32 291 Het geven aan gemeenten van de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening)

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 25 oktober 2011

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij ontvangen nog graag antwoord op enkele vragen. De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel van de regering dat gemeenten de verantwoordelijkheid geeft voor de schuldhulpverlening en hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen met betrekking tot de doorlooptijd. De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; zij hebben echter nog enkele vragen over met name de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. De leden van de fractie van GroenLinks hebben, mede namens de fractie van de SP, naar aanleiding van het voorstel nog enige vragen. De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel en hebben nog een vraag over preventief beleid.

Uitvoerbaarheid

Nu uit de toelichting op het wetsvoorstel een onderscheid blijkt tussen de preventief gerichte taken en de feitelijk uitvoerende schuldhulpverlening, vernemen de leden van de VVD-fractie graag aan wie de regering die feitelijke hulpverlening toedenkt, mede gelet op enerzijds het streven van de regering naar een zo klein mogelijke overheid en anderzijds de aanwezigheid van voldoende expertise in de samenleving die ingezet kan worden bij schuldhulpverlening. Is het derhalve niet wenselijk dat gemeenten zich bij de praktische schuldhulp beperken tot het voeren van de regie en niet zelf de uitvoering ter hand nemen? Wie heeft er belang bij een uitvoerende rol door gemeenten op dit gebied en waarom zouden gemeenten die rol vervullen, nu er in de maatschappij voldoende kennis en enthousiasme aanwezig is om dergelijke werkzaamheden te verrichten?

De leden van de D66-fractie juichen een integrale aanpak van gemeentelijke schuldhulpverlening toe. Deze integrale aanpak betekent echter een taakverzwaring voor de gemeenten, aangezien zij zich als gevolg van dit wetsvoorstel ook bezig gaan houden met de preventie en nazorg van de schuldenproblematiek. Deze leden zijn verbaasd dat het wetsvoorstel niet voorziet in een structurele financiële compensatie van gemeenten. In 2009, 2010 en 2011 hebben gemeenten extra financiële middelen ontvangen voor schuldhulpverlening, die voornamelijk waren bedoeld om de tijdelijke extra kosten als gevolg van de crisis mee te dekken. Naar de mening van deze leden zal de komende jaren als gevolg van de voortdurende economische crisis de vraag naar schuldhulpverlening alleen maar stijgen. Zij twijfelen hierdoor aan de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel, aangezien gemeenten financieel niet gecompenseerd worden voor enerzijds de taakverzwaring die dit wetsvoorstel met zich meebrengt en anderzijds de stijgende vraag naar schuldhulpverlening. Tevens is in het regeerakkoord opgenomen dat er in 2012 20 miljoen bezuinigd moet worden op schuldhulpverlening. In hoeverre is dit van invloed op het onderhavig wetsvoorstel? Inverdieneffecten zullen naar mening van deze leden vooral zichtbaar zijn bij derden en niet zozeer bij gemeenten. De leden van de fractie van D66 vragen de regering om een reactie op het bovenstaande.

Ook de leden van de fracties van GroenLinks en SP informeren of gemeenten in verband met de bezuinigingen, die de gemeenten ook flink raken, in staat zullen zijn de schuldhulp aan mensen die in de problemen zijn gekomen echt goed uit te voeren. Uit de gemeentelijke uitvoeringswereld blijkt dat als gevolg van de crisis het aantal aanvragen voor schuldhulp toeneemt en dat het per aanvraag ook gaat om problematischer schulden (het gaat hier bijvoorbeeld ook om de forse groep DSB Hypotheek gedupeerden die zich bij de gemeenten melden). Daarmee komt druk te staan op de vier weken termijn waarbinnen een traject moet worden opgestart. De leden van beide fracties krijgen graag een reactie hierop.

