, zesde lid, wordt de zinsnede «3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, tweede lid, eerste volzin, derde lid,» vervangen door: 3:95, eerste lid, aanhef en onderdeel a, tweede lid, eerste volzin, .

X

In artikel 3:111, tweede lid, wordt de zinsnede «2:12, eerste en derde lid» vervangen door: 2:12, eerste lid.

Y

In artikel 3:149 wordt de zinsnede «de artikelen 3:8. 3:9, 3:15, 3:17, 3:18, 3:70, 3:71, 3:95, 3:97, 3:99 en 1:79 tot en met 1:88» vervangen door: de artikelen 1:79 tot en met 1:88, 3:8, 3:9, 3:15, 3:17, 3:18, 3:70, 3:71, 3:95 en 3:99.

Z

In de bijlage bij artikel 1:79 vervalt de zinsnede: 3:108, eerste tot en met derde lid.

AA

In de bijlage bij artikel 1:80 vervalt de zinsnede: 3:108, eerste tot en met derde lid.

ARTIKEL II

Een mededeling die is afgegeven op grond van artikel 3:108, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht wordt vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aangemerkt als verklaring van geen bezwaar, verleend op grond van artikel 3:95, eerste lid, onderdeel a, van die wet.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet implementatie richtlijn deelnemingen in de financiële sector.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

Naar boven