Beleidsinstrumenten en effectiviteit

De leden van de VVD-fractie willen weten waarop de mening van de regering is gebaseerd dat niet alleen het vertrouwen van schuldenaren, maar ook dat van schuldeisers in de gemeentelijke schuldhulpverlening in voldoende mate aanwezig is. Deze vraag is des te belangrijker nu het moratorium ter bescherming van de positie van de schuldenaar zo’n belangrijke plaats inneemt.

De leden van deze fractie vragen of de regering van mening is dat het college van B en W verantwoordelijkheid draagt voor het al dan niet aanvragen van de basisbankrekening en het moratorium, voor de kwalitatieve onderbouwing van die aanvragen, voor de werking en toepassing van deze instrumenten na toekenning, alsmede voor de eventueel nadelige gevolgen bij toepassing ervan voor derden? Als die verantwoordelijkheid aan het college van B en W wordt toegedacht, is het college daar dan ook aansprakelijk voor?

Ook willen de leden van deze fractie weten of de regering kan voorkómen dat de positie van de schuldeiser nadelig beïnvloed wordt door het gezamenlijk voorkomen van basisbankrekening en moratorium. Via de basisbankrekening kunnen immers door de schuldenaar (reguliere) betalingen blijven plaatsvinden, waardoor de financiële positie zodanig kan verslechteren dat de verhaalbaarheid van vorderingen van schuldeisers verslechtert. Dat knelt temeer nu door de werking van het moratorium mogelijke acties van schuldeisers (invordering, beslag) bevroren zijn. Ook zouden preferente schuldeisers benadeeld kunnen worden door de gezamenlijke toepassing van de instrumenten basisbankrekening en moratorium.

De leden van de PvdA-fractie hebben een tweetal vragen in relatie tot de doorlooptijden, aangezien de lengte ervan van cruciaal belang is voor het succes en falen van schuldhulpverleningstrajecten. Hoe denkt de regering haar systeemverantwoordelijkheid te kunnen waarmaken voor een participerend stelsel van schuldhulpverlening als er in de wet geen eisen worden gesteld aan de doorlooptijden? Is de regering bereid om in het kader van artikel 9 van het gewijzigd voorstel van wet (Informatievoorziening) één jaar na inwerkingtreding van deze wet de gemeenten te vragen de doorlooptijden bekend te maken ten einde te kunnen beoordelen of de schuldhulpverlening door gemeenten op een adequate en effectieve wijze wordt uitgevoerd?

De leden van de D66-fractie hebben een opmerking over de uitgebreide beschrijving van het plan, zoals opgenomen in artikel 2, vierde lid van het gewijzigd voorstel van wet. In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel is te lezen dat het gaat om het leggen van een bodem in de gemeentelijke schuldhulpverlening en nadrukkelijk niet om het produceren van gedetailleerde regelgeving. De leden van deze fractie vinden dit belangrijk, aangezien maatwerk bij schuldhulpverlening noodzakelijk is. Hoe verhoudt dit zich tot het gedetailleerde plan in bovenstaand artikel? Op welke wijze blijft de beleidsvrijheid van gemeente gewaarborgd? Graag vernemen de leden een reactie van de regering.

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat het wetsvoorstel sterk inzet op de curatieve kant. De leden van deze fractie willen graag weten wat het voorgenomen beleid is rond preventie, met andere woorden welke beleidsinstrumenten worden ingezet om te voorkomen dat mensen in een onwenselijke schuldsituatie geraken. Curatief beleid is zeker van belang, maar dat geldt temeer voor preventief beleid. In het verlengde daarvan vernemen de leden van deze fractie graag welke aandacht er op scholen aan dit onderwerp wordt besteed; dit om te voorkomen dat jongeren in onwenselijke schuldsituaties terecht komen.

De leden zien de beantwoording – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Sylvester

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), Terpstra (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), De Lange (OSF), Sent (PvdA), Postema (PvdA), Klever (PVV) (vice-voorzitter), Sörensen (PVV), Reynaers (PVV), Ester (CU), De Grave (VVD), Van Rey (VVD) en Beckers (VVD).

Naar boven